Richtlijn 1988/599 - Standaardprocedures voor de controle op de toepassing van Verordening (EEG) Nr. 3820/85 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer en Verordening (EEG) Nr. 3821/85 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31988L0599

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31988L0599

Richtlijn 88/599/EEG van de Raad van 23 november 1988 betreffende standaardprocedures voor de controle op de toepassing van Verordening (EEG) Nr. 3820/85 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer en Verordening (EEG) Nr. 3821/85 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer

Publicatieblad Nr. L 325 van 29/11/1988 blz. 0055 - 0057

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 5 Deel 4 blz. 0135

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 5 Deel 4 blz. 0135

*****

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 23 november 1988

betreffende standaardprocedures voor de controle op de toepassing van Verordening (EEG) nr. 3820/85 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer en Verordening (EEG) nr. 3821/85 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer

(88/599/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 75,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Gezien de resolutie van de Raad en van de Vertegenwoordigers van de Regeringen der Lid-Staten, in het kader van de Raad bijeen, van 20 december 1985 ter verbetering van de toepassing van de sociale verordeningen op het stuk van het wegvervoer (4),

Overwegende dat de Verordeningen (EEG) nr. 3820/85 (5) en (EEG) nr. 3821/85 (6) van belang zijn voor de totstandbrenging van een gemeenschappelijke markt voor vervoerdiensten over de weg, per spoor en over de binnenwateren;

Overwegende dat de juiste toepassing van de sociale verordeningen in het wegvervoer een uniforme en doeltreffende controle door de Lid-Staten vergt;

Overwegende dat het noodzakelijk is de minimumeisen te bepalen waaraan het toezicht op de naleving van de betreffende voorschriften moet voldoen, ten einde inbreuken te beperken en te voorkomen;

Overwegende dat de Portugese Republiek pas onlangs controleprocedures in het wegvervoer heeft ingevoerd en het dit land derhalve zou moeten worden toegestaan de datum waarop deze richtlijn dient te worden uitgevoerd uit te stellen;

Overwegende dat uitwisseling van gegevens over en wederzijdse bijstand bij de uitvoering van de verordeningen in de Lid-Staten noodzakelijk zijn voor een effectieve en efficiënte controle in de Gemeenschap;

Overwegende dat de uitwisseling van gegevens verplicht moet worden gesteld en op gezette tijden moet geschieden;

Overwegende dat de sociale verordeningen betreffende het wegvervoer op uniforme wijze moeten worden toegepast, om zowel concurrentievervalsing tussen vervoerondernemingen te voorkomen als om de verkeersveiligheid en de sociale vooruitgang te bevorderen,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Controle

Deze richtlijn heeft ten doel de minimumeisen vast te stellen voor de controle op de juiste en uniforme toepassing van de Verordeningen (EEG) nr. 3820/85 en (EEG) nr. 3821/85.

Artikel 2

Controlesysteem

  • 1. 
    De Lid-Staten organiseren een systeem van adequate regelmatige controles, zowel langs de weg als ter plaatse in de ondernemingen, waarbij elk jaar een breed representatief staal wordt bestreken van bestuurders, ondernemingen en voertuigen van alle binnen de werkingssfeer van de Verordeningen (EEG) nr. 3820/85 en (EEG) nr. 3821/85 vallende categorieën.
  • 2. 
    Elke Lid-Staat organiseert de controles zodanig dat:
  • daardoor elk jaar ten minste 1 % van de dagen wordt bestreken waarop de onder de Verordeningen (EEG) nr. 3820/85 en (EEG) nr. 3821/85 vallende voertuigbestuurders werkzaam zijn geweest;
  • niet minder dan 15 % van het totale aantal gecontroleerde gewerkte dagen langs de weg wordt gecontroleerd en niet minder dan 25 % ter plaatse in de ondernemingen.
  • 3. 
    Het aantal bestuurders dat langs de weg is gecontroleerd, het aantal controles dat ter plaatse in de ondernemingen is verricht, het aantal gewerkte dagen dat is gecontroleerd, en het aantal geconstateerde inbreuken worden onder meer vermeld in de informatie die aan de Commissie overeenkomstig artikel 16, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 3820/85 wordt verstrekt.

Artikel 3

Controles langs de weg

  • 1. 
    De controles langs de weg worden op verschillende plaatsen en op wisselende tijdstippen georganiseerd, waarbij een voldoende uitgebreid gedeelte van het wegennet wordt bestreken om vermijding van controlepunten moeilijk te maken.
  • 2. 
    De controles langs de weg hebben betrekking op de volgende punten:
  • de dagelijkse rijtijden, onderbrekingen en dagelijkse rusttijden en, ingeval van duidelijke aanwijzingen van onregelmatigheden, ook de registratiebladen voor de vorige dagen, die zich overeenkomstig artikel 15, lid 7, van Verordening (EEG) nr. 3821/85 in het voertuig bevinden;
  • in voorkomend geval de laatste wekelijkse rustperiode;
  • de correcte werking van het controleapparaat (vaststelling van eventueel misbruik van het apparaat en/of de registratiebladen) of in voorkomend geval de aanwezigheid van de documenten bedoeld in artikel 14, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 3820/85.
  • 3. 
    De controles langs de weg worden uitgevoerd zonder onderscheid te maken tussen bestuurders en voertuigen uit de Lid-Staat zelf of uit andere Lid-Staten.
  • 4. 
    Ten einde de taak van de met de controle belaste ambtenaren te verlichten worden zij voorzien van:
  • een lijst van de voornaamste te controleren punten;
  • een meertalige bundel waarin de met betrekking tot de vervoersverrichtingen courante uitdrukkingen zijn vervat. De Commissie zal de Lid-Staten een dergelijke bundel ter beschikking stellen.
  • 5. 
    Indien bij een langs de weg uitgevoerde controle van de bestuurder van een in een andere Lid-Staat ingeschreven voertuig feiten aan het licht komen die het vermoeden wettigen dat er inbreuken zijn gepleegd die wegens het ontbreken van de noodzakelijke gegevens niet tijdens de controle kunnen worden opgespoord, verlenen de bevoegde instanties van de betrokken Lid-Staten elkaar bijstand om de situatie op te helderen. In gevallen waarin de bevoegde Lid-Staat te dien einde controles ter plaatse in de betrokken onderneming uitvoert, wordt de andere betrokken Lid-Staat in kennis gesteld van de resultaten daarvan.

Artikel 4

Controles ter plaatse in de ondernemingen

  • 1. 
    Voor de controles ter plaatse in de ondernemingen bedoeld in artikel 2, lid 1, dient een planning te worden opgesteld met inachtneming van de opgedane ervaring met betrekking tot de onderscheiden takken van vervoer.

Er worden ook controles ter plaatse verricht in ondernemingen wanneer bij wegcontroles ernstige inbreuken op de Verordeningen (EEG) nr. 3820/85 en (EEG) nr. 3821/85 zijn geconstateerd.

  • 2. 
    Naast de bij controles langs de weg te verifiëren punten hebben de controles ter plaatse in de ondernemingen betrekking op:
  • de wekelijkse rusttijden en de rijtijden tussen deze rusttijden;
  • de tweewekelijkse beperking van de rijtijden;
  • de compensatie voor verkorting van dagelijkse of wekelijkse rusttijden;
  • het gebruik van de registratiebladen en/of de organisatie van de werktijden van de bestuurders.
  • 3. 
    Met het oog op de toepassing van dit artikel zijn de controles die de bevoegde autoriteiten ten eigen kantore verrichten op basis van te dien einde door de ondernemingen op verzoek van genoemde autoriteiten verstrekte documenten, gelijk te stellen met ter plaatse in de ondernemingen verrichte controles.

Artikel 5

Gecooerdineerde speerpuntacties

  • 1. 
    De Lid-Staten verrichten ten minste tweemaal per jaar speerpuntacties langs de weg ten aanzien van de bestuurders en de voertuigen die onder de werkingssfeer van de Verordeningen (EEG) nr. 3820/85 en (EEG) nr. 3821/85 vallen.
  • 2. 
    Deze acties moeten zoveel mogelijk tegelijkertijd worden uitgevoerd door de controle-instanties van twee of meer Lid-Staten die elk op hun eigen grondgebied optreden. Artikel 6

Uitwisseling van gegevens

  • 1. 
    De gegevens die bilateraal ter beschikking zijn gesteld overeenkomstig artikel 17, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 3820/85 en artikel 19, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 3821/85, worden om de twaalf maanden uitgewisseld, voor het eerst zes maanden na de datum van kennisgeving van deze richtlijn (1) en bovendien in individuele gevallen wanneer een Lid-Staat daarom uitdrukkelijk verzoekt.
  • 2. 
    Te dien einde maken de bevoegde instanties in elke Lid-Staat gebruik van een door de Commissie in overeenstemming met de Lid-Staten op te stellen standaardformulier.

Artikel 7

  • 1. 
    De Lid-Staten, met uitzondering van de Portugese Republiek, doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 1 januari 1989 aan deze richtlijn te voldoen.

De Portugese Republiek doet deze bepalingen uiterlijk op 1 januari 1990 in werking treden.

  • 2. 
    De Lid-Staten geven de Commissie kennis van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van deze richtlijn.

Artikel 8

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 23 november 1988.

Voor de Raad

De Voorzitter

Th. PANGALOS

  • (1) 
    PB nr. C 116 van 3. 5. 1988, blz. 17.
  • (2) 
    Advies uitgebracht op 17 november 1988 (nog niet verschenen in het Publikatieblad).
  • (3) 
    PB nr. C 208 van 8. 8. 1988, blz. 26.
  • (4) 
    PB nr. C 348 van 31. 12. 1985, blz. 1.
  • (5) 
    PB nr. L 370 van 31. 12. 1985, blz. 1.
  • (6) 
    PB nr. L 370 van 31. 12. 1985, blz. 8.
  • (1) 
    Van deze richtlijn is aan de Lid-Staten kennis gegeven op 24 november 1988.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.