Besluit 1988/231 - Tweede gemeenschappelijk actieprogramma voor gehandicapten (Helios)

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31988D0231

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31988D0231

88/231/EEG: Besluit van de Raad van 18 april 1988 tot vaststelling van een tweede communautair actieprogramma voor gehandicapten (Helios)

Publicatieblad Nr. L 104 van 23/04/1988 blz. 0038 - 0044

*****

BESLUIT VAN DE RAAD

van 18 april 1988

tot vaststelling van een tweede communautair actieprogramma voor gehandicapten (Helios)

(88/231/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 128 en 235,

Gelet op Besluit 63/266/EEG van de Raad van 2 april 1963 houdende vaststelling van de algemene beginselen voor de toepassing van een gemeenschappelijk beleid met betrekking tot de beroepsopleiding (1), inzonderheid het tiende beginsel,

Gezien de voorstellen van de Commissie (2),

Gezien het advies van het Europese Parlement (3),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (4),

Overwegende dat in het tiende beginsel in Besluit 63/266/EEG wordt gesteld dat speciale acties kunnen worden ondernomen met betrekking tot speciale vraagstukken betreffende bepaalde sectoren van het bedrijfsleven of bepaalde groepen van personen;

Overwegende dat gehandicapten specifieke behoeften hebben inzake beroepsopleiding en -revalidatie en economische integratie en dienovereenkomstig een bepaalde groep van personen vormen als het gaat om de toepassing van het genoemde beginsel;

Overwegende dat tot de doelstellingen van de Gemeenschap ook de versnelde verhoging van de levensstandaard behoort;

Overwegende dat het onderhavige programma is opgezet om een bijdrage te leveren tot deze doelstelling door de uitvoering van een aantal specifieke acties ter bevordering van de sociale integratie en het zelfstandig leven van gehandicapten;

Overwegende dat de resolutie van de Raad van 21 januari 1974 betreffende een sociaal actieprogramma (5) onder meer voorziet in de tenuitvoerlegging van een programma voor de beroeps- en maatschappelijke reïntegratie van gehandicapten;

Overwegende dat in de resolutie van de Raad van 27 juni 1974 houdende vaststelling van een eerste communautair actieprogramma voor de beroepsrevalidatie van gehandicapten (6) revalidatie wordt omschreven als het geheel van maatregelen die gericht zijn op het scheppen en handhaven van zo bevredigend mogelijke betrekkingen tussen een persoon en zijn omgeving na het optreden van een handicap of een letsel of een aandoening welke een handicap kunnen veroorzaken;

Overwegende dat het Europese Parlement in zijn resolutie van 11 maart 1981 (7) heeft gewezen op de noodzaak om op gemeenschapsniveau de economische en sociale reïntegratie en de beroepsreïntegratie van gehandicapten te bevorderen;

Overwegende dat in de resolutie van de Raad en van de Vertegenwoordigers van de Regeringen van de Lid-Staten, in het kader van de Raad bijeen, van 21 december 1981 betreffende de maatschappelijke integratie van gehandicapten (8) een eerste actieprogramma ter bevordering van deze integratie werd vastgesteld en dat dit programma dient te worden verlengd en uitgebreid;

Overwegende dat in Aanbeveling 86/379/EEG van de Raad van 24 juli 1986 betreffende de werkgelegenheid voor gehandicapten in de Gemeenschap (1) wordt erkend dat gehandicapten hetzelfde recht hebben op gelijke kansen in opleiding en werkgelegenheid als alle andere werkenden en dat om dit te bereiken speciale maatregelen op nationaal niveau en Gemeenschapsniveau nodig zijn; dat in het aan Aanbeveling 86/379/EEG gehechte schema voor positieve maatregelen onder punt II.1 wordt gesteld dat er zorg voor moet worden gedragen dat de gehandicapten in een omgeving verkeren waar zij doorlopend onderwijs en opleiding kunnen volgen en waar zij zoveel mogelijk kunnen bijdragen tot de economie;

Overwegende dat de Raad in zijn resolutie van 22 december 1986 betreffende een actieprogramma voor werkgelegenheidsgroei (2) speciale voorzieningen voor minder bevoorrechten en gehandicapten aanbeveelt;

Overwegende dat de tweede resolutie van de Raad van 24 juli 1986 betreffende de bevordering van de gelijkheid van kansen voor vrouwen (3) en de conclusies van de Raad en de ministers van Onderwijs, in het kader van de Raad bijeen, van 14 mei 1987 betreffende een programma van Europese samenwerking inzake integratie in het onderwijs van gehandicapten (4) samenhang in de acties vereisen;

Overwegende dat het onderhavige programma is opgezet als aanvulling op acties op nationaal niveau, in het bijzonder door te zorgen voor de cooerdinatie en de uitwisseling van met deze acties opgedane ervaringen;

Overwegende dat in de eerste plaats de Lid-Staten verantwoordelijk zijn voor de sociale integratie en het zelfstandig leven van gehandicapten, maar dat de samenwerkingsacties op het niveau van de Gemeenschap de Lid-Staten kunnen helpen het effect van hun maatregelen op dit gebied te vergroten;

Overwegende dat opleidings- en werkgelegenheidsmaatregelen voor gehandicapten hun doel missen wanneer zij niet worden aangevuld met maatregelen die de nodige steun bieden om zelfstandig te kunnen leven;

Overwegende dat bepaalde activiteiten in het kader van het onderhavige programma buiten de werkingssfeer van het Europees Sociaal Fonds vallen, maar een aanvulling kunnen vormen op voor bijstand van dat Fonds in aanmerking komende activiteiten met betrekking tot de beroepsrevalidatie en -opleiding van gehandicapten;

Overwegende dat met dit programma op Gemeenschapsniveau wordt ingegaan op de verlangens die met name zijn geuit door het Europese Parlement aangaande communautaire initiatieven om tegemoet te komen aan de behoeften, verlangens en potentiële mogelijkheden van ruim 30 miljoen gehandicapten in de Gemeenschap in de vorm van acties die alle diensten omvatten die nodig zijn voor volledige integratie en zelfstandig leven;

Overwegende dat dit programma het mogelijk zal maken zich bewust te worden van de belangrijke bijdrage die de nieuwe technologieën kunnen leveren ter verbetering van het leven van gehandicapten, vooral wat hun kansen in het arbeidsproces betreft; dat dit programma tegelijkertijd zal bijdragen tot de ontwikkeling van de markt voor de desbetreffende produkten van de nieuwe technologieën in de geest van het Witboek van de Commissie betreffende de voltooiing van de interne markt;

Overwegende dat dit programma ten doel heeft ervoor te zorgen dat de Gemeenschap in staat is haar bijdrage aan het Wereldactieprogramma van de Verenigde Naties op dit gebied voort te zetten; dat hiermee bovendien steun wordt verleend aan de beginselen vervat in resolutie AP(84) 3 van de Raad van Europa betreffende een samenhangend beleid op het gebied van revalidatie van gehandicapten;

Overwegende dat, aangezien dit besluit enerzijds uitvoering geeft aan beginselen inzake de tenuitvoerlegging van een gemeenschappelijk beleid inzake de beroepsopleiding van gehandicapten en anderzijds aan maatregelen, daarbij inbegrepen maatregelen gericht op de sociale integratie en het zelfstandig leven van gehandicapten, die moeten worden getroffen om een van de doelstellingen van de Gemeenschap te verwezenlijken, zonder dat het Verdrag in de daartoe vereiste specifieke bevoegdheden voorziet, zowel van artikel 128 als van artikel 235 van het Verdrag gebruik dient te worden gemaakt;

Overwegende evenwel dat deze beginselen en deze maatregelen bestemd zijn voor één categorie personen, namelijk gehandicapten, en dat zij ten doel hebben deze personen te helpen een normaal leven te leiden en hun maatschappelijke integratie te verbeteren; dat deze beginselen en deze maatregelen als één enkel programma moeten worden opgevat en dat zij moeten worden ondergebracht in één besluit,

BESLUIT:

Artikel 1

Een communautair actieprogramma ter bevordering van de beroepsopleiding en -revalidatie, de economische integratie, de sociale integratie en het zelfstandig leven van gehandicapten (programma Helios), hierna »het programma" genoemd, wordt vastgesteld voor het tijdvak van 1 januari 1988 tot en met 31 december 1991.

Artikel 2

Voor het programma wordt onder »gehandicapten" verstaan: alle personen met ernstige handicaps die het gevolg zijn van lichamelijke of geestelijke aandoeningen.

Artikel 3

De doelstellingen van het programma zijn:

  • a) 
    op het gebied van de beroepsopleiding en -revalidatie, de economische integratie, de sociale integratie en het zelfstandig leven van gehandicapten een communautaire aanpak te ontwikkelen die gebaseerd is op de beste innoverende ervaringen in de Lid-Staten;
  • b) 
    op de in punt a) genoemde gebieden activiteiten te ontwikkelen met betrekking tot uitwisseling en informatie die buiten de werkingssfeer van het Europees Sociaal Fonds vallen maar toch een nuttige bijdrage op deze gebieden kunnen leveren;
  • c) 
    een bijdrage te leveren tot de tenuitvoerlegging van Aanbeveling 86/379/EEG en van de resolutie van de Raad en de Vertegenwoordigers van de Regeringen der Lid-Staten, in het kader van de Raad bijeen, van 21 december 1981;
  • d) 
    de steun van de Gemeenschap aan de Europese samenwerking van niet-gouvernementele organisaties op de onder a) genoemde gebieden voort te zetten en waar nodig uit te breiden;
  • e) 
    passende aandacht te schenken
  • aan de behoeften in verband met het verrichten van arbeid en aan de bevordering van de sociale integratie en het zelfstandig leven van gehandicapte vrouwen,
  • aan de personen met specifieke taken in de verzorging thuis van gehandicapte kinderen of volwassenen.

Artikel 4

  • 1. 
    De algemene maatregelen die met het oog op de in artikel 3 vermelde doelstellingen moeten worden genomen, zijn:
  • a) 
    een aantal activiteiten cooerdineren en ten uitvoer leggen die ten doel hebben de innovatie te bevorderen, de uitwisseling van ervaringen te vergemakkelijken en de verspreiding van geslaagde experimenten te stimuleren.

Deze activiteiten vergen de rechtstreekse medewerking van officiële deskundigen, onderzoekers, beroepsbeoefenaren die op dit terrein werkzaam zijn, organisaties van sociale partners, alsmede van gehandicapten, hun families en vertegenwoordigers;

  • b) 
    een systeem opzetten voor de toepassing van nieuwe technologieën bij het verzamelen, bijwerken en uitwisselen van informatie betreffende de in artikel 3), onder a), bedoelde gebieden.

Dit systeem zal op communautair niveau functioneren en gebaseerd zijn op de informatiesystemen die in de Lid-Staten worden ontwikkeld;

  • c) 
    zorgen voor nauwe cooerdinatie met de communautaire programma's inzake nieuwe technologieën, ten einde de nationale maatregelen te ondersteunen die erop gericht zijn de toepassing van de nieuwe technologieën op de in artikel 3, onder a), genoemde gebieden te bevorderen;
  • d) 
    zorgen voor een nauwe cooerdinatie met het communautaire programma op middellange termijn betreffende gelijke kansen voor de vrouw;
  • e) 
    zorgen voor een nauwe cooerdinatie met het Europese programma inzake de integratie van gehandicapten in het onderwijs;
  • f) 
    toezien op een nauwe cooerdinatie met de activiteiten die op internationaal niveau plaatsvinden op de in artikel 3 bedoelde gebieden.
  • 2. 
    De specifieke acties waarmee de in artikel 3 vermelde doelstellingen dienen te worden verwezenlijkt, zijn opgesomd in de bijlage.

Artikel 5

De Commissie draagt zorg voor de tenuitvoerlegging van dit programma.

Artikel 6

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door een raadgevend comité, hierna »comité" genoemd, samengesteld uit twee Regeringsvertegenwoordigers van elke Lid-Staat en voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie.
  • 2. 
    De vertegenwoordiger van de Commissie legt aan het comité een ontwerp van de te nemen maatregelen voor. Het comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van het betrokken vraagstuk, in voorkomend geval door over te gaan tot stemming.

Het advies wordt opgenomen in de notulen. Bovendien kan iedere Lid-Staat verzoeken om opneming van zijn standpunt in die notulen.

De Commissie houdt zoveel mogelijk rekening met het advies van het comité. Zij stelt het comité in kennis van de wijze waarop zij met dit advies rekening heeft gehouden.

  • 3. 
    Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 7

  • 1. 
    Alvorens het comité te raadplegen wint de Commissie het advies in van een verbindingsgroep, voorgezeten door de in artikel 6, lid 1, bedoelde vertegenwoordiger van de Commissie en als volgt samengesteld:
  • a) 
    de Regeringsvertegenwoordigers bedoeld in artikel 6, lid 1;
  • b) 
    negen vertegenwoordigers van gehandicapten of hun families, die door de Commissie worden benoemd op voorstel van bij voorkeur Europees gerichte organisaties die door de Commissie worden verzocht daartoe een voordracht in te dienen; de Commissie beijvert zich een evenwichtige vertegenwoordiging van de verschillende categorieën van gehandicapten en van de concrete nationale situaties te bereiken;
  • c) 
    één vertegenwoordiger van werkgeversorganisaties en één van werknemersorganisaties, die beiden door de Commissie worden benoemd op voordracht van de organisaties die deze belangen op Gemeenschapsniveau vertegenwoordigen. 2. Het advies van de verbindingsgroep wordt met name gevraagd over de voorrang die dient te worden gegeven aan ieder van de in artikel 3 genoemde doelstellingen.

Artikel 8

  • 1. 
    Het bedrag dat noodzakelijk wordt geacht voor de uitvoering van het programma beloopt 19 miljoen Ecu.
  • 2. 
    De Commissie legt vóór 1 juli 1990 aan het Europese Parlement en de Raad een tussentijds, beknopt verslag voor over de tenuitvoerlegging en de resultaten van het programma.

De Commissie legt vóór 1 juli 1992 aan het Europese Parlement en de Raad een volledig verslag voor over de tenuitvoerlegging en de resultaten van het programma.

Gedaan te Luxemburg, 18 april 1988.

Voor de Raad

De Voorzitter

  • G. 
    STOLTENBERG
  • (1) 
    PB nr. 63 van 20. 4. 1963, blz. 1338/63.
  • (2) 
    PB nr. C 257 van 28. 9. 1987, blz. 28 en 32.
  • (3) 
    PB nr. C 305 van 16. 11. 1987, blz. 158.
  • (4) 
    PB nr. C 347 van 22. 12. 1987, blz. 12.
  • (5) 
    PB nr. C 13 van 12. 2. 1974, blz. 1.
  • (6) 
    PB nr. C 80 van 9. 7. 1974, blz. 30.
  • (7) 
    PB nr. C 77 van 6. 4. 1981, blz. 27.
  • (8) 
    PB nr. C 347 van 31. 12. 1981, blz. 1.
  • (1) 
    PB nr. L 225 van 12. 8. 1986, blz. 43.
  • (2) 
    PB nr. C 340 van 31. 12. 1986, blz. 2.
  • (3) 
    PB nr. C 203 van 12. 8. 1986, blz. 2.
  • (4) 
    PB nr. C 211 van 8. 8. 1987, blz. 1.

BIJLAGE

SPECIFIEKE ACTIES TER VERWEZENLIJKING VAN DE IN ARTIKEL 3 VAN HET BESLUIT VERMELDE DOELSTELLINGEN

  • 1. 
    ALGEMENE OPMERKINGEN

De specifieke acties worden door de Commissie uitgevoerd in overleg met de Lid-Staten, de verenigingen van gehandicapten en hun families, de sociale partners en de beroeps- en vrijwilligersinstellingen die werkzaam zijn op het gebied van de gehandicaptenzorg.

  • 2. 
    LIJST VAN SPECIFIEKE ACTIES
  • a) 
    Communautair net van centra en experimenten op het gebied van beroepsopleiding en -revalidatie
  • i) 
    Herstructurering van het bestaande communautaire net van beroepsopleidings- en -revalidatiecentra met het oog op het vergemakkelijken van de uitwisseling van ervaringen en om impulsen te geven aan de uitvoering van beroepsopleidings- en -revalidatiemaatregelen.

Alleen centra die bereid en in staat zijn informatie te verstrekken aan instellingen met dezelfde doelstellingen in de Lid-Staten of met dergelijke instellingen contacten te leggen, kunnen zich bij het net aansluiten of daarbij aangesloten blijven.

De centra worden door de Commissie voor het net aangewezen op voorstel van de Lid-Staten; zij kunnen door de Commissie worden vervangen op voorstel van de Lid-Staten.

De centra worden op bijeenkomsten van het net vertegenwoordigd door vakmensen die zich voltijds met revalidatie bezighouden.

Het activiteitenprogramma van het net bestaat uit groepsstudiebezoeken, scholingsbijeenkomsten, seminars en conferenties.

Het net zorgt voor de publikatie van informatie en verslagen en stelt vaktechnische richtlijnen op die het op ruime schaal verspreidt.

  • ii) 
    Financiële bijdrage van de Gemeenschap aan de goedgekeurde activiteiten van het net: tot 100 %.
  • b) 
    Specifieke actie betreffende het zelfstandig leven
  • i) 
    Uitvoering van een speciaal programma ter bevordering van het zelfstandig leven dat de volgende gebieden bestrijkt:
  • mobiliteit en vervoer;
  • toegankelijkheid van openbare gebouwen en voorzieningen (inclusief culturele en recreatieve);
  • huisvesting, inclusief materiële steun en hulp in huis voor een onafhankelijk leven in een eigen accommodatie.

In het kader van de beschikbare begrotingsmiddelen kan de Commissie elk jaar een aantal modelprojecten op bovengenoemde gebieden stimuleren.

Bovendien kan de Commissie elk jaar een aantal prijzen toekennen voor nieuwe projecten op die gebieden.

De gestimuleerde modelprojecten en de bekroonde projecten kunnen worden gepresenteerd tijdens een conferentie annex tentoonstelling die door de Commissie in samenwerking met de nationale autoriteiten van een Lid-Staat wordt georganiseerd.

  • ii) 
    Financiële bijdrage van de Gemeenschap:
  • conferenties: tot 80 %;
  • publikaties: tot 100 %.
  • c) 
    Netwerken van plaatselijke modelactiviteiten
  • A. 
    Bevordering van de beroepsopleiding en -revalidatie en van de economische integratie
  • i) 
    Beheer van een netwerk van plaatselijke modelactiviteiten die op het niveau van de Lid-Staten zijn aangewezen.

De activiteiten worden door de Commissie gekozen op voorstel van de Lid-Staten en kunnen door de Commissie worden vervangen op voorstel van de Lid-Staten. De door de Commissie georganiseerde activiteiten van het net kunnen het volgende behelzen:

  • steun aan Europese conferenties (in samenwerking met de nationale autoriteiten),
  • informatie, documentatie en advies; studiebezoeken; seminars voor projectleiders.
  • ii) 
    Financiële bijdrage van de Gemeenschap:
  • Europese conferenties: tot 30 %, met een maximum van 25 000 Ecu;
  • de in punt i), derde alinea, tweede streepje, bedoelde activiteiten: tot 100 %.
  • B. 
    Bevordering van de sociale integratie en het zelfstandig leven
  • i) 
    Beheer van een netwerk van plaatselijke modelactiviteiten die op het niveau van de Lid-Staten zijn aangewezen.

De activiteiten worden door de Commissie gekozen op voorstel van de Lid-Staten en kunnen door de Commissie worden vervangen op voorstel van de Lid-Staten.

De door de Commissie georganiseerde activiteiten van een net kunnen het volgende behelzen:

  • steun aan Europese conferenties (in samenwerking met de nationale autoriteiten),
  • informatie, documentatie en advies; studiebezoeken; seminars voor projectleiders.

Bovendien kan de Commissie financiële steun verlenen voor de cooerdinatiekosten van projecten in het net die betrekking hebben op de cooerdinatie van de dienstverrichting.

  • ii) 
    Financiële bijdragen van de Gemeenschap:
  • Europese conferenties: tot 30 %, met een maximum van 25 000 Ecu;
  • de in punt i), derde alinea, tweede streepje, bedoelde activiteiten: tot 100 %;
  • cooerdinatie: tot 50 %; met een maximum van 20 000 Ecu per project en per jaar; ten minste 50 % van de bijdragen die niet door de Gemeenschap worden verstrekt, moet uit overheidsmiddelen komen.
  • d) 
    Handynet-systeem
  • i) 
    Cooerdinatie en verdere ontwikkeling van het Handynet-systeem (geautomatiseerd informatiesysteem van de Gemeenschap, in de officiële talen van de Gemeenschappen betreffende gehandicapten-vraagstukken).

De Commissie kan de eerste module van Handynet, »Handyaids", aanvullen en moderniseren; deze module bestaat uit een Europese databank met een inventaris van technische hulpmiddelen en het adressenbestand van particuliere en overheidsinstellingen die zich bezighouden met alle processen voor de produktie en levering van hulpmiddelen.

De Commissie verleent prioriteit aan de ontwikkeling van de Handyaids-module en brengt vóór 1 juli 1989 verslag uit aan de Raad.

Op basis van dat verslag wordt het Handynet-systeem vóór 1 januari 1990 door de Raad opnieuw bezien; de Raad beslist op voorstel van de Commissie over de wijze waarop het systeem na die datum wordt voortgezet.

Aan de hand van de met Handyaids opgedane ervaring kan de Commissie voortgaan met de totstandbrenging van verbindingen met andere databanken betreffende de in artikel 3, onder a), genoemde gebieden.

  • ii) 
    Financiële bijdrage van de Gemeenschap:
  • uitgaven met betrekking tot het Europese gedeelte van het Handynet-systeem: tot 100 %.
  • e) 
    Subsidies voor externe activiteiten van Europese samenwerking
  • i) 
    Jaarlijkse regeling ter ondersteuning van de activiteiten en projecten van Europese samenwerking van onafhankelijke instellingen, in het bijzonder van verenigingen van of voor gehandicapten, die betrekking hebben op de in artikel 3, onder a), genoemde gebieden.
  • ii) 
    Financiële bijdrage van de Gemeenschap:
  • normale gevallen: tot 50 % van de kosten van de activiteit;
  • speciale gevallen (met name verenigingen die voor het eerst op communautair niveau worden, of kort voordien zijn opgericht): meer dan 50 % van de kosten van de activiteit. f) Aanvullende specifieke actie in het kader van de onder a) tot en met e) vermelde specifieke acties
  • i) 
    Samenwerking met externe deskundigen belast met het bijstaan van de Commissie met betrekking tot:
  • de cooerdinatie, leiding en evaluatie van de onder a) tot en met e) vermelde uitwisselingsactiviteiten;
  • een documentatiedienst ten behoeve van de deelnemers aan die activiteiten.
  • ii) 
    Financiële bijdrage van de Gemeenschap: tot 100 %.
  • g) 
    Voorbereiding van beleidsvoorstellen
  • i) 
    Studies en seminars die als basis moeten dienen voor voorstellen of waardoor belangrijke technische steun wordt verleend bij activiteiten op de in artikel 3, onder a), vermelde gebieden.
  • ii) 
    Financiële bijdrage van de Gemeenschap: tot 100 %.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.