Verordening 1987/3976 - Toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op bepaalde groepen overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de sector van het luchtvervoer

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31987R3976

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31987R3976

Verordening (EEG) nr. 3976/87 van de Raad van 14 december 1987 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op bepaalde groepen overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de sector van het luchtvervoer

Publicatieblad Nr. L 374 van 31/12/1987 blz. 0009 - 0011

VERORDENING (EEG) Nr. 3976/87 VAN DE RAAD van 14 december 1987 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op bepaalde groepen overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de sector van het luchtvervoer

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 87,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Europese Parlement(2),

Gezien de adviezen van het Economisch en Sociaal Comité(3),

Overwegende dat bij Verordening (EEG) nr. 3975/87(4) de procedure voor de toepassing van de mededingingsregels op de ondernemingen in de sector luchtvervoer wordt vastgesteld; dat in Verordening nr. 17 van de Raad(5) de procedures zijn neergelegd voor de toepassing van deze regels op overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde gedragingen andere dan die welke rechtstreeks verband houden met het verschaffen van luchtvervoersdiensten;

Overwegende dat artikel 85, lid 1, van het Verdrag buiten toepassing kan worden verklaard voor bepaalde groepen van overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die voldoen aan de in artikel 85,

lid 3, gestelde voorwaarden;

Overwegende dat er gemeenschappelijke bepalingen voor de toepassing van artikel 85, lid 3, dienen te worden aangenomen bij wege van een verordening uit hoofde van artikel 87; dat overeenkomstig artikel 87, lid 2, onder b), in die verordening de wijze van toepassing van artikel 85, lid 3, moet worden vastgesteld met inachtneming van de noodzaak, enerzijds een doeltreffend toezicht te verzekeren, anderzijds de administratieve controle zoveel mogelijk te vereenvoudigen; dat overeenkomstig artikel 87, lid 2, onder d), een dergelijke verordening vereist is om de taak van de Commissie onderscheidenlijk van het Hof van Justitie vast te stellen;

Overwegende dat de sector van het luchtvervoer tot dusverre werd beheerst door een net van internationale overeenkomsten, bilaterale overeenkomsten tussen Staten en bilaterale en multilaterale overeenkomsten tussen luchtvaartmaatschappijen; dat wijzigingen in deze internationale regelingen die noodzakelijk zijn om een scherpere concurrentie te waarborgen geleidelijk tot stand moeten worden gebracht, zulks om het luchtvervoer de tijd te geven om zich aan te passen;

Overwegende dat de Commissie derhalve in staat moet worden gesteld artikel 85, lid 1, bij verordening buiten toepassing te verklaren voor bepaalde groepen van overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen;

Overwegende dat het noodzakelijk is de specifieke voorwaarden en omstandigheden nader te bepalen waaronder de Commissie deze bevoegdheid in voortdurend nauw contact met de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten kan uitoefenen;

Overwegende dat het met name gewenst is een groepsvrijstelling te verlenen voor bepaalde groepen van overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen; dat deze vrijstelling voor een beperkte periode dient te worden verleend, gedurende welke de luchtvaartmaatschappijen zich op een sterker door mededinging gekenmerkte situatie kunnen instellen; dat de Commissie in nauw contact met de Lid-Staten de draagwijdte van deze vrijstelling en de voorwaarden daarvoor nauwkeurig moet kunnen vaststellen;

Overwegende dat geen vrijstelling kan worden verkregen wanneer aan de in artikel 85, lid 3, gestelde voorwaarden niet is voldaan; dat de Commissie dus de bevoegdheid dient te hebben de geschikte maatregelen te nemen als een overeenkomst gevolgen blijkt te hebben die onverenigbaar zijn met artikel 85, lid 3; dat de Commissie derhalve in staat moet zijn eerst aanbevelingen te doen aan de partijen en vervolgens beschikkingen te geven;

Overwegende dat deze verordening de toepassing van artikel 90 van het Verdrag onverlet laat;

Overwegende dat de Staatshoofden en Regeringsleiders op hun bijeenkomst in juni 1986 zijn overeengekomen dat de interne markt voor luchtvervoer in 1992 voltooid moet zijn uit hoofde van de acties van de Gemeenschap die leiden tot versterking van de economische en sociale samenhang van de Gemeenschap; dat de bepalingen van deze verordening te zamen met die van Richtlijn 87/601/EEG van de Raad van 14 december 1987 betreffende de tarieven voor geregelde luchtdiensten tussen de Lid-Staten(6) en die van Beschikking 87/602/EEG van de Raad van 14 december 1987 betreffende de verdeling van de passagierscapaciteit tussen luchtvaartmaatschappijen in geregelde luchtdiensten tussen Lid-Staten en de toegang van luchtvaartmaatschappijen tot geregelde luchtdiensten tussen Lid-Staten(7) een eerste stap in deze richting zijn en dat de Raad derhalve, om het door de Staatshoofden en Regeringsleiders gestelde doel te bereiken, verdere liberalisatiemaatregelen zal treffen aan het einde van een aanvangsperiode van drie jaar,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Deze verordening is van toepassing op het internationale luchtvervoer tussen luchthavens in de Gemeenschap.

Artikel 2

  • 1. 
    Onverminderd de toepassing van Verordening (EEG) nr. 3975/87 en in overeenstemming met artikel 85, lid 3, van het Verdrag, kan de Commissie bij verordening verklaren dat artikel 85, lid 1, niet van toepassing is op bepaalde groepen van overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen.
  • 2. 
    De Commissie kan meer bepaald dergelijke verordeningen vaststellen ten aanzien van overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die het volgende beogen:

-gezamenlijke planning en cooerdinatie van de capaciteit die moet worden ingezet op geregelde diensten, voor zover dit bijdraagt tot een spreiding van de diensten op minder drukke tijdstippen van de dag of tijdens minder drukke perioden of op minder drukke routes, voor zover elke partij zich zonder boete uit dergelijke overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen kan terugtrekken en niet verplicht wordt om langer dan drie maanden van tevoren haar voornemen te kennen te geven om in toekomstige verkeersseizoenen niet aan een dergelijke gezamenlijke planning en cooerdinatie deel te nemen:

-het poolen van opbrengsten uit geregelde diensten, voor zover de overdracht niet meer bedraagt dan 1 % van de door de overdragende partij op een bepaalde route verdiende pool-opbrengst, de overdragende partij geen kosten deelt of aanvaardt en de overdracht geschiedt ter compensatie van het verlies dat de ontvangende partij op geregelde vluchten op minder drukke tijdstippen van de dag of tijdens minder drukke perioden lijdt;

-overleg met het oog op de gezamenlijke uitwerking van voorstellen betreffende tarieven, vervoerkosten en voorwaarden voor het geregeld vervoer van passagiers en bagage, mits het desbetreffende overleg op vrijwillige basis plaatsvindt en de luchtvaartmaatschappijen niet gebonden zijn door het resultaat ervan en mits de Commissie en de Lid-Staten waaronder de betrokken luchtvaartmaatschappijen ressorteren, als waarnemers aan dit overleg kunnen deelnemen;

-het toekennen van "time slots'' op vliegvelden en dienstregelingen, op voorwaarde dat de betrokken luchtvaartmaatschappijen gerechtigd zijn om aan dergelijke regelingen deel te nemen, dat de nationale en multilaterale procedures voor dergelijke regelingen doorzichtig zijn, en dat bij deze regelingen alle door de nationale of internationale autoriteiten ingestelde beperkingen en verdelingsvoorschriften en eventuele historische rechten van de luchtvaartmaatschappijen in acht worden genomen;

-de gemeenschappelijke aankoop, ontwikkeling en ex- ploitatie van geautomatiseerde systemen inzake dienst- regelingen, boekingen en het afgeven van vervoerbiljetten door de luchtvaartmaatschappijen, mits de luchtvaartmaatschappijen van de Lid-Staten onder gelijke voorwaarden toegang hebben tot dergelijke systemen, de diensten van de deelnemende luchtvaartmaatschappijen op een niet-discriminerende wijze in het systeem zijn opgenomen en ook elke deelnemer zich met inachtneming van een redelijke opzegtermijn uit het systeem kan terugtrekken;

-de technische en operationale afhandeling op de grond op vliegvelden, zoals verplaatsing van het vliegtuig met een trekker, bijtanken, schoonmaken en veiligheidscontrole;

-de personen-, post-, vracht- en bagageafhandeling op vliegvelden;

-diensten voor het verzorgen van de catering aan boord.

  • 3. 
    Onverminderd het bepaalde in lid 2, omschrijven dergelijke Commissieverordeningen de groepen overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen waarop ze van toepassing zijn, en geven ze met name aan:

a)de beperkingen of de bepalingen die al dan niet in de overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen mogen voorkomen;

b)de bepalingen die in de overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen moeten voorkomen of andere voorwaarden waaraan moet worden voldaan.

Artikel 3

Een overeenkomstig artikel 2 door de Commissie vastgestelde verordening vervalt op 31 januari 1991.

Artikel 4

Overeenkomstig artikel 2 vastgestelde verordeningen bevatten een bepaling dat zij met terugwerkende kracht van toepassing zijn op overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die op de datum van inwerkingtreding van dergelijke verordeningen bestonden.

Artikel 5

Alvorens een verordening vast te stellen maakt de Commissie het ontwerp bekend en geeft alle betrokken personen en organisaties de gelegenheid binnen een door haar vastgestelde redelijke termijn van ten minste één maand hun opmerkingen aan haar kenbaar te maken.

Artikel 6

Alvorens een ontwerp-verordening bekend te maken en een verordening vast te stellen, raadpleegt de Commissie het Adviescomité voor overeenkomsten en machtsposities in het luchtvervoer, dat is ingesteld bij artikel 8, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 3975/87.

Artikel 7

  • 1. 
    Indien de betrokkenen inbreuk maken op een voorwaarde of verplichting verbonden aan een ontheffing die is verleend bij een verordening uit hoofde van artikel 2, kan de Commissie om deze inbreuk te beëindigen:

-aanbevelingen doen aan de betrokkenen, en -in geval van niet-nakoming van deze aanbevelingen door de betrokkenen, en afhankelijk van de ernst van de betrokken inbreuk, een beschikking geven waarin hun bepaalde handelingen worden verboden dan wel gelast, of hun onder intrekking van de hun verleende groepsontheffing een individuele ontheffing wordt verleend overeenkomstig aritkel 4, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 3975/87, of de groepsontheffing niet meer op hen van toepassing wordt verklaard.

  • 2. 
    Indien de Commissie ambtshalve of op verzoek van een Lid-Staat of van natuurlijke of rechtspersonen die aantonen daarbij een rechtmatig belang te hebben, vaststelt dat in een bepaald geval overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen waarvoor een groepsontheffing is verleend bij een verordening uit hoofde van artikel 2, lid 2, desondanks bepaalde gevolgen hebben die onverenigbaar zijn met artikel 85, lid 3, of verboden zijn krachtens artikel 86 van het Verdrag, kan zij de groepsontheffing voor deze overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen niet langer van toepassing verklaren en overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 3975/87 alle passende maatregelen nemen om aan deze inbreuken een einde te maken.
  • 3. 
    Alvorens een besluit te nemen uit hoofde van lid 2, kan de Commissie aan de betrokkenen aanbevelingen doen met het oog op het beëindigen van de inbreuk.

Artikel 8

Uiterlijk 30 juni 1990 besluit de Raad over de herziening van deze verordening op basis van een voorstel van de Commissie, dat vóór 1 november 1989 moet worden ingediend.

Artikel 9

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1988.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 14 december 1987.

Voor de RaadDe VoorzitterU. ELLEMANN-JENSEN

(1)PB nr. C 182 van 9. 7. 1984, blz. 3.

(2)PB nr. C 262 van 14. 10. 1985, blz. 44; PB nr. C 190 van 20. 7. 1987, blz. 182, en PB nr. C 345 van 21. 12. 1987.

(3)PB nr. C 303 van 25. 11. 1985, blz. 31, en PB nr. C 333 van 29. 12. 1986, blz. 27.

(4)Zie bladzijde 1 van dit Publikatieblad.

(5)PB nr. 13 van 21. 2. 1962, blz. 204/62.

(6)Zie bladzijde 12 van dit Publikatieblad.

(1)Zie bladzijde 19 van dit Publikatieblad.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.