Richtlijn 1978/659 - Kwaliteit van zoet water dat bescherming of verbetering behoeft ten einde geschikt te zijn voor het leven van vissen - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
|
Richtlijn 78/659/EEG van de Raad van 18 juli 1978 betreffende de kwaliteit van zoet water dat bescherming of verbetering behoeft ten einde geschikt te zijn voor het leven van vissen
Publicatieblad Nr. L 222 van 14/08/1978 blz. 0001 - 0010
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 15 Deel 1 blz. 0172
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 15 Deel 2 blz. 0111
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 15 Deel 2 blz. 0111
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 15 Deel 2 blz. 0093
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 15 Deel 2 blz. 0093
++++
RICHTLIJN VAN DE RAAD
van 18 juli 1978
betreffende de kwaliteit van zoet water dat bescherming of verbetering behoeft ten einde geschikt te zijn voor het leven van vissen
( 78/659/EEG )
DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op de artikelen 100 en 235 ,
Gezien het voorstel van de Commissie ,
Gezien het advies van het Europese Parlement ( 1 ) ,
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 2 ) ,
Overwegende dat voor de bescherming en verbetering van het milieu concrete maatregelen moeten worden genomen ter bescherming van water tegen verontreiniging , met inbegrip van voor het leven van vissen geschikt zoet water ;
Overwegende dat het ecologisch en economisch gezien noodzakelijk is de vispopulaties te beschermen tegen de rampzalige gevolgen van het in het water lozen van verontreinigende stoffen , waardoor bij voorbeeld bepaalde soorten in aantal afnemen en soms zelfs uitsterven ;
Overwegende dat de actieprogramma's van de Europese Gemeenschappen inzake het milieu uit 1973 ( 3 ) en 1977 ( 4 ) voorzien in de gemeenschappelijke vaststelling van kwaliteitsdoelstellingen , waarbij de verschillende eisen waaraan een milieu moet voldoen worden vastgelegd , met inbegrip van de definitie van de parameters voor water , waaronder voor het leven van vissen geschikt zoet water ;
Overwegende dat ongelijkheid van de in de verschillende Lid-Staten reeds van toepassing of nog in voorbereiding zijnde bepalingen inzake de kwaliteit van voor het leven van vissen geschikt zoet water kan leiden tot ongelijke concurrentievoorwaarden en dientengevolge rechtstreeks van invloed kan zijn op de werking van de gemeenschappelijke markt ; dat dus onderlinge aanpassing van wetgevingen op dit gebied als voorzien in artikel 100 van het Verdrag geboden is ;
Overwegende dat het noodzakelijk blijkt de onderlinge aanpassing van wetgevingen vergezeld te doen gaan van een communautaire actie waarmee , door middel van een uitgebreide regeling , verwezenlijking wordt beoogd van een van de doelstellingen van de Gemeenschap op het gebied van milieubescherming en verbetering van de kwaliteit van het bestaan ; dat uit dien hoofde bepaalde specifieke bepalingen moeten worden opgesteld ; dat , aangezien in het Verdrag niet voorzien is in de daartoe vereiste specifieke bevoegdheden , een beroep moet worden gedaan op artikel 235 van het Verdrag ;
Overwegende dat de Lid-Staten , om de doelstellingen van de richtlijn te bereiken , de wateren dienen aan te wijzen waarop zij van toepassing is en de , met bepaalde parameters overeenstemmende , grenswaarden dienen vast te stellen ; dat de aangewezen wateren met deze waarden in overeenstemming dienen te worden gebracht binnen vijf jaar nadat de Lid-Staten deze wateren hebben aangewezen ;
Overwegende dat dient te worden bepaald dat voor het leven van vissen geschikt zoet water onder bepaalde voorwaarden wordt geacht in overeenstemming te zijn met de hierop betrekking hebbende parameterwaarden , zelfs indien bij een bepaald percentage van de genomen monsters de in de bijlage gestelde grenzen worden overschreden ;
Overwegende dat voor de controle van de kwaliteit van voor het leven van vissen geschikt zoet water minimale bemonstering noodzakelijk is en de in de bijlage vermelde parameters moeten worden gemeten ; dat deze bemonstering kan worden verminderd of opgeheven afhankelijk van de kwaliteit van het water ;
Overwegende dat de Lid-Staten op bepaalde natuurlijke omstandigheden geen invloed kunnen uitoefenen ; dat in verband hiermee de mogelijkheid moet worden geschappen in bepaalde gevallen van de onderhavige richtlijn af te wijken ;
Overwegende dat de technische en wetenschappelijke vooruitgang snelle aanpassing van sommige bepalingen van de bijlage van deze richtlijn noodzakelijk kan maken ; dat ter vergemakkelijking van de uitvoering van de voor dit doel vereiste maatregelen een procedure dient te worden ingesteld die voorziet in een nauwe samenwerking tussen de Lid-Staten en de Commissie in het kader van een Comité voor aanpassing aan de vooruitgang van techniek en wetenschap ,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :
Artikel 1
1 . Deze richtlijn heeft betrekking op de kwaliteit van zoet water en is van toepassing op water dat door de Lid-Staten is aangewezen als bescherming of verbetering behoevende ten einde geschikt te zijn voor het leven van vissen .
2 . Deze richtlijn is niet van toepassing op water in natuurlijke of kunstmatige bekkens dat wordt gebruikt voor intensieve visteelt .
3 . Het doel van deze richtlijn is de kwaliteit te beschermen of te verbeteren van stromend of stilstaand zoet water waarin vissen leven of , indien de verontreiniging zou worden verminderd of weggenomen , zouden kunnen leven , die behoren tot :
-
-in natuurlijke verscheidenheid voorkomende inheemse soorten of
-
-soorten waarvan de aanwezigheid door de bevoegde instanties van de Lid-Staten wenselijk wordt geacht voor het waterbeheer .
4 . In de zin van deze richtlijn verstaat men onder :
-
-water voor zalmachtigen , water waarin vissoorten zoals zalm ( Salmo salar ) , forel ( Salmo trutta ) , vlagzalm ( Thymallus thymallus ) en coregonidae ( Coregonus ) leven of zouden kunnen leven ;
-
-water voor karperachtigen , water waarin karperachtigen ( Cyprinidae ) , of soorten zoals snoek ( Esox lucius ) , baars ( Perca fluviatilis ) en paling ( Anguilla anguilla ) leven of zouden kunnen leven .
Artikel 2
1 . De fysisch-chemische parameters die op de door de Lid-Staten aangewezen wateren van toepassing zijn , zijn opgenomen in bijlage I .
2 . Voor de toepassing van deze parameters worden de wateren verdeeld in water voor zalmachtigen en water voor karperachtigen .
Artikel 3
1 . Voor de aangewezen wateren stellen de Lid-Staten waarden vast voor de in bijlage I opgenomen parameters , voor zover er waarden zijn aangegeven in kolom G of in kolom I . Zij voegen zich naar de opmerkingen in die twee kolommen .
2 . De Lid-Staten stellen geen waarden vast die minder streng zijn dan die van kolom I van bijlage I en trachten de waarden in kolom G te eerbiedigen , waarbij zij rekening houden met het in artikel 8 neergelegde beginsel .
Artikel 4
1 . De Lid-Staten wijzen binnen twee jaar na de kennisgeving van deze richtlijn voor het eerst wateren voor zalmachtigen en wateren voor karperachtigen aan .
2 . De Lid-Staten kunnen nadien tot verdere aanwijzingen overgaan .
3 . De Lid-Staten kunnen wegens bij de aanwijzing niet voorziene factoren overgaan tot de herziening van de aanwijzing van bepaalde wateren , waarbij zij rekening houden met het in artikel 8 neergelegde beginsel .
Artikel 5
De Lid-Staten stellen programma's op ten einde de verontreiniging te verminderen en er zorg voor te dragen dat de aangewezen wateren binnen vijf jaar na de aanwijzing overeenkomstig artikel 4 , voldoen aan de waarden die de Lid-Staten krachtens artikel 3 hebben vastgesteld , alsmede aan de opmerkingen in de kolommen G en I van bijlage I .
Artikel 6
1 . Voor de toepassing van artikel 5 worden de aangewezen wateren geacht in overeenstemming te zijn met de bepalingen van deze richtlijn , indien monsters die in deze wateren over een periode van twaalf maanden op een zelfde bemonsteringspunt zijn genomen met de minimale frequentie als aangegeven in bijlage I , uitwijzen dat zij voldoen aan de door de Lid-Staten in overeenstemming met artikel 3 vastgestelde waarden , alsmede aan de opmerkingen in de kolommen G en I van bijlage I , voor :
-
-95 % van de monsters voor de parameters pH , BOD5 , niet-geïoniseerde ammoniak , totaal ammonium , nitrieten , totaal residueel chloor , totaal zink , en opgelost koper . Wanneer de gekozen frequentie voor monsterneming lager is dan één monster per maand , moet voor alle monsters aan bovengenoemde waarden en opmerkingen worden voldaan ;
-
-de in bijlage I vermelde percentages voor de parameters temperatuur en opgeloste zuurstof ;
-
-de vastgestelde gemiddelde concentratie voor de parameter gesuspendeerde stoffen .
2 . Afwijkingen van de door de Lid-Staten krachtens artikel 3 vastgestelde waarden of van de opmerkingen in de kolommen G en I van bijlage I zullen voor de berekening van de in lid 1 bedoelde percentages niet in aanmerking worden genomen wanneer zij het gevolg zijn van overstromingen of andere natuurrampen .
Artikel 7
1 . De bevoegde instanties van de Lid-Staten nemen monsters waarvan de minimale frequentie is vastgesteld in bijlage I .
2 . Indien de bevoegde instantie constateert dat de kwaliteit van de aangewezen wateren aanmerkelijk hoger is dan die welke uit de toepassing van de krachtens artikel 3 vastgestelde waarden en de opmerkingen in de kolommen G en I van bijlage I zou voortvloeien , kan de frequentie van monsterneming worden verlaagd . Wanneer er geen enkele verontreiniging of geen enkel gevaar voor achteruitgang van deze kwaliteit is , kan de betrokken bevoegde instantie besluiten dat er geen monsters behoeven te worden genomen .
3 . Indien uit een monsterneming blijkt dat aan een door een Lid-Staat overeenkomstig artikel 3 vastgestelde waarde of aan een opmerking in kolom G of I van bijlage I niet wordt voldaan , dient de Lid-Staat vast te stellen of dit een toevallig resultaat is , dan wel een natuurlijke oorzaak heeft of te wijten is aan verontreiniging , en dient hij passende maatregelen te nemen .
4 . De exacte bemonsteringsplaats , de afstand tussen die plaats en het dichtstbijzijnde punt voor lozing van verontreinigende stoffen , alsmede de diepte waarop de monsters dienen te worden genomen , worden door de bevoegde instantie van iedere Lid-Staat vastgesteld aan de hand van in het bijzonder de plaatselijke milieuomstandigheden .
5 . Een aantal referentie-analysemethoden voor de betrokken parameters is aangegeven in bijlage I . Laboratoria die andere methoden gebruiken , moeten zich ervan vergewissen dat de verkregen resultaten gelijkwaardig zijn aan of vergelijkbaar zijn met die welke in bijlage I zijn aangegeven .
Artikel 8
Toepassing van de krachtens deze richtlijn genomen maatregelen mag er in geen geval toe leiden dat de verontreiniging van zoet water direct of indirect toeneemt .
Artikel 9
De Lid-Staten kunnen ten aanzien van de aangewezen wateren te allen tijde waarden vaststellen die strenger zijn dan de in deze richtlijn opgenomen waarden . Zij kunnen ook bepalingen vaststellen met betrekking tot andere parameters dan die van deze richtlijn .
Artikel 10
Ingeval zoet water de grens tussen Lid-Staten vormt of overschrijdt en een van de betrokken Staten dit water overweegt aan te wijzen , dienen deze Staten overleg te plegen over de vaststelling van de wateren waarop de richtlijn van toepassing kan zijn , alsmede over de gevolgen die uit de gemeenschappelijke kwaliteitsdoelstellingen voortvloeien en die na onderling overleg door elke betrokken Staat worden vastgesteld . De Commissie kan aan deze beraadslagingen deelnemen .
Artikel 11
De Lid-Staten kunnen van deze richtlijn afwijken :
a ) voor bepaalde parameters die in bijlage I met ( 0 ) zijn aangeduid wegens uitzonderlijke meteorologische of bijzondere geografische omstandigheden ;
b ) indien de aangewezen wateren een natuurlijke verrijking met bepaalde stoffen ondergaan waardoor niet wordt voldaan aan de in bijlage I voorgeschreven waarden .
Onder natuurlijke verrijking wordt het proces verstaan waardoor een bepaalde hoeveelheid water zonder ingrijpen van de mens bepaalde stoffen die in de bodem voorkomen hieruit opneemt .
Artikel 12
De nodige wijzigingen voor aanpassing aan de vooruitgang van techniek en wetenschap van de in bijlage I vermelde :
-
-G-waarden van de parameters
en
-
-analysemethoden
worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 14 .
Artikel 13
1 . Er wordt een Comité voor de aanpassing aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang ingesteld voor de doeleinden omschreven in artikel 12 , hierna " het Comité " genoemd , dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten en wordt voorgezeten door een Commissievertegenwoordiger .
2 . Het Comité stelt zijn reglement van orde vast .
Artikel 14
1 . In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure , wordt deze procedure bij het Comité ingeleid door de voorzitter , hetzij op diens initiatief , hetzij op verzoek van de vertegenwoordiger van een Lid-Staat .
2 . De vertegenwoordiger van de Commissie legt aan het Comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen . Het Comité brengt over dit ontwerp advies uit binnen en termijn die de voorzitter bepaalt naar gelang van de urgentie van het desbetreffende vraagstuk . Het Comité spreekt zich uit met een meerderheid van 41 stemmen , waarbij de stemmen van de Lid-Staten worden gewogen overeenkomstig het bepaalde in artikel 148 , lid 2 , van het Verdrag . De voorzitter neemt geen deel aan de stemming :
3 . a ) De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het Comité .
b ) Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het Comité of bij gebreke van een advies , doet de Commissie onverwijld een voorstel aan de Raad betreffende de vast te stellen maatregelen . De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen .
c ) Indien de Raad na een termijn van drie maanden , te rekenen vanaf de indiening van het voorstel , geen besluit heeft genomen , worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld .
Artikel 15
Voor de toepassing van deze richtlijn verstrekken de Lid-Staten de Commissie inlichtingen betreffende :
-
-het overeenkomstig artikel 4 , leden 1 en 2 , aangewezen water , in beknopte vorm ;
-
-de herziening van de aanwijzing van bepaalde wateren overeenkomstig artikel 4 , lid 3 ;
-
-de bepalingen ter vaststelling van nieuwe parameters overeenkomstig artikel 9 ;
-
-de toepassing van de afwijkingen van de waarden in kolom I van bijlage I .
Meer in het algemeen verschaffen de Lid-Staten aan de Commissie op gemotiveerd verzoek harerzijds de inlichtingen die nodig zijn voor de toepassing van deze richtlijn .
Artikel 16
1 . De Lid-Staten brengen op gezette tijden en voor de eerste maal vijf jaar na de eerste aanwijzing overeenkomstig artikel 4 , lid 1 , aan de Commissie een gedetailleerd verslag uit over de aangewezen wateren en de wezenlijke kenmerken daarvan .
2 . De Commissie maakt met voorafgaande toestemming van de betrokken Lid-Staat de ter zake verkregen inlichtingen bekend .
Artikel 17
1 . De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om binnen een termijn van twee jaar volgende op de kennisgeving van deze richtlijn aan deze richtlijn te voldoen . Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis .
2 . De Lid-Staten stellen de Commissie op de hoogte van de tekst van belangrijke bepalingen van intern recht die zij op het door deze richtlijn bestreken gebied uitvaardigen .
Artikel 18
Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .
Gedaan te Brussel , 18 juli 1978 .
Voor de Raad
De Voorzitter
M . LAHNSTEIN
( 1 ) PB nr . C 30 van 7 . 2 . 1977 , blz . 37 .
( 2 ) PB nr . C 77 van 30 . 3 . 1977 , blz . 2 .
( 3 ) PB nr . C 112 van 20 . 12 . 1973 , blz . 3 .
( 4 ) PB nr . C 139 van 13 . 6 . 1977 , blz . 3 .
BIJLAGE I
LIJST VAN PARAMETERS
Parameter * Water voor zalmachtigen * Water voor karperachtigen * Analyse - of onderzoekmethoden * Minimale bemonsterings - en meetfrequentie * Opmerkingen *
-
*G * I * G * I * * * *
1 . Temperatuur ( * C ) * 1 . De temperatuur die stroomafwaarts van een punt van thermische lozing ( op de grens van het gebied waar de vermenging plaatsvindt ) is gemeten , mag de natuurlijke temperatuur met niet meer overschrijden dan : * Warmtemeting * Wekelijks , zowel stroomopwaarts als stroomafwaarts van het punt van thermische lozing * Te snelle temperatuurschommelingen dienen te worden vermeden . *
-
** 1,5 * C * * 3 * C * * * *
-
*De Lid-Staten mogen onder bijzondere omstandigheden tot geografisch beperkte afwijkingen besluiten indien de bevoegde instantie kan bewijzen dat daaruit geen schadelijke gevolgen voortvloeien voor de evenwichtige ontwikkeling van de vispopulaties . * * * *
-
*2 . De thermische lozing mag niet tot gevolg hebben dat de temperatuur stroomafwaarts van het punt van thermische lozing ( op de grens van het gebied waar de vermenging plaatsvindt ) de volgende waarden overschrijdt : * * * *
-
** 21,5 ( 0 ) * * 28 ( 0 ) * * * *
-
** 10 ( 0 ) * * 10 ( 0 ) * * * *
-
*De temperatuurgrens van 10 * C heeft alleen betrekking op de voortplantingsperioden van soorten die koud water nodig hebben voor hun voortplanting en alleen op water waarin dergelijke soorten kunnen voorkomen . * * * *
-
*De temperatuurgrenzen moegen echter in 2 % van de tijd worden overschreden . * * * *
Parameter * Water voor zalmachtigen * Water voor karperachtigen * Analyse - of onderzoekmethoden * Minimale bemonsterings - en meetfrequentie * Opmerkingen *
-
*G * I * G * I * * * *
2 . Opgeloste zuurstof ( mg/l O2 ) * 50 % * 9 * 50 % * 9 * 50 % * 8 * 50 % * 7 * Volgens Winkler of specifieke elektroden ( elektrochemische methode ) * Maandelijks met minimaal één monster dat representatief is voor het lage zuurstofgehalte van het water op de dag van bemonstering . Indien er evenwel een vermoeden is van aanzienlijke dagelijkse schommelingen , moeten er minimaal 2 monsters per dag worden genomen . * *
-
*100 % * 7 * * 100 % * 5 * * * * *
-
** Indien het zuurstofgehalte daalt onder 6 mg/l passen de Lid-Staten de bepalingen van artikel 7 , lid 3 , toe . De bevoegde instantie moet aantonen dat er onder deze omstandigheden geen schadelijke gevolgen optreden voor de evenwichtige ontwikkeling van de vispopulaties . * * Indien het zuurstofgehalte daalt onder 4 mg/l passen de Lid-Staten de bepalingen van artikel 7 , lid 3 , toe . De bevoegde instantie moet aantonen dat er onder deze omstandigheden geen schadelijke gevolgen optreden voor de evenwichtige ontwikkeling van de vispopulaties . * * * *
3 . pH * * 6-9 ( 0 ) ( 1 ) * * 6-9 ( 0 ) ( 1 ) * Elektrometrie ; kalibrering door middel van twee bufferoplossingen waarvan de pH bekend is , in de nabijheid en bij voorkeur aan beide zijden van de te bepalen pH ligt * Maandelijks * *
4 . Gesuspendeerde stoffen ( mg/l ) * * 25 ( 0 ) * * * 25 ( 0 ) * * Filtrering door een filtrerend membraan van 0,45 mm , of centrifugering ( min . 5 mir ten , gemiddelde versnelling 2 800-3 200 g ) , droging bij 105 * C en weging * * De aangegeven waarden hebben betrekking op gemiddelde concentraties en zijn niet van toepassing op gesuspendeerde stoffen met schadelijke chemische eigenschappen . Overstromingen kunnen bijzonder hoge concentraties teweegbrengen . *
Parameter * Water voor zalmachtigen * Water voor karperachtigen * Analyse - of onderzoekmethoden * Minimale bemonsterings - en meetfrequentie * Opmerkingen *
-
*G * I * G * I * * * *
5 . BOD5 ( mg/l O2 ) * * 3 * * * 6 * * Bepaling van de O2 volgens Winkler voor en na een incubatietijd van 5 dagen in het donker bij een temperatuur van 20 min of meer 1 * C ( nitrificatie mag niet worden verhinderd ) * * *
6 . Totaal fosfaat ( mg/l P ) * * * * * Moleculaire absorptiespectrofotometrie * * Voor meren met een gemiddelde diepte tussen 18 en 300 meter zou de volgende formule kunnen worden toegepast : *
-
** * * * * * L * 10 Z/Tw ( 1 + * Tw ) *
-
** * * * * * waarin *
-
** * * * * * L = belasting , uitgedrukt in mg P per vierkante meter oppervlakte van het meer in één jaar *
-
** * * * * * Z = gemiddelde diepte van het meer in meters *
-
** * * * * * T w = theoretische verblijftijd van het water van het meer , uitgedrukt in jaren . *
-
** * * * * * In andere gevallen kunnen grenswaarden van 0,2 mg/l voor water voor zalmachtigen en van 0,4 mg/l voor water voor karperachtigen , uitgedrukt als PO4 , als indicatief worden beschouwd ten einde de eutrofiëring te verminderen . *
7 . Nitrieten ( mg/l NO2 ) * * 0,01 * * * 0,03 * * Moleculaire absorptiespectrofotometrie * * *
Parameter * Water voor zalmachtigen * Water voor karperachtigen * Analyse - of onderzoekmethoden * Minimale bemonsterings - en meetfrequentie * Opmerkingen *
-
*G * I * G * I * * * *
8 . Fenolverbindingen ( mg/l C4H5OH ) * * ( 2 ) * * ( 2 ) * Onderzoek van smaak * * Een onderzoek van smaak wordt alleen verricht wanneer de aanwezigheid van fenolverbindingen wordt vermoed . *
9 . Koolwaterstoffen op oliebasis * * ( 3 ) * * ( 3 ) * Onderzoek van uiterlijk * Maandelijks * Een onderzoek van uiterlijk wordt één keer per maand verricht ; een onderzoek van smaak wordt alleen verricht wanneer de aanwezigheid van koolwaterstoffen wordt vermoed . *
-
** * * * Onderzoek van smaak * * *
10 . Niet-geïoniseerde ammoniak ( mg/l NH3 ) * * 0,005 * * 0,025 * * 0,005 * * 0,025 * Moleculaire absorptiespectrofotometrie met gebruik van indofenolblauw of volgens Nessler , gecombineerd met de bepaling van de pH en de temperatuur * Maandelijks * De waarden voor niet-geïoniseerde ammoniak mogen in de vorm van kleine pieken overdag worden overschreden . *
-
*Ter vermindering van het risico van toxiciteit door niet-geïoniseerde ammoniak , van zuurstofverbruik door nitrificatie en van eutrofiëring , mogen de concentraties van ammonium in totaal de volgende waarden niet overschrijden : * * * *
11 . Totaal ammonium ( mg/l NH4 ) * * 0,04 * * 1 ( 4 ) * * 0,2 * * 1 ( 4 ) * * * *
12 . Totaal residueel chloor ( mg/l HOCl ) * * * 0,005 * * * 0,005 * DPD-methode ( diethyl-p-fenyleendiamine ) * Maandelijks * De I-waarden komen overeen met pH = 6 . *
-
** * * * * * Hogere concentraties van totaal chloor zijn aanvaardbaar bij hogere pH . *
Parameter * Water voor zalmachtigen * Water voor karperachtigen * Analyse - of onderzoekmethoden * Minimale bemonsterings - en meetfrequentie * Opmerkingen *
-
*G * I * G * I * * * *
13 . Totaal zink ( mg/l Zn ) * * * 0,3 * * * 1,0 * Spectrometrie van de atomaire absorptie * Maandelijks * De I-waarden komen overeen met een hardheidsgraad van 100 mg/l CaCO3 . In de gevallen waarin de hardheid van het water tussen 10 en 500 mg/l ligt , zijn de overeenkomstige grenswaarden te vinden in bijlage II . *
14 . Opgelost koper ( mg/l Cu ) * * 0,04 * * * 0,04 * * Spectrometrie van de atomaire absorptie * * De G-waarden komen overeen met een hardheidsgraad van 100 mg/l CaCO3 . In de gevallen waarin de hardheid van het water tussen 10 en 300 mg/l ligt , zijn de overeenkomstige grenswaarden te vinden in bijlage II . *
( 1 ) De kunstmatige schommelingen in de pH ten opzichte van de niet beïnvloede waarden mogen niet meer dan min of meer 0,5 eenheden pH bedragen binnen de limieten gesteld op 6,0 en 9,0 , mits deze schommelingen niet de schadelijke werking van andere in het water aanwezige stoffen verhogen .
( 2 ) De fenolverbindingen mogen niet in zo hoge concentraties aanwezig zijn dat de smaak van de vis erdoor wordt gewijzigd .
( 3 ) Produkten op oliebasis mogen niet in zo grote hoeveelheden in het water voorkomen dat :
-
-het wateroppervlak met een zichtbare film of de bodem van waterlopen en meren met bezinksel wordt bedekt ,
-
-de vissen hierdoor een duidelijk aan koolwaterstoffen te wijten smaak krijgen ,
-
-schadelijke effecten bij de vissen hiervan het gevolg zijn .
( 4 ) Bij bijzondere klimatologische omstandigheden og bij bijzondere geografische omstandigheden , met name bij lage watertemperaturen en vermindering van de nitrificatie , of wanneer de bevoegde instantie kan aantonen dar er geen schadelijke gevolgen zijn voor de evenwichtige ontwikkeling van de vispopulaties , kunnen de Lid-Staten waarden vaststellen die hoger zijn dan 1 mg/l .
Algemene opmerking
Er zij opgemerkt dat er bij de vaststelling van de waarden der parameters van werd uitgegaan dat de in deze bijlage al dan niet behandelde andere parameters gunstig zijn . Dat betekent vooral dat de concentraties van andere schadelijke stoffen dan genoemde zeer zwak zijn .
Wanneer twee of meer stoffen in mengtoestand voorkomen , kan het totale effect ( additieve , synergetische of antagonistische werkingen ) significant zijn .
Afkortingen
G = Richtwaarde .
I = Bindende waarde .
( 0 ) = Afwijkingen zijn mogelijk overeenkomstig artikel 11 .
BIJLAGE II
SPECIFIEKE INDICATIES VOOR TOTAAL ZINK EN OPGELOST KOPER
Totaal zink
( Zie bijlage I , nr . 13 , kolom " opmerkingen " )
Zinkconcentraties ( mg/l Z n ) die overeenstemmen met verschillende waarden van de hardheid van het water tussen 10 en 500 mg/l CaCO3 :
-
*Hardheid van het water ( mg/l CaCO3 ) *
-
*10 * 50 * 100 * 500 *
Water voor zalmachtigen ( mg/l Z n ) * 0,03 0,2 * 0,3 * 0,5 *
Water voor karperachtigen ( mg/l Z n ) * 0,3 * 0,7 * 1,0 * 2,0 *
Opgelost koper
( Zie bijlage I , nr . 14 , kolom " opmerkingen " )
Concentraties van opgelost koper ( mg/l C u ) die overeenstemmen met verschillende waarden van de hardheid van het water tussen 10 en 300 mg/l CaCO3 :
-
*Hardheid van het water ( mg/l CaCO3 ) *
-
*10 * 50 * 100 * 300 *
mg/l C u * 0,005 ( 1 ) * 0,022 * 0,04 * 0,112 *
( 1 ) De aanwezigheid van vis in water dat hogere koperconcentraties bevat , kan erop wizen dat oplosbare organische kopercomplexen domineren .
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.