tot wijziging van Kaderbesluit 2002/584/JBZ, Kaderbesluit 2005/214/JBZ, Kaderbesluit 2006/783/JBZ, Kaderbesluit 2008/909/JBZ en Kaderbesluit 2008/947/JBZ en tot versterking van de procedurele rechten van personen, tot bevordering van de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen gegeven ten aanzien van personen die niet verschenen zijn tijdens het proces
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 31, lid 1, onder a), en artikel 34, lid 2, onder b),
Gezien het initiatief van de Republiek Slovenië, de Franse Republiek, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Zweden, de Slowaakse Republiek, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en de Bondsrepubliek Duitsland (1),
Gezien het advies van het Europees Parlement,
Overwegende hetgeen volgt:
(1)
Het recht van een verdachte om in persoon te verschijnen tijdens het proces maakt deel uit van het recht op een eerlijk proces dat is voorzien in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, zoals uitgelegd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Het Hof heeft tevens verklaard dat het recht van de verdachte om in persoon tijdens het proces te verschijnen, niet absoluut is, alsook dat de verdachte onder bepaalde voorwaarden uit eigen beweging uitdrukkelijk of stilzwijgend, maar op ondubbelzinnige wijze afstand kan doen van dat recht.
(2)
In de verschillende kaderbesluiten van de Raad ter toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op onherroepelijke rechterlijke beslissingen wordt de kwestie van beslissingen gegeven na een proces waarbij de betrokkene niet in persoon is verschenen, niet op een consistente wijze behandeld. Deze diversiteit kan het werk van de personen die deze instrumenten toepassen bemoeilijken en de justitiële samenwerking belemmeren.
(3)
De in deze kaderbesluiten opgenomen oplossingen zijn niet bevredigend voor de gevallen waarin de betrokkene niet over het verloop van de behandeling kon worden geïnformeerd. Op grond van de Kaderbesluiten 2005/214/JBZ inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op geldelijke sancties (2), 2006/783/JBZ inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen tot confiscatie (3), 2008/909/JBZ inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op strafrechtelijke beslissingen waarbij vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen worden opgelegd met het oog op de tenuitvoerlegging ervan in de Europese Unie (4) en 2008/947/JBZ inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning op vonnissen en proeftijdbeslissingen met het oog op het toezicht op proeftijdvoorwaarden en alternatieve straffen (5) mag de uitvoerende autoriteit de tenuitvoerlegging van dergelijke vonnissen weigeren. Krachtens Kaderbesluit 2002/584/JBZ betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (6) mag de uitvoerende autoriteit eisen dat de uitvaardigende rechterlijke autoriteit een voldoende garantie geeft dat de persoon tegen wie het Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd, in de gelegenheid zal worden gesteld in de uitvaardigende lidstaat om een nieuw proces te verzoeken en aanwezig te zijn op de terechtzitting. Over de vraag of die garantie voldoende is, wordt beslist door de uitvoerende autoriteit, en daardoor is het moeilijk om exact vast te stellen wanneer de tenuitvoerlegging kan worden geweigerd.
(4)
Er moeten derhalve duidelijke, gemeenschappelijke gronden worden bepaald voor het niet erkennen van beslissingen die zijn gegeven na een proces waarbij de betrokkene niet in persoon is verschenen. Dit kaderbesluit strekt ertoe zulke gemeenschappelijke gronden nauwkeuriger te omschrijven, waardoor de uitvoerende autoriteit de beslissing met volledige inachtneming van het recht van verdediging van de betrokkene ten uitvoer kan leggen ondanks de afwezigheid van de betrokkene tijdens het proces. Dit kaderbesluit beoogt niet vormen en methoden, met inbegrip van de procedurevoorschriften, die worden gebruikt om de in dit kaderbesluit gespecificeerde resultaten te behalen, te regelen; deze blijven een zaak van het nationale recht van de lidstaten.
(5)
Deze aanpassingen vereisen een wijziging van de bestaande kaderbesluiten betreffende toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op definitieve rechterlijke beslissingen. De nieuwe bepalingen moeten tevens dienen als basis voor toekomstige instrumenten op dit gebied.
(6)
De bepalingen van dit kaderbesluit tot wijziging van andere kaderbesluiten leggen vast onder welke voorwaarden de erkenning en tenuitvoerlegging van een beslissing die is gegeven na een proces waarbij de betrokkene niet in persoon is verschenen, niet behoort te worden geweigerd. Het gaat om alternatieve voorwaarden. Indien aan één van de voorwaarden is voldaan, geeft de uitvaardigende autoriteit door de desbetreffende rubriek van het Europees aanhoudingsbevel of van het relevante certificaat bij de andere kaderbesluiten in te vullen, de garantie dat aan de voorschriften is of zal worden voldaan, hetgeen voldoende zou moeten zijn voor de tenuitvoerlegging van de beslissing op grond van het beginsel van wederzijdse erkenning.
(7)
De erkenning en tenuitvoerlegging van een beslissing die is gegeven na een proces waarbij de betrokkene niet in persoon is verschenen, mag niet worden geweigerd indien hij persoonlijk was gedagvaard en daarbij op de hoogte was gebracht van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot de beslissing heeft geleid of indien hij anderszins daadwerkelijk officieel in kennis is gesteld van het tijdstip en de plaats van dat proces, waardoor op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat hij op de hoogte was van het voorgenomen proces. In dit verband dient de betrokkene die kennisgeving „tijdig” te hebben ontvangen, dat wil zeggen lang genoeg van tevoren om hem in staat te stellen bij het proces aanwezig te zijn en zijn recht van verdediging effectief uit te oefenen.
(8)
Het recht op een eerlijk proces van een verdachte is gegarandeerd door het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, zoals uitgelegd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Dit recht omvat het recht van de betrokkene om in persoon tijdens het proces te verschijnen. Om van dit recht gebruik te kunnen maken, dient de betrokkene op de hoogte te zijn van het voorgenomen proces. Ingevolge dit kaderbesluit dient elke lidstaat er overeenkomstig het nationale recht zorg voor te dragen dat de betrokkene op de hoogte is van het proces, met dien verstande dat het nationale recht in overeenstemming moet zijn met het genoemde Verdrag. Uit de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens blijkt, dat in voorkomend geval bij het beoordelen of de wijze van kennisgeving voldoende waarborgt dat de betrokkene op de hoogte is van het proces, ook in het bijzonder kan worden overwogen of de betrokkene voldoende diligent is geweest de aan hem gerichte kennisgeving in ontvangst te nemen.
(9)
Om praktische redenen kan het tijdstip van het proces aanvankelijk worden aangegeven in de vorm van verscheidene mogelijke data binnen een korte tijdspanne.
(10)
De erkenning en tenuitvoerlegging van een beslissing die is gegeven na een proces waarbij de betrokkene niet in persoon is verschenen, kan niet worden geweigerd indien de betrokkene op de hoogte was van het voorgenomen proces en zijn verdediging werd gevoerd door een gemachtigd raadsman zodat concrete en effectieve rechtsbijstand was gegarandeerd. Het doet in dit verband niet ter zake of de raadsman was gekozen, benoemd en betaald door de betrokkene, dan wel was benoemd en betaald door de staat, met dien verstande dat de betrokkene uitdrukkelijk moet hebben verkozen te worden vertegenwoordigd door een raadsman in plaats van in persoon tijdens het proces te verschijnen. De aanwijzing van de raadsman en daarmee verband houdende vraagstukken zijn een zaak voor het nationale recht.
(11)
Bij de gemeenschappelijke oplossingen voor de in de betrokken kaderbesluiten opgenomen gronden voor niet-erkenning moet rekening gehouden worden met de verschillende situaties in verband met het recht van de betrokkene op een nieuw proces of een rechtsmiddel. Het nieuwe proces of het rechtsmiddel is gericht op de waarborging van de rechten van de verdediging en wordt gekenmerkt door de volgende elementen: de betrokkene heeft het recht aanwezig te zijn, de zaak wordt opnieuw ten gronde behandeld, met inbegrip van nieuw bewijsmateriaal, en de procedure kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing.
(12)
Het recht op een nieuw proces of een rechtsmiddel moet worden gewaarborgd wanneer de beslissing reeds is betekend of, in het geval van het Europees aanhoudingsbevel, wanneer de beslissing nog niet werd betekend maar zulks na overlevering onverwijld zal gebeuren. Deze laatste situatie kan zich voordoen wanneer de autoriteiten er niet in zijn geslaagd met de betrokkene in contact te treden, met name omdat deze heeft getracht zich aan justitie te onttrekken.
(13)
Indien het Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd met het oog op de tenuitvoerlegging van een tot vrijheidsbeneming strekkende straf of maatregel en de betrokkene nog niet officieel van de tegen hem bestaande strafprocedure in kennis is gesteld en hem nog geen vonnis is betekend, dient hij, louter ter kennisgeving, na een verzoek in de uitvoerende lidstaat, een afschrift van het vonnis te ontvangen. De uitvaardigende en de uitvoerende rechterlijke autoriteit dienen in voorkomend geval in onderling overleg na te gaan of het nodig en mogelijk is de betrokkene een vertaling te doen toekomen van het vonnis, althans van de hoofdbestanddelen daarvan, in een taal die de betrokkene begrijpt. Door dergelijke overhandiging van het vonnis mag noch de overleveringsprocedure noch de beslissing tot tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel vertraging oplopen.
(14)
Dit kaderbesluit beperkt zich tot de nauwkeurigere omschrijving van gronden voor niet-erkenning in regelingen ter toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning. Derhalve hebben bepalingen als die betreffende het recht op een nieuw proces alleen betrekking op de omschrijving van die gronden voor niet-erkenning. Ze zijn niet bedoeld om de nationale wetgevingen onderling aan te passen. Dit kaderbesluit laat toekomstige regelgeving van de Europese Unie tot onderlinge aanpassing van de nationale wetgevingen op strafrechtelijk gebied onverlet.
(15)
De gronden voor niet-erkenning zijn facultatief. De vrijheid waarover de lidstaten beschikken om deze gronden in de nationale wetgeving op te nemen, wordt echter vooral bepaald door het recht op een eerlijk proces, waarbij tegelijkertijd rekening moet worden gehouden met het algemene doel van dit kaderbesluit, te weten het versterken van de procedurele rechten van personen en het faciliteren van de justitiële samenwerking in strafzaken,
HEEFT HET VOLGENDE KADERBESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Doelstellingen en werkingssfeer
1.
Doelstellingen van dit kaderbesluit zijn de procedurele rechten van personen tegen wie een strafprocedure loopt, te versterken, de justitiële samenwerking in strafzaken te faciliteren, in het bijzonder het bevorderen van de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen tussen de lidstaten.
2.
Dit kaderbesluit kan niet tot gevolg hebben dat de verplichting tot eerbiediging van de grondrechten en de fundamentele rechtsbeginselen die zijn neergelegd in artikel 6 van het Verdrag, inclusief de rechten van de verdediging van personen tegen wie een strafprocedure loopt, en alle verplichtingen die in dat verband op de gerechtelijke autoriteiten rusten, worden aangetast.
3.
Dit kaderbesluit stelt gemeenschappelijke regels vast voor de erkenning en/of tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen in een lidstaat (de uitvoerende lidstaat) die in een andere lidstaat (de uitvaardigende of beslissingslidstaat) zijn uitgevaardigd na een proces waarbij de betrokkene niet aanwezig was, overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ, artikel 7, lid 2, onder g), van Kaderbesluit 2005/214/JBZ, artikel 8, lid 2, onder e), van Kaderbesluit 2006/783/JBZ, artikel 9, lid 1, onder i), van Kaderbesluit 2008/909/JBZ en artikel 11, lid 1, onder h), van Kaderbesluit 2008/947/JBZ.
Artikel 2
Wijzigingen in Kaderbesluit 2002/584/JBZ
Kaderbesluit 2002/584/JBZ wordt als volgt gewijzigd:
1.
Het volgende artikel wordt ingevoegd:
„Artikel 4 bis
Beslissingen gegeven na een proces waarop de betrokkene niet in persoon is verschenen
1.
De uitvoerende rechterlijke autoriteit kan de tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel voor de uitvoering van een tot vrijheidsbeneming strekkende straf of maatregel ook weigeren, indien de betrokkene niet in persoon is verschenen op het proces dat tot de beslissing heeft geleid, tenzij in het Europees aanhoudingsbevel is vermeld dat, overeenkomstig nadere in het nationale recht van de uitvaardigende lidstaat bepaalde procedurevoorschriften:
a)
de betrokkene tijdig
i)
persoonlijk is gedagvaard en daarbij op de hoogte is gebracht van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot de beslissing heeft geleid of anderszins daadwerkelijk officieel in kennis is gesteld van het tijdstip en de plaats van dat proces, zodat op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat hij op de hoogte was van het voorgenomen proces;
en
ii)
ervan in kennis is gesteld dat een beslissing kan worden gegeven wanneer hij niet op het proces verschijnt;
of dat
b)
de betrokkene op de hoogte was van het voorgenomen proces, een zelf gekozen of van overheidswege toegewezen raadsman heeft gemachtigd zijn verdediging op het proces te voeren, en op het proces ook werkelijk door die raadsman is verdedigd;
of dat
c)
de betrokkene nadat de beslissing aan hem was betekend en hij uitdrukkelijk was geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarop hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing:
i)
uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat hij de beslissing niet betwist;
of
ii)
niet binnen de voorgeschreven termijn verzet of hoger beroep heeft aangetekend;
of dat
d)
de beslissing niet persoonlijk aan de betrokkene is betekend, maar:
i)
hem na overlevering onverwijld persoonlijk zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarop hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing;
en
ii)
dat de betrokkene wordt geïnformeerd over de termijn waarover hij beschikt om verzet of hoger beroep aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
2.
Ingeval het Europees aanhoudingsbevel wordt uitgevaardigd met het oog op de tenuitvoerlegging van een tot vrijheidsbeneming strekkende straf of maatregel onder de voorwaarden van lid 1, onder d), en de betrokkene nog niet officieel van de tegen hem bestaande strafprocedure in kennis is gesteld, kan hij wanneer hij van de inhoud van het Europees aanhoudingsbevel in kennis wordt gesteld, verzoeken een afschrift van het vonnis te ontvangen alvorens te worden overgeleverd. De uitvaardigende autoriteit overhandigt het afschrift onmiddellijk na van het verzoek in kennis te zijn gesteld via de uitvoerende autoriteit aan de betrokkene. Het verzoek van de betrokkene mag noch de overleveringsprocedure noch de beslissing tot tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel vertraging doen oplopen. De overhandiging van het vonnis aan de betrokkene geschiedt louter ter kennisgeving, is niet te beschouwen als officiële betekening van het vonnis en doet geen termijnen voor het aantekenen van verzet of hoger beroep ingaan.
3.
Ingeval de betrokkene wordt overgeleverd onder de voorwaarden van lid 1, onder d), en verzet of hoger beroep heeft aangetekend, wordt diens vrijheidsbeneming in afwachting van de procedure van verzet of hoger beroep en zolang deze niet is voltooid, herzien overeenkomstig het recht van de uitvaardigende staat, hetzij op regelmatige basis, hetzij op verzoek van de betrokkene. Bij die herziening wordt in het bijzonder de mogelijkheid tot schorsing of onderbreking van de vrijheidsbeneming overwogen. Het verzet of hoger beroep wordt na de overlevering tijdig ingeleid.”.
2.
In artikel 5 wordt lid 1 geschrapt.
3.
In de bijlage („Europees aanhoudingsbevel”) wordt punt d) vervangen door:
„d)
Gelieve te vermelden of de betrokkene in persoon is verschenen op het proces dat heeft geleid tot de beslissing:
1.
Ja, de betrokkene is in persoon verschenen op het proces dat heeft geleid tot de beslissing.
2.
Neen, de betrokkene is niet in persoon verschenen op het proces dat heeft geleid tot de beslissing.
3.
Indien u het vakje „neen” (keuzemogelijkheid 2) heeft aangekruist, gelieve een van de volgende gevallen te bevestigen:
3.1a)
de betrokkene is persoonlijk gedagvaard op … (dag/maand/jaar) en is daarbij op de hoogte gebracht van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot de beslissing heeft geleid, en is ervan in kennis gesteld dat een beslissing kan worden gegeven wanneer hij niet op het proces verschijnt;
OF
3.1b)
de betrokkene is niet persoonlijk gedagvaard, maar is anderszins daadwerkelijk officieel in kennis gesteld van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot de beslissing heeft geleid zodat op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat hij op de hoogte was van het voorgenomen proces, en is ervan in kennis gesteld dat een beslissing kan worden gegeven wanneer hij niet op het proces verschijnt;
OF
3.2.
de betrokkene was op de hoogte van het voorgenomen proces, heeft een zelf gekozen of van overheidswege toegewezen raadsman gemachtigd zijn verdediging op het proces te voeren, en is op het proces ook werkelijk door die raadsman verdedigd;
OF
3.3.
nadat de beslissing aan hem was betekend op … (dag/maand/jaar) en hij uitdrukkelijk was geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing
heeft de betrokkene uitdrukkelijk te kennen gegeven dat hij de beslissing niet betwist;
OF
heeft de betrokkene niet binnen de voorgeschreven termijn verzet of hoger beroep aangetekend;
OF
3.4.
de beslissing is niet persoonlijk aan de betrokkene betekend, maar
—
de beslissing zal hem na overlevering onverwijld persoonlijk worden betekend, en
—
de betrokkene zal na de betekening van de beslissing uitdrukkelijk worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing, en
—
de betrokkene zal geïnformeerd worden over de termijn waarover hij beschikt om verzet of hoger beroep aan te tekenen, namelijk … dagen.
4.
Gelieve voor het in punt 3.1b, 3.2 of 3.3 aangekruiste vakje te vermelden op welke wijze aan de desbetreffende voorwaarde is voldaan:
… …”.
Artikel 3
Wijzigingen in Kaderbesluit 2005/214/JBZ
Kaderbesluit 2005/214/JBZ wordt als volgt gewijzigd:
1.
Artikel 7, lid 2, wordt als volgt gewijzigd:
a)
punt g) komt als volgt te luiden:
„g)
volgens het in artikel 4 bedoelde certificaat de betrokkene, in het geval van een schriftelijke procedure, niet in overeenstemming met het recht van de beslissingsstaat persoonlijk of via een naar het nationale recht bevoegde vertegenwoordiger in kennis is gesteld van zijn recht om de zaak te betwisten, alsmede van de termijnen waarbinnen dat rechtsmiddel moet worden aangewend”;
b)
de volgende punten worden toegevoegd:
„i)
volgens het in artikel 4 bedoelde certificaat de betrokkene niet in persoon is verschenen op het proces dat tot de beslissing heeft geleid, tenzij in het certificaat is vermeld dat de betrokkene, overeenkomstig nadere in het nationale recht van de beslissingsstaat bepaalde procedurevoorschriften:
i)
tijdig
—
persoonlijk is gedagvaard en daarbij op de hoogte is gebracht van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot de beslissing heeft geleid of anderszins daadwerkelijk officieel in kennis is gesteld van het tijdstip en de plaats van dat proces, zodat op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat hij op de hoogte was van het voorgenomen proces,
en
—
ervan in kennis is gesteld dat een beslissing kan worden gegeven wanneer hij niet op het proces verschijnt;
of
ii)
op de hoogte was van het voorgenomen proces, een zelf gekozen of van overheidswege toegewezen raadsman heeft gemachtigd zijn verdediging op het proces te voeren, en op het proces ook werkelijk door die raadsman is verdedigd;
of
iii)
nadat de beslissing aan hem was betekend en hij uitdrukkelijk was geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing:
—
uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat hij de beslissing niet betwist;
of
—
niet binnen de voorgeschreven termijn verzet of hoger beroep heeft aangetekend;
j)
volgens het in artikel 4 bedoelde certificaat de betrokkene niet in persoon is verschenen, tenzij in het certificaat is vermeld dat de betrokkene, na uitdrukkelijk te zijn geïnformeerd over de procedure en over de mogelijkheid om in persoon aanwezig te zijn op het proces, uitdrukkelijk heeft verklaard afstand te doen van zijn recht op een mondelinge behandeling en uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat hij de zaak niet betwist.”.
2.
Artikel 7, lid 3, wordt vervangen door:
„3. In de gevallen bedoeld in lid 1 en in lid 2, onder c), g), i) en j), raadpleegt de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat, voordat zij besluit een beslissing geheel of gedeeltelijk niet te erkennen of niet ten uitvoer te leggen, de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat, in voorkomend geval met het verzoek onverwijld alle noodzakelijke gegevens te verstrekken.”.
3.
In punt h) van de bijlage („certificaat”) wordt punt 3 vervangen door:
„3.
Gelieve te vermelden of de betrokkene in persoon is verschenen op het proces dat heeft geleid tot de beslissing:
1.
Ja, de betrokkene is in persoon verschenen op het proces dat heeft geleid tot de beslissing.
2.
Neen, de betrokkene is niet in persoon verschenen op het proces dat heeft geleid tot de beslissing.
3.
Indien u het vakje „neen” (keuzemogelijkheid 2) heeft aangekruist, gelieve een van de volgende gevallen te bevestigen:
3.1a)
de betrokkene is persoonlijk gedagvaard op … (dag/maand/jaar) en is daarbij op de hoogte gebracht van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot de beslissing heeft geleid, en is ervan in kennis gesteld dat een beslissing kan worden gegeven wanneer hij niet op het proces verschijnt;
OF
3.1b)
de betrokkene is niet persoonlijk gedagvaard, maar is anderszins daadwerkelijk officieel in kennis gesteld van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot de beslissing heeft geleid zodat op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat hij op de hoogte was van het voorgenomen proces, en is ervan in kennis gesteld dat een beslissing kan worden gegeven wanneer hij niet op het proces verschijnt;
OF
3.2.
de betrokkene was op de hoogte van het voorgenomen proces, heeft een zelf gekozen of van overheidswege toegewezen raadsman gemachtigd zijn verdediging op het proces te voeren, en is op het proces ook werkelijk door die raadsman verdedigd;
OF
3.3.
nadat de beslissing aan hem was betekend op … (dag/maand/jaar) en hij uitdrukkelijk was geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing
heeft de betrokkene uitdrukkelijk te kennen gegeven dat hij de beslissing niet betwist;
OF
heeft de betrokkene niet binnen de voorgeschreven termijn verzet of hoger beroep aangetekend;
OF
3.4.
de betrokkene, na uitdrukkelijk te zijn geïnformeerd over de procedure en over de mogelijkheid om in persoon te verschijnen op het proces, heeft uitdrukkelijk verklaard afstand te doen van zijn recht op een mondelinge behandeling en heeft uitdrukkelijk te kennen gegeven dat hij de zaak niet betwist.
4.
Gelieve voor het in punt 3.1b, 3.2, 3.3 en 3.4 aangekruiste vakje te vermelden op welke wijze aan de desbetreffende voorwaarde is voldaan:
… …”.
Artikel 4
Wijzigingen in Kaderbesluit 2006/783/JBZ
Kaderbesluit 2006/783/JBZ wordt als volgt gewijzigd:
1.
In artikel 8, lid 2, wordt punt e) vervangen door:
„e)
de betrokkene volgens het in artikel 4, lid 2, bedoelde certificaat niet in persoon is verschenen bij de procedure die heeft geleid tot de beslissing tot confiscatie, tenzij het certificaat aangeeft dat de betrokkene, overeenkomstig nadere in het nationale recht van de beslissingsstaat bepaalde procedurevoorschriften:
i)
tijdig
—
persoonlijk is gedagvaard en daarbij op de hoogte is gebracht van het tijdstip en de plaats van de procedure die tot de beslissing tot confiscatie heeft geleid of anderszins daadwerkelijk officieel in kennis is gesteld van het tijdstip en de plaats van die procedure, zodat op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat hij op de hoogte was van de voorgenomen procedure;
en
—
ervan in kennis is gesteld dat zo'n beslissing tot confiscatie ook kan worden gegeven wanneer hij niet bij de procedure verschijnt;
of
ii)
op de hoogte was van de voorgenomen procedure, een zelf gekozen of van overheidswege toegewezen raadsman heeft gemachtigd zijn verdediging bij de procedure te voeren, en bij de procedure ook werkelijk door die raadsman is verdedigd;
of
iii)
nadat de beslissing tot confiscatie aan hem was betekend en hij uitdrukkelijk was geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing tot confiscatie,
—
uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat hij de beslissing tot confiscatie niet betwist;
of
—
niet binnen de voorgeschreven termijn verzet of hoger beroep heeft aangetekend.”.
2.
In de bijlage („certificaat”) wordt punt j) vervangen door:
„j)
Procedure die heeft geleid tot de beslissing tot confiscatie
Gelieve te vermelden of de betrokkene in persoon is verschenen bij het proces dat heeft geleid tot de beslissing tot confiscatie:
1.
Ja, de betrokkene is in persoon verschenen bij het proces dat heeft geleid tot de beslissing tot confiscatie.
2.
Neen, de betrokkene is niet in persoon verschenen bij het proces dat heeft geleid tot de beslissing tot confiscatie.
3.
Indien u het vakje„neen” (keuzemogelijkheid 2) heeft aangekruist, gelieve een van de volgende gevallen te bevestigen:
3.1a)
de betrokkene is persoonlijk gedagvaard op … (dag/maand/jaar) en is daarbij op de hoogte gebracht van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot de beslissing tot confiscatie heeft geleid, en is ervan in kennis gesteld dat een beslissing tot confiscatie kan worden gegeven wanneer hij niet bij het proces verschijnt;
OF
3.1b)
de betrokkene is niet persoonlijk gedagvaard, maar is anderszins daadwerkelijk officieel in kennis gesteld van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot de beslissing tot confiscatie heeft geleid zodat op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat hij op de hoogte was van het voorgenomen proces, en is ervan in kennis gesteld dat een beslissing tot confiscatie kan worden gegeven wanneer hij niet bij het proces verschijnt;
OF
3.2.
de betrokkene was op de hoogte van het voorgenomen proces, heeft een zelf gekozen of van overheidswege toegewezen raadsman gemachtigd zijn verdediging bij het proces te voeren, en is bij het proces ook werkelijk door die raadsman verdedigd;
OF
3.3.
nadat de beslissing tot confiscatie aan hem was betekend op … (dag/maand/jaar) en hij uitdrukkelijk was geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing tot confiscatie
heeft de betrokkene uitdrukkelijk te kennen gegeven dat hij de beslissing tot confiscatie niet betwist;
OF
heeft de betrokkene niet binnen de voorgeschreven termijn verzet of hoger beroep aangetekend.
4.
Gelieve voor het in punt 3.1b, 3.2 of 3.3 aangekruiste vakje te vermelden op welke wijze aan de desbetreffende voorwaarde is voldaan:
… …”.
Artikel 5
Wijzigingen in Kaderbesluit 2008/909/JBZ
Kaderbesluit 2008/909/JBZ wordt als volgt gewijzigd:
1.
In artikel 9, lid 1, wordt punt i) vervangen door:
„i)
volgens het in artikel 4 bedoelde certificaat de betrokkene niet in persoon is verschenen op het proces dat tot de beslissing heeft geleid, tenzij in het certificaat is vermeld dat de betrokkene, overeenkomstig nadere in het nationale recht van de beslissingsstaat bepaalde procedurevoorschriften:
i)
tijdig
—
persoonlijk is gedagvaard en daarbij op de hoogte is gebracht van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot de beslissing heeft geleid of anderszins daadwerkelijk officieel in kennis is gesteld van het tijdstip en de plaats van dat proces, zodat op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat hij op de hoogte was van het voorgenomen proces;
en
—
ervan in kennis is gesteld dat een beslissing kan worden gegeven wanneer hij niet op het proces verschijnt;
of
ii)
op de hoogte was van het voorgenomen proces, een zelf gekozen of van overheidswege toegewezen raadsman heeft gemachtigd zijn verdediging op het proces te voeren, en op het proces ook werkelijk door die raadsman is verdedigd;
of
iii)
nadat de beslissing aan hem was betekend en hij uitdrukkelijk was geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing:
—
uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat hij de beslissing niet betwist;
of
—
niet binnen de voorgeschreven termijn verzet of hoger beroep heeft aangetekend.”.
2.
In punt i) van bijlage I („certificaat”) wordt punt 1 vervangen door:
„1.
Gelieve te vermelden of de betrokkene in persoon is verschenen op het proces dat heeft geleid tot de beslissing:
1.
Ja, de betrokkene is in persoon verschenen op het proces dat heeft geleid tot de beslissing.
2.
Neen, de betrokkene is niet in persoon verschenen op het proces dat heeft geleid tot de beslissing.
3.
Indien u het vakje „neen” (keuzemogelijkheid 2) heeft aangekruist, gelieve een van de volgende gevallen te bevestigen:
3.1a)
de betrokkene is persoonlijk gedagvaard op … (dag/maand/jaar) en is daarbij op de hoogte is gebracht van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot de beslissing heeft geleid, en is ervan in kennis gesteld dat een beslissing kan worden gegeven wanneer hij niet op het proces verschijnt;
OF
3.1b)
de betrokkene is niet persoonlijk gedagvaard, maar is anderszins daadwerkelijk officieel in kennis gesteld van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot de beslissing heeft geleid zodat op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat hij op de hoogte was van het voorgenomen proces, en is ervan in kennis gesteld dat een beslissing kan worden gegeven wanneer hij niet op het proces verschijnt;
OF
3.2.
de betrokkene was op de hoogte van het voorgenomen proces, heeft een zelf gekozen of van overheidswege toegewezen raadsman gemachtigd zijn verdediging op het proces te voeren, en is op het proces ook werkelijk door die raadsman verdedigd;
OF
3.3.
nadat de beslissing aan hem was betekend op … (dag/maand/jaar) en hij uitdrukkelijk was geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing
heeft de betrokkene uitdrukkelijk te kennen gegeven dat hij de beslissing niet betwist;
OF
heeft de betrokkene niet binnen de voorgeschreven termijn verzet of hoger beroep aangetekend.
4.
Gelieve voor het in punt 3.1b, 3.2 of 3.3 aangekruiste vakje te vermelden op welke wijze aan de desbetreffende voorwaarde is voldaan:
… …”.
Artikel 6
Wijzigingen in Kaderbesluit 2008/947/JBZ
Kaderbesluit 2008/947/JBZ wordt als volgt gewijzigd:
1.
In artikel 11, lid 1, wordt punt h) vervangen door:
„h)
volgens het in artikel 6 bedoelde certificaat de betrokkene niet in persoon is verschenen op het proces dat tot de beslissing heeft geleid, tenzij in het certificaat is vermeld dat de betrokkene, overeenkomstig nadere in het nationale recht van de beslissingsstaat bepaalde procedurevoorschriften:
i)
tijdig
—
persoonlijk is gedagvaard en daarbij op de hoogte is gebracht van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot de beslissing heeft geleid of anderszins daadwerkelijk officieel in kennis is gesteld van het tijdstip en de plaats van dat proces, zodat op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat hij op de hoogte was van het voorgenomen proces;
en
—
ervan in kennis is gesteld dat een beslissing kan worden gegeven wanneer hij niet op het proces verschijnt;
of
ii)
op de hoogte was van het voorgenomen proces, een zelf gekozen of van overheidswege toegewezen raadsman heeft gemachtigd zijn verdediging op het proces te voeren, en op het proces ook werkelijk door die raadsman is verdedigd;
of
iii)
nadat de beslissing aan hem was betekend en hij uitdrukkelijk was geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing:
—
uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat hij de beslissing niet betwist;
of
—
niet binnen de voorgeschreven termijn verzet of hoger beroep heeft aangetekend.”.
2.
In bijlage I („certificaat”) wordt punt h) vervangen door:
„h)
Gelieve te vermelden of de betrokkene in persoon is verschenen op het proces dat heeft geleid tot de beslissing:
1.
Ja, de betrokkene is in persoon verschenen op het proces dat heeft geleid tot de beslissing.
2.
Neen, de betrokkene is niet in persoon verschenen op het proces dat heeft geleid tot de beslissing.
3.
Indien u het vakje „neen” (keuzemogelijkheid 2) heeft aangekruist, gelieve een van de volgende gevallen te bevestigen:
3.1a)
de betrokkene is persoonlijk gedagvaard op … (dag/maand/jaar) en is daarbij op de hoogte gebracht van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot de beslissing heeft geleid, en is ervan in kennis gesteld dat een beslissing kan worden gegeven wanneer hij niet op het proces verschijnt;
OF
3.1b)
de betrokkene is niet persoonlijk gedagvaard, maar is anderszins daadwerkelijk officieel in kennis gesteld van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot de beslissing heeft geleid zodat op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat de betrokkene op de hoogte was van het voorgenomen proces, en is ervan in kennis gesteld dat een beslissing kan worden gegeven wanneer hij niet op het proces verschijnt;
OF
3.2.
de betrokkene was op de hoogte van het voorgenomen proces, heeft een zelf gekozen of van overheidswege toegewezen raadsman gemachtigd zijn verdediging op het proces te voeren, en is op het proces ook werkelijk door die raadsman verdedigd;
OF
3.3.
nadat de beslissing aan hem was betekend op … (dag/maand/jaar) en hij uitdrukkelijk was geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing
heeft de betrokkene uitdrukkelijk te kennen gegeven dat hij de beslissing niet betwist;
OF
heeft de betrokkene niet binnen de voorgeschreven termijn verzet of hoger beroep aangetekend.
4.
Gelieve voor het in punt 3.1b, 3.2 of 3.3 aangekruiste vakje te vermelden op welke wijze aan de desbetreffende voorwaarde is voldaan:
… …”.
Artikel 7
Territoriaal toepassingsgebied
Dit kaderbesluit is van toepassing op Gibraltar.
Artikel 8
Uitvoerings- en overgangsbepalingen
1.
De lidstaten treffen de noodzakelijke maatregelen om uiterlijk op 28 maart 2011 aan dit kaderbesluit te voldoen.
2.
Dit kaderbesluit is met ingang van de in lid 1 genoemde datum van toepassing op de erkenning en tenuitvoerlegging van buiten de aanwezigheid van de verdachte in persoon gegeven beslissingen.
3.
Indien een lidstaat bij de aanneming van dit kaderbesluit heeft verklaard ernstige redenen te hebben om aan te nemen dat hij niet op de in lid 1 genoemde datum aan dit kaderbesluit zal kunnen voldoen, is dit kaderbesluit uiterlijk op 1 januari 2014 van toepassing op de erkenning en tenuitvoerlegging van door de bevoegde autoriteiten van die lidstaat buiten de aanwezigheid van de verdachte in persoon gegeven beslissingen. Elke andere lidstaat kan eisen dat de lidstaat die een dergelijke verklaring heeft afgelegd, de toepasselijke bepalingen van de in de artikelen 2, 3, 4, 5 en 6 bedoelde kaderbesluiten in de versie waarin zij oorspronkelijk werden vastgesteld, toepast op de erkenning en tenuitvoerlegging van door die lidstaat buiten de aanwezigheid van de verdachte in persoon gegeven beslissingen.
4.
Tot de datum vermeld in lid 1, respectievelijk in lid 3, zijn de betreffende bepalingen van de in de artikelen 2, 3, 4, 5 en 6 bedoelde kaderbesluiten van toepassing in de versie waarin zij oorspronkelijk werden vastgesteld.
5.
Een overeenkomstig lid 3 afgelegde verklaring wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Zij kan te allen tijde worden ingetrokken.
6.
De lidstaten delen het secretariaat-generaal van de Raad en de Commissie de tekst mee van de bepalingen waarmee zij hun verplichtingen uit hoofde van dit kaderbesluit in hun nationale recht omzetten.
Artikel 9
Toetsing
1.
Uiterlijk op 28 maart 2014 stelt de Commissie een verslag op, aan de hand van de informatie die zij op grond van artikel 8, lid 6, van de lidstaten heeft ontvangen.
2.
Op basis van het in lid 1 bedoelde verslag beoordeelt de Raad:
a)
in hoeverre de lidstaten de nodige maatregelen hebben getroffen om dit kaderbesluit na te leven; en
b)
de toepassing van dit kaderbesluit.
3.
Het in lid 1 bedoelde verslag gaat, indien nodig, vergezeld van wetgevingsvoorstellen.
Artikel 10
Inwerkingtreding
Dit kaderbesluit treedt in werking op de dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.