Besluit 2007/598 - Maatregelen ter preventie van de verspreiding van hoogpathogene aviaire influenza naar andere in gevangenschap levende vogels in dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten of centra in de lidstaten

1.

Wettekst

1.9.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 230/20

 

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 28 augustus 2007

tot vaststelling van maatregelen ter preventie van de verspreiding van hoogpathogene aviaire influenza naar andere in gevangenschap levende vogels in dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten of centra in de lidstaten

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 3987)

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/598/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo's waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage A, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG geldt (1), en met name op artikel 22, lid 1,

Gelet op Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza en tot intrekking van Richtlijn 92/40/EEG (2), en met name op artikel 56, lid 3, artikel 57, lid 2, en artikel 63, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Richtlijn 2005/94/EG stelt bepaalde preventieve maatregelen inzake het toezicht op en de vroegtijdige detectie van aviaire influenza vast en geeft aan welke bestrijdingsmaatregelen minimaal genomen moeten worden bij een uitbraak van die ziekte bij pluimvee en andere in gevangenschap levende vogels.

 

(2)

Richtlijn 2005/94/EG stelt ook voorschriften vast voor het invoeren van preventieve vaccinatie tegen aviaire influenza van pluimvee en andere in gevangenschap levende vogels, zoals andere in gevangenschap levende vogels in dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten of centra, en bepaalt dat de Commissie daarvoor uitvoeringsbepalingen kan vaststellen. Voorts bepaalt die richtlijn dat lidstaten hun programma's voor preventieve vaccinatie van pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels ter goedkeuring aan de Commissie moeten voorleggen.

 

(3)

Bij Beschikking 2006/474/EG van de Commissie van 6 juli 2006 tot vaststelling van maatregelen ter preventie van de verspreiding van hoogpathogene aviaire influenza, veroorzaakt door influenza A-virus subtype H5N1, naar vogels in dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten of centra in de lidstaten en tot intrekking van Beschikking 2005/744/EG (3) zijn voorschriften vastgesteld ter preventie van de verspreiding van aviaire influenza, veroorzaakt door het hoogpathogene influenza A-virus subtype H5N1, van in het wild levende vogels naar vogels in dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten of centra. Die beschikking bevat ook voorschriften voor de vaccinatie van vogels in dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten of centra, alsmede uitvoeringsbepalingen voor de indiening van vaccinatieprogramma's bij de Commissie door de lidstaten.

 

(4)

Voor deze preventieve vaccinatie mogen alleen vaccins worden gebruikt die voldoen aan Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (4) of Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau (5).

 

(5)

In Richtlijn 1999/22/EG van de Raad van 29 maart 1999 betreffende het houden van wilde dieren in dierentuinen (6) wordt gedefinieerd welke dierentuinen onder die richtlijn vallen. Met het oog op de consistentie van de communautaire wetgeving moet in deze beschikking rekening worden gehouden met die definitie.

 

(6)

Bij Beschikking 2006/474/EG heeft de Commissie 17 door de lidstaten ingediende programma's voor preventieve vaccinatie van vogels in dierentuinen tegen aviaire influenza goedgekeurd. In 14 lidstaten zijn de vaccinatieprogramma's ten uitvoer gelegd. Over het algemeen zijn geen negatieve reacties bij bijna 45 000 gevaccineerde vogels waargenomen en bij de meeste vogelsoorten is na twee toedieningen van de gebruikte vaccins een aanzienlijke immuunrespons opgetreden.

 

(7)

Uit de ervaring die tijdens de recentste vaccinatiecampagne is opgedaan en de adviezen van het Wetenschappelijk Panel voor diergezondheid en dierenwelzijn van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid van 1 februari 2007 over de preventieve vaccinatie van vogels in dierentuinen tegen aviaire influenza van de subtypes H5 en H7 en van 11 mei 2007 over de vaccinatie van als huisdier gehouden pluimvee en in gevangenschap levende vogels blijkt bovendien dat het dienstig is het toepassingsgebied van de programma's voor preventieve vaccinatie uit te breiden tot elke vorm van hoogpathogene aviaire influenza van de subtypes H5 en H7. Daarbij moet rekening worden gehouden met de risico's die verbonden zijn aan wilde trekvogels komend uit gebieden waar gevallen van aviaire influenza bij wilde vogels en uitbraken van aviaire influenza bij pluimvee voorkomen, en aan een uitbraak van aviaire influenza bij pluimvee in dezelfde lidstaat, een aangrenzende lidstaat of een derde land waardoor de gezondheidsstatus van vogels in dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten of centra in de lidstaten in gevaar kan worden gebracht.

 

(8)

Bovendien moeten de administratieve voorschriften voor de goedkeuring en de uitvoering van programma's voor preventieve vaccinatie worden gewijzigd, mits de ziektebestrijding daardoor niet in het gedrang wordt gebracht. In deze beschikking moet dan ook rekening worden gehouden met voorschriften die de administratieve last verlichten.

 

(9)

Voorts is het dienstig bepaalde programma's voor preventieve vaccinatie die bij Beschikking 2006/474/EG zijn goedgekeurd, voor deze beschikking als goedgekeurd te beschouwen. Deze programma's moeten dan ook in bijlage III bij deze beschikking worden opgenomen.

 

(10)

Sinds de datum van vaststelling van Beschikking 2006/474/EG hebben bepaalde lidstaten overeenkomstig de voorschriften van die beschikking programma's voor preventieve vaccinatie ter goedkeuring voorgelegd. Die lidstaten zijn op de hoogte gebracht van de voorschriften van deze beschikking. Daar die programma's ook voldoen aan de voorschriften van deze beschikking, moeten zij worden goedgekeurd en in bijlage III daarbij worden opgenomen.

 

(11)

Voor de duidelijkheid moet Beschikking 2006/474/EG worden ingetrokken en door deze beschikking worden vervangen.

 

(12)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

Deze beschikking stelt uitvoeringsbepalingen vast:

 

a)

ter preventie van de verspreiding van hoogpathogeen virus van aviaire influenza van in het wild levende vogels of van uitbraken van aviaire influenza bij pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels naar andere in gevangenschap levende vogels in dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten of centra;

 

b)

voor de preventieve vaccinatie van andere in gevangenschap levende vogels in dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten of centra.

Artikel 2

Definities

Voor de uitvoering van deze beschikking zijn de volgende definities van toepassing:

 

a)

de definities in artikel 2 van Richtlijn 2005/94/EG;

 

b)

de definitie van dierentuinen in artikel 2 van Richtlijn 1999/22/EG;

 

c)

de definitie van officieel erkende instellingen, instituten of centra in artikel 2, lid 1, onder c), van Richtlijn 92/65/EEG.

Artikel 3

Maatregelen ter beperking van het risico van overdracht van hoogpathogene aviaire influenza

  • 1. 
    De lidstaten nemen passende, uitvoerbare maatregelen ter beperking van het risico van overdracht van hoogpathogene aviaire influenza van in het wild levende vogels naar andere in gevangenschap levende vogels in dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten of centra, met inachtneming van de in bijlage I vermelde criteria en risicofactoren.
  • 2. 
    Lid 1 is ook van toepassing bij een uitbraak van aviaire influenza bij pluimvee in dezelfde lidstaat, een aangrenzende lidstaat of een derde land waardoor de gezondheidsstatus van andere in gevangenschap levende vogels in dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten of centra in gevaar kan worden gebracht.
  • 3. 
    Afhankelijk van de specifieke epidemiologische situatie betreffen de in lid 1 genoemde maatregelen in het bijzonder de preventie van direct en indirect contact tussen in het wild levende vogels, met name watervogels, en andere in gevangenschap levende vogels in dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten of centra.

Artikel 4

Programma's voor preventieve vaccinatie

De overeenkomstig artikel 56, lid 2, van Richtlijn 2005/94/EG ingediende programma's voor de preventieve vaccinatie van andere in gevangenschap levende vogels in dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten of centra moeten voldoen aan de voorschriften van bijlage II bij deze beschikking.

Artikel 5

Goedkeuring van programma’s voor preventieve vaccinatie

  • 1. 
    De programma's voor preventieve vaccinatie die de lidstaten overeenkomstig artikel 56, lid 2, van Richtlijn 2005/94/EG hebben ingediend en die in deel I van bijlage III bij deze beschikking zijn opgenomen, worden goedgekeurd.
  • 2. 
    De Commissie maakt de in lid 1 bedoelde goedgekeurde programma's voor preventieve vaccinatie bekend.

Artikel 6

Beschikbaarheid en verstrekking van informatie over programma's voor preventieve vaccinatie

  • 1. 
    Alvorens preventieve vaccinatie in te voeren, kennen de lidstaten aan de dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten of centra waar de vaccinatie zal worden uitgevoerd, een erkennings- of registratienummer toe, naar gelang van het geval, met nauwkeurige opgave van adres en vestigingsplaats. De lidstaten houden deze informatie up-to-date.
  • 2. 
    De lidstaten dienen elk jaar uiterlijk op 30 maart, of op specifiek verzoek van de Commissie, bij de Commissie en de andere lidstaten een verslag in over de uitvoering van de goedgekeurde programma's voor preventieve vaccinatie in het vorige jaar, waarbij zij gebruikmaken van het in bijlage IV opgenomen model.

Dat verslag wordt ingediend in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid.

  • 3. 
    De lidstaten stellen de Commissie in kennis van:
 

a)

voorgenomen wijzigingen in hun goedgekeurde programma's voor preventieve vaccinatie;

 

b)

de datum van beëindiging van de preventieve vaccinatie van andere in gevangenschap levende vogels in dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten of centra.

Artikel 7

Intrekking

Beschikking 2006/474/EG wordt ingetrokken.

Artikel 8

Overgangsbepaling

De overeenkomstig Beschikking 2006/474/EG goedgekeurde en in deel II van bijlage III bij deze beschikking opgenomen programma's voor preventieve vaccinatie worden voor deze beschikking als goedgekeurd beschouwd.

Artikel 9

Naleving door de lidstaten

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om aan deze beschikking te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Artikel 10

Adressaten

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 28 augustus 2007.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie

 

 

BIJLAGE I

Bij de toepassing van de in artikel 3 vastgestelde maatregelen in dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten of centra in aanmerking te nemen criteria en risicofactoren

 

1.

Ligging van dierentuinen en erkende instellingen, instituten of centra langs vogeltrekroutes, met name van vogels komend uit landen waar zich uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza hebben voorgedaan, rekening houdend met het geconstateerde serotype en de waarschijnlijkheid dat wilde vogels besmet zijn.

 

2.

Afstand van dierentuinen en erkende instellingen, instituten of centra tot wetlands en watergebieden zoals vijvers, moerassen, meren of rivieren waar trekkende watervogels kunnen neerstrijken.

 

3.

Ligging van dierentuinen en erkende instellingen, instituten of centra in gebieden waar veel trekvogels, met name watervogels, voorkomen.

 

BIJLAGE II

Voorschriften voor preventieve vaccinatie als bedoeld in artikel 4

 

1.

Omvang van de uit te voeren vaccinatie

Alleen vogels in dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten of centra mogen tegen aviaire influenza gevaccineerd worden. De bevoegde autoriteit bewaart lijsten van dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten of centra gedurende een periode van ten minste vijf jaar vanaf de datum van vaccinatie.

2.

Te vaccineren vogelsoorten

De bevoegde autoriteit wordt in kennis gesteld van een lijst van te vaccineren vogels, met de individuele identificatie daarvan, en bewaart die gedurende ten minste vijf jaar vanaf de datum van vaccinatie.

3.

Duur van de vaccinatie

a)

Alle in dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten of centra te vaccineren vogels worden zo snel mogelijk gevaccineerd.

 

b)

Nakomelingen, pas opgenomen vogels en vogels waarvoor een ontoereikende immuunreactie is aangetoond, worden ook gevaccineerd.

 

c)

Er wordt aanbevolen elk jaar opnieuw te vaccineren om de immuniteit van de vogels in stand te houden.

4.

Specifieke voorschriften betreffende verplaatsingen van vogels

a)

Verplaatsingen van gevaccineerde vogels die worden gehouden in officieel erkende instellingen, instituten of centra, met inbegrip van overeenkomstig Richtlijn 92/65/EEG erkende dierentuinen waar vaccinatie wordt uitgevoerd, naar officieel erkende instellingen, instituten of centra in andere lidstaten zijn toegestaan, mits aan de voorschriften van deze beschikking wordt voldaan en de dieren vergezeld gaan van een gezondheidscertificaat overeenkomstig bijlage E, deel 3, bij Richtlijn 92/65/EEG, waarin onder punt II.5 het volgende moet worden verklaard:

„Vogels overeenkomstig Beschikking 2007/598/EG en op … (datum) tegen aviaire influenza ingeënt met het vaccin … (naam).”.

 

b)

Verplaatsingen van gevaccineerde vogels die worden gehouden in niet overeenkomstig Richtlijn 92/65/EEG erkende dierentuinen waar vaccinatie wordt uitgevoerd, naar andere lidstaten zijn toegestaan na toestemming door de lidstaat van bestemming, mits aan de voorschriften van deze beschikking wordt voldaan en de dieren vergezeld gaan van een gezondheidscertificaat overeenkomstig bijlage E, deel 1, bij Richtlijn 92/65/EEG, waarin aan het eind van punt II.3.2 de volgende vermelding wordt opgenomen:

„Vogels overeenkomstig Beschikking 2007/598/EG en op … (datum) tegen aviaire influenza ingeënt met het vaccin … (naam).”.

 

c)

Wanneer geen vaccinatie van vogels in dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten of centra meer wordt uitgevoerd, blijven de in de punten a) en b) vastgestelde voorwaarden voor verplaatsingen van toepassing gedurende een periode van twaalf maanden vanaf de datum van vaccinatie van de laatste vogel.

5.

Speciale identificatie en speciale registratie van de gevaccineerde vogels

De gevaccineerde vogels moeten elk afzonderlijk kunnen worden geïdentificeerd en de identificatiegegevens van deze vogels moeten duidelijk worden vastgelegd. Indien mogelijk worden de andere in gevangenschap levende vogels op het tijdstip van vaccinatie voorzien van een onuitwisbaar identificatiemerk om aan te geven dat zij gevaccineerd zijn.

6.

Uitvoering van de vaccinatiecampagne

a)

De vaccinatie wordt uitgevoerd onder toezicht van een dierenarts en de nodige maatregelen worden getroffen om verspreiding van het virus te vermijden.

 

b)

Een schriftelijk verslag over het aantal gevaccineerde vogels en het aantal gebruikte vaccindoses wordt aan de bevoegde autoriteit toegezonden nadat de vaccinatie is uitgevoerd en daarna iedere maand indien nog meer vogels als bedoeld in punt 3, onder b), worden gevaccineerd.

 

c)

Indien mogelijk worden bloedmonsters van 10 % van de vogels genomen voordat wordt gevaccineerd en ten minste dertig dagen na de datum van elke vaccinatie, met het oog op een serologische test op aviaire influenza. De resultaten van deze tests worden bewaard gedurende ten minste vijf jaar vanaf de datum van vaccinatie.

7.

Te gebruiken vaccin

Het te gebruiken geïnactiveerde vaccin moet op de juiste wijze samengesteld zijn en moet werkzaam zijn tegen hoogpathogeen virus van aviaire influenza, subtype H5 of H7 of beide. Het moet worden gebruikt overeenkomstig de instructies van de fabrikant en/of de veterinaire autoriteiten.

 

BIJLAGE III

Lijst van goedgekeurde programma's voor preventieve vaccinatie van vogels in dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten of centra

Deel I:

Bij deze beschikking goedgekeurde en in artikel 5, lid 1, bedoelde programma's voor preventieve vaccinatie

 

Code

Lidstaat

Datum van indiening van het programma

BE

België

22 maart 2007

ES

Spanje

27 juni 2007

FR

Frankrijk

4 januari 2007

SE

Zweden

7 maart 2007

UK

Verenigd Koninkrijk

27 juni 2007

Deel II:

Bij Beschikking 2006/474/EG goedgekeurde en in artikel 8 van deze beschikking bedoelde programma's voor preventieve vaccinatie

 

Code

Lidstaat

Datum van indiening

CZ

Tsjechië

21 maart 2006

DK

Denemarken

20 februari 2006

DE

Duitsland

31 maart 2006

EE

Estland

6 maart 2006

IE

Ierland

6 maart 2006

IT

Italië

6 maart 2006

LV

Letland

28 februari 2006

LT

Litouwen

6 maart 2006

HU

Hongarije

1 maart 2006

NL

Nederland

16 november 2005

AT

Oostenrijk

21 april 2006

PT

Portugal

29 november 2005

 

BIJLAGE IV

Model van het verslag over de uitvoering van de goedgekeurde programma's voor preventieve vaccinatie als bedoeld in artikel 6, lid 2

 

Algemene informatie

Land

Dierentuin

Vaccin

Route

(specificeren indien verschillend bij verschillende soorten)

Gewicht – Toegepaste dosering

(Reëel/geraamd/gemiddeld gewicht van de soorten)

Vaccin-interval

Interval tussen laatste vaccinatie en bloedafname na vaccinatie

             
 

HI-antistoftiter

Nederlandse benaming/lokale benaming

Latijnse benaming

Taxonomische orde

Individuele identificatie

Vaccin

Dosis (ml)

Vóór vacc.

Na 1e vacc.

Na 2e vacc.

               
 

Negatieve individuele effecten

Sterfte

Lokaal

Algemeen

Direct

(vangst/behandeling)

Later

(doodsoorzaak specificeren)

       
 

Door het laboratorium te verstrekken informatie

Virusstam van het vaccin

Bij de HI-test gebruikte antigenen

(virusstammen)

Afkappunt of eindtiter gebruikt als maatstaf voor de werkzaamheid van het vaccin

Gebruikt referentie-serum

(verwijzing naar)

Methodologie

         
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.