Verordening 2005/1688 - Uitvoering van Verordening 853/2004 wat betreft bijzondere garanties ten aanzien van salmonella voor de verzending naar Finland en Zweden van bepaalde soorten vlees en eieren

1.

Wettekst

15.10.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 271/17

 

VERORDENING (EG) Nr. 1688/2005 VAN DE COMMISSIE

van 14 oktober 2005

tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft bijzondere garanties ten aanzien van salmonella voor de verzending naar Finland en Zweden van bepaalde soorten vlees en eieren

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (1), en met name op artikel 9,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Op het tijdstip van hun toetreding zijn aan Finland en Zweden aanvullende garanties ten aanzien van salmonella toegekend voor de handel in vers vlees van runderen en varkens, vers pluimveevlees en consumptie-eieren die bij Richtlijn 94/65/EG van de Raad (2) zijn uitgebreid tot gehakt vlees. Deze garanties waren vastgesteld in bepaalde richtlijnen, zoals gewijzigd bij de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor Oostenrijk, Finland en Zweden, met name wat levensmiddelen betreft in Richtlijn 64/433/EEG van de Raad (3) met betrekking tot vers vlees, Richtlijn 71/118/EEG van de Raad (4) met betrekking tot vers pluimveevlees en Richtlijn 92/118/EEG van de Raad (5) met betrekking tot eieren.

 

(2)

Op 1 januari 2006 worden de Richtlijnen 64/433/EEG, 71/118/EEG en 94/65/EG ingetrokken door Richtlijn 2004/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 houdende intrekking van bepaalde richtlijnen inzake levensmiddelenhygiëne en tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong, en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG en 92/118/EEG van de Raad en van Beschikking 95/408/EG van de Raad (6). Richtlijn 92/118/EEG wordt gewijzigd bij Richtlijn 2004/41/EG.

 

(3)

Artikel 4 van Richtlijn 2004/41/EG bepaalt dat in afwachting van de vaststelling van de noodzakelijke bepalingen op basis van Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad (7), Verordening (EG) nr. 853/2004, Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad (8) of Richtlijn 2002/99/EG van de Raad (9), de uitvoeringsbepalingen vastgesteld op grond van de Richtlijnen 71/118/EEG en 94/65/EG en op grond van bijlage II bij Richtlijn 92/118/EEG, met uitzondering van Beschikking 94/371/EG van de Raad (10), van overeenkomstige toepassing blijven.

 

(4)

Met ingang van 1 januari 2006 zijn er op grond van Verordening (EG) nr. 853/2004 nieuwe voorschriften met bijzondere garanties voor levensmiddelen met betrekking tot salmonella van toepassing.

 

(5)

Daarom is er behoefte aan actualisering en aanvulling, naar gelang van het geval, van de uitvoeringsbepalingen die zijn vastgesteld in Beschikking 95/168/EG van de Commissie van 8 mei 1995 tot vaststelling van aanvullende garanties ten aanzien van salmonella voor de verzending naar Finland en Zweden van bepaalde soorten voor menselijke consumptie bestemde eieren (11), Beschikking 95/409/EG van de Raad van 22 juni 1995 tot vaststelling, met betrekking tot salmonella, van de voorschriften voor de steekproefsgewijze microbiologische test van vers rund- en varkensvlees met als bestemming Finland en Zweden (12), Beschikking 95/411/EG van de Raad van 22 juni 1995 tot vaststelling, met betrekking tot salmonella, van de voorschriften voor de steekproefsgewijze microbiologische test van vers vlees van pluimvee met als bestemming Finland en Zweden (13) en Beschikking 2003/470/EG van de Commissie van 24 juni 2003 inzake de goedkeuring van bepaalde alternatieve methoden voor microbiologisch onderzoek van vlees met als bestemming Finland en Zweden (14), overeenkomstig de nieuwe bepalingen van Verordening (EG) nr. 853/2004. Bovendien moeten alle bepalingen in één verordening van de Commissie worden samengevoegd en de Beschikkingen 95/168/EG, 95/409/EG, 95/411/EG en 2003/470/EG worden ingetrokken.

 

(6)

Ook dienen er uitvoeringsbepalingen te worden vastgesteld voor de nieuwe in Verordening (EG) nr. 853/2004 vervatte bijzondere garanties betreffende gehakt vlees van pluimvee.

 

(7)

De voorschriften voor steekproefsgewijs te verrichten microbiologische tests moeten worden vastgesteld, met name de bemonsteringsmethode, het aantal te nemen monsters en de voor het onderzoek van de monsters toe te passen microbiologische methode.

 

(8)

In de voorschriften voor bemonsteringsmethoden moet bij vlees van runderen en varkens een onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds hele en halve karkassen en anderzijds vierendelen, delen en kleinere stukken, en bij pluimveevlees een onderscheid tussen enerzijds hele karkassen en anderzijds delen van karkassen en slachtafval.

 

(9)

Er moet rekening worden gehouden met internationale methoden voor bemonstering en voor het microbiologisch onderzoeken van monsters als referentiemethode, en daarbij moet het gebruik worden toegelaten van bepaalde gevalideerde en gecertificeerde alternatieve methoden die gelijkwaardige garanties bieden.

 

(10)

Er is behoefte aan actualisering en aanvulling, naar gelang van het geval, van de modellen van handels- en certificeringsdocumenten die zendingen begeleiden en die verklaren of certificeren dat aan de garanties is voldaan.

 

(11)

Op grond van artikel 8, lid 2, onder c) en d), van Verordening (EG) nr. 853/2004, moeten de bijzondere waarborgen niet gelden voor zendingen waarop een controleprogramma wordt toegepast dat is erkend als gelijkwaardig met het voor Zweden en Finland goedgekeurde programma, of op zendingen vlees van runderen en varkens en op eieren die bijzondere behandelingen ondergaan.

 

(12)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bemonstering van vlees van runderen

De bemonstering van vlees van runderen, met inbegrip van gehakt vlees maar met uitzondering van vleesbereidingen en separatorvlees, dat Finland en Zweden als bestemming heeft en een microbiologische test moet ondergaan, wordt verricht overeenkomstig bijlage I.

Artikel 2

Bemonstering van vlees van varkens

De bemonstering van vlees van varkens, met inbegrip van gehakt vlees maar met uitzondering van vleesbereidingen en separatorvlees, dat Finland en Zweden als bestemming heeft en een microbiologische test moet ondergaan, wordt verricht overeenkomstig bijlage I.

Artikel 3

Bemonstering van vlees van pluimvee

De bemonstering van vlees van kippen, kalkoenen, parelhoenders, eenden en ganzen, met inbegrip van gehakt vlees maar met uitzondering van vleesbereidingen en separatorvlees, dat Finland en Zweden als bestemming heeft en een microbiologische test moet ondergaan, wordt verricht overeenkomstig bijlage II.

Artikel 4

Bemonstering van koppels van herkomst van eieren

De bemonstering van koppels van herkomst van eieren die Finland en Zweden als bestemming hebben en een microbiologische test moeten ondergaan, wordt verricht overeenkomstig bijlage III.

Artikel 5

Microbiologische methoden voor het onderzoeken van de monsters

  • 1. 
    Het microbiologisch testen op salmonella van de monsters die overeenkomstig de artikelen 1 tot en met 4 zijn genomen, gebeurt overeenkomstig de meest recente uitgave van:
 

a)

EN/ISO-norm 6579 (15) (hierna „EN/ISO 6579” genoemd), of

 

b)

methode nr. 71, beschreven door het Noordse Comité voor Voedselanalyse (NMKL) (16) (hierna „methode nr. 71” genoemd).

Wanneer de resultaten van de microbiologische tests tussen lidstaten worden betwist, moet de meest recente uitgave van EN/ISO 6579 als de referentiemethode worden beschouwd.

  • 2. 
    Voor monsters van vlees van runderen en varkens en van vlees van pluimvee, kunnen echter de volgende analysemethoden, die moeten worden gevalideerd door het gebruik van vleesmonsters in de valideringsstudies, worden gebruikt voor het microbiologisch testen op salmonella:

methoden die zijn gevalideerd ten opzichte van de meest recente uitgaven van EN/ISO 6579 of methode nr. 71 en die, in geval van een door eigendomsrecht beschermde methode, door een derde zijn gecertificeerd overeenkomstig het protocol in EN/ISO-norm 16140 (hierna „EN/ISO 16140” genoemd) of andere internationaal aanvaarde protocollen.

Artikel 6

Documenten

  • 1. 
    De in de artikelen 1, 2 en 3 bedoelde zendingen vlees moeten vergezeld gaan van een handelsdocument dat voldoet aan het model in bijlage IV.
  • 2. 
    De in artikel 4 bedoelde zendingen eieren moeten vergezeld gaan van een handelsdocument dat voldoet aan het model in bijlage V.

Artikel 7

De Beschikkingen 95/168/EG, 95/409/EG, 95/411/EG en 2003/470/EG worden ingetrokken.

Artikel 8

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 oktober 2005.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie

 

  • EN/ISO 6579: Microbiologie van voedingsmiddelen en diervoeders — Horizontale methode voor het aantonen van Salmonella spp.
  • NMKL-methode nr. 71, Salmonella. Aantonen in levensmiddelen.
 

BIJLAGE I

Bemonsteringsvoorschriften voor vlees en gehakt vlees van runderen en varkens met als bestemming Finland en Zweden

Deel A

BEMONSTERINGSMETHODE

  • 1. 
    Karkassen en halve karkassen en vierendelen die in het slachthuis van oorsprong verkregen zijn („swab-techniek”)

De niet-destructieve bemonsteringsmethode, omschreven in ISO-norm 17604, met inbegrip van de regels voor de opslag en het vervoer van monsters, moet worden toegepast.

Hele geslachte runderen worden op drie plaatsten bemonsterd (poot, flank en nek). Hele geslachte varkens worden op twee plaatsen bemonsterd (poot en borststuk). De monsters worden met een schuurspons genomen. Per gekozen plaats wordt minimaal 100 cm2 bemonsterd. De monsters van de verschillende bemonsteringsplaatsen van het karkas worden voor het onderzoek samengevoegd.

Elk monster wordt naar behoren gemerkt en geïdentificeerd.

  • 2. 
    Vierendelen die op een andere plaats dan in het slachthuis van oorsprong van het karkas verkregen zijn, delen en kleinere stukken („destructieve methode”)

Het weefsel wordt verkregen door een steriele kurkboor in het vleesoppervlak te duwen of door met steriele instrumenten een plak weefsel van ongeveer 25 cm2 af te snijden. De monsters worden aseptisch overgebracht in een monsterrecipiënt of een plastic dilutiezak en vervolgens gehomogeniseerd (met een Stomacher of een Blender). Monsters van bevroren vlees moeten bevroren blijven tijdens het vervoer naar het laboratorium. Monsters van gekoeld vlees mogen niet bevroren worden maar moeten gekoeld worden gehouden. Afzonderlijke monsters van dezelfde zending mogen worden samengevoegd zoals voorgeschreven in EN/ISO 6579, met een maximum van tien.

Elk monster wordt naar behoren gemerkt en geïdentificeerd.

  • 3. 
    Gehakt vlees („destructieve methode”)

Stukken vlees worden verkregen door ongeveer 25 g weg te nemen met steriele instrumenten. De monsters worden aseptisch overgebracht in een monsterrecipiënt of een plastic dilutiezak en vervolgens gehomogeniseerd (met een Stomacher of een Blender). Monsters van bevroren vlees moeten bevroren blijven tijdens het vervoer naar het laboratorium. Monsters van gekoeld vlees mogen niet bevroren worden maar moeten gekoeld worden gehouden. Afzonderlijke monsters van dezelfde zending mogen worden samengevoegd zoals voorgeschreven in EN/ISO 6579, met een maximum van tien.

Elk monster wordt naar behoren gemerkt en geïdentificeerd.

Deel B

AANTAL TE NEMEN MONSTERS

  • 1. 
    Hele en halve karkassen, halve karkassen die in maximaal drie stukken zijn gesneden en de onder deel A, punt 1, bedoelde vierendelen

Het aantal hele en halve karkassen (eenheden) in een zending waarvan afzonderlijke steekproefmonsters moeten worden genomen, is als volgt:

 

Zending (aantal verpakkingseenheden)

Aantal te bemonsteren verpakkingseenheden

1-24

Aantal gelijk aan het aantal verpakkingseenheden, met een maximum van 20

25-29

20

30-39

25

40-49

30

50-59

35

60-89

40

90-199

50

200-499

55

500 of meer

60

  • 2. 
    Vierendelen, delen en kleinere stukken zoals bedoeld in deel A, punt 2, en gehakt vlees als bedoeld in deel A, punt 3

Het aantal verpakkingseenheden in de zending waarvan afzonderlijke steekproefmonsters moeten worden genomen, is als volgt:

 

Zending (aantal verpakkingseenheden)

Aantal te bemonsteren verpakkingseenheden

1-24

Aantal gelijk aan het aantal verpakkingseenheden, met een maximum van 20

25-29

20

30-39

25

40-49

30

50-59

35

60-89

40

90-199

50

200-499

55

500 of meer

60

Afhankelijk van het gewicht van de verpakkingseenheden mag het aantal te bemonsteren verpakkingseenheden worden verminderd met behulp van de volgende multiplicatiefactoren:

 

Gewicht verpakkingseenheden

> 20 kg

10-20 kg

< 10 kg

Multiplicatiefactoren

× 1

× 3/4

× 1/2

 

BIJLAGE II

Bemonsteringsvoorschriften voor vlees of gehakt vlees van pluimvee met als bestemming Finland en Zweden

Deel A

BEMONSTERINGSMETHODE

  • 1. 
    Karkassen (met nekvel)

Steekproefmonsters worden evenredig over de hele zending verdeeld. De monsters bestaan uit stukken van ongeveer 10 g nekvel die aseptisch worden weggenomen met een steriel scalpel en pincet. De monsters worden gekoeld gehouden tot aan het onderzoek. Monsters mogen worden samengevoegd zoals voorgeschreven in EN/ISO 6579, met een maximum van tien.

De monsters worden naar behoren gemerkt en geïdentificeerd.

  • 2. 
    Karkassen zonder nekvel, karkasdelen en slachtafval („Destructieve methode”)

Stukken weefsel van ongeveer 25 g worden verkregen door een steriele kurkboor in het vleesoppervlak te duwen of door met steriele instrumenten een plak weefsel af te snijden. De monsters worden gekoeld gehouden tot aan het onderzoek. Monsters mogen worden samengevoegd zoals voorgeschreven in EN/ISO 6579, met een maximum van tien.

De monsters worden naar behoren gemerkt en geïdentificeerd.

  • 3. 
    Gehakt vlees („Destructieve methode”)

Stukken vlees worden verkregen door ongeveer 25 g weg te nemen met steriele instrumenten. De monsters worden gekoeld gehouden tot aan het onderzoek. Monsters mogen worden samengevoegd zoals voorgeschreven in EN/ISO 6579, met een maximum van tien.

De monsters worden naar behoren gemerkt en geïdentificeerd.

Deel B

AANTAL TE NEMEN MONSTERS

Het aantal verpakkingseenheden in de zending waarvan afzonderlijke steekproefmonsters moeten worden genomen, is als volgt:

 

Zending (aantal verpakkingseenheden)

Aantal te bemonsteren verpakkingseenheden

1-24

Aantal gelijk aan het aantal verpakkingseenheden, met een maximum van 20

25-29

20

30-39

25

40-49

30

50-59

35

60-89

40

90-199

50

200-499

55

500 of meer

60

Afhankelijk van het gewicht van de verpakkingseenheden mag het aantal monsters worden verminderd met behulp van de volgende multiplicatiefactoren:

 

Gewicht verpakkingseenheden

> 20 kg

10-20 kg

< 10 kg

Multiplicatiefactoren

× 1

× 3/4

× 1/2

 

BIJLAGE III

Bemonsteringsvoorschriften voor koppels van herkomst van eieren met als bestemming Finland en Zweden

Deel A

BEMONSTERINGSMETHODE

Monsters bestaan uit fecaal materiaal dat volgens een van de volgende methoden is ingezameld:

 

1.

Wanneer de kippen worden gehouden op stokken of met vrije uitloop:

 

1.1.

worden fecesmonsters, elk bestaande uit aparte monsters van verse uitwerpselen, met een gewicht van ten minste 1 g, aselect genomen op enkele plaatsen in het gebouw waar de dieren zijn gehuisvest of, wanneer de dieren vrije toegang hebben tot meer dan één gebouw op een bedrijf, in elke groep bedrijfsgebouwen waar de dieren zijn gehuisvest.

 

1.2.

Swabmonsters van laarzen (bv. overlaarzen of tubegauze overschoentjes): bevochtig de oppervlakte van de overschoentjes met een geschikt oplosmiddel voor terugwinning (zoals 0,8 % keukenzout, 0,1 % pepton in steriel gedeïoniseerd water), of steriel water, of een ander door de bevoegde autoriteit goedgekeurd oplosmiddel. Landbouwwater dat antimicrobiële stoffen of extra desinfecterende stoffen bevat, mag niet worden gebruikt. Er moet zo worden gelopen dat alle onderdelen van het gebouw, ook die met strooisel en latten (als dit veilig kan), representatief worden bemonsterd. Als de bemonstering gereed is, worden de overschoentjes voorzichtig uitgetrokken zodat het aanhangend materiaal niet loskomt. De twee paar overschoentjes mogen voor de analyse worden samengevoegd.

 

2.

Wanneer de kippen worden gehouden in batterijen, worden de monsters genomen uit de mestgoot of van de bovenste laag feces in de mestput.

Deel B

HOEVEELHEID TE NEMEN MONSTERS

De hoeveelheid monsters is als volgt, afhankelijk van de gebruikte in deel A genoemde bemonsteringsmethode:

 

Bij de onder 1.1 genoemde methode worden 60 fecesmonsters genomen in het gebouw of de groep bedrijfsgebouwen.

 

Bij de onder 1.2 genoemde methode worden twee paar overschoentjes gebruikt.

 

Bij de onder 2 genoemde methode worden 60 fecesmonsters genomen, of ten minste 60 g natuurlijk gemengde feces.

Deel C

BEMONSTERINGSFREQUENTIE

De koppel wordt bemonsterd ten vroegste twee weken vóór het begin van de leg en vervolgens ten minste om de 25 weken.

 

BIJLAGE IV

Noten:

 

a)

Handelsdocumenten worden overeenkomstig het model in deze bijlage opgesteld. Op elk document worden, in de in het model aangegeven volgorde, de verklaringen opgenomen die voor het vervoer van vlees van runderen of varkens of vlees van pluimvee — met inbegrip van gehakt vlees.

 

b)

Het wordt opgesteld in een van de officiële talen van de EU-lidstaat van bestemming. Het mag echter ook in andere EU-talen worden opgesteld, indien het vergezeld is van een officiële vertaling of indien dit vooraf met de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming is overeengekomen.

 

c)

Dit handelsdocument moet ten minste in drievoud worden opgemaakt (een origineel en twee afschriften). Het origineel gaat samen met de zending naar de eindbestemming. De ontvanger moet het bewaren. De producent en de vervoerder bewaren ieder een afschrift.

 

d)

Het originele exemplaar van elk handelsdocument bestaat uit één enkel blad waarvan de beide zijden worden gebruikt, of, indien meer tekst benodigd is, wordt het formulier in zodanige vorm ingediend dat alle bladen één enkel ondeelbaar geheel vormen.

 

e)

Indien voor de identificatie van de bestanddelen van de zending extra bladen aan het document worden gehecht, worden deze bladen beschouwd als deel uitmakend van het originele document en wordt op elk blad de handtekening van de verantwoordelijke persoon geplaatst.

 

f)

Indien het document, inclusief de onder e), bedoelde extra bladen, meer dan één blad beslaat, wordt elk blad onderaan genummerd — (bladzijdenummer) van (totaal aantal bladzijden) — en wordt elk blad bovenaan voorzien van het codenummer van het document dat door de verantwoordelijke persoon is toegekend.

 

g)

Het originele exemplaar van het document wordt ingevuld en ondertekend door de verantwoordelijke persoon.

 

h)

De kleur van de handtekening van de verantwoordelijke persoon moet verschillen van die van de gedrukte tekst.

 

BIJLAGE V

Model voor een handelsdocument voor de verzending naar Finland en Zweden van eieren bestemd voor menselijke consumptie

Image

Image

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.