Verordening 2004/912 - Uitvoering van Verordening 3924/91 betreffende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke enquête naar de industriële productie - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
|
Verordening (EG) nr. 912/2004 van de Commissie van 29 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EEG) nr. 3924/91 van de Raad betreffende de totstandbrenging van een communautaire enquête naar de industriële productie (Voor de EER relevante tekst)
Publicatieblad Nr. L 163 van 30/04/2004 blz. 0071 - 0072
Verordening (EG) nr. 912/2004 van de Commissie
van 29 april 2004
tot uitvoering van Verordening (EEG) nr. 3924/91 van de Raad betreffende de totstandbrenging van een communautaire enquête naar de industriële productie
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 3924/91 van de Raad van 19 december 1991 betreffende de totstandbrenging van een communautaire enquête naar de industriële productie(1), en met name op artikel 9,
Overwegende hetgeen volgt:
-
(1)Ingevolge Verordening (EEG) nr. 3924/91 moet de Commissie na raadpleging van het Comité statistisch programma de maatregelen vaststellen die noodzakelijk zijn ter aanpassing aan de technische ontwikkelingen op het gebied van de gegevensinwinning en de verwerking van de resultaten.
-
(2)Technische ontwikkelingen en latere wetgeving, met name die inzake het Europees systeem van bedrijfsstatistieken, maken aanpassingen van het waarnemingsgebied en de kenmerken van de enquête noodzakelijk.
-
(3)Deze aanpassingen moeten leiden tot een verbetering van het waarnemingsgebied van de door de lidstaten verstrekte statistieken zonder dat dit voor het bedrijfsleven extra belasting met zich meebrengt.
-
(4)De binnen het communautaire systeem opgestelde statistische gegevens moeten van bevredigende kwaliteit zijn en vergelijkbaar tussen de lidstaten onderling.
-
(5)De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij Besluit nr. 89/382/EEG, Euratom, van de Raad(2) ingestelde Comité statistisch programma,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Het waarnemingsgebied van de in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 3924/91 bedoelde enquête wordt vastgesteld aan de hand van de onderzoekspopulatie en de waarnemingseenheid.
De onderzoekspopulatie van de referentieperiode omvat ondernemingen waarvan de hoofdactiviteit of een van de nevenactiviteiten wordt vermeld in sectie C, D of E van de nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschap (NACE Rev. 1.1), die is opgenomen in Verordening (EG) nr. 29/2002 van 19 december 2001(3) tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3037/90 van de Raad(4).
De waarnemingseenheid is de onderneming, zoals gedefinieerd in Verordening (EEG) nr. 696/93 van de Raad inzake de statistische eenheden voor waarneming en analyse van het productiestelsel in de Gemeenschap(5). De lidstaten mogen voor de gegevensinwinning een andere statistische eenheid als waarnemingseenheid hanteren, voor zover zij Eurostat maar gegevens op ondernemingsniveau sturen.
Artikel 2
De in artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 3924/91 opgenomen verplichting voor de door de lidstaten aangesproken eenheden de benodigde informatie waarheidsgetrouw en volledig te verstrekken geldt alleen voor de waarnemingseenheden in de onderzoekspopulatie die producten voortbrengen die in de Prodcom-lijst zijn opgenomen.
Artikel 3
De in artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 3924/91 opgenomen verplichting voor de lidstaten enquêtemethoden aan te nemen waarmee gegevens kunnen worden ingewonnen bij eenheden die ten minste 90 % van de landelijke productie per NACE-klasse omvatten, moet door de lidstaten worden uitgevoerd door enquêtemethoden aan te nemen waarmee gegevens kunnen worden verzameld die voor iedere NACE Rev. 1.1-klasse in de secties C, D en E ten minste 90 % van de nationale productie omvatten.
Artikel 4
De in artikel 3, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 3924/91 bedoelde vrijstelling van de gegevensinwinning voor de lidstaten wordt verduidelijkt door te verwijzen naar de nationale productie van een product.
De lidstaten hoeven geen gegevens over een product in te winnen als de totale nationale productie van dat product minder dan 1 % van de totale communautaire productie ervan in het voorgaande jaar bedraagt. Als om die reden voor een bepaald product geen gegevens worden verzameld, wordt hiervoor de waarde 0 opgegeven. De lidstaten dienen wel de nodige bewijsstukken in.
Artikel 5
De in artikel 5, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 3924/91 bedoelde vrijstelling van de Prodcom-enquête wordt uitgebreid tot gevallen waarin de lidstaten met behulp van een combinatie van verschillende bronnen en methoden de noodzakelijke gegevens kunnen verzamelen.
Artikel 6
Afgezien van de in artikel 5, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 3924/91 opgenomen verplichting Eurostat op diens verzoek informatie te verstrekken, geven de lidstaten Eurostat ook de nodige informatie over hun enquêtemethoden, steekproeven en waarnemingsgebied; hieruit moet blijken dat de beginselen van de Prodcom-methodiek, zoals beschreven in het desbetreffende handboek, in acht zijn genomen.
Artikel 7
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 april 2004.
Voor de Commissie
Joaquin Almunia
Lid van de Commissie
-
(1)PB L 374 van 31.12.1991, blz. 1.
-
(2)PB L 181 van 28.6.1989, blz. 47.
-
(3)PB L 6 van 10.1.2002, blz. 3.
-
(4)PB L 293 van 24.10.1990, blz. 1.
-
(5)PB L 76 van 30.3.1993, blz. 5.
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.