Verordening 2002/2090 - Uitvoeringsbepalingen van Verordening 386/90 ten aanzien van de fysieke controle bij de uitvoer van landbouwproducten waarvoor een restitutie wordt toegekend

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 32002R2090

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

32002R2090

Verordening (EG) nr. 2090/2002 van de Commissie van 26 november 2002 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 386/90 van de Raad ten aanzien van de fysieke controle bij de uitvoer van landbouwproducten waarvoor een restitutie wordt toegekend

Publicatieblad Nr. L 322 van 27/11/2002 blz. 0004 - 0010

Verordening (EG) nr. 2090/2002 van de Commissie

van 26 november 2002

houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 386/90 van de Raad ten aanzien van de fysieke controle bij de uitvoer van landbouwproducten waarvoor een restitutie wordt toegekend

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 386/90 van de Raad van 12 februari 1990 inzake de controle bij de uitvoer van landbouwproducten die in aanmerking komen voor restituties of andere bedragen(1), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 163/94(2), en met name op artikel 6,

Overwegende hetgeen volgt:

  • (1) 
    Verordening (EG) nr. 2221/95 van de Commissie van 20 september 1995 houdende nadere bepalingen ter toepassing van Verordening (EEG) nr. 386/90 van de Raad ten aanzien van de fysieke controle bij de uitvoer van voor een restitutie in aanmerking komende landbouwproducten(3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2655/1999(4), is ingrijpend gewijzigd. Ter wille van de duidelijkheid en de administratieve doeltreffendheid verdient het derhalve aanbeveling de op dat gebied geldende regelgeving te herwerken en daarin enkele wijzigingen aan te brengen die blijkens de ervaring wenselijk zijn.
  • (2) 
    De reeds bestaande controlemaatregelen moeten in aanmerking worden genomen, met name die welke getroffen zijn in het raam van Verordening (EG) nr. 2298/2001 van de Commissie van 26 november 2001 houdende nadere voorschriften voor de uitvoer van producten voor levering als voedselhulp(5), en van Verordening (EG) nr. 800/1999 van de Commissie van 15 april 1999 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwproducten(6), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1253/2002(7).
  • (3) 
    De Commissie heeft in haar aanvullend verslag aan de Raad(8) over de toepassing van Verordening (EEG) nr. 386/90 nadrukkelijk haar voornemen te kennen gegeven het in artikel 2, onder a), van Verordening (EEG) nr. 386/90 bedoelde begrip "fysieke controle" nauwkeurig te omschrijven om tot een eenvormige toepassing van de communautaire regelgeving in de lidstaten te komen.
  • (4) 
    Om de controlemiddelen beter te benutten, dienen bij de berekening van het minimumpercentage te verrichten controles de uitvoeraangiften die betrekking hebben op kleine hoeveelheden of een laag restitutiebedrag buiten beschouwing te blijven.
  • (5) 
    Uit onderzoek van de laboratoriumtests is gebleken dat minder tests hoeven te worden uitgevoerd wanneer bevredigende resultaten, die verkregen zijn door herhaaldelijk onderzoek, betrekking hebben op hetzelfde product van dezelfde exporteur.
  • (6) 
    Er moet een regeling worden vastgesteld voor de gevallen waarin het aantal uitvoertransacties dat door een douanekantoor wordt verwerkt, uiterst gering is.
  • (7) 
    Het aandeel van de restituties voor producten die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen, in het totale restitutiebedrag is gering, terwijl voor die producten relatief veel fysieke controles worden verricht. Om de controlemogelijkheden beter te benutten, moet dat verschil worden verkleind, met name door een verlaging van het controlepercentage voor de producten die niet onder bijlage I vallen.
  • (8) 
    In grote havens, waar de soorten producten en de exporteurs zeer talrijk zijn, krijgen voor uitvoer bestemde goederen een andere behandeling dan in douanekantoren waar een klein aantal soorten producten van slechts enkele exporteurs wordt behandeld. In deze kantoren worden uitgevoerde goederen veel scherper gecontroleerd. Voor die douanekantoren moet ermee rekening worden gehouden dat de selectie van de partijen voor fysieke controle plaatsvindt op basis van een kleinere representatieve steekproef.
  • (9) 
    Om het substitutierisico te beperken, moeten alle vervoermiddelen of colli worden verzegeld, behalve in gevallen waarin de identificatie van de producten op een andere wijze kan worden gewaarborgd.
  • (10) 
    Er dienen maatregelen te worden genomen om te allen tijde te kunnen vaststellen of het controlepercentage van 5 % is bereikt.
  • (11) 
    In artikel 912 quater van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek(9), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 444/2002(10), is bepaald in welk kantoor van bestemming het controle-exemplaar T5 moet worden overgelegd om het gebruik en/of de bestemming van de goederen te controleren. Derhalve moet worden bepaald dat, wanneer het douanekantoor van uitgang niet het kantoor van bestemming van de T5 is, het laatstgenoemde kantoor de substitutiecontrole moet uitvoeren.
  • (12) 
    Wegens het gevaar voor substitutie wanneer de uitvoeraangifte door een in het binnenland gevestigd douanekantoor van een lidstaat wordt aanvaard, moet een door het douanekantoor van uitgang uit het grondgebied van de Gemeenschap te verrichten minimumaantal "substitutiecontroles" worden vastgesteld. Wegens de plaats waar deze subsitutiecontroles plaatsvinden, moet daarbij een soepeler werkwijze worden toegepast.
  • (13) 
    Om de toepassing van Verordening (EEG) nr. 386/90 te kunnen beoordelen, moet de lidstaten de verplichting worden opgelegd jaarlijks een evaluatie in te dienen van de uitvoering en de doeltreffendheid van de op grond van deze verordening verrichte controles en van de werkwijze bij de selectie van de producten voor fysieke controle.
  • (14) 
    De opgedane ervaring vergt noodzakelijke en proportionele maatregelen, die op uniforme wijze moeten worden toegepast.
  • (15) 
    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van alle betrokken comités van beheer,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

  • 1. 
    Bij deze verordening worden de uitvoeringbepalingen vastgesteld voor de in artikel 2, onder a) en b), van Verordening (EEG) nr. 386/90 bedoelde fysieke controle en substitutiecontrole.
  • 2. 
    Deze verordening is niet van toepassing op de uitvoertransacties in het kader van de in Verordening (EG) nr. 2298/2001 bedoelde communautaire en nationale voedselhulp.
  • 3. 
    Voor de toepassing van deze verordening, gelden de volgende definities:
  • "douanekantoor van uitvoer": het in artikel 5, lid 7, onder a), van Verordening (EG) nr. 800/1999 bedoelde douanekantoor;
  • "douanekantoor van uitgang": het in artikel 793, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 bedoelde douanekantoor;
  • "kantoor van bestemming van de T5": het in artikel 912 quater van Verordening (EEG) nr. 2454/93 bedoelde kantoor van bestemming.

Artikel 2

  • 1. 
    Onverminderd de in artikel 36, lid 4, artikel 37, lid 4 en artikel 44, lid 4, van Verordening (EG) nr. 800/1999 bedoelde controlemaatregelen, hoeven de lidstaten de in deze verordening vastgestelde fysieke controles en substitutiecontroles niet toe te passen op de in de artikelen 36 en 44 van Verordening (EG) nr. 800/1999 bedoelde leveranties.
  • 2. 
    Voor de berekening van het in artikel 3, lid 2, en het in artikel 3 bis van Verordening (EEG) nr. 386/90 bedoelde minimumpercentage te verrichten controles houden de lidstaten geen rekening met de uitvoeraangiften die betrekking hebben op:
  • a) 
    hetzij een hoeveelheid van niet meer dan:
  • i) 
    5000 kilogram voor granen of rijst;
  • ii) 
    1000 kilogram voor groenten en fruit en voor producten die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen;
  • iii) 
    500 kilogram voor de overige producten;
  • b) 
    hetzij restitutiebedragen van minder dan 200 EUR.
  • 3. 
    De lidstaten stellen de nodige bepalingen vast om verlegging van het handelsverkeer en misbruik ten aanzien van de toepassing van de leden 1 en 2 te voorkomen. Wanneer daartoe een controle is uitgevoerd, mag deze worden meegenomen in de berekening om na te gaan of het in lid 2 bedoelde minimumpercentage te verrichten controles in acht is genomen.

Artikel 3

Voor de bepaling van de berekeningsgrondslag van het percentage voor het verrichten van de in artikel 2, onder a), van Verordening (EEG) nr. 386/90 bedoelde fysieke controles geldt als douanekantoor in de zin van artikel 3, lid 2, eerste streepje, van die verordening elk kantoor dat bevoegd is om de uitvoerformaliteiten voor de betrokken producten te vervullen.

Artikel 4

De producten die onder dezelfde gemeenschappelijke landbouwmarktordening vallen, worden geacht deel uit te maken van eenzelfde productsector in de zin van artikel 3, lid 2, derde streepje, van Verordening (EEG) nr. 386/90.

De producten die onder de gemeenschappelijke marktordeningen voor granen en voor rijst vallen, enerzijds, en de producten die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen, anderzijds, vormen elk één enkele productsector.

Artikel 5

  • 1. 
    Onder "fysieke controle" in de zin van artikel 2, onder a), van Verordening (EEG) nr. 386/90 wordt verstaan, het nagaan of de uitvoeraangifte, met inbegrip van de bijbehorende documenten, in overeenstemming is met de hoeveelheid, de aard en de kenmerken van de goederen.

In de in bijlage I bedoelde gevallen worden de daarin aangegeven methoden toegepast.

Het douanekantoor van uitvoer ziet erop toe dat artikel 21 van Verordening (EG) nr. 800/1999 in acht genomen wordt. Met name wanneer op grond van een concreet vermoeden twijfel bestaat ten aanzien van de gezonde handelskwaliteit van een product, moet het douanekantoor nagaan of het product voldoet aan de desbetreffende Gemeenschapsvoorschriften, en meer in het bijzonder de gezondheidsvoorschriften en de fytosanitaire voorschriften. Voorzover het douanekantoor dit noodzakelijk acht, voert het een laboratoriumonderzoek uit of laat het een dergelijk onderzoek uitvoeren met vermelding van het doel ervan.

  • 2. 
    Een fysieke controle waarvan de exporteur van tevoren uitdrukkelijk of stilzwijgend in kennis is gesteld, mag niet als fysieke controle worden meegerekend.

De eerste alinea geldt niet wanneer de boekhouding van een onderneming aan een controle volgens punt 3, onder a), van bijlage I wordt onderworpen.

  • 3. 
    Indien een douanekantoor van uitvoer per jaar en per sector minder dan 20 uitvoeraangiften aanvaardt, dient per sector ten minste één aangifte aan een fysieke controle te worden onderworpen.

Deze verplichting is niet van toepassing wanneer het douanekantoor van uitvoer op grond van de in artikel 3, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EEG) nr. 386/90 bedoelde risicoanalyse de eerste twee uitvoeraangiften niet gecontroleerd heeft en daarna in die sector geen uitvoer meer heeft plaatsgevonden.

  • 4. 
    Indien de hoogte van de restitutie afhankelijk is van een bepaald gehalte, neemt het douanekantoor van uitvoer bij de fysieke controle representatieve monsters met het oog op een analyse van de bestanddelen in het bevoegde laboratorium.

Artikel 6

Indien een lidstaat de selectie maakt aan de hand van een risicoanalyse als bedoeld in artikel 3, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EEG) nr. 386/90, gelden de volgende regels:

  • a) 
    Het percentage uitgevoerde fysieke controles van niet onder bijlage I bij het Verdrag vallende producten wordt niet meegerekend om het voor alle sectoren samen geldende percentage van 5 % te bereiken. In dit geval geldt voor niet onder genoemde bijlage I vallende producten een minimum van 0,5 %.
  • b) 
    Indien de hoogte van de restitutie afhankelijk is van een bepaald gehalte en een product van dezelfde restitutiecode of GN-code regelmatig door de exporteur wordt uitgevoerd en indien in de afgelopen zes maanden bij het laboratoriumonderzoek geen gevallen van niet-overeenstemming met financiële consequenties van meer dan 200 EUR (brutorestitutiebedrag) zijn geconstateerd, behoeven in afwijking van artikel 5, lid 4, bij slechts 50 % van de fysieke controles representatieve monsters te worden genomen. Wanneer bij het laboratoriumonderzoek een geval van niet-overeenstemming met financiële consequenties van meer dan 200 EUR (brutorestitutiebedrag) aan het licht komt, moeten in de volgende zes maanden bij alle fysieke controles monsters worden genomen.
  • c) 
    Voor douanekantoren van uitvoer waar een beperkt aantal soorten producten van niet meer dan twee productsectoren van ten hoogste vijf exporteurs voor uitvoer wordt aangeboden, mag het minimumaantal fysieke controles worden verlaagd tot 2 % per productsector. Sectoren met jaarlijks minder dan 20 uitvoeraangiften per douanekantoor worden niet in aanmerking genomen bij de bepaling van het aantal sectoren. De douanekantoren mogen deze bepalingen toepassen gedurende een volledig kalenderjaar op basis van de statistische gegevens over het voorgaande kalenderjaar, zelfs wanneer in de loop van het jaar van toepassing door meer exporteurs of voor meer productsectoren uitvoeraangiften worden ingediend.

Artikel 7

Teneinde de identiteit van de uit te voeren goederen tussen het douanekantoor van uitvoer en het kantoor van uitgang uit het douanegebied van de Gemeenschap of, indien verschillend, het kantoor van bestemming van de T5 te waarborgen, dienen de vervoermiddelen of de colli overeenkomstig het bepaalde in artikel 357 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 te worden verzegeld.

Artikel 8

  • 1. 
    Elk douanekantoor van uitvoer treft maatregelen die het mogelijk maken te allen tijde vast te stellen of het controlepercentage van 5 % is bereikt.

Op grond van deze maatregelen moet per sector blijken:

  • a) 
    hoeveel uitvoeraangiften voor fysieke controle in aanmerking genomen zijn;
  • b) 
    hoeveel fysieke controles zijn verricht.
  • 2. 
    De bevoegde ambtenaar die de controle heeft verricht, stelt een gedetailleerd verslag over elke fysieke controle op.

In dit verslag wordt de datum van de controle en de naam van de bevoegde ambtenaar vermeld. Het verslag wordt gedurende drie jaar na het jaar van uitvoer in het douanekantoor van uitvoer of in een ander kantoor op zodanige wijze bewaard dat het gemakkelijk toegankelijk is.

  • 3. 
    Op het controle-exemplaar T5 dat de goederen vergezelt, wordt in vak D de volgende vermelding aangebracht:
  • a) 
    "Verordening (EEG) nr. 386/90", wanneer het douanekantoor van uitvoer een fysieke controle heeft verricht;
  • b) 
    "Verordening (EG) nr. 2298/2001", wanneer het uitvoer voor levering als voedselhulp betreft.

Indien het douanekantoor van uitgang en dat van uitvoer in dezelfde lidstaat zijn gelegen wordt de betrokken vermelding aangebracht op het nationale document dat de goederen vergezelt.

Artikel 9

  • 1. 
    Bij voorfinanciering van de restitutie overeenkomstig de artikelen 26 tot en met 31 van Verordening (EG) nr. 800/1999 mag de fysieke controle voor de berekening van het in artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 386/90 bedoelde minimumpercentage in aanmerking worden genomen:
  • a) 
    in het in artikel 29 van de genoemde Verordening (EG) nr. 800/1999 bedoelde geval, bij inslag of gedurende de opslag;
  • b) 
    bij verwerking als bedoeld in artikel 28 van Verordening (EG) nr. 800/1999:
  • i) 
    na de aanvaarding van de betalingsaangifte, in geval van toekenning van de restitutie voor een of meer basisproducten,
  • ii) 
    na verwerking, in geval van toekenning van de restitutie voor het verwerkte product.

Voorts moeten voor de toepassing van de eerste alinea de volgende voorwaarden worden vervuld:

  • a) 
    de aan het vervullen van de douaneformaliteiten bij uitvoer voorafgaande fysieke controle is even grondig als die welke overeenkomstig artikel 5 van deze verordening moet worden verricht, en
  • b) 
    de producten, goederen en voor de vervaardiging van de goederen gebruikte basisproducten die aan de voorafgaande fysieke controle zijn onderworpen, zijn identiek aan die waarop de uitvoeraangifte betrekking heeft.
  • 2. 
    Indien vóór het vervullen van de douaneformaliteiten bij uitvoer analyses en andere fysieke controles worden verricht op grond van communautaire of nationale bepalingen die voor de betrokken douaneregeling dan wel voor de procédés voor de vervaardiging van de betrokken producten en goederen gelden, is lid 1 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10

  • 1. 
    Indien de uitvoeraangifte door een ander douanekantoor van uitvoer dan het douanekantoor van uitgang of het kantoor van bestemming van de T5 is aanvaard, dient het kantoor van uitgang uit het douanegebied van de Gemeenschap met inachtneming van de bepalingen van dit artikel een substitutiecontrole te verrichten. Indien het douanekantoor van uitgang niet het kantoor van bestemming van de T5 is, moet het kantoor van bestemming van de T5 de substitutiecontrole uitvoeren.
  • 2. 
    Wanneer het douanekantoor van uitvoer het vervoermiddel of de colli niet heeft verzegeld, worden, onverminderd de op grond van andere bepalingen getroffen controlemaatregelen, substitutiecontroles verricht, en dit zoveel mogelijk op basis van een risicoanalyse.

Het aantal substitutiecontroles per kalenderjaar mag niet kleiner zijn dan het aantal dagen waarop met een restitutie uitgevoerde producten het douanegebied van de Gemeenschap via het betrokken douanekantoor van uitgang verlaten.

Wanneer de substitutiecontrole slechts één exporteur betreft, mag dit aantal niet kleiner zijn dan de helft van het aantal dagen waarop met een restitutie uitgevoerde producten het douanegebied van de Gemeenschap via het betrokken douanekantoor van uitgang verlaten.

  • 3. 
    Indien, gelet op de vereisten van het derde land van bestemming, een veterinair zegel is aangebracht, alsmede een douaneverzegeling is toegepast, wordt de substitutiecontrole slechts bij vermoeden van fraude verricht.
  • 4. 
    Bij de substitutiecontrole wordt visueel nagegaan of de goederen overeenstemmen met de omschrijving ervan in het document dat deze van het douanekantoor van uitvoer naar het douanekantoor van uitgang heeft vergezeld.

Er worden slechts monsters voor analyse genomen wanneer het douanekantoor van uitgang aan de hand van de gegevens op de verpakking of in de documenten niet visueel kan nagaan of de goederen overeenstemmen met de omschrijving in het begeleidende document. In dat geval is artikel 5, lid 4, niet van toepassing.

  • 5. 
    Elk douanekantoor van uitgang of kantoor van bestemming van de T5 treft zodanige maatregelen dat te allen tijde achterhaald kan worden:
  • a) 
    hoeveel uitvoeraangiften voor de substitutiecontrole in aanmerking zijn genomen;
  • b) 
    hoeveel substitutiecontroles zijn verricht.

Wanneer het douanekantoor van uitgang of het kantoor van bestemming van de T5 een monster heeft genomen, wordt op het controle-exemplaar T5 of, in voorkomend geval, op het nationale document dat aan de bevoegde autoriteit wordt teruggezonden, één van de volgende vermeldingen aangebracht:

  • muestra recogida
  • udtaget prøve
  • Probe gezogen

- ελήφθη δείγμα

  • Sample taken
  • échantillon prélevé
  • campione prelevato
  • monster genomen
  • Amostra colhida
  • näyte otettu
  • varuprov.

Een duplicaat of een kopie van het officiële document wordt in het douanekantoor van uitgang of in het kantoor van bestemming van de T5 bewaard.

  • 6. 
    Het douanekantoor van uitgang of het kantoor van bestemming van de T5 licht de in lid 5 bedoelde autoriteit schriftelijk in over de uitslag van de analyse door op een kopie van het originele document het volgende te vermelden:
  • a) 
    hetzij één van de volgende vermeldingen:
  • resultado del análisis conforme
  • analyseresultat i orden
  • konformes Analyseergebnis

- αποτέλεσμα της ανάλυσης σύμφωνο

  • Results of tests conform
  • résultat d'analyse conforme
  • risultato di analisi conforme
  • analyseresultaat conform
  • Resultado da análise conforme
  • analyysin tulos yhtäpitävä
  • Analysresultatet överensstämmer med exportdeklarationen
  • b) 
    hetzij het eigenlijke analyseresultaat, indien dit resultaat niet overeenstemt met het aangegeven product.
  • 7. 
    Wanneer uit de subsitutiecontrole blijkt dat de restitutievoorschriften niet in acht genomen zijn, stelt het betaalorgaan het in lid 5 bedoelde douanekantoor op zijn verzoek in kennis van de maatregelen die naar aanleiding van de door het kantoor geconstateerde feiten zijn getroffen.

In dat geval brengt het douanekantoor van uitgang of het kantoor van bestemming van de T5 op het controle-exemplaar T5 of, in voorkomend geval, op het nationale document dat aan de bevoegde autoriteit wordt teruggezonden, één van de volgende vermeldingen aan:

  • Solicitud de aplicación del apartado 7 del artículo 10 del Reglamento (CE) n° 2090/2002

Oficina de aduana de salida o de destino del T5: ...

  • Anmodning om anvendelse af artikel 10, stk. 7, i forordning (EF) nr. 2090/2002

Identifikation af udgangstoldstedet eller bestemmelsestoldstedet for T5: ...

  • Antrag auf Anwendung von Artikel 10 Absatz 7 der Verordnung (EG) Nr. 2090/2002

Identifizierung der Ausgangszollstelle oder der Bestimmungsstelle des Kontrollexemplars T5: ...

  • Αίτηση εφαρμογής του άρθρου 10 παράγραφος 7 του κανονισμού (ΕΚ) αριθ. 2090/2002

Εξακρίβωση του τελωνείου εξόδου ή του τελωνείου προορισμού του T5: ...

  • Request for application of Article 10(7) of Regulation (EC) No 2090/2002

Identity of the customs office of exit or customs office receiving the control copy T5: ...

  • Demande d'application de l'article 10, paragraphe 7, du règlement (CE) n° 2090/2002

Identification du bureau de douane de sortie ou de destination du T5: ...

  • Domanda di applicazione dell'articolo 10, paragrafo 7, del regolamento (CE) n. 2090/2002

Identificazione dell'ufficio doganale di uscita o di destinazione del T5: ...

  • Verzoek om toepassing van artikel 10, lid 7, van Verordening (EG) nr. 2090/2002

Identificatie van het kantoor van uitgang of van bestemming van de T5: ...

  • Pedido de aplicação do n.o 7 do artigo 10.o do Regulamento (CE) n.o 2090/2002

Identificação da estância aduaneira de saída ou de destino do T5: ...

  • Asetuksen (EY) N:o 2090/2002 10 artiklan 7 kohdan soveltamista koskeva pyyntö

Poistumistullitoimipaikan tai toimipaikan, johon T5-valvontakappale toimitetaan, tunnistustiedot: ...

  • Begäran om tillämpning av artikel 10.7 i förordning (EG) nr 2090/2002

Uppgift om utfartstullkontor eller bestämmelsetullkontor enligt kontrollexemplaret T5: ....

Artikel 11

De lidstaten moeten de Commissie elk jaar vóór 1 mei een evaluatieverslag toezenden over de uitvoering en de doeltreffendheid van de controles in het kader van deze verordening en van de werkwijze bij de selectie van de producten met het oog op een fysieke controle.

Het vóór 1 mei 2003 in te dienen verslag betreft de uitvoeraangiften die zijn aanvaard in de periode van 1 januari tot en met 31 december 2002.

Artikel 12

  • 1. 
    Verordening (EG) nr. 2221/95 wordt ingetrokken per 1 januari 2003.
  • 2. 
    Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar deze verordening volgens de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 13

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2003 voor de op of na die datum aanvaarde uitvoeraangiften.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 november 2002.

Voor de Commissie

Franz Fischler

Lid van de Commissie

  • (1) 
    PB L 42 van 16.2.1990, blz. 6.
  • (2) 
    PB L 24 van 29.1.1994, blz. 2.
  • (3) 
    PB L 224 van 21.9.1995, blz. 13.
  • (4) 
    PB L 325 van 17.12.1999, blz. 12.
  • (5) 
    PB L 308 van 27.11.2001, blz. 16.
  • (6) 
    PB L 102 van 17.4.1999, blz. 11.
  • (7) 
    PB L 183 van 12.7.2002, blz. 12.
  • (8) 
    PB C 218 van 12.8.1993, blz. 14.
  • (9) 
    PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.
  • (10) 
    PB L 68 van 12.3.2002, blz. 11.

BIJLAGE I

VOOR HET VERRICHTEN VAN EEN FYSIEKE CONTROLE TOE TE PASSEN METHODEN

  • 1. 
    a) Indien de exporteur voor het laden van de onverpakte goederen gebruikmaakt van geijkte gesloten automatische laad- en weeginrichtingen, wordt de overeenstemming tussen de uitvoeraangifte en de goederen op zodanige wijze gecontroleerd dat de hoeveelheid door de geijkte automatische weeginrichtingen en de aard en de kenmerken door middel van representatieve steekproeven worden vastgesteld.

Bovendien controleert het douanekantoor van uitvoer steekproefsgewijze of

  • de weeg- en laadinrichtingen zich niet lenen voor carrouselverkeer of voor andere manipulatie;
  • de ijktermijn van de weeginrichting niet is verlopen en de verzegeling intact is indien het een gesloten weeginrichting betreft;
  • de gewogen partijen daadwerkelijk in het opgegeven vervoermiddel worden geladen, en
  • de gegevens in de weegboeken of -bewijzen overeenstemmen met die in de laaddocumenten.
  • b) 
    In uitzonderlijke gevallen waarin de hoeveelheid van de onverpakte goederen niet door een geijkte automatische weeginrichting wordt vastgesteld, maakt het douanekantoor gebruik van een ander, uit commercieel oogpunt bevredigend controlemiddel.
  • 2. 
    a) Indien de exporteur voor het verpakken van de aangegeven goederen in zakken, dozen, flessen enz., en het wegen/meten ervan gebruikmaakt van geijkte automatische inrichtingen of van verpakkingen of flessen in de zin van de Richtlijnen 75/106/EEG(1), 75/107/EEG(2) en 76/211/EEG(3) van de Raad, moet het aantal zakken, dozen, flessen enz. in beginsel volledig worden geteld en moeten aard en kenmerken van de goederen door middel van representatieve steekproeven door het douanekantoor van uitvoer worden gecontroleerd. Het gewicht of de maat wordt vastgesteld door de geijkte automatische weeg-/meetinrichting of aan de hand van de verpakking of de flessen in de zin van de voornoemde richtlijnen. Het douanekantoor van uitvoer kan een zak, een doos of een fles wegen of meten.

Indien de inrichting met een geijkte automatische teller is uitgerust, mogen de vaststellingen van de automatische teller in aanmerking worden genomen voor de fysieke controle van de hoeveelheid.

Punt 1, onder a), tweede alinea, is van overeenkomstige toepassing.

Indien de exporteur gebruikmaakt van pallets die geladen zijn met kisten, dozen, enz., kiest het douanekantoor van uitvoer representatieve pallets uit en controleert het of deze het opgegeven aantal kisten, dozen, enz., bevatten. Het douanekantoor kiest uit deze pallets een aantal representatieve kisten of dozen en controleert of deze het opgegeven aantal flessen, stuks, enz., bevatten.

  • b) 
    Indien de exporteur geen gebruikmaakt van inrichtingen als bedoeld onder a), eerste en tweede alinea, moet het douanekantoor van uitvoer het aantal zakken, dozen, enz., tellen. De aard en de kenmerken, het gewicht of de maat worden door middel van representatieve steekproeven gecontroleerd. De voorgaande alinea is van overeenkomstige toepassing.

Wanneer de inhoud en het juiste gewicht op de onmiddellijke verpakking zijn vermeld, behoeven deze gegevens, in afwijking van de tweede zin van de vorige alinea, bij slechts 50 % van de fysieke controles geverifieerd te worden voorzover het betrokken product verpakt is voor verkoop in de groothandel en regelmatig door dezelfde exporteur wordt uitgevoerd, en voorzover in de afgelopen zes maanden geen geval van niet-overeenstemming met financiële consequenties van meer dan 200 EUR geconstateerd is.

  • 3. 
    a) Voor goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen en die verpakt zijn voor verkoop in de detailhandel of op de onmiddellijke verpakking voorzien zijn van de nodige gegevens over inhoud en gewicht, kan, wanneer zij voldoen aan de voorwaarden van artikel 3, lid 2, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 1520/2000 van de Commissie of wanneer de ervoor gebruikte hoeveelheden product vastgesteld zijn in bijlage C bij die verordening, het douanekantoor van uitvoer eerst het gewicht en de inhoud van de niet onder bijlage I van het Verdrag vallende goederen in onmiddellijke verpakking controleren aan de hand van de desbetreffende gegevens op de onmiddellijke verpakking. Het kantoor kan uit een partij een stuk nemen en het zonder verpakking wegen. Vervolgens wordt het totale aantal stuks van de niet onder bijlage I van het Verdrag vallende goederen in onmiddellijke verpakking - in beginsel - geteld en/of gewogen.

Punt 2, onder a) en b), is van overeenkomstige toepassing.

Het kantoor kan een monster nemen om te verifiëren of er geen substitutie heeft plaatsgevonden. Artikel 5, lid 4, van deze verordening is niet van toepassing.

Het douanekantoor van uitvoer mag aannemen dat de samenstelling van deze niet onder bijlage I van het Verdrag vallende goederen klopt, indien de op de onmiddellijke verpakking vermelde omschrijving en inhoud in overeenstemming zijn met de gegevens in de uitvoeraangifte of met de geregistreerde fabricageformule.

Indien de bevoegde autoriteiten de fabricageformule nog niet geverifieerd hebben, zorgt het douanekantoor van uitvoer ervoor dat deze verificatie en een overeenstemmingscontrole achteraf worden verricht door de onder de bevoegde autoriteiten ressorterende controleur van de boekhouding.

Met het oog op de toepassing van deze methode voor het verifiëren van de samenstelling van niet onder bijlage I van het Verdrag vallende goederen, stelt de lidstaat vooraf een procedure vast waardoor:

  • de samenstelling van de betrokken niet onder bijlage I van het Verdrag vallende goederen kan worden geverifieerd aan de hand van de boekhouding en de specifieke documenten betreffende de productie;
  • aan de hand van de productiedocumenten van de onderneming de overeenstemming tussen de geproduceerde niet onder bijlage I van het Verdrag vallende goederen, de fabricageformule en de uitgevoerde goederen kan worden geverifieerd, en
  • de overeenstemming tussen de uitgevoerde goederen, de daarop betrekking hebbende uitvoeraangifte, de fabricageformule en de geproduceerde goederen achteraf door de controleur van de boekhouding van de bevoegde autoriteit kan worden geverifieerd.
  • b) 
    De specifieke documenten betreffende de productie van de betrokken niet onder bijlage I van het Verdrag vallende goederen dienen na het jaar van de uitvoer nog drie jaar lang door de onderneming te worden bewaard.
  • c) 
    Wanneer de procedure van punt 3, onder a), niet wordt toegepast, moet het douanekantoor van uitvoer representatieve monsters nemen, onverminderd het bepaalde in artikel 16, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1520/2000.
  • (1) 
    PB L 42 van 15.2.1975, blz. 1.
  • (2) 
    PB L 42 van 15.2.1975, blz. 14.
  • (3) 
    PB L 46 van 21.2.1976, blz. 1.

BIJLAGE II

CONCORDANTIETABEL

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.