Richtlijn 2000/52 - Wijziging van Richtlijn 80/723/EEG betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen lidstaten en openbare bedrijven

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 32000L0052

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

32000L0052

Richtlijn 2000/52/EG van de Commissie van 26 juli 2000 tot wijziging van Richtlijn 80/723/EEG betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen lidstaten en openbare bedrijven

Publicatieblad Nr. L 193 van 29/07/2000 blz. 0075 - 0078

Richtlijn 2000/52/EG van de Commissie

van 26 juli 2000

tot wijziging van Richtlijn 80/723/EEG betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen lidstaten en openbare bedrijven

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 86, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

  • (1) 
    Richtlijn 80/723/EEG van de Commissie(1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 93/84/EEG(2), legt de lidstaten de verplichting op ervoor zorg te dragen dat de financiële betrekkingen tussen overheden en openbare bedrijven doorzichtig zijn. Op grond van Richtlijn 80/723/EEG dienen bepaalde financiële gegevens door de lidstaten te worden bewaard en op verzoek aan de Commissie te worden verstrekt, terwijl andere gegevens in de vorm van jaarlijkse verslagen moeten worden overgelegd.
  • (2) 
    Verscheidene sectoren van de economie die in het verleden door het bestaan van nationale, regionale of plaatselijke monopolies werden gekenmerkt, zijn of worden op grond van het Verdrag of door de wetgeving van de lidstaten en van de Europese Gemeenschap geheel of gedeeltelijk voor mededinging opengesteld. Dit proces heeft duidelijk gemaakt dat het belangrijk is ervoor zorg te dragen dat de mededingingsregels van het Verdrag op eerlijke en doeltreffende wijze in deze sectoren worden toegepast en met name dat er geen misbruik van een machtspositie is in de zin van artikel 82 van het Verdrag, noch staatssteun in de zin van artikel 87 van het Verdrag, tenzij deze met de gemeenschappelijke markt verenigbaar is. Dit laat de mogelijke toepassing van artikel 86, lid 2, van het Verdrag onverlet.
  • (3) 
    De lidstaten verlenen in deze sectoren vaak bijzondere of uitsluitende rechten aan bepaalde ondernemingen of kennen vergoedingen of een andere vorm van compensatie toe aan bepaalde ondernemingen die met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belast zijn. Deze ondernemingen concurreren dikwijls ook met andere ondernemingen.
  • (4) 
    Overeenkomstig artikel 86, leden 2 en 3, van het Verdrag komt het in beginsel de lidstaten toe, bepaalde ondernemingen met het beheer van welomschreven diensten van algemeen economisch belang te belasten en zorgt de Commissie over de juiste toepassing van dit artikel.
  • (5) 
    In artikel 86, lid 1, van het Verdrag is bepaald dat de lidstaten met betrekking tot openbare bedrijven en ondernemingen waaraan zij bijzondere of uitsluitende rechten verlenen, geen enkele maatregel mogen nemen of handhaven welke in strijd is met de regels van het Verdrag. Artikel 86, lid 2, van het Verdrag is van toepassing op ondernemingen die met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belast zijn. In artikel 86, lid 3, van het Verdrag is bepaald dat de Commissie over de toepassing van het bepaalde in artikel 86 waakt en passende richtlijnen of beschikkingen tot de lidstaten richt. Volgens de aan het Verdrag gehechte interpretatieve bepalingen in het protocol betreffende het publiekeomroepstelsel in de lidstaten doen de bepalingen van het Verdrag geen afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten om te voorzien in de financiering van de publieke omroep, voorzover deze financiering wordt verleend aan omroeporganisaties voor het vervullen van de publieke opdracht zoals toegekend, bepaald en georganiseerd door iedere lidstaat, en voorzover deze financiering de voorwaarden inzake het handelsverkeer en de mededingingsvoorwaarden in de Gemeenschap niet zodanig verandert dat het gemeenschappelijk belang zou worden geschaad, waarbij rekening wordt gehouden met de verwezenlijking van de opdracht van deze publieke dienst. Om over de toepassing van artikel 86 van het Verdrag te kunnen waken, dient de Commissie over de nodige informatie te beschikken. Dit brengt mee dat de voorwaarden dienen te worden omschreven om tot doorzichtigheid te komen.
  • (6) 
    De complexe situaties die samenhangen met het feit dat verschillende soorten openbare en particuliere ondernemingen bijzondere of uitsluitende rechten hebben verkregen of met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belast zijn, alsook de reeks activiteiten die eenzelfde onderneming kan uitoefenen en de uiteenlopende mate waarin markten in de verschillende lidstaten zijn geliberaliseerd, kunnen de toepassing van de mededingingsregels en inzonderheid van artikel 86 van het Verdrag bemoeilijken. Bijgevolg is het noodzakelijk dat de lidstaten en de Commissie kunnen beschikken over gedetailleerde gegevens betredende de financiën en de interne organisatie van deze ondernemingen en vooral over afzonderlijke, betrouwbare rekeningen betreffende de verschillende activiteiten van eenzelfde onderneming. Deze gegevens zijn niet altijd beschikbaar of niet altijd voldoende gedetailleerd of betrouwbaar.
  • (7) 
    Deze rekeningen moeten inzicht geven in de scheiding tussen de verschillende activiteiten, de met elke activiteit verband houdende kosten en opbrengsten en de methoden voor de toerekening van de kosten en opbrengsten. Dergelijke afzonderlijke rekeningen moeten beschikbaar zijn voor zowel de producten of diensten waarvoor de betrokken lidstaat de onderneming een bijzonder of uitsluitend recht heeft verleend of haar met het beheer van een dienst van algemeen economisch belang heeft belast, als voor elk ander product of elke andere dienst waarvoor de onderneming werkzaam is. De verplichting tot het voeren van een gescheiden boekhouding is niet van toepassing op ondernemingen waarvan de activiteiten beperkt zijn tot het verstrekken van diensten van algemeen economisch belang en welke naast die diensten van algemeen economisch belang geen activiteiten uitoefenen. Het lijkt onnodig een gescheiden boekhouding te eisen op het gebied van de diensten van algemeen economisch belang of van de bijzondere of uitsluitende rechten voorzover dit niet noodzakelijk is voor de juiste toerekening van de kosten en opbrengsten tussen deze diensten en producten en die welke buiten de werkingssfeer van de diensten van algemeen economisch belang of de bijzondere of uitsluitende rechten vallen.
  • (8) 
    Het aan de lidstaten opleggen van de verplichting ervoor te zorgen dat de betrokken ondernemingen een dergelijke gescheiden boekhouding voeren, is het geschiktste middel om een eerlijke en doeltreffende toepassing van de mededingingsregels op deze ondernemingen te waarborgen. De Commissie heeft een mededeling over de diensten van algemeen belang in Europa(3) vastgesteld, waarin zij de betekenis van deze diensten beklemtoont. Het is noodzakelijk rekening te houden met de betekenis van de betrokken sectoren, waarbij het om diensten van algemeen belang kan gaan, met de sterke marktpositie die de betrokken ondernemingen kunnen hebben, en met de kwetsbaarheid van de opkomende mededinging in de sectoren die worden vrijgemaakt. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel is het voor de verwezenlijking van de fundamentele doelstelling van doorzichtigheid noodzakelijk en passend, voorschriften voor een dergelijke gescheiden boekhouding vast te stellen. Deze richtlijn gaat niet verder dan nodig is om de beoogde doelstellingen overeenkomstig artikel 5, derde alinea, van het Verdrag te verwezenlijken.
  • (9) 
    In sommige sectoren leggen de door de Gemeenschap vastgestelde bepalingen de lidstaten en bepaalde ondernemingen de verplichting op een gescheiden boekhouding te voeren. Het is noodzakelijk voor alle economische activiteiten in de gehele Gemeenschap een gelijke behandeling te waarborgen en de verplichting tot het voeren van gescheiden boekhouding tot alle vergelijkbare situaties te doen uitstrekken. Deze richtlijn dient geen wijziging te brengen in de specifieke regels die met hetzelfde doel in andere communautaire bepalingen zijn neergelegd, en dient niet van toepassing te zijn op de activiteiten van de ondernemingen waarvoor die bepalingen gelden.
  • (10) 
    Gelet op de beperkte gevolgen voor de mededinging en ter voorkoming van een buitensporige administratieve belasting, is het thans niet noodzakelijk aan ondernemingen met een totale netto-omzet van minder dan 40 miljoen EUR de verplichting tot het voeren van een gescheiden boekhouding op te leggen. Het is thans ook niet noodzakelijk met betrekking tot de verstrekking van bepaalde categorieën diensten de verplichting tot het voeren van een gescheiden boekhouding op te leggen, omdat deze slechts in beperkte mate een ongunstige invloed op de handel tussen lidstaten kunnen hebben. Deze richtlijn dient alle andere regels betreffende het verstrekken van informatie door de lidstaten aan de Commissie onverlet te laten.
  • (11) 
    In gevallen waarin een onderneming na een open, doorzichtige en niet-discriminerende procedure bijzondere of uitsluitende rechten heeft verkregen of waarin de compensatie voor het verrichten van diensten van algemeen economisch belang na een open, doorzichtige en niet-discriminerende procedure is vastgesteld, lijkt het thans niet noodzakelijk aan de betrokken ondernemingen de verplichting op te leggen een gescheiden boekhouding te voeren.
  • (12) 
    In artikel 295 van het Verdrag is bepaald dat het Verdrag de regeling van het eigendomsrecht in de lidstaten onverlet laat. Bij de toepassing van de mededingingsregels mag zich geen ongerechtvaardigde discriminatie tussen openbare en particuliere ondernemingen voordoen. Deze richtlijn dient zowel op openbare als op particuliere ondernemingen van toepassing te zijn.
  • (13) 
    De administratieve gebiedsindeling verschilt van lidstaat tot lidstaat. Deze richtlijn dient in elke lidstaat voor de overheden op alle niveaus te gelden.
  • (14) 
    Richtlijn 80/723/EEG dient bijgevolg dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 80/723/EEG wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    De titel komt als volgt te luiden:

"Richtlijn 80/723/EEG van de Commissie van 25 juni 1980 betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen lidstaten en openbare bedrijven en de financiële doorzichtigheid binnen bepaalde ondernemingen".

  • 2. 
    De artikelen 1 en 2 komen als volgt te luiden:

"Artikel 1

  • 1. 
    De lidstaten verschaffen volgens de in deze richtlijn vervatte regeling doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen overheden en openbare bedrijven door opening van zaken te geven over:
  • a) 
    de rechtstreekse beschikbaarstellingen van openbare middelen door overheden aan de betrokken bedrijven;
  • b) 
    de beschikbaarstellingen van openbare middelen door de overheden via openbare bedrijven of financiële instellingen;
  • c) 
    de daadwerkelijke besteding van deze openbare middelen.
  • 2. 
    Onverminderd de door de Gemeenschap vastgestelde specifieke bepalingen dragen de lidstaten ervoor zorg, dat de financiële en organisatorische structuur van elke tot het voeren van een gescheiden boekhouding verplichte onderneming correct in de gescheiden boekhouding wordt weergegeven, zodat daaruit duidelijk blijkt:
  • a) 
    welke kosten en opbrengsten met de verschillende activiteiten verband houden;
  • b) 
    volgens welke methoden, tot in bijzonderheden, de kosten en opbrengsten aan de verschillende activiteiten worden toegerekend.

Artikel 2

  • 1. 
    In deze richtlijnen wordt verstaan onder:
  • a) 
    'overheden': alle overheden, waaronder de staat, de regionale en plaatselijke overheden alsmede alle andere territoriale overheden;
  • b) 
    'openbare bedrijven': elk bedrijf waarover overheden rechtstreeks of middellijk een dominerende invloed kunnen uitoefenen uit hoofde van eigendom, financiële deelneming of de desbetreffende regels;
  • c) 
    'openbare bedrijven die werkzaam zijn in de industriesector': alle bedrijven waarvan ten minste 50 % van de totale jaaromzet in de industrie wordt behaald. Het gaat hierbij om bedrijven waarvan de werkzaamheden onder sectie D - Industrie (met name subsectie DA tot en met subsectie DN) van de statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschap - NACE (rev. 1)(4) vallen;
  • d) 
    'tot het voeren van een gescheiden boekhouding verplichte onderneming': elke onderneming waaraan een lidstaat overeenkomstig artikel 86, lid 1, van het Verdrag een bijzonder of uitsluitend recht heeft verleend of die overeenkomstig artikel 86, lid 2, van het Verdrag met het beheer van een dienst van algemeen economisch belang is belast en met betrekking tot deze dienst in enigerlei vorm, waaronder een subsidie, ondersteuning of compensatie, staatssteun ontvangt en die andere activiteiten uitoefent;
  • e) 
    'verschillende activiteiten': enerzijds producten of diensten met betrekking tot welke aan een onderneming een bijzonder of uitsluitend recht is verleend, of alle diensten van algemeen economisch belang waarmee een onderneming is belast, en, anderzijds, elk ander afzonderlijk product met betrekking tot hetwelk of elke andere afzonderlijke dienst met betrekking tot welke de onderneming werkzaam is;
  • f) 
    'uitsluitende rechten': rechten die door een lidstaat aan een onderneming worden verleend bij een wetgevend of bestuursrechtelijk besluit, waarbij voor die onderneming het recht wordt voorbehouden binnen een bepaald geografisch gebied een dienst te verrichten of een activiteit uit te oefenen;
  • g) 
    'bijzondere rechten': rechten die door een lidstaat aan een beperkt aantal ondernemingen worden verleend bij een wetgevend of bestuursrechtelijk besluit waarbij binnen een bepaald geografisch gebied;
  • het aantal van deze ondernemingen die een dienst mogen verrichten of een activiteit mogen uitoefenen, op een andere wijze dan volgens objectieve, evenredige en niet-discriminerende criteria, tot twee of meer wordt beperkt,
  • verscheidene concurrerende ondernemingen die een dienst mogen verrichten of een activiteit mogen uitoefenen, op een andere wijze dan volgens deze criteria worden aangewezen, of
  • aan een onderneming of aan ondernemingen op een andere wijze dan volgens deze criteria wettelijke of bestuursrechtelijke voordelen worden toegekend waardoor enige andere onderneming aanzienlijk wordt bemoeilijkt dezelfde activiteit binnen hetzelfde geografische gebied onder in wezen gelijkwaardige voorwaarden uit te oefenen.
  • 2. 
    Dominerende invloed wordt vermoed te kunnen worden uitgeoefend, wanneer de overheden, al dan niet rechtstreeks, ten aanzien van het bedrijf:
  • a) 
    de meerderheid van het geplaatste kapitaal van dat bedrijf bezitten,
  • b) 
    over de meerderheid van de stemrechten verbonden aan de door genoemd bedrijf uitgegeven aandelen beschikken of
  • c) 
    meer dan de helft der leden van het orgaan van bestuur, van beheer of van toezicht van genoemd bedrijf kunnen benoemen.".
  • 3. 
    In artikel 3 worden de woorden "artikel 1" vervangen door de woorden "artikel 1, lid 1".
  • 4. 
    Het volgende artikel 3 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 3 bis

  • 1. 
    Om de in artikel 1, lid 2, bedoelde doorzichtigheid te waarborgen, nemen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat voor elke tot het voeren van een gescheiden boekhouding verplichte onderneming:
  • a) 
    de interne rekeningen voor de verschillende activiteiten gescheiden zijn;
  • b) 
    alle kosten en opbrengsten, op grond van consequent toegepaste en objectief te rechtvaardigen beginselen inzake kostprijsadministratie, correct worden toegerekend;
  • c) 
    de beginselen inzake kostprijsadministratie volgens welke de gescheiden boekhouding wordt gevoerd, duidelijk zijn vastgelegd.
  • 2. 
    Lid 1 is slechts van toepassing op activiteiten die niet onder de toepassing van specifieke door de Gemeenschap vastgestelde bepalingen vallen, en laat de verplichtingen die voor de lidstaten uit het Verdrag of uit deze specifieke bepalingen voortvloeien, onverlet.".
  • 5. 
    De artikelen 4 en 5 komen als volgt te luiden:

"Artikel 4

  • 1. 
    Wat de in artikel 1, lid 1, bedoelde doorzichtigheid betreft, vallen onder deze richtlijn niet de financiële betrekkingen tussen overheden en:
  • a) 
    openbare bedrijven, voor het verlenen van diensten welke de handel tussen de lidstaten niet aanmerkelijk kunnen beïnvloeden;
  • b) 
    centrale banken;
  • c) 
    openbare kredietinstellingen wat betreft deposito's van openbare middelen die door de overheden bij hen tegen normale commerciële voorwaarden zijn belegd;
  • d) 
    openbare bedrijven waarvan de totale nettojaaromzet minder dan 40 miljoen EUR heeft bedragen gedurende de twee boekjaren voorafgaande aan het boekjaar waarin de in artikel 1, lid 1, bedoelde beschikbaarstelling of besteding van middelen heeft plaatgevonden. Voor openbare kredietinstellingen geldt als drempel een balanstotaal van 800 miljoen EUR.
  • 2. 
    Wat de in artikel 1, lid 2, bedoelde doorzichtigheid betreft, is deze richtlijn niet van toepassing op:
  • a) 
    ondernemingen, met betrekking tot diensten waarvan de levering de handel tussen lidstaten niet op merkbare wijze ongunstig kan beïnvloeden;
  • b) 
    ondernemingen waarvan de totale nettojaaromzet minder dan 40 miljoen EUR heeft bedragen gedurende de twee boekjaren voorafgaande aan enig jaar waarin de onderneming een bijzonder of uitsluitend recht heeft genoten dat door een lidstaat overeenkomstig artikel 86, lid 1, van het Verdrag is verleend of waarin zij belast is met het beheer van een dienst van algemeen economisch belang overeenkomstig artikel 86, lid 2, van het Verdrag. Voor openbare kredietinstellingen geldt als drempel een balanstotaal van 800 miljoen EUR;
  • c) 
    ondernemingen die voor een redelijke periode met het beheer van een dienst van algemeen economisch belang belast zijn, overeenkomstig artikel 86, lid 2, van het Verdrag, indien de staatssteun in enigerlei vorm, waaronder een subsidie, ondersteuning of compensatie, die zij ontvangen, was vastgesteld ingevolge een open, doorzichtige en niet-discriminerende procedure.

Artikel 5

  • 1. 
    De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat de gegevens inzake de in artikel 1, lid 1, bedoelde financiële betrekkingen gedurende vijf jaar, gerekend vanaf het eind van het boekjaar waarin de openbare middelen ter beschikking van de betrokken openbare bedrijven zijn gesteld, ter beschikking van de Commissie blijven. Wanneer evenwel de openbare middelen in een later boekjaar worden gebruikt, vangt de termijn van vijf jaar aan het einde van dat boekjaar aan.
  • 2. 
    De lidstaten dragen ervoor zorg dat de in artikel 1, lid 2, bedoelde gegevens betreffende de financiële en organisatorische structuur van de ondernemingen gedurende vijf jaar, gerekend vanaf het einde van het boekjaar waarop de gegevens betrekking hebben, ter beschikking van de Commissie blijven.
  • 3. 
    Op verzoek van de Commissie en voor het geval dat zij zulks nodig acht, doen de lidstaten haar de in de leden 1 en 2 bedoelde gegevens toekomen, alsmede de eventueel ten behoeve van de oordeelsvorming nodige gegevens, in het bijzonder de nagestreefde doelstellingen.".
  • 6. 
    In artikel 5 bis, lid 3, wordt het woord "ECU" vervangen door het woord "EUR".
  • 7. 
    In artikel 6, lid 1, worden de woorden "artikel 5, lid 2" vervangen door de woorden "artikel 5, lid 3".

Artikel 2

De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 juli 2001 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie hiervan onverwijld in kennis.

Artikel 1, lid 2, van Richtlijn 80/723/EEG, zoals gewijzigd bij de onderhavige richtlijn, is met ingang van 1 januari 2002 van toepassing.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 26 juli 2000.

Voor de Commissie

Mario Monti

Lid van de Commissie

  • (1) 
    PB L 195 van 29.7.1980, blz. 35.
  • (2) 
    PB L 254 van 12.10.1993, blz. 16.
  • (3) 
    PB C 281 van 26.9.1996, blz. 3.
  • (4) 
    PB L 83 van 3.4.1993, blz. 1.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.