Verordening 1994/3381 - Instelling van een gemeenschappelijke regeling voor exportcontrole op goederen voor tweeërlei gebruik

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31994R3381

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31994R3381

Verordening (EG) Nr. 3381/94 van de Raad van 19 december 1994 tot instelling van een communautaire regeling voor exportcontrole op goederen voor tweeërlei gebruik

Publicatieblad Nr. L 367 van 31/12/1994 blz. 0001 - 0007

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 2 Deel 15 blz. 0084

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 2 Deel 15 blz. 0084

VERORDENING (EG) Nr. 3381/94 VAN DE RAAD van 19 december 1994 tot instelling van een communautaire regeling voor exportcontrole op goederen voor tweeërlei gebruik

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 113,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Overwegende dat bij de totstandbrenging van de interne markt het vrije verkeer van goederen, met inbegrip van goederen voor tweeërlei gebruik, moet worden gewaarborgd overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het Verdrag; dat de Lid-Staten thans controles uitoefenen op de intracommunautaire handel in bepaalde goederen voor tweeërlei gebruik; dat de afschaffing van dergelijke controles vereist, dat de Lid-Staten op basis van gemeenschappelijke normen een zo doeltreffend mogelijke controle uitoefenen op de uitvoer van voornoemde goederen in het kader van een communautaire regeling voor exportcontrole op goederen voor tweeërlei gebruik; dat de afschaffing van deze controles het internationale concurrentievermogen van de Europese industrie zal vergroten;

Overwegende dat met deze verordening ook wordt beoogd goederen voor tweeërlei gebruik bij uitvoer uit de Gemeenschap aan een doeltreffende controle te onderwerpen;

Overwegende dat een doeltreffend systeem voor controle op de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik op een gemeenschappelijke grondslag ook nodig is ter nakoming van de internationale verbintenissen van de Lid-Staten en van de Europese Unie, met name inzake non-proliferatie;

Overwegende dat gemeenschappelijke lijsten van goederen voor tweeërlei gebruik, van bestemmingen en van richtsnoeren essentiële elementen zijn van een doeltreffend controlesysteem; dat de beslissingen in verband met de inhoud van deze lijsten van strategische aard zijn en derhalve vallen onder de bevoegdheid van de Lid-Staten; dat deze beslissingen voorwerp zijn van een gemeenschappelijk optreden overeenkomstig artikel J.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie;

Overwegende dat de ministers van Buitenlandse Zaken van de Gemeenschap op 20 november 1984, daarin later gevolgd door Spanje en Portugal, de Verklaring van gemeenschappelijk beleid hebben aangenomen, die met name betrekking heeft op regels betreffende het intracommunautaire verkeer van afgescheiden plutonium en van met meer dan 20 % verrijkt uranium, alsmede betreffende de installaties, de essentiële hoofdbestanddelen en de technologie die verband houden met de opwerking, de verrijking en de produktie van zwaar water;

Overwegende dat genoemd gemeenschappelijk optreden en deze verordening samen één geïntegreerd systeem vormen;

Overwegende dat dit systeem een eerste stap vormt naar een gemeenschappelijk systeem voor controle op de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik, dat volledig is en in al zijn onderdelen coherent; dat het vooral wenselijk is dat de door de Lid-Staten gehanteerde vergunningsprocedures stapsgewijs en snel worden geharmoniseerd;

Overwegende dat de Gemeenschap een geheel van douanevoorschriften heeft vastgesteld die vervat zijn in het communautaire douanewetboek (3) en de uitvoeringsbepalingen (4) daarvan, waarin onder meer bepalingen zijn vastgesteld betreffende de uitvoer en de wederuitvoer van goederen; dat deze verordening de bevoegdheden uit hoofde van en overeenkomstig het wetboek en de uitvoeringsbepalingen ervan, geheel onverlet laat;

Overwegende dat de Lid-Staten bij het in overweging nemen van voorwaarden betreffende wederuitvoer en eindgebruik van goederen voor tweeërlei gebruik rekening moeten houden met de desbetreffende beginselen van het internationale recht;

Overwegende dat de artikelen 4 en 5 ertoe strekken een doeltreffend toezicht op de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik te waarborgen; dat deze artikelen zich er niet tegen verzetten dat de Lid-Staten met hetzelfde oogmerk en met volledige inachtneming van de interne markt aanvullende controlemaatregelen ten aanzien van de uitvoer vaststellen of handhaven die verenigbaar zijn met de doelstellingen van deze verordening;

Overwegende dat, om te voorkomen dat gedurende de initiële fase waarin de Lid-Staten de voor de uitvoering van de verordening vereiste maatregelen treffen, goederen voor tweeërlei gebruik van hun beoogde bestemming in een andere Lid-Staat worden afgeleid naar een bestemming buiten de Gemeenschap, moet worden gezorgd voor de uitoefening van vereenvoudigde controles op het intracommunautaire handelsverkeer in goederen voor tweeërlei gebruik; dat dit een stelsel van algemene vergunningen kan inhouden; dat de periode van tenuitvoerlegging van beperkte duur moet zijn; dat gedurende deze periode van tenuitvoerlegging het intracommunautaire handelsverkeer in goederen voor tweeërlei gebruik niet aan strengere controles mag zijn onderworpen dan die welke op de uitvoer uit de Gemeenschap worden toegepast;

Overwegende dat de Lid-Staten, krachtens artikel 36 van het Verdrag en binnen de grenzen van dit artikel, in afwachting van een verdere harmonisering, de mogelijkheid zullen behouden om zowel tijdens als na de overgangsperiode controles op goederen voor tweeërlei gebruik te verrichten teneinde de openbare orde of de openbare veiligheid te garanderen;

Overwegende dat elke Lid-Staat met het oog op de juiste toepassing van deze verordening maatregelen dient te nemen om de bevoegde autoriteiten passende bevoegdheden te verschaffen;

Overwegende dat elke Lid-Staat de sancties dient vast te stellen die bij overtreding van de bepalingen van deze verordening zullen gelden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I Onderwerp en definities

Artikel 1

Bij deze verordening wordt een communautaire regeling ingesteld voor de controle op de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik.

Artikel 2

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a) 
    "goederen voor tweeërlei gebruik": elk goed dat zowel een civiele als een militaire bestemming kan hebben;
  • b) 
    "uitvoer": de regeling die het mogelijk maakt dat communautaire goederen het douanegebied van de Gemeenschap tijdelijk of definitief verlaten overeenkomstig artikel 161 van het communautaire douanewetboek; hieronder valt ook de wederuitvoer, dat wil zeggen een handeling in de zin van artikel 182 van genoemd wetboek, waarbij niet-communautaire goederen het douanegebied van de Gemeenschap verlaten;
  • c) 
    "exporteur": elke natuurlijke of rechtspersoon voor wiens rekening de douaneaangifte bij uitvoer wordt gedaan en die eigenaar van de goederen is of een aanverwant recht heeft over de betrokken goederen te beschikken op het ogenblik dat de aangifte wordt ontvangen; indien het eigendomsrecht of het aanverwante recht toekomt aan een persoon die overeenkomstig het contract waarop de uitvoer is gebaseerd buiten de Gemeenschap is gevestigd, wordt de exporteur geacht de in de Gemeenschap gevestigde contracterende partij te zijn;
  • d) 
    "bevoegde autoriteiten": de in de Lid-Staten met de uitvoering van deze verordening belaste autoriteiten;
  • e) 
    "uitvoeraangifte": de handeling waarmee een persoon volgens voorgeschreven vormen en voorwaarden blijk geeft van zijn wil een goed onder de uitvoerregeling te brengen.

TITEL II Toepassingsgebied

Artikel 3

  • 1. 
    Een vergunning is vereist voor de uitvoer van de goederen voor tweeërlei gebruik die voorkomen op de lijst in bijlage I van Besluit 94/942/GBVB van de Raad van 19 december 1994 betreffende het gemeenschappelijk optreden, zoals door de Raad vastgesteld op grond van artikel J.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, ten aanzien van de controle op de uitvoer uit de Gemeenschap van goederen voor tweeërlei gebruik (1).
  • 2. 
    Overeenkomstig artikel 4 of artikel 5 kan een vergunning worden geëist voor de uitvoer naar alle of bepaalde bestemmingen van bepaalde goederen voor tweeërlei gebruik die niet op de lijst van bijlage I van genoemd besluit voorkomen.
  • 3. 
    De bepalingen van deze verordening zijn niet van toepassing op goederen voor tweeërlei gebruik die slechts worden doorgevoerd door de Gemeenschap, ongeacht of zij al dan niet onder een regeling voor douanevervoer vallen. Een Lid-Staat kan passende maatregelen ten aanzien van die goederen treffen.

Artikel 4

  • 1. 
    Voor de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik die niet op de lijst in bijlage I van Besluit 94/942/GBVB voorkomen is een uitvoervergunning vereist indien de exporteur door zijn autoriteiten is meegedeeld dat de betrokken goederen geheel of ten dele bestemd zijn of bestemd kunnen zijn om bij te dragen tot de ontwikkeling, de produktie, de behandeling en bediening, het onderhoud, de opslag, de opsporing, de identificatie of de verspreiding van chemische, biologische of nucleaire wapens of tot de ontwikkeling, de produktie, het onderhoud of de opslag van raketten die dergelijke wapens naar een doel kunnen voeren, als bedoeld in de overeenkomstige non-proliferatieregelingen.
  • 2. 
    Indien de exporteur weet dat de betrokken goederen geheel of ten dele bestemd zijn voor een van de in lid 1 genoemde doeleinden, dient hij dit mee te delen aan zijn autoriteiten, die besluiten of het dienstig is dat voor de betrokken partij een uitvoervergunning wordt vereist.
  • 3. 
    De Lid-Staten kunnen nationale wetten aannemen of handhaven waarin wordt bepaald dat de exporteur zijn autoriteiten op de hoogte moet stellen indien hij een gefundeerd vermoeden heeft dat de betrokken goederen geheel of ten dele bestemd zijn voor een van de in lid 1 genoemde doeleinden en dat in een dergelijk geval voor de uitvoer een vergunning vereist is.

Artikel 5

  • 1. 
    Teneinde de in deze verordening vervatte doelstellingen inzake controle op de uitvoer op efficiënte wijze na te streven, kunnen de Lid-Staten, met betrekking tot de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik die niet op de lijst van bijlage I van Besluit 94/942/GBVB voorkomen, een verbod instellen of een vergunning eisen.
  • 2. 
    Het in lid 1 bepaalde geldt voor maatregelen die:
  • a) 
    op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening reeds bestaan, of b) na de datum van inwerkingtreding van deze verordening worden genomen.
  • 3. 
    De Lid-Staten stellen de andere Lid-Staten en de Commissie binnen een maand na de datum van inwerkingtreding van deze verordening in kennis van de in lid 2, onder a), bedoelde maatregelen.

De Lid-Staten stellen de andere Lid-Staten en de Commissie in kennis van de in lid 2, onder b), bedoelde maatregelen zodra deze worden aangenomen.

De Lid-Staten stellen de andere Lid-Staten en de Commissie tevens in kennis van eventuele wijzigingen van de in lid 2, onder a) en b), bedoelde maatregelen.

  • 4. 
    De Commissie maakt de maatregelen waarvan overeenkomstig lid 3 kennis is gegeven, bekend in de C-reeks van het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

TITEL III Uitvoervergunning

Artikel 6

  • 1. 
    Voor elke onder deze verordening vallende uitvoer is een individuele uitvoervergunning vereist. De Lid-Staten kunnen evenwel toestaan dat er vereenvoudigde formaliteiten worden toegepast zoals die hierna onder a), b) en c) worden omschreven:
  • a) 
    een algemene vergunning voor een goed of een categorie van goederen voor tweeërlei gebruik, overeenkomstig bijlage II van Besluit 94/942/GBVB;
  • b) 
    een globale vergunning aan een specifieke exporteur voor een type of categorie van goederen voor tweeërlei gebruik, die geldig is voor de uitvoer naar een of meer welbepaalde landen;
  • c) 
    vereenvoudigde procedures ingeval door een Lid-Staat een vergunning wordt vereist overeenkomstig artikel 5.
  • 2. 
    Aan een uitvoervergunning kunnen in voorkomend geval bepaalde eisen en voorwaarden worden verbonden. De bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten kunnen met name een verklaring van eindgebruik eisen en andere voorwaarden inzake eindgebruik en/of wederuitvoer van de goederen opleggen.
  • 3. 
    De uitvoervergunning geldt voor de hele Gemeenschap.

Artikel 7

  • 1. 
    De uitvoervergunning wordt verleend door de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat waarin de exporteur is gevestigd.
  • 2. 
    Indien de goederen voor tweeërlei gebruik waarvoor een individuele uitvoervergunning is aangevraagd voor een bestemming die niet specifiek is vermeld in bijlage II van Besluit 94/942/GBVB dan wel, in het geval van de zeer gevoelige goederen welke vermeld staan in bijlage IV van dat besluit, voor alle bestemmingen, zich in een andere Lid-Staat bevinden of zullen bevinden, wordt dit op de aanvraag vermeld. De vergunning verlenende autoriteiten van de Lid-Staat waarin de vergunning wordt aangevraagd, treden onverwijld in overleg met de vergunning verlenende autoriteit van de betrokken Lid-Staat of Lid-Staten en verstrekken alle ter zake dienende informatie. De Lid-Staat of Lid-Staten waarmee overleg is gepleegd, maakt of maken na ontvangst van de in artikel 14 bedoelde informatie en van de vereiste aanvullende informatie binnen tien werkdagen eventuele reserves inzake de afgifte van een dergelijke vergunning kenbaar; die reserves zijn verbindend voor de Lid-Staat waarin de vergunning is aangevraagd. Bij uitblijven van een antwoord binnen de bovengenoemde termijn wordt de geraadpleegde Lid-Staat geacht een positief advies te hebben gegeven.
  • 3. 
    Indien de wezenlijke belangen van een Lid-Staat door de uitvoer geschaad zouden kunnen worden, kan die Lid-Staat een andere Lid-Staat verzoeken geen uitvoervergunning af te geven of, indien de vergunning reeds is afgegeven, deze nietig te verklaren, op te schorten, te wijzigen of in te trekken. De Lid-Staat die een dergelijk verzoek ontvangt, begint met de verzoekende Lid-Staat onverwijld overleg van niet-verbindende aard dat binnen tien werkdagen moet worden afgerond.
  • 4. 
    De Lid-Staten verstrekken de Commissie de lijst van de bevoegde autoriteiten die gemachtigd zijn uitvoervergunningen te verlenen voor goederen voor tweeërlei gebruik.
  • 5. 
    De Commissie maakt de lijst van de in lid 4 bedoelde autoriteiten bekend in de C-reeks van het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 8

Bij de beslissing om al dan niet een uitvoervergunning te verlenen, houden de bevoegde autoriteiten rekening met de gemeenschappelijke richtsnoeren in bijlage III van Besluit 94/942/GBVB.

Artikel 9

  • 1. 
    De exporteurs stellen met betrekking tot een aanvraag van een uitvoervergunning alle nodige gegevens ter beschikking van de bevoegde autoriteiten.
  • 2. 
    De in artikel 7, lid 1, bedoelde bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat die handelen overeenkomstig deze verordening, kunnen weigeren een uitvoervergunning af te geven en kunnen een reeds afgegeven uitvoervergunning nietig verklaren, opschorten, wijzigen of intrekken. In geval van weigering, nietigverklaring, opschorting, intrekking of wezenlijke beperking van de vergunning stellen zij de bevoegde autoriteiten van de andere Lid-Staten van hun besluit in kennis en wisselen zij zo nodig relevante gegevens uit met de andere Lid-Staten en de Commissie, zulks met inachtneming van de vertrouwelijkheid van deze gegevens, overeenkomstig artikel 13, lid 2.

TITEL IV Douaneprocedures

Artikel 10

  • 1. 
    Bij het vervullen van de uitvoerformaliteiten bij het voor de behandeling van de uitvoeraangifte bevoegde douanekantoor, levert de exporteur het bewijs dat naar behoren vergunning voor de uitvoer is verleend.
  • 2. 
    Van de exporteur kan een vertaling van de als bewijs overgelegde documenten worden geëist in de officiële taal of een van de officiële talen van de Lid-Staat waar de aangifte wordt gedaan.
  • 3. 
    Onverminderd zijn bevoegdheden uit hoofde van en overeenkomstig het communautaire douanewetboek kan een Lid-Staat tevens, ten aanzien van de in bijlage I van Besluit 94/942/GBVB vermelde goederen voor tweeërlei gebruik waarvoor een geldige uitvoervergunning is verleend, voor een periode van ten hoogste tien werkdagen de vrijgave voor uitvoer vanaf zijn grondgebied opschorten of, indien nodig, anderszins verhinderen dat zij via zijn grondgebied de Gemeenschap verlaten, wanneer hij een gefundeerd vermoeden heeft dat:
  • bij het verlenen van de vergunning geen rekening is gehouden met relevante gegevens, of - sinds de afgifte van de vergunning de omstandigheden wezenlijk zijn veranderd.

In die gevallen worden de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat die een uitvoervergunning hebben afgegeven, onmiddellijk geraadpleegd, zodat deze maatregelen kunnen treffen overeenkomstig artikel 9, lid 2.

Besluiten zij de vergunning te handhaven of is binnen de in de eerste alinea genoemde tien werkdagen geen antwoord ontvangen, dan worden de goederen onmiddellijk vrijgegeven, tenzij de raadplegende Lid-Staat gebruik maakt van het bepaalde in lid 4.

  • 4. 
    Wanneer een Lid-Staat van oordeel is dat uitvoer strijdig zou zijn met zijn wezenlijke belangen op het gebied van het buitenlands en veiligheidsbeleid of met zijn internationale verplichtingen of verbintenissen, kan hij bij wijze van uitzondering verhinderen dat de goederen via zijn grondgebied de Gemeenschap verlaten, ook al is een wettige uitvoervergunning afgegeven.

Wanneer een Lid-Staat uit hoofde van dit lid maatregelen treft, worden de goederen ter beschikking gesteld van de exporteur.

De bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat die de vergunning heeft afgegeven, worden hiervan naar behoren in kennis gesteld.

Artikel 11

  • 1. 
    De Lid-Staten kunnen bepalen dat de douaneformaliteiten voor de uitvoer van de goederen voor tweeërlei gebruik slechts bij daartoe bevoegd verklaarde douanekantoren kunnen worden vervuld.
  • 2. 
    Wanneer zij gebruik maken van de in lid 1 geboden mogelijkheid, delen de Lid-Staten de Commissie mee welke douanekantoren aldus bevoegd zijn verklaard. De Commissie maakt deze mededeling in de C-reeks van het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen bekend.

Artikel 12

De bepalingen van deel II, titel II, hoofdstuk 11, van de uitvoeringsbepalingen van het communautaire douanewetboek en van artikel 22 van aanhangsel I van de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer (1) die op 20 mei 1987 tussen de Gemeenschap en de EVA-landen is gesloten, zijn van toepassing wanneer de goederen voor tweeërlei gebruik binnen de Gemeenschap circuleren en daarbij over het grondgebied van een EVA-land worden vervoerd.

TITEL V Administratieve samenwerking

Artikel 13

  • 1. 
    De Lid-Staten treffen in overleg met de Commissie alle dienstige maatregelen om een rechtstreekse samenwerking en een uitwisseling van gegevens tussen de bevoegde autoriteiten tot stand te brengen, in het bijzonder om te voorkomen dat als gevolg van eventuele verschillen bij de uitoefening van de uitvoercontroles de handelsstromen worden verlegd, waardoor voor een of meer Lid-Staten moeilijkheden zouden kunnen ontstaan.
  • 2. 
    Verordening (EEG) nr. 1468/81 van de Raad van 19 mei 1981 betreffende wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de Lid-Staten en samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie, met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften (2) is van overeenkomstige toepassing, inzonderheid wat de bepalingen betreffende de vertrouwelijke aard van de gegevens betreft, onverminderd artikel 16 van deze verordening.

TITEL VI Controlemaatregelen

Artikel 14

  • 1. 
    De exporteurs houden volgens de in hun land gebruikelijke methode gedetailleerde registers of overzichten van hun activiteiten bij. Deze registers of overzichten bevatten met name de handelsdocumenten, zoals facturen, manifesten, vrachtbrieven of andere vervoersdocumenten, die de gegevens behelzen nodig ter bepaling van:
  • de omschrijving van de goederen voor tweeërlei gebruik,
  • de hoeveelheid van de goederen voor tweeërlei gebruik,
  • naam en adres van de exporteur en de geadresseerde,
  • indien deze bekend zijn, het eindgebruik en de eindgebruiker van de goederen voor tweeërlei gebruik.
  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde registers of overzichten en documenten worden bewaard gedurende een periode van ten minste drie jaar na het einde van het kalenderjaar waarin de in lid 1 bedoelde uitvoer heeft plaatsgevonden; zij worden op verzoek van de bevoegde autoriteiten getoond.

Artikel 15

Om de juiste toepassing van deze verordening te garanderen nemen de Lid-Staten de nodige maatregelen om de bevoegde autoriteiten in staat te stellen:

  • a) 
    gegevens te verzamelen over elke order of transactie die goederen voor tweeërlei gebruik betreft;
  • b) 
    na te gaan of de controles op de juiste wijze worden uitgeoefend, onder meer doordat zij toegang kunnen krijgen tot de bedrijfsruimten van degenen die bij de uitvoer betrokken zijn.

TITEL VII Algemene en slotbepalingen

Artikel 16

  • 1. 
    Elke Lid-Staat wijst een vertegenwoordiger aan in de cooerdinatiegroep die wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie.
  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde cooerdinatiegroep heeft tot taak het onderzoeken van:
  • a) 
    alle problemen in verband met de toepassing van deze verordening, die door de voorzitter of door een vertegenwoordiger van een Lid-Staat aan de orde worden gesteld, en b) de maatregelen die de Lid-Staten dienen te nemen om de exporteurs in kennis te stellen van hun verplichtingen uit hoofde van deze verordening.
  • 3. 
    De cooerdinatiegroep kan telkens wanneer zij dat nodig acht de organisaties raadplegen die de bij deze verordening betrokken exporteurs vertegenwoordigen.

Artikel 17

Elke Lid-Staat treft passende maatregelen om de volledige toepassing van alle bepalingen van deze verordening te garanderen en stelt met name de sancties vast voor inbreuken op het in en krachtens deze verordening bepaalde. De sancties dienen doeltreffend en evenredig te zijn en een afschrikkende werking te hebben.

Meer bepaald omschrijft en kwalificeert elke Lid-Staat, voor de toepassing van artikel 4, lid 2, de aard van de inbreuk in zijn nationale recht en stelt hij het soort sancties vast dat moet worden toegepast.

Artikel 18

Elke Lid-Staat stelt de Commissie in kennis van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die hij ingevolge deze verordening en Besluit 94/942/GBVB vaststelt.

De Commissie deelt deze inlichtingen aan de andere Lid-Staten mede. Zij brengt om de twee jaar aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de toepassing van deze verordening.

Artikel 19

  • 1. 
    De volgende maatregelen zijn voor een overgangsperiode van toepassing op partijen van goederen voor tweeërlei gebruik die van de ene Lid-Staat naar de andere worden verzonden:
  • a) 
    voor de in bijlage I van Besluit 94/942/GBVB vermelde goederen voor tweeërlei gebruik vermelden de betrokken handelsdocumenten duidelijk dat bij uitvoer uit de Gemeenschap controle is vereist;
  • b) 
    voor de in bijlage IV van Besluit 94/942/GBVB vermelde goederen voor tweeërlei gebruik wordt door alle Lid-Staten een vergunning vereist, die geen algemene vergunning mag zijn.
  • 2. 
    De documenten en registers met betrekking tot de in bijlage I van Besluit 94/942/GBVB bedoelde goederen voor tweeërlei gebruik die van de ene Lid-Staat naar de andere worden verzonden, moeten worden bewaard gedurende een periode van ten minste drie jaar na het einde van het kalenderjaar waarin de transactie heeft plaatsgevonden; zij worden op verzoek van de bevoegde autoriteiten getoond. De natuurlijke of rechtspersoon die zich bezighoudt met intracommunautaire handel in de in bijlage I van Besluit 94/942/GBVB vermelde goederen voor tweeërlei gebruik moet, vóór de eerste dergelijke transactie of binnen 30 dagen erna, de bevoegde autoriteiten zijn naam mededelen alsmede het adres waar deze documenten en registers kunnen worden onderzocht.
  • 3. 
    a) Een Lid-Staat kan een vergunning eisen voor de overbrenging van een goed voor tweeërlei gebruik van zijn grondgebied naar een andere Lid-Staat, indien op het tijdstip van de overbrenging:
  • de overbrenger op de hoogte is van het feit dat de eindbestemming van het goed buiten de Gemeenschap gelegen is,
  • de uitvoer van dit goed naar die bestemming krachtens artikel 3, 4 of 5 aan een vergunning is onderworpen en - het goed in de Lid-Staat waarnaar het wordt overgebracht, geen be- of verwerking als omschreven in artikel 24 van het communautaire douanewetboek moet ondergaan.
  • b) 
    De vergunning tot overbrenging moet worden aangevraagd in de Lid-Staat van waaruit het goed wordt overgebracht.
  • c) 
    De Lid-Staat die dergelijke voorschriften aanneemt, stelt de andere Lid-Staten en de Commissie onmiddellijk in kennis van de maatregelen die hij krachtens artikel 13 heeft getroffen.
  • 4. 
    Het onderhavige artikel brengt niet mee dat er aan de binnengrenzen van de Gemeenschap controles verricht worden, maar alleen controles als onderdeel van de normale controleprocedures die op niet-discriminerende wijze op het hele grondgebied van de Gemeenschap worden verricht.
  • 5. 
    Binnen drie jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening zal opnieuw worden onderzocht of de in dit artikel bedoelde maatregelen nodig zijn.
  • 6. 
    De toepassing van dit artikel mag er in geen geval toe leiden dat voor het verzenden van een bepaald goed van een Lid-Staat naar een andere Lid-Staat strengere voorwaarden gelden dan voor de uitvoer van hetzelfde goed naar derde landen.

Artikel 20

  • 1. 
    Voor de in bijlage V van Besluit 94/942/GBVB vermelde goederen voor tweeërlei gebruik die van de ene Lid-Staat naar de andere worden verzonden, kunnen de in die bijlage vermelde Lid-Staten een individuele vergunning eisen (indien nodig vergezeld van voorwaarden betreffende het eindgebruik en/of de wederoverbrenging).
  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde maatregelen betekenen niet dat er aan de binnengrenzen van de Gemeenschap controles verricht worden, maar alleen controles als onderdeel van de normale controleprocedures die op niet-discriminerende wijze op het hele grondgebied van de Gemeenschap worden verricht.

Artikel 21

  • 1. 
    Voor de intracommunautaire overbrenging van afgescheiden plutonium en van met meer dan 20 % verrijkt uranium, alsmede van installaties, essentiële hoofdbestanddelen en technologie die verband houden met de opwerking, de verrijking en de produktie van zwaar water in de zin van de Verklaring van gemeenschappelijk beleid van 20 november 1984, is een vergunning vereist.
  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde maatregelen betekenen niet dat er aan de binnengrenzen van de Gemeenschap controles verricht worden, maar alleen controles als onderdeel van de normale controleprocedures die op niet-discriminerende wijze op het hele grondgebied van de Gemeenschap worden verricht.

Artikel 22

Deze verordening laat onverlet:

  • de toepassing van artikel 223 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap;
  • de toepassing van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.

Artikel 23

Verordening (EEG) nr. 428/89 van de Raad van 20 februari 1989 betreffende de uitvoer van bepaalde chemische produkten (1) wordt ingetrokken.

Artikel 24

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking.

Zij is van toepassing met ingang van 1 maart 1995.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 19 december 1994.

Voor de Raad De Voorzitter K. KINKEL

  • (1) 
    PB nr. C 253 van 30. 9. 1992, blz. 13.
  • (2) 
    PB nr. C 268 van 4. 10. 1993, blz. 26.
  • (3) 
    Verordening (EEG) nr. 2913/92 (PB nr. L 302 van 19. 10. 1992, blz. 1).
  • (4) 
    Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (PB nr. L 253 van 11. 10. 1993, blz. 1).
  • (1) 
    Zie bladzijde 8 van dit Publikatieblad.
  • (1) 
    PB nr. L 226 van 13. 8. 1987, blz. 2, zoals gewijzigd bij besluit nr. 1/91 van de Gemengde Commissie EEG-EVA "Gemeenschappelijk Douanevervoer" (PB nr. L 402 van 31. 12. 1992, blz. 1).
  • (2) 
    PB nr. L 144 van 2. 6. 1981, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 945/87 (PB nr. L 90 van 2. 4. 1987, blz. 3).
  • (1) 
    PB nr. L 50 van 22. 2. 1989, blz. 1.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.