Verordening 1992/2081 - Bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwprodukten en levensmiddelen

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31992R2081

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31992R2081

Verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad van 14 juli 1992 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwprodukten en levensmiddelen

Publicatieblad Nr. L 208 van 24/07/1992 blz. 0001 - 0008

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 43 blz. 0153

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 43 blz. 0153

VERORDENING (EEG) Nr. 2081/92 VAN DE RAADvan 14 juli 1992 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwprodukten en levensmiddelen

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 43 en 113,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat de produktie en de distributie van landbouwprodukten en levensmiddelen in de economie van de Gemeenschap een belangrijke plaats innemen;

Overwegende dat in het kader van de heroriëntering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid de diversificatie van de landbouwproduktie moet worden bevorderd om op de markt een beter evenwicht tussen vraag en aanbod te bereiken; dat de bevordering van produktie en afzet van produkten met bepaalde kenmerken voor het platteland, en met name voor probleem- of voor afgelegen gebieden, een belangrijke troef kan worden, enerzijds doordat het inkomen van de landbouwers erdoor wordt verbeterd en anderzijds doordat wordt voorkomen dat de bevolking uit die gebieden wegtrekt;

Overwegende dat in de afgelopen jaren is geconstateerd dat de consumenten geneigd zijn om voor hun eten en drinken kwaliteit boven kwantiteit te doen prevaleren; dat dit verlangen naar specifieke produkten onder meer leidt tot een steeds toenemende vraag naar landbouwprodukten of levensmiddelen waarvan de geografische oorsprong vaststaat;

Overwegende dat, gezien de verscheidenheid van de produkten in de handel en de overvloedige informatie die erover wordt verstrekt, de consument om beter zijn keuze te kunnen bepalen, juist over de oorsprong van het produkt duidelijk en bondig moet woren geïnformeerd;

Overwegende dat bij de etikettering van landbouwprodukten en levensmiddelen algemene communautaire voorschriften in acht moeten worden genomen en met name Richtlijn 79/112/EEG van de Raad van 18 december 1978 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame (4); dat, voor landbouwprodukten en levensmiddelen die uit een bepaald gebied afkomstig zijn gezien de specificiteit ervan, bijzondere aanvullende bepalingen dienen te worden vastgesteld;

Overwegende dat sommige Lid-Staten zijn overgegaan tot de invoering van "gecontroleerde benamingen van oorsprong" om landbouwprodukten of levensmiddelen die aan hun geografische oorsprong herkenbaar zijn, te beschermen; dat het gebruik van deze benamingen zich heeft ontwikkeld, tot tevredenheid van de producenten, daar dezen in ruil voor een reële kwaliteitsverbetering een betere prijs ontvangen, en tot tevredenheid van de consumenten, die over kwalitatief hoogstaande produkten met garanties ten aanzien van de produktiemethode en de oorsprong beschikken;

Overwegende dat de gebruiken met betrekking tot de oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen in de Lid-Staten thans nog uiteenlopen; dat een communautaire benadering moet worden overwogen; dat immers met een communautair kader in de vorm van een beschermingsregeling het gebruik van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen verder zou kunnen worden ontwikkeld, aangezien een dergelijk kader, dank zij een meer uniforme aanpak, aan producenten van produkten met dergelijke vermeldingen gelijke mededingingsvoorwaarden garandeert en deze produkten voor de consumenten geloofwaardiger maakt;

Overwegende dat het dienstig is dat met de voorgenomen regeling geen afbreuk wordt gedaan aan de reeds bestaande communautaire wetgeving voor wijn en gedistilleerde dranken, waarin is beoogd in een hoger beschermingsniveau te voorzien;

Overwegende dat deze verordening slechts geldt voor landbouwprodukten en levensmiddelen waarvoor er een verband bestaat tussen de kenmerken van het produkt en de geografische oorsprong ervan; dat het toepassingsgebied van deze verordening echter zo nodig tot andere produkten kan worden uitgebreid;

Overwegende dat het, gezien de bestaande praktijk, wenselijk is twee verschillende niveaus van geografische referenties vast te stellen, namelijk beschermde geografische aanduidingen en beschermde oorsprongsbenamingen;

Overwegende dat landbouwprodukten of levensmiddelen met een beschermde geografische aanduiding of een beschermde oorsprongsbenaming moeten voldoen aan een aantal voorwaarden, die in een produktdossier zijn opgenomen;

Overwegende dat, om in elke Lid-Staat te worden beschermd, geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen op communautair niveau moeten worden geregistreerd; dat door inschrijving in een register eveneens de informatie van het bedrijfsleven en van de consumenten kan worden gewaarborgd;

Overwegende dat de registratieprocedure iedere individueel en rechtstreeks betrokken persoon de gelegenheid moet bieden om met inschakeling van de Lid-Staat zijn rechten te doen gelden door bij de Commissie bezwaar aan te tekenen;

Overwegende dat het dienstig is procedures vast te stellen om of wel het produktdossier na registratie aan de stand van de technologische kennis te kunnen aanpassen of wel een geografische aanduiding of oorsprongsbenaming van een landbouwprodukt of een levensmiddel uit het register te kunnen schrappen wanneer dit produkt of levensmiddel niet langer in overeenstemming is met het produktdossier op grond waarvan de geografische aanduiding of oorsprongsbenaming is toegekend;

Overwegende dat het dienstig is handelsverkeer mogelijk te maken met derde landen die gelijkwaardige garanties inzake de toekenning van en het toezicht op geografische aanduidingen of oorsprongsbenamingen op hun grondgebied kunnen bieden;

Overwegende dat in een procedure moet worden voorzien waarbij in een daartoe op te richten regelgevend comité een nauwe samenwerking tussen de Lid-Staten en de Commissie tot stand wordt gebracht,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

  • 1. 
    In deze verordening worden de voorschriften vastgesteld voor de bescherming van de oorsprongsbenamingen en de geografische aanduidingen van de voor menselijke voeding bestemde landbouwprodukten die vermeld staan in bijlage II van het Verdrag en van de levensmiddelen die vermeld staan in bijlage I bij deze verordening alsmede van de landbouwprodukten die vermeld staan in bijlage II bij deze verordening.

Deze verordening is niet van toepassing op produkten van de wijnbouwsector noch op gedestilleerde dranken.

Bijlage I kan volgens de procedure van artikel 15 worden gewijzigd.

  • 2. 
    Deze verordening geldt onverminderd andere bijzondere communautaire bepalingen.
  • 3. 
    Richtlijn 83/189/EEG van de Raad van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (5) is niet van toepassing op de oorsprongsbenamingen en de geografische aanduidingen waarvoor deze verordening geldt.

Artikel 2

  • 1. 
    De communautaire bescherming van oorsprongsbenamingen en van geografische aanduidingen van produkten wordt verkregen overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.
  • 2. 
    In deze verordening wordt verstaan onder:
  • a) 
    "oorsprongsbenaming": de naam van een streek, van een bepaalde plaats of, in uitzonderlijke gevallen, van een land, die wordt gebruikt in de benaming van een landbouwprodukt of levensmiddel:
  • dat afkomstig is uit die streek, die bepaalde plaats of dat land en
  • waarvan de kwaliteit of de kenmerken hoofdzakelijk of uitsluitend aan het geografische milieu, dat factoren van natuurlijke en menselijke aard omvat, zijn toe te schrijven en waarvan de produktie, de verwerking en de bereiding in het geografische gebied geschieden;
  • b) 
    "geografische aanduiding": de naam van een streek, van een bepaalde plaats of, in uitzonderlijke gevallen, van een land, die wordt gebruikt in de benaming van een landbouwprodukt of levensmiddel:
  • dat afkomstig is uit die streek, die bepaalde plaats of dat land en
  • waarvan een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk aan deze geografische oorsprong kan worden toegeschreven en waarvan de produktie en/of de verwerking en/of de bereiding in het bepaalde geografische gebied geschieden.
  • 3. 
    Als oorsprongsbenamingen worden eveneens beschouwd, bepaalde, al dan niet geografische, traditionele benamingen, indien zij een landbouwprodukt of levensmiddel van oorsprong uit een streek of bepaalde plaats aanduiden dat aan de voorwaarden van lid 2, onder a), tweede streepje, voldoet.
  • 4. 
    In afwijking van lid 2, onder a), worden bepaalde geografische benamingen van produkten waarvan de grondstoffen afkomstig zijn uit een geografisch gebied dat groter is dan of verschillend is van het verwerkingsgebied, gelijkgesteld met oorsprongsbenamingen, mits:
  • het produktiegebied van de grondstof afgebakend is en
  • er bijzondere voorwaarden aan de produktie van de grondstoffen zijn verbonden en
  • er een controleregeling bestaat die de naleving van deze voorwaarden waarborgt.
  • 5. 
    In de zin van lid 4 worden alleen levende dieren, vlees en melk als grondstoffen beschouwd. Het gebruik van andere grondstoffen kan worden toegestaan volgens de procedure van artikel 15.
  • 6. 
    Om voor de afwijking van lid 4 in aanmerking te komen, moeten de betrokken benamingen of wel reeds erkend zijn als oorsprongsbenaming die nationale bescherming van de betrokken Lid-Staat geniet, of wel, indien een dergelijke regeling niet bestaat, hebben bewezen een traditioneel karakter te hebben alsmede uitzonderlijke faam en bekendheid te genieten.
  • 7. 
    Om voor de afwijking van lid 4 in aanmerking te komen, moeten de registratieaanvragen binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening worden ingediend.

Artikel 3

  • 1. 
    Benamingen die soortnamen zijn geworden, kunnen niet worden geregistreerd.

In de zin van deze verordening wordt onder een benaming die een soortnaam is geworden, verstaan de naam van een landbouwprodukt of een levensmiddel, die weliswaar verband houdt met de plaats of streek waar dit produkt of dit levensmiddel oorspronkelijk werd geproduceerd of in de handel gebracht, doch de gangbare naam is geworden van een produkt of een levensmiddel.

Om vast te stellen of een naam al dan niet een soortnaam is geworden, wordt rekening gehouden met alle factoren, in het bijzonder:

  • de bestaande situatie in de Lid-Staat waar de naam zijn oorsprong heeft en in het traditionele verbruiksgebied,
  • de situatie in andere Lid-Staten,
  • de relevante nationale of communautaire wetgeving.

Indien aan het slot van de procedure als bedoeld in de artikelen 6 en 7, een registratieaanvraag wordt afgewezen omdat een benaming een soortnaam is geworden, maakt de Commissie deze beslissing bekend in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

  • 2. 
    Een naam kan niet als oorsprongsbenaming of als geografische aanduiding worden geregistreerd indien hij strijdig is met de naam van een planten- of dierenras en het publiek daardoor zou kunnen worden misleid met betrekking tot de werkelijke oorsprong van het produkt.
  • 3. 
    Vóór de inwerkingtreding van deze verordening gaat de Raad, die op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen daarover besluit, over tot de opstelling en de bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen van een indicatieve lijst van de namen van landbouwprodukten en levensmiddelen die binnen de werkingssfeer van deze verordening vallen en krachtens lid 1 als soortnamen worden beschouwd en uit dien hoofde niet behoeven te worden geregistreerd op grond van deze verordening.

Artikel 4

  • 1. 
    Om voor een beschermde oorsprongsbenaming (BOB) of een beschermde geografische aanduiding (BGA) in aanmerking te komen, moet een produkt in overeenstemming zijn met een produktdossier.
  • 2. 
    Het produktdossier omvat ten minste:
  • a) 
    de naam van het landbouwprodukt of het levensmiddel, inclusief de oorsprongsbenaming of de geografische aanduiding;
  • b) 
    de beschrijving van het landbouwprodukt of het levensmiddel, inclusief in voorkomend geval de grondstoffen en de belangrijkste fysische, chemische, microbiologische en/of organoleptische kenmerken van het produkt of het levensmiddel;
  • c) 
    de afbakening van het geografische gebied en, in voorkomend geval, de gegevens waaruit blijkt dat is voldaan aan de voorwaarden van artikel 2, lid 4;
  • d) 
    de gegevens waaruit blijkt dat het landbouwprodukt of het levensmiddel afkomstig is uit het geografische gebied, in de zin van artikel 2, lid 2, onder a) of onder b), al naar gelang van het geval;
  • e) 
    de beschrijving van de werkwijze voor het verkrijgen van het produkt en, in voorkomend geval, de authentieke en onveranderlijke plaatselijke werkwijzen;
  • f) 
    de gegevens die het verband bewijzen met het geografische milieu of de geografische oorsprong in de zin van artikel 2, lid 2, onder a) of b), al naar gelang van het geval;
  • g) 
    de verwijzingen naar de in artikel 10 bedoelde controlestructuur/structuren;
  • h) 
    de specifieke gegevens inzake etikettering die verband houden met de vermelding "BOB" of "BGA", al naar gelang van het geval, of de gelijkwaardige nationale traditionele vermeldingen;
  • i) 
    de eventuele eisen waaraan krachtens communautaire en/of nationale bepalingen moet worden voldaan.

Artikel 5

  • 1. 
    Alleen groeperingen of, onder bepaalde volgens de procedure van artikel 15 vast te stellen voorwaarden, natuurlijke of rechtspersonen zijn gerechtigd een registratieaanvraag in te dienen.Onder "groepering" wordt in dit artikel verstaan elke organisatie, ongeacht haar rechtsvorm of samenstelling, van bij hetzelde landbouwprodukt of hetzelfde levensmiddel betrokken producenten en/of verwerkers. Andere betrokken partijen mogen van de groepering deel uitmaken.
  • 2. 
    Een groepering, of een natuurlijke of rechtspersoon, kan slechts een registratieaanvraag indienen voor landbouwprodukten of levensmiddelen die door haar/hem worden geproduceerd of verkregen in de zin van artikel 2, lid 2, onder a) of onder b).
  • 3. 
    De registratieaanvraag omvat met name het in artikel 4 bedoelde produktdossier.
  • 4. 
    De registratieaanvraag wordt ingediend bij de Lid-Staat waarin het geografische gebied gelegen is.
  • 5. 
    De Lid-Staat gaat na of de aanvraag gerechtvaardigd is en zendt de aanvraag, alsmede het in artikel 4 bedoelde produktdossier en de andere documenten waarop zijn besluit gebaseerd is, naar de Commissie indien hij van mening is dat aan de eisen van deze verordening is voldaan.

Indien de aanvraag betrekking heeft op een benaming die ook een in een andere Lid-Staat gelegen gebied aanduidt, wordt de betrokken Lid-Staat geraadpleegd alvorens er een besluit genomen wordt.

  • 6. 
    De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om aan de bepalingen van dit artikel te voldoen.

Artikel 6

  • 1. 
    Binnen een periode van zes maanden gaat de Commissie door middel van een formeel onderzoek na of de aanvraag alle in artikel 4 genoemde gegevens bevat.

De Commissie stelt de betrokken Lid-Staat op de hoogte van haar bevindingen.

  • 2. 
    Indien de Commissie, rekening houdend met de bepalingen van lid 1, tot de conclusie is gekomen dat de benaming voor bescherming in aanmerking komt, maakt zij de naam en het adres van de aanvrager, de naam van het produkt, de belangrijkste gegevens uit de aanvraag, de verwijzingen naar de nationale bepalingen betreffende de bereiding, produktie of vervaardiging en, zo nodig, de overwegingen waarop zij haar oordeel baseert, bekend in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.
  • 3. 
    Indien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 7, wordt de benaming ingeschreven in een door de Commissie bijgehouden "Register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen", dat de namen van de betrokken groeperingen en controle-instanties bevat.
  • 4. 
    De Commissie maakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen bekend:
  • de in het register ingeschreven benamingen;
  • de overeenkomstig de artikelen 9 en 11 in het register aangebrachte wijzigingen.
  • 5. 
    Indien de Commissie, rekening houdend met het in lid 1 bedoelde onderzoek, tot de conclusie is gekomen dat de benaming niet voor bescherming in aanmerking komt, besluit zij volgens de procedure van artikel 15 om niet over te gaan tot de in lid 2 bedoelde bekendmaking.

Alvorens over te gaan tot de in de leden 2 en 4 bedoelde bekendmakingen en de in lid 3 bedoelde registratie kan de Commissie het in artikel 15 bedoelde comité om advies vragen.

Artikel 7

  • 1. 
    Binnen zes maanden na de datum van de in artikel 6, lid 2, bedoelde bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen kan elke Lid-Staat tegen de registratie bezwaar aantekenen.
  • 2. 
    De bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten dragen er zorg voor dat alle personen die kunnen aantonen een wettig economisch belang te hebben, gemachtigd zijn om van de ingediende aanvraag kennis te nemen. Daarnaast en in overeenstemming met de bestaande situatie in de Lid-Staten kunnen zij andere partijen die een wettig belang hebben, inzage verlenen.
  • 3. 
    Iedere wettig betrokken natuurlijke of rechtspersoon kan tegen de overwogen registratie bezwaar aantekenen middels toezending van een naar behoren gegronde verklaring aan de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat waar hij verblijf houdt of is gevestigd. De bevoegde autoriteit treft de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze opmerkingen of deze bezwaren binnen de vereiste termijnen in overweging worden genomen.
  • 4. 
    Om ontvankelijk te zijn moet in ieder bezwaarschrift:
  • of wel worden aangetoond dat aan de in artikel 2 bedoelde voorwaarden niet is voldaan;
  • of wel worden aangetoond dat met de registratie van de voorgestelde naam schade wordt toegebracht aan een bestaande, geheel of gedeeltelijk homonieme benaming, of aan een bestaand merk, dan wel aan bestaande produkten die op het tijdstip van bekendmaking van deze verordening in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen legaal op de markt zijn;
  • of wel nadere gegevens worden aangedragen op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat de naam waarvoor registratie wordt aangevraagd, een soortnaam is.
  • 5. 
    Indien een bezwaar ontvankelijk is in de zin van lid 4, verzoekt de Commissie de betrokken Lid-Staten om binnen een termijn van drie maanden overeenkomstig hun interne procedures met elkaar tot een akkoord te komen.
  • a) 
    Indien een akkoord wordt bereikt, brengen deze Lid-Staten alle onderdelen van dit akkoord, alsmede het standpunt van de aanvrager en van de opposant, ter kennis van de Commissie. Indien de uit hoofde van artikel 5 ontvangen gegevens niet zijn gewijzigd, volgt de Commissie de procedure van artikel 6, lid 4. In het tegenovergestelde geval leidt zij opnieuw de procedure van artikel 7 in.
  • b) 
    Indien geen akkoord wordt bereikt, neemt de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 15 een besluit en houdt daarbij rekening met de loyale en traditionele gebruiken en met de werkelijke risico's van verwarring. Indien wordt besloten tot registratie, volgt de Commissie de procedure van artikel 6, lid 4.

Artikel 8

De vermeldingen "BOB", "BGA" of de gelijkwaardige nationale traditionele vermeldingen mogen alleen voorkomen op landbouwprodukten en levensmiddelen die aan de vereisten van deze verordening voldoen.

Artikel 9

De betrokken Lid-Staat kan om wijziging van het produktdossier verzoeken, in het bijzonder om met ontwikkelingen in de wetenschappelijke en technische kennis rekening te houden of het geografische gebied opnieuw af te bakenen.

De procedure van artikel 6 is van overeenkomstige toepassing.

De Commissie kan echter volgens de procedure van artikel 15 besluiten de procedure van artikel 6 niet toe te passen wanneer de wijziging gering is.

Artikel 10

  • 1. 
    De Lid-Staten zorgen ervoor dat uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening de controlestructuren in het leven zijn geroepen die tot taak hebben te waarborgen dat landbouwprodukten en levensmiddelen met een beschermde benaming aan de eisen van het produktdossier beantwoorden.
  • 2. 
    Een controlestructuur kan een of meer controlediensten en/of particuliere organisaties omvatten, die daartoe door de Lid-Staat zijn aangewezen, respectievelijk erkend. De Lid-Staten zenden de Commissie lijsten van de diensten en/of erkende organisaties en hun respectieve bevoegdheden. De Commissie maakt deze gegevens bekend in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.
  • 3. 
    De aangewezen controlediensten en/of de particuliere organisaties moeten voldoende waarborgen bieden inzake objectiviteit en onpartijdigheid jegens elke producent of verwerker die aan hun controle wordt onderworpen, en voortdurend de nodige deskundigen en middelen beschikbaar hebben om landbouwprodukten en levensmiddelen met een beschermde benaming te controleren.

Indien een controlestructuur een gedeelte van de controles laat uitvoeren door een derde organisatie, moet die organisatie dezelfde waarborgen bieden. In dat geval echter blijven de aangewezen controlediensten en/of erkende particuliere organisaties jegens de betrokken Lid-Staat verantwoordelijk voor alle controles.

Vanaf 1 januari 1998 moeten particuliere organisaties, om in het kader van deze verordening door de Lid-Staten te worden erkend, voldoen aan de vereisten van norm EN 45011 van 26 juni 1989.

  • 4. 
    Indien de aangewezen controlediensten en/of particuliere organisaties van een Lid-Staat constateren dat een landbouwprodukt of levensmiddel met een beschermde benaming uit die Lid-Staat niet aan de eisen van het produktdossier beantwoordt, nemen zij de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aan de bepalingen van deze verordening wordt voldaan. Zij stellen de Lid-Staat in kennis van de bij de uitoefening van hun controles getroffen maatregelen. De betrokken partijen moeten van alle genomen besluiten in kennis worden gesteld.
  • 5. 
    Een Lid-Staat moet de erkenning van een controleorganisatie intrekken indien niet meer aan de in de leden 2 en 3 bedoelde voorwaarden wordt voldaan. Hij deelt dit mee aan de Commissie, die een herziene lijst van erkende organisaties bekendmaakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.
  • 6. 
    De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat een producent die aan de bepalingen von deze verordening voldoet, toegang heeft tot het controlesysteem.
  • 7. 
    De kosten verbonden aan de in deze verordening bedoelde controles komen voor rekening van de producenten die de beschermde benaming gebruiken.

Artikel 11

  • 1. 
    Elke Lid-Staat kan aanvoeren dat niet wordt voldaan aan een voorwaarde vermeld in het produktdossier van een landbouwprodukt of levensmiddel waarvoor een beschermde benaming geldt.
  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde Lid-Staat legt zijn opmerkingen aan de betrokken Lid-Staat voor. De betrokken Lid-Staat onderzoekt de klacht en stelt de andere Lid-Staat op de hoogte van zijn bevindingen en van de genomen maatregelen.
  • 3. 
    Indien zich herhaaldelijk onregelmatigheden voordoen en de betrokken Lid-Staten niet tot overeenstemming kunnen komen, dient een naar behoren gestaafde klacht te worden gericht aan de Commissie.
  • 4. 
    De Commissie onderzoekt de klacht door de betrokken Lid-Staten te raadplegen. In voorkomend geval neemt de Commissie de nodige maatregelen na overleg met het comité van artikel 15. Deze maatregelen kunnen de nietigverklaring van de registratie behelzen.

Artikel 12

  • 1. 
    Onverminderd de bepalingen van internationale overeenkomsten kan een landbouwprodukt of een levensmiddel uit een derde land voor toepassing van deze verordening in aanmerking komen, mits:
  • het derde land garanties kan bieden die gelijk zijn aan of gelijkwaardig zijn met die welke in artikel 4 worden bedoeld;- in het derde land controleregelingen bestaan welke gelijkwaardig zijn met die welke in artikel 10 zijn vastgesteld;
  • het derde land bereid is de overeenkomstige landbouwprodukten of levensmiddelen uit de Gemeenschap een bescherming te bieden welke gelijkwaardig is met die in de Gemeenschap.
  • 2. 
    Indien een beschermde benaming van een derde land een homoniem is van een beschermde benaming uit de Gemeenschap, wordt voor de aanvaarding van de registratie naar behoren rekening gehouden met de lokale en traditionele gebruiken en met het reële gevaar voor verwarring.

Dergelijke benamingen mogen slechts worden gebruikt indien het land van oorsprong van het produkt duidelijk en goed leesbaar op het etiket wordt vermeld.

Artikel 13

  • 1. 
    Geregistreerde benamingen zijn beschermd tegen:
  • a) 
    elk rechtstreeks of onrechtstreeks gebruik door de handel van een geregistreerde benaming voor produkten die niet onder de registratie vallen, voor zover deze produkten vergelijkbaar zijn met de onder deze benaming geregistreerde produkten of voor zover het gebruik van de benaming betekent dat wordt geprofiteerd van de reputatie van deze beschermde benaming;
  • b) 
    elk misbruik, elke nabootsing of voorstelling, zelfs indien de werkelijke oorsprong van het produkt is aangegeven of indien de beschermde benaming is vertaald, of vergezeld gaat van uitdrukkingen zoals "soort", "type", "methode", "op de wijze van", "imitatie", en dergelijke;
  • c) 
    elke andere valse of misleidende aanduiding met betrekking tot de herkomst, de oorsprong, de aard of de wezenlijke hoedanigheden van het produkt op de binnen- of buitenverpakking, in reclamemateriaal of documenten betreffende het betrokken produkt, alsmede het gebruik van een recipiënt die tot misverstanden over de oorsprong van het produkt aanleiding kan geven;
  • d) 
    elke andere praktijk die het publiek ten aanzien van de werkelijke oorsprong van het produkt kan misleiden.

Indien een geregistreerde benaming de naam omvat van een landbouwprodukt of levensmiddel die als soortnaam wordt beschouwd, wordt het gebruik van die soortnaam op dat landbouwprodukt of levensmiddel niet beschouwd als strijdig met het bepaalde onder a) of b).

  • 2. 
    De Lid-Staten mogen evenwel de nationale maatregelen handhaven waarmee het gebruik van de in lid 1, onder b), genoemde uitdrukkingen gedurende een tot maximaal vijf jaar beperkte periode na de datum van bekendmaking van deze verordening wordt toegestaan, op voorwaarde dat:
  • de produkten wettelijk onder vermelding van deze uitdrukking in de handel zijn gebracht gedurende ten minste vijf jaar vóór de datum van bekendmaking van deze verordening;
  • uit de etikettering van de produkten duidelijk de werkelijke oorsprong ervan blijkt.

Deze uitzondering mag er evenwel niet toe leiden dat de produkten vrijelijk in de handel worden gebracht op het grondgebied van een Lid-Staat waarvoor deze uitdrukkingen verboden waren.

  • 3. 
    Beschermde benamingen mogen geen soortnamen worden.

Artikel 14

  • 1. 
    Wanneer een oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding overeenkomstig de bepalingen van deze verordening is geregistreerd, wordt de aanvraag tot registratie van een merk dat overeenkomt met een van de in artikel 13 vermelde situaties en dat hetzelfde type produkt betreft, afgewezen, mits de aanvraag tot registratie van het merk wordt ingediend na de in artikel 6, lid 2, bedoelde datum van bekendmaking.

Merken die in strijd met deze bepalingen zijn geregistreerd, vervallen.

Dit lid geldt eveneens wanneer de aanvraag tot registratie van een merk wordt ingediend vóór de datum van bekendmaking van de registratieaanvraag bedoeld in artikel 6, lid 2, mits deze bekendmaking geschiedt vóór de registratie van het merk.

  • 2. 
    Met inachtneming van het Gemeenschapsrecht kan een merk dat overeenkomt met een van de in artikel 13 vermelde situaties en dat te goeder trouw is geregistreerd vóór de datum van indiening van het verzoek om registratie van de oorsprongsbenaming of de geografische aanduiding, ondanks de registratie van een oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding verder worden gebruikt wanneer er geen gronden voor nietigheid of vervallenverklaring, respectievelijk bedoeld in Eerste Richtlijn 89/104/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der Lid-Staten (6), artikel 3, lid 1, onder c) en onder g), en in artikel 12, lid 2, onder b), van toepassing zijn op het merk.
  • 3. 
    Een oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding wordt niet geregistreerd indien de registratie, rekening houdend met de faam en bekendheid van een merk en met de tijd dat het reeds in gebruik is, de consument kan misleiden ten aanzien van de werkelijke identiteit van het produkt.

Artikel 15

De Commissie wordt bijgestaan door een comité bestaande uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen al naar gelang van de urgentie van de materie. Het comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij de stemming in het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het comité.

Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het comité of indien geen advies is uitgebracht, dient de Commissie onverwijld bij de Raad een voorstel in betreffende de te nemen maatregelen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

Indien de Raad, na verloop van drie maanden na de indiening van het voorstel bij de Raad, geen besluit heeft genomen, worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld.

Artikel 16

De wijze van toepassing van deze verordening wordt vastgesteld volgens de procedure van artikel 15.

Artikel 17

  • 1. 
    Binnen drie maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening delen de Lid-Staten de Commissie mee, welke van hun wettelijk beschermde benamingen of, in de Lid-Staten waar geen beschermingssysteem bestaat, welke van hun door het gebruik algemeen gangbaar geworden benamingen zij krachtens deze verordening willen laten registreren.
  • 2. 
    De Commissie registreert volgens de procedure van artikel 15 de in lid 1 bedoelde benamingen die overeenkomen met de eisen van de artikelen 2 en 4. Artikel 7 is niet van toepassing. Soortnamen worden evenwel niet geregistreerd.
  • 3. 
    De Lid-Staten kunnen de nationale bescherming van de overeenkomstig lid 1 meegedeelde benamingen handhaven totdat een besluit over de registratie is genomen.

Artikel 18

Deze verordening treedt in werking twaalf maanden na haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 14 juli 1992.

Voor de Raad

De Voorzitter

  • J. 
    GUMMER
  • (1) 
    PB nr. C 30 van 6. 2. 1991, blz. 9, en

PB nr. C 69 van 18. 3. 1992, blz. 15.

  • (2) 
    PB nr. C 326 van 16. 12. 1991, blz. 35.
  • (3) 
    PB nr. C 269 van 14. 10. 1991, blz. 62.
  • (4) 
    PB nr. L 33 van 8. 2. 1979, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 91/72/EEG (PB nr. L 42 van 15. 2. 1991, blz. 27).
  • (5) 
    PB nr. L 109 van 26. 4. 1983, blz. 8. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 90/230/EEG (PB nr. L 128 van 18. 5. 1990, blz. 15).
  • (6) 
    PB nr. L 40 van 11. 2. 1989, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Beschikking 92/10/EEG (PB nr. L 6 van 11. 1. 1992, blz. 35).

BIJLAGE I

Levensmiddelen bedoeld in artikel 1, lid 1

  • Bier
  • Natuurlijk mineraalwater en bronwater
  • Dranken op basis van plantenextracten
  • Brood, gebak, suikerwerk, biscuits en andere bakkerswaren
  • Natuurlijke gommen en harsen

BIJLAGE II

Landbouwprodukten bedoeld in artikel 1, lid 1

  • Hooi
  • Etherische oliën

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.