Richtlijn 1984/372 - Aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 70/157/EEG inzake de harmonisatie van nationale wetgeving betreffende het toegestane geluidsniveau en de uitlaatinrichting van motorvoertuigen

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31984L0372

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31984L0372

Richtlijn 84/372/EEG van de Commissie van 3 juli 1984 houdende aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 70/157/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende het toegestane geluidsniveau en de uitlaatinrichting van motorvoertuigen

Publicatieblad Nr. L 196 van 26/07/1984 blz. 0047 - 0049

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 15 Deel 4 blz. 0205

Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 13 Deel 16 blz. 0032

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 15 Deel 4 blz. 0205

Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 13 Deel 16 blz. 0032

*****

RICHTLIJN VAN DE COMMISSIE

van 3 juli 1984

houdende aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 70/157/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende het toegestane geluidsniveau en de uitlaatinrichting van motorvoertuigen

(84/372/EEG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE

GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gezien Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 80/1267/EEG (2), en met name op artikel 11,

Gezien Richtlijn 70/157/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende het toegestane geluidsniveau en de uitlaatinrichting van motorvoertuigen (3), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 81/334/EEG (4), en met name op artikel 3,

Overwegende dat het thans, dankzij de op dit gebied opgedane ervaring en gezien de huidige stand van de techniek, mogelijk is bepaalde voorschriften inzake de methode voor meting van het geluid dat door bepaalde voertuigtypen wordt veroorzaakt te wijzigen, ten einde deze beter op de feitelijke bedrijfsomstandigheden af te stemmen; dat het hier voertuigen betreft met groot vermogen, alsmede voertuigen met automatische versnellingsbak voorzien van een met de hand bediende keuzehefboom;

Overwegende dat in het bijzonder voertuigen met groot vermogen de belangrijke eigenschap vertonen dat bij de constructie hiervan gebruik wordt gemaakt van de meest geavanceerde technische vindingen die in het algemeen later pas bij de serieproduktie ingang vinden, met optimalisatie van de elementen en eigenschappen die betrekking hebben op de actieve en passieve veiligheid, de luchtverontreiniging, de geluidsoverlast en het brandstofverbruik; dat, wat betreft de werking van de voertuigen, de huidige meetmethode voor de vaststelling van het toegestane geluidsniveau die werd ontwikkeld ter vaststelling van het geluid dat door de voertuigen bij hun gebruik in het stadsverkeer wordt voortgebracht, volgens de meest recente experimenten geen afspiegeling is van het werkelijke gebruik van voertuigen met groot vermogen in het stadsverkeer; dat de wijzigingen die noodzakelijk zijn om dit bezwaar weg te nemen en het door dit voertuigtype voortgebrachte geluid op een meer representatieve wijze te beoordelen, reeds door de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties zijn aanvaard in het onlangs gewijzigde Reglement nr. 51;

Overwegende dat de bepalingen van deze richtlijn in overeenstemming zijn met het advies van het Comité voor aanpassing aan de technische vooruitgang van de richtlijnen voor opheffing van technische handelsbelemmeringen in de sector motorvoertuigen,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I van Richtlijn 70/157/EEG, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 81/334/EEG, wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

  • 1. 
    Met ingang van 1 oktober 1984 mogen de Lid-Staten om redenen die verband houden met het toegestane geluidsniveau en de uitlaatinrichting:
  • de EEG-goedkeuring, de afgifte van het in artikel 10, lid 1, laatste streepje, van Richtlijn 70/156/EEG bedoelde document, of de nationale goedkeuring niet weigeren;
  • het voor de eerste maal in het verkeer brengen van voertuigen niet verbieden,

indien het geluidsniveau en de uitlaatinrichting van dat type voertuig of van de betrokken voertuigen voldoen aan Richtlijn 70/157/EEG, zoals zij bij deze richtlijn wordt gewijzigd.

  • 2. 
    Met ingang van 1 oktober 1985 mogen de Lid-Staten:
  • niet langer het in artikel 10, lid 1, laatste streepje, van Richtlijn 70/156/EEG genoemde document afgeven voor een type motorvoertuig waarvan het geluidsniveau en de uitlaatinrichting niet voldoen aan Richtlijn 70/157/EEG, zoals zij bij deze richtlijn wordt gewijzigd;
  • de nationale goedkeuring weigeren van een type motorvoertuig waarvan het geluidsniveau en de uitlaatinrichting niet voldoen aan Richtlijn 70/157/EEG, zoals zij bij deze richtlijn wordt gewijzigd.
  • 3. 
    Met ingang van 1 oktober 1986 mogen de Lid-Staten het voor de eerste maal in het verkeer brengen verbieden van voertuigen waarvan het geluidsniveau en de uitlaatinrichting niet voldoen aan Richtlijn 70/157/EEG, zoals zij bij deze richtlijn wordt gewijzigd.

Artikel 3

Voor 1 oktober 1984 doen de Lid-Staten de nodige bepalingen in werking treden om aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 3 juli 1984.

Voor de Commissie

Karl-Heinz NARJES

Lid van de Commissie

  • (1) 
    PB nr. L 42 van 23. 2. 1970, blz. 1.
  • (2) 
    PB nr. L 375 van 31. 12. 1980, blz. 34.
  • (3) 
    PB nr. L 42 van 23. 2. 1970, blz. 16.
  • (4) 
    PB nr. L 131 van 18. 5. 1981, blz. 6.

BIJLAGE

Wijzigingen in bijlage I bij Richtlijn 70/157/EEG

Punt 5.2.2.4.3.2 luidt als volgt:

»5.2.2.4.3.2. Naderingssnelheid

Het voertuig nadert de lijn AA' met een constante snelheid die overeenkomt met de laagste van de twee onderstaande snelheden:

  • de snelheid die wordt bereikt bij een motortoerental dat gelijk is aan 3 / 4 van het toerental (S) waarbij de motor zijn maximumvermogen ontwikkelt;
  • 50 km/h.

Indien echter tijdens de proef terugschakeling naar de eerste versnelling plaatsvindt bij voertuigen die zijn uitgerust met automatische versnellingsbak met meer dan twee afzonderlijke overbrengingsverhoudingen, dan kan, naar keuze van de fabrikant, een van beide volgende beproevingsprocedures worden gekozen:

  • de voertuigsnelheid V kan tot maximaal 60 km/h worden opgevoerd ten einde deze terugschakeling te voorkomen;
  • de voertuigsnelheid V kan worden gehandhaafd, maar met beperking van de brandstoftoevoer naar de motor tot ten hoogste 95 % van het debiet dat voor volle belasting noodzakelijk is. Aan deze voorwaarde wordt geacht te zijn voldaan:
  • bij motoren met elektrische ontsteking, indien de openingshoek van de gasklep 90 % bedraagt, en
  • bij motoren met compressieontsteking, indien de verplaatsing van de regelstang van de inspuitpomp beperkt blijft tot 90 % van de slag.

Indien het voertuig is uitgerust met een automatische versnellingsbak zonder handbediende keuzehefboom, dan wordt het voertuig beproefd bij verschillende naderingssnelheden: 30, 40 en 50 km/h of met een snelheid die 3 / 4 van de maximumsnelheid op de weg bedraagt, indien dit een lagere waarde is. De snelheid waarbij het hoogste geluidsniveau wordt veroorzaakt, moet worden aangehouden.".

Punt 5.2.2.4.3.3.1.1. luidt als volgt:

»5.2.2.4.3.3.1.1. Bij voertuigen van de categorieën M1 en N1 die zijn uitgerust met een versnellingsbak met ten hoogste vier voorwaartse versnellingen, worden de proeven in de tweede versnelling uitgevoerd.

Bij voertuigen van deze categorieën die zijn uitgerust met een versnellingsbak met meer dan vier voorwaartse versnellingen, worden de proeven achtereenvolgens in de tweede en derde versnelling uitgevoerd. Er mag alleen rekening worden gehouden met het geheel van de overbrengingsverhoudingen dat is bestemd voor normaal gebruik op de weg. Van de geluidsniveaus die bij elk van beide schakelstanden zijn gemeten, dient het rekenkundig gemiddelde te worden berekend.

Voertuigen van categorie M1 met meer dan vier voorwaartse versnellingen en uitgerust met motoren die een maximaal vermogen ontwikkelen van meer dan 140 kW en waarvan de verhouding tussen maximaal vermogen en maximum toegestane massa meer dan 75 kW/ton bedraagt, worden echter alleen in de derde versnelling beproefd op voorwaarde dat de snelheid waarmede het achteruiteinde van het voertuig in de derde versnelling de lijn BB' passeert, hoger ligt dan 61 km/h.".

Punt 5.2.2.4.3.3.2 luidt als volgt:

»5.2.2.4.3.3.2. Automatische versnellingsbak met handbediende keuzehefboom

De proef wordt verricht met de keuzehefboom in de stand die door de fabrikant voor »normaal" gebruik wordt aanbevolen.".

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.