Verordening 1983/2194 - Wijziging van Verordening (EEG) nr. 1009/83 tot vaststelling voor 1983 van bepaalde maatregelen voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden, van toepassing op vaartuigen die de vlag van Noorwegen voeren - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
|
Verordening (EEG) nr. 2194/83 van de Raad van 26 juli 1983 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1009/83 tot vaststelling voor 1983 van bepaalde maatregelen voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden, van toepassing op vaartuigen die de vlag van Noorwegen voeren
Publicatieblad Nr. L 211 van 03/08/1983 blz. 0004 - 0005
*****
VERORDENING (EEG) Nr. 2194/83 VAN DE RAAD
van 26 juli 1983
tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1009/83 tot vaststelling voor 1983 van bepaalde maatregelen voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden, van toepassing op vaartuigen die de vlag van Noorwegen voeren
DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 170/83 van de Raad van 25 januari 1983 tot instelling van een communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden (1), inzonderheid op de artikelen 3 en 11,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Overwegende dat de Raad bij Verordening (EEG) nr. 1009/83 (2), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1394/83 (3), voor 1983 bepaalde maatregelen heeft vastgesteld voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden, van toepassing op vaartuigen die de vlag van Noorwegen voeren;
Overwegende dat de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee (ICES) aanbevelingen heeft gedaan met betrekking tot de totaal toegestane vangst voor haring in de Noordzee in 1983;
Overwegende dat de partijen volgens de procedure van artikel 2 van de Overeenkomst betreffende de visserij tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen (4) overleg hebben gepleegd over deze kwesties: een aantal Noorse verzoeken met betrekking tot compensatie voor overbevissing in 1982 en extra overdrachten in 1983;
Overwegende dat een onderbreking in de activiteit van de Noorse haringvissers, die reeds zijn begonnen te vissen om de vroeger toegewezen hoeveelheid van 3 500 ton te vangen, moet worden voorkomen, rekening houdend met het seizoengebonden karakter van deze visserij en de economische gevolgen van een onderbreking;
Overwegende dat het in afwachting van een besluit van de Raad over de resultaten van bedoeld overleg, derhalve dienstig is voor de haringvisserij een voorlopig quotum toe te wijzen van 20 500 ton, dit is ongeveer twee derde van het haringquotum dat de Commissie op grond van de goedgekeurde notulen van 7 juni 1983 in haar voorstel aan de Raad heeft opgenomen voor vaartuigen die de vlag van Noorwegen voeren, en die vaartuigen toe te staan hun visserij op haring van de bestanden in het noordelijke en centrale deel van de Noordzee voort te zetten;
Overwegende dat dit voorlopig quotum moet worden verdeeld over de ICES-sectoren IVa en IVb,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage I van Verordening (EEG) nr. 1009/83 wordt vervangen door de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Zij is van toepassing van 25 januari tot en met 31 december 1983.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.
Gedaan te Brussel, 26 juli 1983.
Voor de Raad
De Voorzitter
-
C.SIMITIS
-
(1)PB nr. L 24 van 27. 1. 1983, blz. 1.
-
(2)PB nr. L 115 van 30. 4. 1983, blz. 11.
-
(3)PB nr. L 141 van 1. 6. 1983, blz. 57.
-
(4)PB nr. L 226 van 29. 8. 1980, blz. 48.
BIJLAGE
»BIJLAGE I
Vangstquota
(in ton)
1.2.3 // // // // Soort // Gebied waarin mag worden gevist // Hoeveelheid // // // // Makreel // ICES VIa (1) + VIId, e, f, h + IIa // 22 000 // Haring // ICES VIa (1) // 7 000 // Sprot // ICES IV // 40 000 // Kabeljauw // ICES IV // 8 000 // Schelvis // ICES IV // 18 000 // Koolvis // ICES IV en Skagerrak (2) // 33 000 // Wijting // ICES IV // 7 000 // Schol // ICES IV // 5 000 // Haring // ICES IVc // 4 000 (3) // Zandspiering, kever/ blauwe wijting // ICES IV // 70 000 (4) // Blauwe wijting // ICES II, IVa, VIa (1), VIb, VII (5), XIV // 160 000 (6) // Blauwe leng // ICES IV, Vb, VI, VII // 1 000 (7) // Leng en lom // ICES IV, Vb, VI, VII // 22 000 (7) (8) // Hondshaai // ICES IV, VI, VII // 2 000 (9) // Reuzenhaai (10) // ICES IV, VI, VII // 800 (9) // Haringhaai // ICES IV, VI, VII // 500 // Noorse garnaal // NAFO 1 (11) // 500 // (Pandalus borealis) // ICES XIV + Va // 2 000 // Zwarte heilbot // NAFO 1 // 500 (12) // // ICES XIV + Va // 500 (12) // Heilbot // NAFO 1 // 200 (12) // Andere soorten (13) // ICES IV // 5 000 // Haring // ICES IVa, IVb (14) // 20 500 (15) // // //
-
(1)Ten noorden van 56°30' noorderbreedte.
-
(2)In het westen begrensd door een lijn van de vuurtoren van Hanstholm tot de vuurtoren van Lindesnes en in het zuiden door een lijn van de vuurtoren van Skagen naar de vuurtoren van Tistlarna en vandaar naar de dichtstbij gelegen kust van Zweden.
-
(3)De vangsten realiseerd in de periode van 1 oktober tot en met 31 december 1982 dienen in mindering gebracht te worden op deze hoeveelheid. Het verschil mag enkel gevist worden tot en met 28 februari 1983.
-
(4)Waarvan de hoeveelheid zandspiering niet meer mag bedragen dan 60 000 ton en de hoeveelheid kever en blauwe wijting te zamen niet meer dan 50 000 ton. Hoogstens 10 000 ton van de vangsthoeveelheid voor kever mag worden gevist in ICES-sector VIa ten noorden van 56°30' noorderbreedte. Deze hoeveelheid dient in mindering te worden gebracht op het quotum voor kever en zandspiering en blauwe wijting in ICES-deelgebied IV.
-
(5)Ten westen van 12° westerlengte.
-
(6)Waarvan hoogstens 40 000 ton in ICES-sector IVa mogen worden gevangen.
-
(7)Waarvan 20 % kabeljauwbijvangsten per vaartuig zijn toegelaten op elk ogenblik in de ICES-deelgebieden VI en VII. Dit percentage mag worden overschreden de eerste 24 uren volgende op het aanvangen van de visserijactiviteiten op een bepaalde visgrond. De totale bijvangst mag echter niet meer bedragen dan 1 000 ton waarvan hoogstens 300 ton kabeljauw.
-
(8)Waarvan de hoeveelheid leng niet meer mag bedragen dan 17 000 ton of de hoeveelheid lom niet meer dan 9 000 ton.
-
(9)Dit quotum is exclusief de vangsten in de gebieden als vermeld in bijlage II.
-
(10)Reuzenhaailever.
-
(11)Ten zuiden van 68° noorderbreedte.
-
(12)Bijvangsten van kabeljauw mogen niet meer bedragen dan 10 %.
-
(13)Garnaal uitgesloten.
-
(14)De haringvisserij is in de hele ICES-sector IVb verboden van 15 augustus tot en met 30 september 1983 en ten oosten van 3° oosterlengte het gehele jaar.
-
(15)Waarvan 11 400 ton in ICES-sector IVa en 9 100 ton in ICES-sector IVb."
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.