Verordening 1983/1081 - Opening, de verdeling en de wijze van beheer van een gemeenschappelijk tariefcontingent voor pulp van abrikozen van post ex 20.06 B II c) 1 aa) van het gemeenschappelijk douanetarief, uit Turkije

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31983R1081

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31983R1081

Verordening (EEG) nr. 1081/83 van de Raad van 25 april 1983 betreffende de opening, de verdeling en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor pulp van abrikozen van post ex 20.06 B II c) 1 aa) van het gemeenschappelijk douanetarief, van oorsprong uit Turkije

Publicatieblad Nr. L 118 van 05/05/1983 blz. 0001 - 0003

*****

VERORDENING (EEG) Nr. 1081/83 VAN DE RAAD

van 25 april 1983

betreffende de opening, de verdeling en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor pulp van abrikozen van post ex 20.06 B II c) 1 aa) van het gemeenschappelijk douanetarief, van oorsprong uit Turkije

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 113,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende dat in de bijlage van Verordening (EEG) nr. 3590/82 van de Raad van 21 december 1982 betreffende de invoer in de Gemeenschap van landbouwprodukten van oorsprong uit Turkije (1), wordt voorzien in de opening door de Gemeenschap van een jaarlijks communautair tariefcontingent van 90 ton tegen een recht van 4,7 % voor pulp van abrikozen, van post ex 20.06 B II c) 1 aa) van het gemeenschappelijk douanetarief, van oorsprong uit Turkije; dat bij Verordening (EEG) nr. 978/82 (2) dit contingent is geopend tot en met 30 juni 1983; dat het betrokken tariefcontingent derhalve moet worden geopend voor bovengenoemde hoeveelheid, voor het tijdvak van 1 juli 1983 tot en met 30 juni 1984;

Overwegende dat bij ontstentenis van een protocol als bedoeld in artikel 118, lid 1, van de Toetredingsakte van 1979 de Gemeenschap de in artikel 119 van die Akte bedoelde maatregelen heeft getroffen bij Verordening (EEG) nr. 3555/80 (3) waarbij de regeling wordt vastgesteld die van toepassing is in Griekenland op de invoer van oorsprong - met name - uit Turkije; dat het desbetreffende contingent derhalve geldt voor de Gemeenschap van de Negen;

Overwegende dat met name dient te worden gewaarborgd dat alle importeurs van de Gemeenschap te allen tijde en in gelijke mate gebruik kunnen maken van de door dit contingent geboden mogelijkheden en dat het aan dat contingent verbonden recht zonder onderbreking wordt toegepast op alle invoer van de betrokken produkten in de Lid-Staten, totdat het contingent geheel is uitgeput; dat een regeling voor de aanwending van het communautair tariefcontingent, gebaseerd op een verdeling over de Lid-Staten, in overeenstemming lijkt te zijn met het communautaire karakter van dit contingent in het licht van de hierboven uiteengezette beginselen; dat die verdeling, om zo goed mogelijk de werkelijke ontwikkeling op de markt van de betrokken produkten weer te geven, dient te geschieden naar verhouding van de behoeften van de Lid-Saten, berekend enerzijds aan de hand van de statistische gegevens betreffende de invoer van genoemde produkten uit Turkije gedurende een representatieve referentieperiode en anderzijds op grond van de economische vooruitzichten voor de betrokken contingentsperiode;

Overwegende dat gedurende de drie afgelopen jaren waarvoor statistische gegevens beschikbaar zijn, de dienovereenkomstige invoer van elke Lid-Staat uit Turkije nihil of te verwaarlozen is geweest; dat deze gegevens derhalve niet representatief kunnen worden geacht om als uitgangspunt te dienen voor een verdeling van het contingent over de Lid-Staten; dat de raming van de invoerbehoeften van de Lid-Staten moeilijk blijkt, omdat betrouwbare gegevens over vroegere invoer ontbreken; dat het bijgevolg niet mogelijk lijkt anders te werk te gaan dan een deel van het contingent toe te wijzen aan de communautaire reserve en een zevende deel van het saldo aan de Benelux-landen, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Ierland, Italië en het Verenigd Koninkrijk;

Overwegende dat de aanvankelijke quota meer of minder spoedig kunnen zijn uitgeput; dat het, ten einde daarmede rekening te houden en elke onderbreking te voorkomen, van belang is dat iedere Lid-Staat die zijn aanvankelijke quotum nagenoeg geheel heeft opgebruikt, overgaat tot opneming van een extra quotum uit de communautaire reserve; dat dergelijke opnemingen door elke Lid-Staat moeten worden verricht wanneer elk van zijn extra quota vrijwel geheel is benut, en wel zo vaak als de reserve dit toelaat; dat de aanvankelijke en de extra quota moeten gelden tot aan het einde van de geldigheidsduur van het contingent; dat deze wijze van beheer een nauwe

samenwerking vereist tussen de Lid-Staten en de Commissie, die met name de uitputtingsgraad van het contingent moet kunnen volgen en de Lid-Staten daarover moet kunnen inlichten;

Overwegende dat het het noodzakelijk is dat een Lid-Staat die op een bepaald tijdstip in de contingentsperiode een aanzienlijk overschot van een quotum heeft, daarvan een bepaald percentage in de reserve terugstort, ten einde te voorkomen dat een gedeelte van het communautaire contingent in een Lid-Staat onbenut blijft, terwijl andere Lid-Staten er gebruik van zouden kunnen maken;

Overwegende dat, aangezien het Koninkrijk België, het Koninkrijk der Nederlanden en het Groothertogdom Luxemburg verenigd zijn in en vertegenwoordigd worden door de Benelux Economische Unie, elke handeling met betrekking tot het beheer van de aan genoemde Economische Unie toegewezen quota kan worden verricht door één van haar leden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING

VASTGESTELD:

Artikel 1

  • 1. 
    Met ingang van 1 juli 1983 en tot en met 30 juni 1984 wordt in de Gemeenschap een communautair tariefcontingent van 90 ton geopend voor pulp van abrikozen van post ex 20.06 B II c) 1 aa) van het gemeenschappelijk douanetarief, van oorsprong uit Turkije.
  • 2. 
    Binnen de grenzen van dit tariefcontingent wordt het voor deze produkten geldende recht van het gemeenschappelijk douanetarief tot 4,7 % geschorst.

Artikel 2

  • 1. 
    Een eerste gedeelte van 70 ton wordt over de Lid-Staten verdeeld; de quota die, behoudens het bepaalde in artikel 5, voor de periode van 1 juli 1983 tot en met 30 juni 1984 gelden, bedragen voor ieder der Lid-Staten:

Benelux 10 ton

Denemarken 10 ton

Duitsland 10 ton

Frankrijk 10 ton

Ierland 10 ton

Italië 10 ton

Verenigd Koninkrijk 10 ton.

  • 2. 
    Het tweede gedeelte, dat 20 ton beloopt, vormt de communautaire reserve.

Artikel 3

  • 1. 
    Indien het aanvankelijke quotum van een Lid-Staat, zoals vastgesteld in artikel 2, lid 1, dan wel dat zelfde quotum verminderd met het bij toepassing van artikel 5 in de reserve teruggestorte gedeelte, voor 90 % of meer is benut, gaat die Lid-Staat door middel van een kennisgeving aan de Commissie, onverwijld over tot opneming van een tweede quotum, gelijk aan 15 % van zijn aanvankelijke quotum, voor zover in de reserve nog een voldoende hoeveelheid aanwezig is, eventueel op de volgende eenheid naar boven afgerond.
  • 2. 
    Indien een Lid-Staat, na volledige benutting van zijn aanvankelijke quotum, het door hem opgenomen tweede quotum voor 90 % of meer heeft benut, gaat hij onder de in lid 1 genoemde voorwaarden over tot opneming van een derde quotum, gelijk aan 7,5 % van zijn aanvankelijke quotum, eventueel op de volgende eenheid naar boven afgerond.
  • 3. 
    Indien een Lid-Staat, na volledige benutting van zijn tweede quotum, het door hem opgenomen derde quotum voor 90 % of meer heeft benut, gaat hij onder dezelfde voorwaarden over tot opneming van een vierde quotum dat gelijk is aan het derde.

Deze procedure wordt verder op overeenkomstige wijze toegepast totdat de reserve is uitgeput.

  • 4. 
    In afwijking van het bepaalde in de leden 1, 2 en 3 kan iedere Lid-Staat overgaan tot de opneming van kleinere hoeveelheden dan de in die leden vastgestelde quota, wanneer er aanleiding is om aan te nemen dat die quota wellicht niet geheel zullen worden benut. De betrokken Lid-Staat deelt de Commissie de redenen mede die tot toepassing van de bepalingen van het onderhavige lid hebben geleid.

Artikel 4

De overeenkomstig artikel 3 opgenomen extra quota gelden tot en met 30 juni 1984.

Artikel 5

De Lid-Staten storten uiterlijk op 1 april 1984 van het niet-benutte gedeelte van hun aanvankelijke quotum in de reserve terug, het deel dat op 15 maart 1984 20 % van het aanvankelijke quotum te boven gaat. Zij kunnen een grotere hoeveelheid terugstorten, wanneer er redenen zijn om aan te nemen dat deze wellicht onbenut zal blijven.

De Lid-Staten geven uiterlijk op 1 april 1984 aan de Commissie kennis van de totale invoer van de betrokken produkten, die gedurende de periode tot en met 15 maart 1984 heeft plaatsgevonden en op het communautaire contingent is afgeboekt, alsmede eventueel van het gedeelte van hun aanvankelijke quotum, dat zij in de reserve terugstorten.

Artikel 6

De Commissie houdt boek van de door de Lid-Staten overeenkomstig de artikelen 2 en 3 geopende quota en geeft, zodra de opgaven haar bereiken, aan iedere Lid-Staat kennis van de in de reserve nog aanwezige hoeveelheid.

Zij stelt de Lid-Staten uiterlijk op 5 april 1984 in kennis van de stand van de reserve, na de overeenkomstig artikel 5 verrichte terugstortingen. Zij ziet erop toe dat de opneming waardoor de reserve volledig wordt uitgeput tot de nog beschikbare hoeveelheid beperkt blijft, en deelt daartoe aan de Lid-Staat die de laatste opneming verricht mede hoe groot die hoeveelheid is.

Artikel 7

  • 1. 
    De Lid-Staten nemen alle dienstige maatregelen opdat bij de opening van de met toepassing van artikel 3 door hen opgenomen extra quota, de door hen ingevoerde hoeveelheden zonder onderbreking kunnen worden afgeboekt op hun gecumuleerd aandeel in het communautaire tariefcontingent.
  • 2. 
    De Lid-Staten waarborgen aan de importeurs van de betrokken produkten vrije toegang tot de quota die hun zijn toegekend.
  • 3. 
    De Lid-Staten boeken de ingevoerde hoeveelheden op hun quota af naar gelang de betrokken produkten bij de douane ten invoer in het vrije verkeer worden aangegeven.
  • 4. 
    De uitputtingsgraad van de quota van iedere Lid-Staat wordt vastgesteld op grond van de ingevoerde hoeveelheden, die onder de in lid 3 bepaalde voorwaarden zijn afgeboekt.

Artikel 8

Op verzoek van de Commissie stellen de Lid-Staten haar op de hoogte van de invoer van de betrokken produkten die daadwerkelijk op hun quota is afgeboekt.

Artikel 9

De Lid-Staten en de Commissie werken nauw samen om te bereiken dat deze verordening wordt nageleefd.

Artikel 10

Deze verordening treedt in werking op 1 juli 1983.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Luxemburg, 25 april 1983.

Voor de Raad

De Voorzitter

H.-W. LAUTENSCHLAGER

  • (1) 
    PB nr. L 375 van 31. 12. 1982, blz. 1.
  • (2) 
    PB nr. L 115 van 29. 4. 1982, blz. 4.
  • (3) 
    PB nr. L 382 van 31. 12. 1980, blz. 1.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.