Verordening 1982/3425 - Opening, de verdeling en de wijze van beheer van het gemeenschappelijke tariefcontingent voor courantenpapier van post 48.01 A van het gemeenschappelijk douanetarief (1983) en betreffende de uitbreiding van hetzelfde contingent tot bepaalde andere papiersoorten

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31982R3425

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31982R3425

Verordening (EEG) nr. 3425/82 van de Raad van 17 december 1982 betreffende de opening, de verdeling en de wijze van beheer van het communautaire tariefcontingent voor courantenpapier van post 48.01 A van het gemeenschappelijk douanetarief (1983) en betreffende de uitbreiding van hetzelfde contingent tot bepaalde andere papiersoorten

Publicatieblad Nr. L 361 van 22/12/1982 blz. 0002

*****

VERORDENING (EEG) Nr. 3425/82 VAN DE RAAD

van 17 december 1982

betreffende de opening, de verdeling en de wijze van beheer van het communautaire tariefcontingent voor courantenpapier van post 48.01 A van het gemeenschappelijk douanetarief (1983) en betreffende de uitbreiding van hetzelfde contingent tot bepaalde andere papiersoorten

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 28 en 113,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende dat de Gemeenschap zich ertoe verbonden heeft om voor courantenpapier van post 48.01 A van het gemeenschappelijk douanetarief een jaarlijks communautair tariefcontingent van 1 500 000 ton met vrijstelling van rechten te openen; dat krachtens Protocol nr. 13 dat gehecht is aan de Toetredingsakte van 1972, de Gemeenschap jaarlijks voor dit produkt een communautair tariefcontingent autonoom opent, daar gebleken is dat alle mogelijkheden van bevoorrading op de markt in de Gemeenschap, gedurende de periode dat het contingent loopt, zijn uitgeput;

Overwegende dat, rekening houdend met de huidige produktiemogelijkheden in de Gemeenschap, het contractuele contingent van 1 500 000 ton onvoldoende zal zijn om de te verwachten invoer te dekken; dat bijgevolg in een aanvullende hoeveelheid moet worden voorzien die, ten einde het evenwicht op de markt niet te verstoren en een parallelle ontwikkeling van de afzet van de communautaire produktie te verzekeren alsmede de voldoende bevoorrading van de verwerkende industrieën, op een zodanige omvang moet worden vastgesteld dat het totale contingent niet het te verwachten laagste verbruik, zijnde 2 500 000 ton, overschrijdt; dat de vaststelling van de autonome extra hoeveelheid van 1 000 000 ton overigens een aanpassing in de loop van de contingentsperiode niet uitsluit; dat derhalve voor 1983 voor bedoeld produkt een communautair tariefcontingent moet worden geopend met een totale omvang van 2 500 000 ton;

Overwegende dat het wenselijk is het betrokken tariefcontingent uit te breiden tot bepaalde papiersoorten die voldoen aan alle voorwaarden van de Aanvullende Aantekening bij Hoofdstuk 48, behalve aan die met betrekking tot de waterlijnen;

Overwegende dat met name dient te worden gewaarborgd dat alle importeurs te allen tijde en in gelijke mate toegang hebben tot het bedoelde contingent, en dat het aan dat contingent verbonden recht zonder onderbreking wordt toegepast op alle invoer van het betrokken produkt, totdat het contingent volledig is opgebruikt; dat een regeling voor het beheer van het communautaire tariefcontingent, gebaseerd op een verdeling over de Lid-Staten, in overeenstemming lijkt te zijn met het communautaire karakter van dat contingent in het licht van de hierboven uiteengezette beginselen; dat die verdeling, om zo goed mogelijk bij de werkelijke ontwikkeling op de markt van het betrokken produkt aan te sluiten, moet geschieden naar verhouding van de behoeften van de Lid-Staten, berekend aan de hand van de statistische gegevens betreffende de invoer uit derde landen gedurende een representatieve referentieperiode enerzijds, en op grond van de economische vooruitzichten voor de betrokken contingentsperiode anderzijds;

Overwegende dat, gedurende de laatste drie jaren waarover volledige statistische gegevens beschikbaar zijn, de invoer van elke aan deze verdeling deelnemende Staat ten opzichte van de totale invoer van het betrokken produkt de volgende percentages opleverde:

1.2.3.4 // // 1979 // 1980 // 1981 // // // // // Benelux // 13,05 // 14,44 // 12,83 // Denemarken // 5,85 // 5,49 // 5,81 // Duitsland // 25,64 // 27,39 // 23,82 // Griekenland // 1,16 // 1,11 // 1,74 // Frankrijk // 12,08 // 12,15 // 10,23 // Ierland // 1,76 // 0,39 // 0,26 // Italië // 1,03 // 1,63 // 2,39 // Verenigd Koninkrijk // 39,43 // 37,40 // 42,92 // // // //

Overwegende dat, daarmee rekening houdende en gezien de te verwachten ontwikkeling gedurende 1983 van de markt van courantenpapier in het algemeen en van de communautaire produktie ervan in het bijzonder, de percentages voor de aanvankelijke verdeling van het contingent ongeveer als volgt kunnen worden vastgesteld:

Benelux 13,35

Denemarken 6,45

Duitsland 24,16

Griekenland 2,81

Frankrijk 11,43

Ierland 0,96

Italië 1,23

Verenigd Koninkrijk 39,61; Overwegende dat, ten einde rekening te houden met de eventuele ontwikkeling van de invoer van het betrokken produkt, het gehele contingent in twee delen dient te worden gesplitst, waarbij het eerste gedeelte over de Lid-Staten wordt verdeeld en het tweede gedeelte een reserve vormt ter voorziening in de verdere behoeften van de Lid-Staten wanneer zij hun aanvankelijke quotum hebben opgebruikt; dat het, ten einde de importeurs enige zekerheid te verschaffen en een voldoende afzet van de communautaire produktie mogelijk te maken, dienstig is het eerste gedeelte van het communautair tariefcontingent vast te stellen op een niveau dat circa 94 % van het contingent zou kunnen bedragen;

Overwegende dat de aanvankelijke quota meer of minder spoedig kunnen zijn opgebruikt; dat het, ten einde hiermede rekening te houden en iedere onderbreking te voorkomen, van belang is dat iedere Lid-Staat die zijn aanvankelijk quotum nagenoeg geheel heeft opgebruikt, een extra quotum uit de reserve opneemt; dat deze opneming door iedere Lid-Staat dient te worden verricht, wanneer elk van zijn extra quota nagenoeg geheel is opgebruikt, en wel zo vaak als de reserve het toelaat; dat de aanvankelijke en de extra quota moeten gelden tot aan het einde van de contingentsperiode; dat deze wijze van beheer een nauwe samenwerking vereist tussen de Lid-Staten en de Commissie, die met name de benuttingsgraad van het contingent moet kunnen volgen en de Lid-Staten daarover moet kunnen inlichten;

Overwegende dat het noodzakelijk is dat een Lid-Staat, die op een bepaald tijdstip tijdens de contingentsperiode een aanzienlijk overschot van zijn aanvankelijk quotum heeft, daarvan een aanmerkelijk percentage in de reserve terugstort, om te voorkomen dat een gedeelte van het communautaire tariefcontingent in een Lid-Staat ongebruikt blijft, terwijl andere Lid-Staten er gebruik van zouden kunnen maken;

Overwegende dat, aangezien het Koninkrijk België, het Koninkrijk der Nederlanden en het Groothertogdom Luxemburg verenigd zijn in en vertegenwoordigd worden door de Benelux Economische Unie, elke handeling met betrekking tot het beheer van de aan de genoemde Economische Unie toegewezen quota kan worden verricht door één van haar leden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING

VASTGESTELD:

Artikel 1

  • 1. 
    Voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 1983 wordt een communautair tariefcontingent van 2 500 000 ton geopend voor courantenpapier van post 48.01 A van het gemeenschappelijk douanetarief (1).
  • 2. 
    De Lid-Staten mogen andere papiersoorten die, afgezien van het criterium van de waterlijnen, voldoen aan de in de Aanvullende Aantekening bij Hoofdstuk 48 gegeven omschrijving van courantenpapier, op genoemd contingent afboeken.
  • 3. 
    De invoer van courantenpapier, waarvoor reeds vrijdom van recht geldt krachtens een andere preferentiële tariefregeling, mag niet op dit tariefcontingent worden afgeboekt. Bovendien mag de invoer van de in lid 2 bedoelde papiersoorten waarvoor krachtens het betrokken tariefcontingent vrijdom van recht geldt, niet worden afgeboekt op de in het kader van bepaalde vrijhandelsovereenkomsten vastgestelde indicatieve plafonds.
  • 4. 
    Binnen de grenzen van dit tariefcontingent wordt het recht van het gemeenschappelijk douanetarief volledig geschorst.

Binnen de grenzen van dit tariefcontingent worden door Griekenland rechten toegepast welke berekend worden overeenkomstig de bepalingen ter zake in de Akte van Toetreding.

Artikel 2

  • 1. 
    Het in artikel 1 bedoelde communautaire tariefcontingent wordt in twee gedeelten verdeeld.
  • 2. 
    Een eerste gedeelte van 2 350 000 ton wordt over de Lid-Staten verdeeld; de quota die, behoudens het bepaalde in artikel 5, gelden van 1 januari tot en met 31 december 1983, bedragen voor de Lid-Staten de volgende hoeveelheden:

1.2 // // (in ton) // Benelux // 313 725 // Denemarken // 151 575 // Duitsland // 567 760 // Griekenland // 66 035 // Frankrijk // 268 605 // Ierland // 22 560 // Italië // 28 905 // Verenigd Koninkrijk // 930 835.

  • 3. 
    Het tweede gedeelte, ter grootte van 150 000 ton, vormt de reserve.

Artikel 3

  • 1. 
    Indien het aanvankelijk quotum van een Lid-Staat - zoals vastgesteld in artikel 2, lid 2 - dan wel dat zelfde quotum verminderd met het bij toepassing van artikel 5 in de reserve teruggestorte gedeelte, voor 90 % of meer is gebruikt, gaat deze Lid-Staat, door middel van een kennisgeving aan de Commissie, onverwijld over tot opneming, voor zover in de reserve nog een voldoende hoeveelheid aanwezig is, van een tweede quotum ter grootte van 15 % van zijn aanvankelijk quotum, eventueel op de volgende eenheid naar boven afgerond.
  • 2. 
    Indien een Lid-Staat, na volledige benutting van zijn aanvankelijk quotum, het door hem opgenomen tweede quotum voor 90 % of meer heeft opgebruikt, gaat hij op de in lid 1 omschreven wijze over tot opneming van een derde quotum, dat gelijk is aan 7,5 % van zijn aanvankelijke quotum.
  • 3. 
    Indien een Lid-Staat, na volledige benutting van zijn tweede quotum, het door hem opgenomen derde quotum voor 90 % of meer heeft opgebruikt, gaat hij op de in lid 1 omschreven wijze over tot opneming van een vierde quotum, dat gelijk is aan het derde quotum.

Deze procedure wordt verder toegepast totdat de reserve is opgebruikt.

  • 4. 
    In afwijking van het bepaalde in de leden 1, 2 en 3 kan een Lid-Staat overgaan tot opneming van geringere hoeveelheden dan de in die leden vastgestelde quota, wanneer er aanleiding is om aan te nemen dat die quota wellicht niet geheel zullen worden benut. De betrokken Lid-Staat deelt aan de Commissie de redenen mede die tot toepassing van dit lid hebben geleid.

Artikel 4

De overeenkomstig artikel 3 opgenomen extra quota gelden tot en met 31 december 1983.

Artikel 5

De Lid-Staten storten uiterlijk op 1 oktober 1983 van het niet-gebruikte gedeelte van hun aanvankelijk quotum het deel in de reserve terug dat op 15 september 1983 20 % van het aanvankelijk quotum te boven gaat. Zij kunnen een grotere hoeveelheid terugstorten indien er gronden zijn om aan te nemen dat deze anders wellicht ongebruikt zal blijven.

De Lid-Staten geven uiterlijk op 1 oktober 1983 aan de Commissie kennis van de totale invoer van de betrokken produkten, die tot en met 15 september 1983 heeft plaatsgevonden en op het communautaire contingent is afgeboekt, alsmede eventueel van het gedeelte van hun aanvankelijk quotum dat zij in de reserve terugstorten.

Artikel 6

De Commissie houdt boek van de door de Lid-Staten overeenkomstig de artikelen 2 en 3 geopende quota en brengt, zodra de opgaven haar bereiken, de Lid-Staten op de hoogte van de in de reserve nog aanwezige hoeveelheden.

Zij stelt de Lid-Staten uiterlijk op 5 oktober 1983 in kennis van de stand van de reserve, na de overeenkomstig artikel 5 verrichte terugstortingen.

Zij ziet erop toe dat de opneming, waardoor de reserve volledig wordt opgebruikt, tot de nog beschikbare hoeveelheid beperkt blijft, en deelt te dien einde aan de Lid-Staat die deze laatste opneming verricht mede hoeveel het saldo bedraagt.

Artikel 7

  • 1. 
    De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen, opdat bij opening van de met toepassing van artikel 3 door hen opgenomen extra quota de door hen ingevoerde hoeveelheden zonder onderbreking kunnen worden afgeboekt op hun gecumuleerd aandeel in het communautaire tariefcontingent.
  • 2. 
    De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen om te waarborgen dat de in artikel 1, lid 2, bedoelde papiersoorten die onder onderhavig tariefcontingent vallen, wel degelijk bestemd zijn voor het drukken van kranten, weekbladen of andere periodieke uitgaven van post 49.02, welke ten minste tienmaal per jaar uitkomen.

In dat geval geschiedt de controle op het gebruik voor de bijzondere bestemming door toepassing van de op dit gebied geldende communautaire bepalingen.

  • 3. 
    De Lid-Staten waarborgen de op hun grondgebied gevestigde importeurs van de betrokken produkten vrije toegang tot de hun toegekende quota.
  • 4. 
    De benuttingsgraad van de quota van de Lid-Staten wordt vastgesteld aan de hand van de ingevoerde hoeveelheden van de betrokken produkten, die bij de douane ten invoer in het vrije verkeer worden aangegeven.

Artikel 8

Op verzoek van de Commissie brengen de Lid-Staten haar op de hoogte van de invoer die daadwerkelijk op hun quota is afgeboekt.

Artikel 9

De Lid-Staten en de Commissie werken nauw samen om te bereiken dat deze verordening wordt nagekomen.

Artikel 10

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1983.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 17 december 1982.

Voor de Raad

De Voorzitter

  • H. 
    CHRISTOPHERSEN
  • (1) 
    Indeling onder deze post is onderworpen aan de voorwaarden en bepalingen, vast te stellen door de bevoegde autoriteiten.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.