Verordening 1982/1921 - Opening, de verdeling en de wijze van beheer van een gemeenschappelijk tariefcontingent voor Dãowijn van post ex 22.05 van het gemeenschappelijk douanetarief, uit Portugal (1982/1983)

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31982R1921

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31982R1921

Verordening (EEG) nr. 1921/82 van de Raad van 13 juli 1982 betreffende de opening, de verdeling en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor Dãowijn van post ex 22.05 van het gemeenschappelijk douanetarief, van oorsprong uit Portugal (1982/1983)

Publicatieblad Nr. L 209 van 17/07/1982 blz. 0007 - 0012

*****

VERORDENING (EEG) Nr. 1921/82 VAN DE RAAD

van 13 juli 1982

betreffende de opening, de verdeling en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor Dãowijn van post ex 22.05 van het gemeenschappelijk douanetarief, van oorsprong uit Portugal (1982/1983)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 113,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende dat in artikel 9 van het Complementair Protocol (1) bij de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Portugal (2), aangevuld door Verordening (EEG) nr. 2370/81 van de Raad van 27 juli 1981 tot vaststelling van de regeling voor het handelsverkeer van Griekenland met Portugal (3), wordt bepaald dat voor Dãowijn van de posten ex 22.05 C I a) en ex 22.05 C II a) van het gemeenschappelijk douanetarief, van oorsprong uit Portugal, bij invoer in de Gemeenschap binnen de grenzen van een jaarlijks communautair tariefcontingent van 2 010 hectoliter de invoerrechten met 30 % worden verlaagd; dat deze wijn vergezeld dient te gaan van een certificaat van benaming van oorsprong;

Overwegende dat voor de betrokken wijn de referentieprijzen franco grens van toepassing zijn; dat deze wijn alleen voor deze tariefcontingenten in aanmerking kan komen onder de voorwaarde dat artikel 18 van Verordening (EEG) nr. 337/79 (4), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3577/81 (5), in acht wordt genomen;

Overwegende dat met name dient te worden gewaarborgd dat alle importeurs van de Gemeenschap te allen tijde en in gelijke mate gebruik kunnen maken van de door het bedoelde contingent geboden mogelijkheden en dat de aan dat contingent verbonden rechten in alle Lid-Staten zonder onderbreking worden toegepast op alle invoer van de betrokken produkten tot op het tijdstip waarop het contingent geheel is uitgeput; dat een regeling voor het beheer van het communautaire tariefcontingent, gebaseerd op een verdeling over de Lid-Staten in overeenstemming lijkt te zijn met het communautaire karakter van dat contingent in het licht van de hierboven uiteengezette beginselen; dat die verdeling, om zo goed mogelijk de werkelijke ontwikkeling op de markt van de bedoelde produkten weer te geven, moet geschieden naar verhouding van de behoeften van de Lid-Staten, berekend enerzijds op grond van de statistische gegevens betreffende de invoer van de betrokken produkten uit Portugal over een representatieve referentieperiode, en anderzijds op grond van de economische vooruitzichten voor de betrokken contingentsperiode;

Overwegende dat de in de Gemeenschap beschikbare statistieken geen inlichtingen verschaffen omtrent de marktsituatie van Dãowijn; dat evenwel van de beschikbare Portugese statistieken over de uitvoer van deze produkten naar de Gemeenschap in de laatste jaren kan worden aangenomen dat zij bij benadering de situatie van de invoer in de Gemeenschap weergeven; dat op basis hiervan de overeenkomstige invoer van elke Lid-Staat gedurende de laatste drie jaar in verhouding tot de invoer in de Gemeenschap van de betrokken produkten uit Portugal, de hieronder aangegeven percentages vertegenwoordigt:

1.2.3.4 // // // // // Lid-Staten // 1979 // 1980 // 1981 // // // // // Benelux // 31 // 37 // 45 // Denemarken // 12 // 13 // 7 // Duitsland // 20 // 14 // 11 // Griekenland // - // - // - // Frankrijk // 11 // 12 // 14 // Ierland // 3 // 2 // 1 // Italië // - // 1 // 1 // Verenigd Koninkrijk // 23 // 21 // 21 // // // //

Overwegende dat, gelet op deze gegevens en de ramingen van bepaalde Lid-Staten, de precentages voor de eerste verdeling van het contingent bij benadering als volgt kunnen worden vastgesteld:

Benelux 37,8

Denemarken 9,9

Duitsland 16,9

Griekenland 0,1

Frankrijk 12,4

Ierland 1,6

Italië 0,3

Verenigd Koninkrijk 21,0;

Overwegende dat het, ten einde rekening te houden met de ontwikkeling van de invoer van de betrokken produkten in de verschillende Lid-Staten, dienstig is het contingent in twee gedeelten te splitsen, waarvan het eerste gedeelte over de Lid-Staten wordt verdeeld, terwijl het tweede gedeelte een reserve vormt ter voorziening in de verdere behoeften van de Lid-Staten die hun aanvankelijk quotum hebben opgebruikt; dat het, ten einde aan de importeurs van elke Lid-Staat enige zekerheid te verschaffen, dienstig is het eerste gedeelte van het communautair contingent vast te stellen op een niveau dat in het onderhavige geval 74 % van het volume van het contingent zou kunnen bedragen;

Overwegende dat de aanvankelijke quota van de Lid-Staten meer of minder spoedig kunnen zijn opgebruikt; dat het, ten einde daarmee rekening te houden en elke onderbreking te voorkomen, van belang is dat iedere Lid-Staat die zijn aanvankelijk quotum nagenoeg geheel heeft opgebruikt, overgaat tot opneming van een extra quotum uit de reserve; dat dergelijke opnemingen door elke Lid-Staat moeten worden verricht wanneer elk van zijn extra quota vrijwel geheel is aangewend, en wel zo vaak als de reserve dit toelaat; dat de aanvankelijke en de extra quota moeten gelden tot aan het einde van de contingentsperiode; dat deze wijze van beheer een nauwe samenwerking vereist tussen de Lid-Staten en de Commissie, die met name de benuttingsgraad van het contingent moet kunnen volgen en de Lid-Staten daarover moet kunnen inlichten;

Overwegende dat het noodzakelijk is dat een Lid-Staat die op een bepaald tijdstip van de contingentsperiode een aanzienlijk overschot heeft, daarvan een aanmerkelijk percentage terugstort in de reserve, ten einde te voorkomen dat in een Lid-Staat een gedeelte van het communautaire tariefcontingent onbenut blijft, terwijl andere Lid-Staten er gebruik van zouden kunnen maken;

Overwegende dat, aangezien het Koninkrijk België, het Koninkrijk der Nederlanden en het Groothertogdom Luxemburg verenigd zijn in en vertegenwoordigd worden door de Benelux Economische Unie, elke handeling met betrekking tot het beheer van de aan de genoemde Economische Unie toegewezen quota kan worden verricht door één van haar leden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING

VASTGESTELD:

Artikel 1

  • 1. 
    Van 1 juli 1982 tot en met 30 juni 1983 worden in de Gemeenschap de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor Dãowijn in verpakkingen inhoudende twee liter of minder van de posten ex 22.05 C I a) en ex 22.05 C II a), van oorsprong uit Portugal, in het kader van een communautair tariefcontingent van 2 010 hectoliter respectievelijk tot 10,1 Ecu/hl en 11,8 Ecu/hl verlaagd.

In het kader van dit tariefcontingent past Griekenland rechten toe die berekend worden volgens de bepalingen ter zake in de Toetredingsakte van 1979 en in Verordening (EEG) nr. 2370/81.

  • 2. 
    Invoer van Dãowijn in het kader van het in lid 1 bedoelde communautaire tariefcontingent geschiedt tegen overlegging van een certificaat van benaming van oorsprong dat conform is aan het aangehechte model, gewaarmerkt door de Portugese douaneautoriteiten. Dit certificaat moet voldoen aan de bepalingen van artikel 2, leden 2 tot en met 4, van Verordening (EEG) nr. 1120/75 (1).
  • 3. 
    Voor de betrokken wijn zijn de referentieprijzen franco grens van toepassing.

Deze wijn kan alleen voor dit tariefcontingent in aanmerking komen onder de voorwaarde dat artikel 18 van Verordening (EEG) nr. 337/79 in acht wordt genomen.

Artikel 2

  • 1. 
    Het in artikel 1 genoemde tariefcontingent wordt in twee gedeelten gesplitst.
  • 2. 
    Een eerste gedeelte van het contingent wordt over de Lid-Staten verdeeld; de quota die, onder voorbehoud van artikel 5, tot en met 30 juni 1983 gelden, bedragen:

Benelux 575 hl

Denemarken 150 hl

Duitsland 255 hl

Griekenland 2 hl

Frankrijk 188 hl

Ierland 25 hl

Italië 5 hl

Verenigd Koninkrijk 320 hl.

  • 3. 
    Het tweede gedeelte van het contingent, ter grootte van 490 hectoliter, vormt de overeenkomstige reserve.

Artikel 3

  • 1. 
    Indien het aanvankelijk quotum van een Lid-Staat zoals vastgesteld in artikel 2, lid 2, dan wel dat zelfde quotum verminderd met het bij toepassing van artikel 5 in de reserve teruggestorte gedeelte, voor 90 % of meer is benut, gaat deze Lid-Staat, door middel van een kennisgeving aan de Commissie, onverwijld over tot opneming, voor zover in de reserve nog een voldoende hoeveelheid aanwezig is, van een tweede quotum, gelijk aan 10 % van zijn aanvankelijk quotum, eventueel op de volgende eenheid naar boven afgerond.
  • 2. 
    Indien een Lid-Staat, na volledige benutting van zijn aanvankelijk quotum, het door hem opgenomen tweede quotum voor 90 % of meer heeft aangewend, gaat hij, op de wijze als bepaald in lid 1, over tot opneming van een derde quotum, gelijk aan 5 % van zijn aanvankelijk quotum, eventueel op de volgende eenheid naar boven afgerond.
  • 3. 
    Indien een Lid-Staat, na volledige benutting van zijn tweede quotum, het door hem opgenomen derde quotum voor 90 % of meer heeft aangewend, gaat hij op dezelfde wijze over tot opneming van een vierde quotum, dat gelijk is aan het derde.

Deze procedure wordt toegepast totdat de reserve is uitgeput.

  • 4. 
    In afwijking van het bepaalde in de leden 1 tot en met 3 kunnen de Lid-Staten overgaan tot opneming van geringere hoeveelheden dan de in die leden vastgestelde quota, wanneer er aanleiding is om aan te nemen dat die quota wellicht niet geheel zullen worden benut. Zij delen aan de Commissie de redenen mee die tot toepassing van het onderhavige lid hebben geleid.

Artikel 4

De overeenkomstig artikel 3 opgenomen extra quota gelden tot en met 30 juni 1983.

Artikel 5

De Lid-Staten storten uiterlijk op 1 april 1983 van het niet-benutte gedeelte van hun aanvankelijk quotum in de reserve terug, het deel dat op 15 maart 1983 20 % van het aanvankelijk quotum te boven gaat. Zij kunnen een grotere hoeveelheid terugstorten, wanneer er aanleiding is om aan te nemen dat deze wellicht onbenut zal blijven.

De Lid-Staten geven uiterlijk op 1 april 1983 aan de Commissie kennis van de totale invoer van de betrokken produkten, die tot en met 15 maart 1983 heeft plaatsgevonden en op het communautaire contingent is afgeboekt, alsmede eventueel van het gedeelte van hun aanvankelijk quotum dat zij in de reserve terugstorten.

Artikel 6

De Commissie houdt boek van de door de Lid-Staten overeenkomstig de artikelen 2 en 3 geopende quota, en brengt, zodra de opgaven haar bereiken, elke Lid-Staat op de hoogte van de in de reserve nog aanwezige hoeveelheden.

Zij stelt de Lid-Staten uiterlijk op 5 april 1983 in kennis van de stand der reserve, na de overeenkomstig artikel 5 verrichte terugstortingen.

Zij ziet erop toe dat de opneming waardoor de reserve volledig wordt uitgeput, tot de nog beschikbare hoeveelheid beperkt blijft en deelt daartoe aan de Lid-Staat die deze laatste opneming verricht mede, hoeveel het saldo bedraagt.

Artikel 7

  • 1. 
    De Lid-Staten nemen alle dienstige maatregelen opdat bij opening van de met toepassing van artikel 3 door hen opgenomen extra quota, de door hen ingevoerde hoeveelheden zonder onderbreking kunnen worden afgeboekt op hun gecumuleerd aandeel in het communautaire contingent.
  • 2. 
    De Lid-Staten waarborgen de op hun grondgebied gevestigde importeurs van het betrokken produkt vrije toegang tot de hun toegewezen quota.
  • 3. 
    De uitputtingsgraad van de quota van de Lid-Staten wordt vastgesteld op grond van de ingevoerde hoeveelheden van de betrokken produkten die bij de douane ten invoer in het vrije verkeer worden aangegeven.

Artikel 8

Op verzoek van de Commissie stellen de Lid-Staten de Commissie op de hoogte van de invoer van de betrokken produkten die daadwerkelijk op hun quota is afgeboekt.

Artikel 9

De Lid-Staten en de Commissie werken nauw samen om te bereiken dat deze verordening wordt nagekomen.

Artikel 10

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing vanaf 1 juli 1982.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 13 juli 1982.

Voor de Raad

De Voorzitter

  • P. 
    NIELSON
  • (1) 
    PB nr. L 348 van 31. 12. 1979, blz. 44.
  • (2) 
    PB nr. L 301 van 31. 12. 1972, blz. 165.
  • (3) 
    PB nr. L 236 van 21. 8. 1981, blz. 1.
  • (4) 
    PB nr. L 54 van 5. 3. 1979, blz. 1.
  • (5) 
    PB nr. L 359 van 15. 12. 1981, blz. 1.
  • (1) 
    PB nr. L 111 van 30. 4. 1975, blz. 19.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.