Verordening 1979/2533 - Opening, de verdeling en de wijze van beheer van het gemeenschappelijke tariefcontingent voor rozijnen en krenten, in verpakkingen met een netto-inhoud per onmiddellijke verpakking van 15 kilogram of minder, van onderverdeling 08.04 B I van het gemeenschappelijk douanetarief (1980) - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
|
Verordening (EEG) nr. 2533/79 van de Raad van 12 november 1979 betreffende de opening, de verdeling en de wijze van beheer van het communautaire tariefcontingent voor rozijnen en krenten, in verpakkingen met een netto-inhoud per onmiddellijke verpakking van 15 kilogram of minder, van onderverdeling 08.04 B I van het gemeenschappelijk douanetarief (1980)
Publicatieblad Nr. L 290 van 17/11/1979 blz. 0001 - 0002
++++
VERORDENING ( EEG ) Nr . 2533/79 VAN DE RAAD
van 12 november 1979
betreffende de opening , de verdeling en de wijze van beheer van het communautaire tariefcontingent voor rozijnen en krenten , in verpakkingen met een nettoinhoud per onmiddellijke verpakking van 15 kilogram of minder , van onderverdeling 08.04 B I van het gemeenschappelijk douanetarief ( 1980 )
DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 28 ,
Gezien de ontwerp-verordening ingediend door de Commissie ,
Overwegende dat voor het jaar 1980 voor rozijnen en krenten , in verpakkingen met een netto-inhoud per onmiddellijke verpakking van 15 kilogram of minder , van onderverdeling 08.04 B I van het gemeenschappelijk douanetarief , een communautair tariefcontingent tegen een recht van 1,2 % dient te worden geopend , waarvan de omvang wordt beperkt tot 15 % van de invoer der Gemeenschap in 1973 uit derde landen die niet met de Gemeenschap geassocieerd zijn , noch met haar verbonden zijn door een preferentiële overeenkomst ; dat op basis hiervan de omvang van het contingent op 8 373 ton wordt vastgesteld ;
Overwegende dat , gezien de betrekkelijk geringe omvang van een dergelijk contingent ten opzichte van de eigen behoeften van de Gemeenschap , dient te worden voorzien in een benuttingssysteem dat is gebaseerd op één enkele verdeling over de Lid-Staten , zonder evenwel afbreuk te doen aan het communautaire karakter van het tariefcontingent ; dat , aan de hand van de door elk der Lid-Staten opgegeven behoeftenramingen , de quota van deze Staten kunnen worden vastgesteld als aangegeven in artikel 2 ;
Overwegende dat , aangezien het Koninkrijk België , het Koninkrijk der Nederlanden en het Groothertogdom Luxemburg verenigd zijn in en vertegenwoordigd worden door de Benelux Economische Unie , iedere handeling met betrekking tot het beheer van de aan bedoelde Economische Unie toegewezen quota kan worden verricht door één van haar leden ,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :
Artikel 1
1 . Gedurende de periode van 1 januari tot en met 31 december 1980 wordt een communautair tariefcontingent van 8 373 ton geopend voor rozijnen en krenten , in verpakkingen met een netto-inhoud per onmiddellijke verpakking van 15 kilogram of minder , van onderverdeling 08.04 B I van het gemeenschappelijk douanetarief .
2 . Binnen de grenzen van dit tariefcontingent wordt het recht van het gemeenschappelijk douanetarief geschorst tot 1,2 % .
3 . De invoer van de bedoelde produkten die op grond van een andere preferentiële tariefregeling reeds voor een gelijk of lager invoerrecht in aanmerking komt , wordt niet op dit tariefcontingent afgeboekt .
Artikel 2
Het in artikel 1 aangegeven tariefcontingent wordt als volgt over de Lid-Staten verdeeld :
Benelux : 791 ton ,
Denemarken : 335 ton ,
Duitsland : 2 335 ton ,
Frankrijk : 572 ton ,
Ierland : 280 ton ,
Italië : 31 ton ,
Verenigd Koninkrijk : 4 029 ton .
Artikel 3
1 . De Lid-Staten nemen alle dienstige maatregelen om aan de op hun grondgebied gevestigde importeurs van het betrokken produkt vrije toegang tot het hun toegekende quotum te waarborgen .
2 . De benuttingsgraad van het quotum van de Lid-Staten wordt vastgesteld op grond van de ingevoerde hoeveelheden van het betrokken produkt , die bij de douane ten invoer tot vrij verkeer worden aangegeven .
Artikel 4
De Lid-Staten stellen de Commissie op haar verzoek op de hoogte van de invoer die daadwerkelijk op hun quotum is afgeboekt .
Artikel 5
De Lid-Staten en de Commissie werken nauw samen om te bereiken dat het bepaalde in deze verordening wordt nagekomen .
Artikel 6
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1980 .
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat .
Gedaan te Brussel , 12 november 1979 .
Voor de Raad
De Voorzitter
J . GIBBONS
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.