Verordening 1979/1758 - Opening, de verdeling en de wijze van beheer van een gemeenschappelijk tarefcontingent voor bewerkingen van bepaalde textielprodukten in het passieve veredelingsverkeer van de EG

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31979R1758

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31979R1758

Verordening (EEG) nr. 1758/79 van de Raad van 3 augustus 1979 betreffende de opening, de verdeling en de wijze van beheer van een communautair tarefcontingent voor bewerkingen van bepaalde textielprodukten in het passieve veredelingsverkeer van de Gemeenschap

Publicatieblad Nr. L 202 van 10/08/1979 blz. 0001 - 0004

++++

VERORDENING ( EEG ) Nr . 1758/79 VAN DE RAAD

van 3 augustus 1979

betreffende de opening , de verdeling en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor bewerkingen van bepaalde textielprodukten in het passieve veredelingsverkeer van de Gemeenschap

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 113 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Overwegende dat de Gemeenschap op 1 augustus 1969 een Akkoord met Zwitserland betreffende het veredelingsverkeer in de sector textiel heeft gesloten ; dat de Gemeenschap krachtens dit Akkoord de verplichting is aangegaan om op 1 september van elk jaar een jaarlijks communautair tariefcontingent vrij van rechten te openen van 1 870 000 rekeneenheden aan toegevoegde waarde voor goederen , verkregen uit veredelende bewerkingen , en wel als volgt verdeeld :

a ) 1 650 000 rekeneenheden voor de veredelende bewerkingen van weefsels van de hoofdstukken 50 tot en met 57 van het gemeenschappelijk douanetarief ;

b ) 143 000 rekeneenheden voor het twijnen , het slaan en het texturiseren ( ook indien gecombineerd met andere veredelende bewerkingen ) van garens van de hoofdstukken 50 tot en met 57 van het gemeenschappelijk douanetarief ;

c ) 77 000 rekeneenheden voor de veredelende bewerkingen van de produkten van de posten 58.04 , 58.05 , 58.07 , 58.08 , 58.09 en 60.01 van het gemeenschappelijk douanetarief ;

Overwegende dat ten einde het beheer van dit tariefcontingent te vergemakkelijken besloten is niet meer voorlopig een contingent aan elke van in bovengenoemde categorieën bedoelde bewerkingen toe te wijzen ; dat derhalve voor het tijdvak van 1 september 1979 tot en met 31 augustus 1980 het betrokken contingent dient te worden geopend volgens de in voornoemd Akkoord neergelegde regels zoals het is gewijzigd en met inachtneming van het bepaalde in Verordening ( EEG ) nr . 2779/78 van de Raad van 23 november 1978 houdende toepassing van de Europese rekeneenheid ( ERE ) op de op douanegebied genomen besluiten ( 1 ) en met name van artikel 2 van die verordening ;

Overwegende dat inzonderheid dient te worden gewaarborgd dat alle belanghebbenden te allen tijde en in gelijke mate van het betrokken contingent gebruik kunnen maken en dat het aan dit contingent verbonden recht , tot op het tijdstip waarop het contingent is uitgeput , zonder onderbreking wordt toegepast op alle wederinvoer in alle Lid-Staten van de produkten die een van de voornoemde bewerkingen hebben ondergaan ; dat een regeling voor het gebruik van het communautaire tariefcontingent gebaseerd op een verdeling over de Lid-Staten , in overeenstemming lijkt te zijn met het communautaire karakter van dit contingent voor wat de hierboven uiteengezette beginselen betreft ; dat het derhalve aangewezen lijkt deze verdeling te verrichten met inachtneming van het verkeer dat in het kader van de vroegere bilaterale overeenkomsten plaatsvond , zonder dat dit afbreuk doet aan de te openen mogelijkheden voor die Lid-Staten die voorheen van dit soort verkeer geen gebruik maakten , waaronder de nieuwe Lid-Staten ; dat , ten einde het communautaire karakter van het betrokken contingent te waarborgen , ervoor dient te worden gezorgd dat wordt voldaan aan de behoeften die zich eventueel in deze Lid-Staten kunnen voordoen , door deze Lid-Staten toe te staan , uit de communautaire reserve passende hoeveelheden op te nemen ;

Overwegende dat , ten einde rekening te houden met de eventuele ontwikkeling van het betrokken verkeer in de verschillende Lid-Staten , het totale contingent van 1 870 000 rekeneenheden in twee gedeelten dient te worden gesplitst , waarbij het eerste gedeelte over bepaalde Lid-Staten wordt verdeeld , terwijl het tweede een reserve vormt ter voorziening in de verdere behoeften van deze Lid-Staten , als zij een van hun aanvankelijke quota geheel hebben verbruikt , alsmede in de behoeften die zich eventueel in de andere Lid-Staten voordoen betreffende veredelende bewerkingen waarvoor geen eerste quotum is toegekend ; dat het , ten einde de belanghebbenden in iedere Lid-Staat enige zekerheid te verschaffen , dienstig is het eerste gedeelte van het communautaire tariefcontingent op een betrekkelijk hoog niveau vast te stellen , namelijk 1 640 000 rekeneenheden ;

Overwegende dat de aanvankelijke quota van de Lid-Staten meer of minder snel kunnen zijn uitgeput ; dat het , ten einde hiermee rekening te houden en elke onderbreking te voorkomen , van belang is , dat iedere Lid-Staat die een van zijn aanvankelijke quota vrijwel heeft verbruikt , overgaat tot opneming van een extra quotum uit de reserve ; dat dergelijke opnemingen door iedere Lid-Staat dienen te worden verricht , telkens wanneer elk van zijn extra quota nagenoeg geheel is verbruikt , en wel zo vaak als de reserve dit toelaat ; dat de aanvankelijke en de extra quota tot het einde van de contingentsperiode moeten gelden ; dat deze wijze van beheer een nauwe samenwerking vereist tussen de Lid-Staten en de Commissie , die met name de benuttingsgraad van het contingent moet kunnen volgen en de Lid-Staten daarover moet kunnen inlichten ;

Overwegende dat het noodzakelijk is dat , indien in een Lid-Staat op een bepaald tijdstip van de periode waarvoor het contingent is toegekend , een groot overschot van een van zijn aanvankelijke quota heeft , hij daarvan een aanzienlijk gedeelte in de desbetreffende reserve terugstort , ten einde te voorkomen , dat in een Lid-Staat een gedeelte van het communautaire contingent onbenut blijft , terwijl andere Lid-Staten er gebruik van zouden kunnen maken ;

Overwegende dat , aangezien het Koninkrijk België , het Koninkrijk der Nederlanden en het Groothertogdom Luxemburg verenigd zijn in en vertegenwoordigd worden door de Benelux Economische Unie , elke handeling met betrekking tot het beheer van de aan de genoemde Economische Unie toegewezen quota kan worden verricht door een van haar leden ,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :

Artikel 1

1 . Voor het tijdvak van 1 september 1979 tot en met 31 augustus 1980 wordt een communautair tariefcontingent van 1 870 000 Europese rekeneenheden ( ERE ) aan toegevoegde waarde geopend voor goederen die zijn verkregen door de hieronder omschreven veredelende bewerkingen , bedoeld in het Akkoord met Zwitserland betreffende het veredelingsverkeer in de sector textiel :

a ) de veredelende bewerkingen van de weefsels van de hoofdstukken 50 tot en met 57 van het gemeenschappelijk douanetarief ,

b ) het twijnen , het slaan en het texturiseren ( ook indien gecombineerd met andere veredelende bewerkingen ) van garens van de hoofdstukken 50 tot en met 57 van het gemeenschappelijk douanetarief ;

c ) de veredelende bewerkingen van de produkten van de volgende posten van het gemeenschappelijk douanetarief :

58.04 Fluweel , pluche , lussenweefsel en chenilleweefsel , met uitzondering van de artikelen bedoeld bij de posten 55.08 en 58.05

58.05 Lint , alsmede bolduclint , zijnde lint zonder inslag van aaneengelijmde evenwijdig lopende draden of textielvezels , met uitzondering van de artikelen bedoeld bij post 58.06

58.07 Chenillegaren ; omwoeld garen ( ander dan garen bedoeld bij post 52.01 en ander dan omwoeld paardehaar ) ; vlechten aan het stuk ; ander passementwerk en andere dergelijke versieringsartikelen , aan het stuk ; eikels , kwasten , pompons en dergelijke

58.08 Tule en filetweefsels , niet opgemaakt

58.09 Tule , bobinettule en filetweefsels , opgemaakt ; kant ( mechanisch of met de hand vervaardigd ) , aan het stuk , in banden of in de vorm van motieven

60.01 Breiwerk en haakwerk , niet elastisch en niet gegummeerd , aan het stuk .

2 . Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan :

a ) onder " veredelende bewerking " :

  • in de zin van lid 1 , sub a ) en c ) : het bleken , verven , bedrukken , flockprinten , impregneren , appreteren en andere bewerkingen doen ondergaan welke het uiterlijk of de kwaliteit van de goederen wijzigen , zonder echter de aard te veranderen ;
  • in de zin van lid 1 , sub b ) : het twijnen , het slaan en het texturiseren , ook indien gecombineerd met het opspoelen , het verven en andere bewerkingen doen ondergaan welke het uiterlijk , de kwaliteit en de conditionering van de goederen wijzigen , zonder echter de aard te veranderen ;

b ) onder " toegevoegde waarde " : het verschil tussen de douanewaarde bij wederinvoer , zoals omschreven in Verordening ( EEG ) nr . 803/68 ( 2 ) , en de douanewaarde die bij wederinvoer zou worden vastgesteld , indien de produkten zouden worden ingevoerd in de staat waarin zij zijn uitgevoerd .

3 . In het kader van het betrokken tariefcontingent worden de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief volledig geschorst .

4 . De wederinvoer van goederen die zijn verkregen door de veredelende bewerkingen , tot stand gekomen onder een ander preferentieel tariefstelsel , wordt niet afgeboekt op dit tariefcontingent .

Artikel 2

1 . Het in artikel 1 , lid 1 , bedoelde tariefcontingent wordt in twee gedeelten verdeeld .

Het eerste gedeelte , dat 1 640 000 Europese rekeneenheden bedraagt , wordt als volgt verdeeld over de in voornoemd Akkoord bedoelde Lid-Staten ; de quota gelden , behoudens het bepaalde in artikel 6 , van 1 september 1979 tot en met 31 augustus 1980 :

  • ( in Europese rekeneenheden ) *

Benelux * 20 000 *

Duitsland * 1 080 000 *

Frankrijk * 520 000 *

Italië * 20 000 . *

2 . Het tweede gedeelte , dat 230 000 Europese rekeneenheden bedraagt , vormt een communautaire reserve .

Artikel 3

Indien in de nieuwe Lid-Staten behoeften ontstaan , nemen deze Lid-Staten een passend quotum op uit de reserve , voor zover daarin nog een voldoende hoeveelheid aanwezig is .

Artikel 4

1 . Indien het aanvankelijke quotum van een Lid-Staat - zoals vastgesteld in artikel 2 , lid 1 - dan wel dat zelfde quotum , verminderd met een krachtens artikel 6 in de reserve teruggestort gedeelte , voor 90 % of meer is benut , gaat die Lid-Staat , door middel van een kennisgeving aan de Commissie , onverwijld over tot de opneming van een tweede quotum , gelijk aan 10 % van dit aanvankelijke quotum , eventueel naar boven afgerond , voor zover in de reserve nog een voldoende hoeveelheid aanwezig is .

2 . Indien een Lid-Staat , na volledige benutting van zijn aanvankelijke quotum , het tweede door hem opgenomen quotum voor 90 % of meer heeft aangewend , gaat hij onder de in lid 1 bepaalde voorwaarden over tot opneming van een derde quotum , gelijk aan 5 % van dit aanvankelijke quotum .

3 . Indien een Lid-Staat , na volledige benutting van zijn tweede quotum , het derde door hem opgenomen quotum voor 90 % of meer heeft aangewend , gaat hij onder de in lid 1 bepaalde voorwaarden over tot opneming van een vierde quotum , dat gelijk is aan het derde .

Deze procedure wordt toegepast totdat de reserve is uitgeput .

4 . In afwijking van de leden 1 tot en met 3 kunnen de Lid-Staten overgaan tot opneming van kleinere quota dan in die leden is vastgesteld , wanneer er aanleiding bestaat om aan te nemen dat die quota wellicht niet geheel zouden worden benut . De betrokken Lid-Staten delen de Commissie de redenen mede die tot toepassing van dit lid hebben geleid .

Artikel 5

Elk van de overeenkomstig artikel 4 opgenomen extra quota geldt tot en met 31 augustus 1980 .

Artikel 6

De in artikel 2 , lid 1 , bedoelde Lid-Staten storten uiterlijk op 1 juli 1980 van de niet-benutte hoeveelheid van hun aanvankelijke quota het gedeelte dat op 15 juni 1980 20 % van hun aanvankelijke hoeveelheid te boven gaat in de reserve terug . Zij kunnen een grotere hoeveelheid terugstorten , indien er redenen zijn om aan te nemen dat deze wellicht niet zal worden benut .

De Lid-Staten stellen uiterlijk op 1 juli 1980 de Commissie in kennis van de totale wederinvoer van de betrokken produkten , die tot en met 15 juni 1980 heeft plaatsgevonden en op het communautaire contingent is afgeboekt , alsmede eventueel van het gedeelte van hun aanvankelijke quotum dat zij in de reserve terugstorten .

Artikel 7

De Commissie houdt boek van de door de Lid-Staten overeenkomstig de artikelen 2 , 3 en 4 geopende quota en stelt , zodra de opgaven haar bereiken , iedere Lid-Staat in kennis van de in de reserve nog aanwezige hoeveelheden .

Zij stelt de Lid-Staten uiterlijk op 5 juli 1980 in kennis van de stand van de reserve , na de overeenkomstig artikel 6 verrichte terugstortingen .

Zij ziet erop toe dat de opneming , waardoor deze reserve wordt uitgeput , beperkt blijft tot de nog beschikbare hoeveelheid , en deelt daartoe aan de Lid-Staat die deze laatste opneming verricht , mee hoeveel dit saldo bedraagt .

Artikel 8

1 . De Lid-Staten nemen alle dienstige maatregelen opdat , bij opening van de krachtens artikel 4 door hen opgenomen extra quota , zonder onderbreking afboekingen kunnen plaatsvinden op hun gecumuleerde aandelen in het communautaire tariefcontingent .

2 . De Lid-Staten waarborgen aan al diegenen die op hun grondgebied zijn gevestigd en belang hebben bij dit veredelingsverkeer , vrije toegang tot de hun toegewezen quota .

3 . De benuttingsgraad van de quota van de Lid-Staten wordt geconstateerd op grond van de toegevoegde waarden bij de wederinvoer van de betrokken produkten die bij de douane ten invoer tot verbruik zijn aangegeven .

Artikel 9

De Lid-Staten stellen de Commissie op haar verzoek op de hoogte van de wederinvoer van de betrokken produkten die daadwerkelijk op hun quotum is afgeboekt .

Artikel 10

De Lid-Staten en de Commissie werken nauw samen om te bereiken dat deze verordening wordt nageleefd .

Artikel 11

Deze verordening treedt in werking op 1 september 1979 .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat .

Gedaan te Brussel , 3 augustus 1979 .

Voor de Raad

De Voorzitter

M . O'KENNEDY

( 1 ) PB nr . L 333 van 30 . 11 . 1978 , blz . 5 .

( 2 ) PB nr . L 148 van 28 . 6 . 1968 , blz . 1 .

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.