Verordening 1978/3039 - Twee nieuwe vormen van steun van het Europees Sociaal Fonds ten gunste van jongeren

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31978R3039

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31978R3039

Verordening (EEG) nr. 3039/78 van de Raad van 18 december 1978 ter invoering van twee nieuwe vormen van steun van het Europees Sociaal Fonds ten gunste van jongeren

Publicatieblad Nr. L 361 van 23/12/1978 blz. 0003 - 0004

Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 05 Deel 3 blz. 0155

++++

VERORDENING ( EEG ) Nr . 3039/78 VAN DE RAAD

van 18 december 1978

ter invoering van twee nieuwe vormen van steun van het Europees Sociaal Fonds ten gunste van jongeren

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap ,

Gelet op Verordening ( EEG ) nr . 2396/71 van de Raad van 8 november 1971 ter uitvoering van het besluit van de Raad van 1 februari 1971 betreffende de hervorming van het Europees Sociaal Fonds ( 1 ) , gewijzigd bij Verordening ( EEG ) nr . 2893/77 ( 2 ) , inzonderheid op artikel 3 , lid 3 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ( 3 ) ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 4 ) ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 5 ) ,

Overwegende dat de situatie op de arbeidsmarkt in de Gemeenschap gedurende de laatste jaren vooral werd gekenmerkt door een toenemend kwantitatief gebrek aan werkaanbiedingen voor jongere werknemers onder de 25 jaar ;

Overwegende dat het , om de communautaire steun ten behoeve van de werkgelegenheid van deze categorie van personen te vergroten , nodig is om in het kader van het Europees Sociaal Fonds steunvormen in het leven te roepen die de werkgelegenheid helpen bevorderen en die niet vallen onder de traditionele vormen van steun voor beroepsopleiding , bijscholing en beroepsmobiliteit ;

Overwegende dat de bijstand van het Fonds ter bevordering van de werkgelegenheid voor jongeren , wil deze doeltreffend beantwoorden aan de bestaande behoeften op de arbeidsmarkt , een deel van de uitgaven dient te dekken die nodig zijn voor het verstrekken van aanstellingspremies en voor de financiering van werkgelegenheidsprogramma's ,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :

Artikel 1

1 . Voor bijstand van het Europees Sociaal Fonds uit hoofde van artikel 4 van Besluit 71/66/EEG van de Raad van 1 februari 1971 betreffende de hervorming van het Europees Sociaal Fonds ( 6 ) , gewijzigd bij Besluit 77/801/EEG ( 7 ) , kunnen de volgende vormen van steun in aanmerking komen :

a ) steun ter bevordering van de aanwerving van jongeren onder de 25 jaar die werkloos of werkzoekend zijn , door middel van extra arbeidsplaatsen :

  • waarbij de jongeren beroepservaring kunnen opdoen , of
  • die hun aanwerving in een vaste werkkring vergemakkelijken ;

b ) steun ter bevordering van de werkgelegenheid voor jongeren onder de 25 jaar die werkloos of werkzoekend zijn , door projecten voor het creëren van extra arbeidsplaatsen :

i ) die afgestemd zijn op de behoeften van het algemene welzijn , waaraan zonder het creëren van arbeidsplaatsen niet zou zijn voldaan , en

ii ) die :

  • een vaste werkkring bieden of
  • waarbij de jongeren beroepservaring kunnen opdoen die hun toegang verschaft tot de arbeidsmarkt en hun aanwerving in een vaste werkkring vergemakkelijkt .

Voor bijstand uit hoofde van dit artikel kunnen niet in aanmerking komen :

i ) door de Staat gecreëerde arbeidsplaatsen ;

ii ) aanwervingen waarin is voorzien in de normale lijst van het aantal ambten van overheidsdienten voor het lopende begrotingsjaar , evenmin als aanwervingen in het kader van een normale uitbreiding van het personeelsbestand van overheidsdiensten in de volgende begrotingsjaren .

2 . De bijstand van het Fonds wordt berekend op basis van een bedrag dat ten hoogste 30 Europese rekeneenheden per persoon en per week bedraagt voor een tijdvak van ten hoogste twaalf maanden .

3 . De steunvormen die zijn vermeld in lid 1 kunnen niet tegelijk verleend worden met de steunvormen die zijn vermeld in artikel 3 , lid 1 , sub e ) , van Verordening ( EEG ) nr . 2396/71 .

4 . De omvang van de voor elk van beide in lid 1 bedoelde steunvormen uitgetrokken vastleggingskredieten moet gelijk zijn .

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1979 .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat .

Gedaan te Brussel , 18 december 1978 .

Voor de Raad

De Voorzitter

H.-D . GENSCHER

( 1 ) PB nr . L 249 van 10 . 11 . 1971 , blz . 54 .

( 2 ) PB nr . L 337 van 27 . 12 . 1977 , blz . 1 .

( 3 ) PB nr . C 100 van 25 . 4 . 1978 , blz . 4 .

( 4 ) PB nr . C 131 van 5 . 6 . 1978 , blz . 22 .

( 5 ) PB nr . C 283 van 27 . 11 . 1978 , blz . 29 .

( 6 ) PB nr . L 28 van 4 . 2 . 1971 , blz . 15 .

( 7 ) PB nr . L 337 van 27 . 12 . 1977 , blz . 8 .

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.