Richtlijn 1971/316 - Harmonisatie van nationale wetgeving betreffende voor meetmiddelen en metrologische controlemethoden geldende algemene bepalingen - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
|
Richtlijn 71/316/EEG van de Raad van 26 juli 1971 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid- Staten betreffende voor meetmiddelen en metrologische controlemethoden geldende algemene bepalingen
Publicatieblad Nr. L 202 van 06/09/1971 blz. 0001 - 0013
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 13 Deel 2 blz. 0003
Bijzondere uitgave in het Deens: Serie I Hoofdstuk 1971(II) blz. 0635
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 13 Deel 2 blz. 0003
Bijzondere uitgave in het Engels: Serie I Hoofdstuk 1971(II) blz. 0707
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 13 Deel 1 blz. 0139
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 13 Deel 2 blz. 0017
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 13 Deel 2 blz. 0017
++++
RICHTLIJN VAN DE RAAD
van 26 juli 1971
inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende voor meetmiddelen en metrologische controlemethoden geldende algemene bepalingen
( 71/316/EEG )
DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 100 ,
Gezien het voorstel van de Commissie ,
Gezien het advies van het Europese Parlement ( 1 ) ,
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 2 ) ,
Overwegende dat in elke Lid-Staat de technische kenmerken van meetmiddelen en de metrologische controlemethoden zijn vastgelegd in bepalingen van dwingend recht ; dat deze voorschriften van Lid-Staat tot Lid-Staat verschillen ; dat de ongelijkheid daarvan het handelsverkeer belemmert en ongelijke concurrentievoorwaarden binnen de Gemeenschap kan scheppen ;
Overwegende dat de in elke Lid-Staat bestaande controles onder meer ten doel hebben de kopers te waarborgen dat de geleverde hoeveelheden overeenkomen met de betaalde prijs en dat deze richtlijn er derhalve niet op is gericht deze controles af te schaffen , maar de verschillen tussen de regelingen weg te nemen voor zover deze een belemmering voor het handelsverkeer vormen ;
Overwegende dat deze belemmeringen van de instelling en de werking van de gemeenschappelijke markt kunnen worden verminderd en opgeheven indien in de Lid-Staten dezelfde voorschriften van toepassing zijn , aanvankelijk als aanvulling van de nu bestaande nationale bepalingen en vervolgens , wanneer aan de noodzakelijke voorwaarden is voldaan , in plaats daarvan ;
Overwegende dat de communautaire voorschriften , ook gedurende de periode waarin deze naast de nationale bepalingen bestaan , de ondernemingen de mogelijkheid bieden hun produkten met uniforme technische kenmerken te vervaardigen , die dus na het ondergaan van de E.E.G.-keuringen binnen de gehele Gemeenschap in de handel gebracht en gebruikt kunnen worden ;
Overwegende dat communautaire voorschriften voor de technische uitvoering en de werking dienen te worden vastgesteld , die waarborgen dat de meetmiddelen meetresultaten opleveren die , al naar gelang het gebruik waarvoor zij zijn bestemd , voldoende nauwkeurig zijn ;
Overwegende dat controle op het nakomen van de technische voorschriften in de regel door de Lid-Staten wordt verricht voor het in de handel brengen of het eerste gebruik , en eventueel gedurende het gebruik der meetmiddelen , met name door middel van de procedures van modelgoedkeuring en ijk ; dat met het oog op de verwezenlijking van het vrije handelsverkeer van deze meetmiddelen binnen de Gemeenschap tevens de erkenning van de keuringsbewerkingen tussen de Lid-Staten onderling moet worden vastgelegd en te dien einde passende procedures moeten worden ingesteld voor de E.E.G.-modelgoedkeuring en de eerste E.E.G.-ijk alsmede voor communautaire metrologische keuringsmethoden , in overeenstemming met deze richtlijn en de bijzondere richtlijnen ;
Overwegende dat de aanwezigheid op een meetmiddel of een produkt van tekens of merken , overeenkomend met de daarop van toepassing zijnde keuringen , de veronderstelling wettigt , dat dit meetmiddel of produkt voldoet aan de desbetreffende communautaire technische voorschriften , zodat een herhaling van reeds verrichte keuringen bij invoer en ingebruikneming daarvan overbodig wordt ;
Overwegende dat de nationale metrologische regelingen een groot aantal categorieën meetmiddelen en produkten betreffen ; dat het nuttig is in de onderhavige richtlijn de algemene bepalingen vast te stellen die met name betrekking hebben op de procedures van de E.E.G.-modelgoedkeuring en de eerste E.E.G.-ijk alsmede van de communautaire metrologische controle ; dat in bijzondere uitvoeringsrichtlijnen voor elke categorie meetmiddelen en produkten de voorschriften zullen worden vastgelegd inzake de technische uitvoering , de werking en de nauwkeurigheid , de keuringsmodaliteiten alsmede eventueel de voorwaarden waarop de communautaire technische voorschriften in de plaats treden van de bestaande nationale voorschriften ,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :
HOOFDSTUK I
Grondbeginselen
Artikel 1
1 . De Lid-Staten mogen het in de handel brengen en het in gebruik nemen van meetmiddelen of van hulpinrichtingen niet weigeren , verbieden of beperken , indien die meetmiddelen of hulpinrichtingen ten blijke van de eerste E.E.G.-ijk van het in artikel 10 bedoelde merk , of ten blijke van de E.E.G.-modelgoedkeuring van het in artikel 11 bedoelde teken zijn voorzien .
2 . De Lid-Staten hechten aan de E.E.G.-modelgoedkeuring en aan de eerste E.E.G.-ijk dezelfde waarde als aan de overeenkomstige nationale handelingen .
3 . De Lid-Staten mogen de E.E.G.-modelgoedkeuring of de eerste E.E.G.-ijk voor een categorie van meetmiddelen alleen eisen , indien overeenkomstige vormen van controle zijn voorgeschreven voor meetmiddelen van dezelfde categorie die voldoen aan de nationale voorschriften , die niet op het niveau van de Gemeenschap zijn geharmoniseerd .
4 . De bijzondere richtlijnen bepalen voor de categorieën van meetmiddelen waarop zij betrekking hebben , de metrologische eigenschappen en de technische voorschriften inzake uitvoering en werking .
Zij kunnen eveneens bepalen :
-
-of deze meetmiddelen in alle Lid-Staten aan de E.E.G.-modelgoedkeuring en aan de eerste E.E.G.-ijk , dan wel aan één van deze vormen van controle moeten worden onderworpen ;
-
-op welke datum de bepalingen van nationaal recht die overeenstemmen met de betrokken bijzondere richtlijn , geheel in de plaats treden van de nationale bepalingen welke voordien van toepassing waren op nieuwe meetmiddelen van dezelfde categorie .
HOOFDSTUK II
E.E.G.-modelgoedkeuring
Artikel 2
1 . De E.E.G.-modelgoedkeuring vormt de toelating van meetmiddelen van een fabrikant tot de eerste E.E.G.-ijk en geldt , voor zover een eerste ijk niet vereist is , als vergunning om meetmiddelen in de handel te brengen en in gebruik te stellen . Indien de betreffende bijzondere richtlijn een categorie van meetmiddelen vrijstelt van de E.E.G.-modelgoedkeuring , zijn de meetmiddelen van deze categorie rechtstreeks tot de eerste E.E.G.-ijk toegelaten .
2 . De Lid-Staten verlenen , indien hun uitrusting dit toelaat , op aanvraag van de fabrikant of van diens gemachtigde de E.E.G.-modelgoedkeuring voor alle typen van meetmiddelen , alsmede voor alle hulpinrichtingen die voldoen aan de eisen inzake de metrologische eigenschappen en aan de voorschriften inzake de technische uitvoering en werking , vastgesteld in de bijzondere richtlijn voor deze categorie van meetmiddelen .
3 . Voor een zelfde model meetmiddel mag de aanvraag om een E.E.G.-modelgoedkeuring slechts in één Lid-Staat worden ingediend .
4 . De Lid-Staat die een E.E.G.-modelgoedkeuring verleend heeft , neemt de maatregelen nodig om op de hoogte te blijven van iedere wijziging van of toevoeging aan een goedgekeurd model . Hij stelt de andere Lid-Staten hiervan op de hoogte .
Voor zover door wijzigingen van of toevoegingen aan een goedgekeurd model , de meetresultaten of de gestelde gebruiksvoorschriften van het meetmiddel worden of kunnen worden beïnvloed , dienen deze te worden opgenomen in een aanvullende E.E.G.-modelgoedkeuring , afkomstig van de Lid-Staat die de E.E.G.-modelgoedkeuring heeft verleend .
5 . De Lid-Staten verlenen de E.E.G.-modelgoedkeuring overeenkomstig hetgeen in dit hoofdstuk , in bijlage I , sub 1 en 2 , alsmede in de bijzondere richtlijnen is bepaald .
Artikel 3
Wanneer een E.E.G.-modelgoedkeuring wordt verleend voor hulpinrichtingen , worden in de goedkeuring aangegeven :
-
-de modellen van meetmiddelen waarop deze hulpinrichtigen kunnen worden aangesloten of waarin zij kunnen worden ingebouwd ;
-
-de algemene voorschriften voor de werking van het samenstel der meetmiddelen , waarvoor deze hulpinrichtingen zijn toegelaten .
Artikel 4
1 . Indien de uitslag van het in bijlage I , sub 2 , bedoelde onderzoek bevredigend is , stelt de Lid-Staat die bedoeld onderzoek heeft verricht , een certificaat van E.E.G.-modelgoedkeuring op , dat aan de aanvrager wordt verstrekt . Deze is , in de gevallen bedoeld in artikel 11 of in een bijzondere richtlijn , verplicht en heeft , in de andere gevallen , het recht , om op alle meetmiddelen en alle hulpinrichtingen die overeenstemmen met het goedgekeurde model , het in dit certificaat aangegeven modelgoedkeuringsteken aan te brengen .
2 . De voorschriften betreffende het certificaat , het modelgoedkeuringsteken , het eventueel deponeren van een model , alsmede de bekendmaking van de E.E.G.-modelgoedkeuring , zijn neergelegd in bijlage I , sub 3 , 4 , 5 en 6 .
Artikel 5
1 . De geldigheidsduur van de E.E.G.-modelgoedkeuring bedraagt tien jaar . Zij kan daarna telkens met tien jaar worden verlengd ; het aantal meetmiddelen dat overeenkomstig het goedgekeurde model mag worden vervaardigd , is onbeperkt .
Wordt de geldigheidsduur van de E.E.G.-modelgoedkeuring niet verlengd , dan worden de overeenkomstig de voorschriften van deze richtlijn in gebruik zijnde meetmiddelen geacht te zijn goedgekeurd .
2 . Ingeval echter voor bepaalde meetmiddelen geen modelgoedkeuring of normale verlenging van de geldigheidsduur daarvan kan worden verleend , dan kan een modelgoedkeuring of verlenging van de geldigheidsduur van beperkte strekking worden verleend na kennisgeving aan en , eventueel , na voorafgaand overleg met de overige Lid-Staten . In het geval , bedoeld na het derde streepje , is het voorafgaande overleg verplicht , indien de plaats van opstelling zich bevindt in een andere Staat dan die welke het certificaat van E.E.G.-modelgoedkeuring opstelt . De E.E.G.-modelgoedkeuring kan de volgende beperkingen bevatten :
-
-beperking van de geldigheidsduur tot minder dan 10 jaar ;
-
-beperking van het aantal meetmiddelen dat kan worden goedgekeurd ;
-
-verplichte kennisgeving van de plaatsen van opstelling aan de bevoegde instanties ;
-
-beperking van het gebruik .
3 . Indien niet in een bijzondere richtlijn voorziene nieuwe technieken worden toegepast , kan , na voorafgaand overleg met de andere Lid-Staten , een E.E.G.-modelgoedkeuring van beperkte strekking worden toegekend . Zij kan gepaard gaan met dezelfde beperkingen als die waarin lid 2 voorziet , alsmede met bijzondere voorschriften die betrekking hebben op de toegepaste techniek .
Zij mag evenwel slechts worden toegekend :
-
-indien de bijzondere richtlijn voor deze categorie van meetmiddelen in werking is getreden ;
-
-indien er niet wordt afgeweken van de in de bijzondere richtlijnen vastgestelde maximaal toelaatbare fouten .
De geldigheidsduur van een dergelijke modelgoedkeuring is tot ten hoogste twee jaar beperkt . Deze kan echter met nog drie jaar worden verlengd .
4 . Zodra hij van oordeel is dat de deugdelijkheid proefondervindelijk is bewezen , dient de Lid-Staat die een E.E.G.-modelgoedkeuring van beperkte strekking , als bedoeld in lid 3 , heeft verleend , een verzoek in om de bijzondere richtlijn overeenkomstig de artikelen 18 en 19 aan te passen aan de technische vooruitgang .
Artikel 6
Wanneer voor een categorie van meetmiddelen die voldoen aan de voorschriften van een bijzondere richtlijn , geen E.E.G.-modelgoedkeuring is vereist , dan kunnen deze meetmiddelen door de fabrikant onder diens verantwoordelijkheid worden voorzien van het in bijlage I , sub 3.3 , vastgestelde speciale teken .
Artikel 7
1 . De Lid-Staat die een E.E.G.-modelgoedkeuring heeft verleend , kan deze intrekken indien :
a ) meetmiddelen , vervaardigd naar het goedgekeurde model , niet overeenstemmen met het goedgekeurde model of met de bepalingen van de desbetreffende bijzondere richtlijn ;
b ) de in het certificaat van E.E.G.-modelgoedkeuring gestelde metrologische voorschriften of de bepalingen van artikel 5 , leden 2 en 3 , niet zijn nagekomen .
2 . De Lid-Staat die een E.E.G.-modelgoedkeuring heeft verleend moet deze intrekken indien de meetmiddelen , vervaardigd naar het goedgekeurde model , bij het gebruik een gebrek van algemene aard vertonen waardoor zij ongeschikt worden voor het doel waarvoor zij zijn bestemd .
3 . Indien de vorengenoemde Lid-Staat door een andere Lid-Staat in kennis wordt gesteld van het bestaan van één van de gevallen , bedoeld in de leden 1 en 2 , neemt hij , na overleg met deze Staat , de in die leden bedoelde maatregelen eveneens .
4 . De Lid-Staat die het bestaan van het in lid 2 bedoelde geval heeft vastgesteld , kan het in de handel brengen en het in gebruik nemen van deze meetmiddelen opschorten . Hij stelt de overige Lid-Staten en de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis , waarbij hij zijn besluit motiveert . Hetzelfde geldt in de gevallen als bedoeld in lid 1 , voor meetmiddelen die van de eerste E.E.G.-ijk zijn vrijgesteld , indien de fabrikant na ontvangen waarschuwing deze niet in overeenstemming brengt met het goedgekeurde model of met de voorschriften van de desbetreffende bijzondere richtlijn .
5 . Indien de Lid-Staat die de modelgoedkeuring heeft verleend , het hem ter kennis gebrachte bestaan van het in lid 2 bedoelde geval of de gegrondheid der uit hoofde van lid 4 genomen maatregelen betwist , trachten de betrokken Lid-Staten het geschil op te lossen .
De Commissie wordt op de hoogte gehouden . Voor zover nodig gaat zij over tot voor het bereiken van een oplossing dienstig overleg .
HOOFDSTUK III
Eerste E.E.G.-ijk
Artikel 8
1 . De eerste E.E.G.-ijk is de controle en de bevestiging van de overeenstemming van een nieuw of vernieuwd meetmiddel met het goedgekeurde model en/of met de voor dit meetmiddel in de bijzondere richtlijn vastgestelde voorschriften ; deze ijk komt tot uitdrukking in het merk van eerste E.E.G.-ijk .
2 . De Lid-Staten onderzoeken , indien hun uitrusting dit toelaat , de meetmiddelen die tot de eerste E.E.G.-ijk worden aangeboden en waarvan wordt gesteld dat zij de in de bijzondere richtlijn voor deze categorie van meetmiddelen vastgestelde metrologische eigenschappen bezitten en aan de daarin vastgestelde technische voorschriften inzake uitvoering en werking beantwoorden .
3 . Voor meetmiddelen waarop het merk van eerste E.E.G.-ijk is aangebracht , geldt de in artikel 1 , lid 1 , bedoelde verplichting van de Lid-Staten tot aan het einde van het jaar volgende op dat waarin het merk van eerste E.E.G.-ijk werd aangebracht , tenzij de bijzondere richtlijn langere termijnen voorschrijven .
Artikel 9
Wanneer een meetmiddel tot de eerste E.E.G.-ijk wordt aangeboden , onderzoekt de Lid-Staat die deze ijk verricht , of :
a ) het meetmiddel behoort tot een categorie die vrijgesteld is van de E.E.G.-modelgoedkeuring en , zo ja , of het overeenkomt met de voorschriften inzake technische uitvoering en werking die in de bijzondere richtlijn voor deze categorie zijn vastgesteld ;
b ) het meetmiddel de E.E.G.-modelgoedkeuring heeft ondergaan en , zo ja , of het overeenstemt met het goedgekeurde model .
Het onderzoek dat bij de eerste E.E.G.-ijk wordt verricht , heeft , overeenkomstig de bijzondere richtlijn , met name betrekking op :
-
-de metrologische eigenschappen ,
-
-de maximaal toelaatbare fouten ,
-
-de constructie , met name of deze waarborgt dat de metrologische eigenschappen bij normaal gebruik van het meetmiddel niet in belangrijke mate achteruitgaan ,
-
-het voorkommen van de voorgeschreven opschriften en het op de juiste wijze aangebracht zijn van de stempelkommen .
Artikel 10
1 . Wanneer een meetmiddel de controle van de eerste E.E.G.-ijk , overeenkomstig artikel 9 en bijlage II , sub 1 en 2 , met goed gevolg heeft doorstaan , brengen de Lid-Staten op dit meetmiddel het gedeeltelijke of definitieve E.E.G.-ijkmerk aan op de wijze als bepaald in bijlage II , sub 3 .
2 . De voorschriften betreffende het model en de uitvoering van het E.E.G.-ijkmerk zijn neergelegd in bijlage II , sub 3 .
Artikel 11
Wanneer voor een categorie van meetmiddelen die aan de voorschriften van een bijzondere richtlijn voldoen , de eerste E.E.G.-ijk niet vereist wordt , worden deze meetmiddelen door de fabrikant onder diens verantwoordelijkheid voorzien van het in bijlage 1 , sub 3.4 , vastgestelde speciale teken .
HOOFDSTUK IV
Gemeenschappelijke bepalingen voor de E.E.G.-modelgoedkeuring en de eerste E.E.G.-ijk
Artikel 12
De Lid-Staten nemen alle maatregelen die nodig zijn om te voorkomen dat voor meetmiddelen merken of opschriften worden gebruikt , waardoor verwarring zou kunnen ontstaan met E.E.G.-tekens of -merken .
Artikel 13
Iedere Lid-Staat stelt de andere Lid-Staten en de Commissie in kennis van de diensten , organen en instituten die gemachtigd zijn tot het aanbrengen van de merken , bedoeld in artikel 10 .
Artikel 14
De Lid-Staten kunnen eisen dat de voorgeschreven opschriften in hun officiële taal of talen worden gesteld .
HOOFDSTUK V
Controles op in gebruik zijnde meetmiddelen
Artikel 15
1 . Wanneer de Lid-Staten overgaan tot het uitoefenen van toezicht op in gebruik zijnde meetmiddelen die zijn voorzien van E.E.G.-tekens of -merken en indien in de bijzondere richtlijnen de wijze van uitvoering van deze controles en de maximaal toelaatbare fouten voor de in gebruik zijnde meetmiddelen niet zijn vastgesteld , moet er tussen de eisen die bij deze controles worden gesteld , met name ten aanzien van de maximaal toelaatbare fouten , en de eisen welke voor het in gebruik nemen zijn gesteld , dezelfde verhouding bestaan als tussen de eisen die worden toegepast ten aanzien van de meetmiddelen die voldoen aan de nationale technische voorschriften die niet op het niveau van de Gemeenschap zijn geharmoniseerd .
2 . Ongeacht artikel 1 , lid 1 , kan een meetmiddel dat in gebruik is en voorzien is van E.E.G.-tekens of -merken , maar dat niet voldoet aan de eisen van de desbetreffende richtlijn , met name voor wat de maximaal toelaatbare fouten betreft , op dezelfde wijze buiten gebruik worden gesteld als en meetmiddel dat is voorzien van nationale merktekens .
HOOFDSTUK VI
Communautaire metrologische controlemethoden
Artikel 16
1 . Bijzondere richtlijnen kunnen de harmonisatie ten doel hebben van metrologische meet - en controle-methoden en eventueel van de middelen die voor de toepassing daarvan zijn vereist .
2 . Zij kunnen eveneens de harmonisatie ten doel hebben van de voorschriften volgens welke sommige produkten worden verhandeld , met name wat het vaststellen , het meten en het merken van vooraf voor de verkoop gereedgemaakte hoeveelheden betreft .
HOOFDSTUK VII
Aanpassing van de richtlijnen aan de vooruitgang van de techniek
Artikel 17
De wijzigingen die nodig zijn voor het aanpassen aan de vooruitgang van de techniek van :
-
-de bijlagen I en II van deze richtlijn ;
-
-de technische bijlagen van de bijzondere richtlijnen betreffende de verschillende categorieën van meetmiddelen , de wettelijke meeteenheden en de communautaire metrologische controle-methoden ,
worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 19 .
Artikel 18
1 . Er wordt een Comité voor de aanpassing aan de vooruitgang der techniek van de richtlijnen tot opheffing van technische handelsbelemmeringen in de sector der meetmiddelen opgericht , hierna te noemen " Comité " , samengesteld uit vertegenwoordigers der Lid-Staten en voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie .
2 . Het Comité stelt zijn reglement van orde vast .
Artikel 19
1 . In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure , wordt deze procedure bij het Comité ingeleid door de voorzitter , hetzij op diens initiatief , hetzij op verzoek van de vertegenwoordiger van een Lid-Staat .
2 . De vertegenwoordiger van de Commissie legt aan het Comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen . Het Comité brengt over dit ontwerp advies uit binnen een termijn die de voorzitter kan bepalen naar gelang van de urgentie van het desbetreffende vraagstuk . Het Comité spreekt zich uit met een meerderheid van twaalf stemmen , waarbij de stemmen van de Lid-Staten worden gewogen overeenkomstig het bepaalde in artikel 148 , lid 2 , van het Verdrag . De voorzitter neemt geen deel aan de stemming .
3 . a ) De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het Comité .
b ) Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het Comité of bij gebreke van een advies , doet de Commissie onverwijld een voorstel aan de Raad betreffende de vast te stellen maatregelen . De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen .
c ) Indien de Raad na één termijn van drie maanden , te rekenen vanaf de indiening van het voorstel , geen besluit heeft genomen , worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld .
HOOFDSTUK VIII
Slotbepalingen
Artikel 20
Ieder besluit houdende weigering van de E.E.G.-modelgoedkeuring , houdende intrekking of weigering tot verlenging van de E.E.G.-modelgoedkeuring , houdende weigering over te gaan tot de eerste E.E.G.-ijk of verbod van verkoop of gebruik , genomen krachtens de bepalingen ter uitvoering van de onderhavige richtlijn en de bijzondere richtlijnen , moet nauwkeurig worden gemotiveerd . Deze beslissing wordt ter kennis gebracht van de belanghebbende onder opgave van de krachtens de geldende wettelijke voorschriften van de Lid-Staten openstaande rechtsmiddelen en van de termijnen waarbinnen deze rechtsmiddelen kunnen worden aangewend .
Artikel 21
1 . Binnen achttien maanden na kennisgeving van deze richtlijn voeren de Lid-Staten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in om aan het bepaalde in deze richtlijn te voldoen . Zij stellen de Commissie hiervan onmiddellijk in kennis .
2 . De Lid-Staten zien erop toe dat de tekst van alle belangrijke nationale wettelijke bepalingen die zij aanvaarden op het gebied waarop deze richtlijn van toepassing is , ter kennis van de Commissie wordt gebracht .
Artikel 22
Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .
Gedaan te Brussel , 26 juli 1971 .
Voor de Raad
De Voorzitter
A . MORO
( 1 ) PB nr . C 45 van 10 . 5 . 1971 , blz . 26 .
( 2 ) PB nr . C 36 van 19 . 4 . 1971 , blz . 8 .
BIJLAGE I
E.E.G.-MODELGOEDKEURING
1 . Aanvraag om E.E.G.-modelgoedkeuring
1.1 . De aanvraag en de correspondentie die er betrekking op heeft , moeten zijn gesteld in een officiële taal van de Lid-Staat waar de aanvraag wordt ingediend . Deze Lid-Staat kan eisen dat ook de bijgevoegde documenten in die officiële taal zijn gesteld .
De aanvrager zendt gelijktijdig aan elke Lid-Staat een exemplaar van zijn aanvraag .
1.2 . De aanvraag moet bevatten :
-
-naam en woonplaats van de fabrikant of van de onderneming van hun gemachtigde of van de aanvrager ,
-
-de categorie van het meetmiddel ,
-
-het beoogde gebruik ,
-
-de metrologische kenmerken ,
-
-de eventuele handelsbenaming of het type .
1.3 . De aanvraag moet vergezeld gaan van documenten in tweevoud die ter beoordeling ervan noodzakelijk zijn , met name :
1.3.1 . Een beschrijving ten aanzien van :
-
-de constructie en de werking van het meetmiddel ,
-
-de beveiligingsinrichtingen die een goede werking waarborgen ,
-
-de regel - en justeerinrichtingen ,
-
-de plaatsen bestemd voor :
-
-de ijkmerken ,
-
-( eventueel ) de verzegelingen .
1.3.2 . Samenstellingstekeningen en , eventueel , van belang zijnde detailtekeningen .
1.3.3 . Een principeschema en eventueel een foto .
1.4 . Bij de aanvraag om een E.E.G.-modelgoedkeuring moeten de documenten betreffende eventueel reeds verkregen nationale modelgoedkeuringen worden gevoegd .
2 . Onderzoek tot de E.E.G.-modelgoedkeuring
2.1 . Het onderzoek omvat :
2.1.1 . Bestudering van de documenten en onderzoek der metrologische eigenschappen van het model in de laboratoria van de dienst van het ijkwezen of in erkende laboratoria dan wel op de plaats van fabricage , aflevering of opstelling .
2.1.2 . Uitsluitend bestudering van de overgelegde documenten indien de metrologische eigenschappen van het model tot in bijzonderheden bekend zijn .
2.2 . Het onderzoek strekt zich uit tot de gehele werking van het meetmiddel onder normale gebruiksomstandigheden . Onder deze omstandigheden moet het meetmiddel de vereiste metrologische eigenschappen behouden .
2.3 . De aard en de omvang van het sub 2.1 bedoelde onderzoek kunnen in de bijzondere richtlijnen worden vastgesteld .
2.4 . De dienst van het ijkwezen kan van de aanvrager verlangen , dat deze ten behoeve van de uitvoering der keuringsproeven de nodige , voor het doel geschikte standaarden en materialen , alsmede hulppersoneel ter beschikking stelt .
3 . Certificaat van E.E.G.-modelgoedkeuring en E.E.G.-modelgoedkeuringsteken
3.1 . Het certificaat behelst het resultaat van het onderzoek van het model en stelt de overige eisen vast , waaraan moet worden voldaan . Het gaat vergezeld van de beschrijvingen , tekeningen en schema's die nodig zijn om het model te identificeren en de werking ervan te verklaren . Het in artikel 4 van deze richtlijn bedoelde teken bestaat uit een gestileerde e , met :
-
-in het bovenste gedeelte een hoofdletter als kenteken van de Lid-Staat die de goedkeuring heeft verleend ( B voor België , D voor de Duitse Bondsrepubliek , F voor Frankrijk , I voor Italië , L voor Luxemburg en NL voor Nederland ) , alsmede de laatste twee cijfers van het jaar van de goedkeuring ;
-
-in het onderste gedeelte een aanduiding , te bepalen door de dienst van het ijkwezen die de goedkeuring heeft verleend ( kencijfer ) .
Een model van het teken is opgenomen sub 6.1 .
3.2 . Wanneer het een E.E.G.-modelgoedkeuring van beperkte strekking betreft , wordt het teken aangevuld met de letter P van dezelfde afmetingen als de e en voor deze laatste geplaatst .
Een model van het teken van beperkte strekking is opgenomen sub 6.2 .
3.3 . Het in artikel 6 van deze richtlijn bedoelde teken komt overeen met het E.E.G.-modelgoedkeuringsteken , waarin de gestileerde letter e is vervangen door een teken dat symmetrisch staat ten opzichte van de verticaal .
Een model van dit teken is opgenomen sub 6.3 .
3.4 . Het in artikel 11 van deze richtlijn bedoelde teken komt overeen met het E.E.G.-modelgoedkeuringsteken , maar is omgeven door een zeshoek .
Een model van dit teken is opgenomen sub 6.4 .
3.5 . De in de vorige alinea's bedoelde tekens moeten door de fabrikant overeenkomstig het bepaalde in deze richtlijn op zichtbare , leesbare en onuitwisbare wijze worden aangebracht op elk meetmiddel en elke hulpinrichting , die tot de ijk worden aangeboden .
Indien het aanbrengen van het teken met technische moeilijkheden gepaard gaat , kunnen uitzonderingen in de bijzondere richtlijnen worden opgenomen of na overleg tussen de diensten van het ijkwezen van de Lid-Staten worden toegestaan .
4 . Deponering van het model
In gevallen voorzien in de bijzondere richtlijnen kan de dienst die de modelgoedkeuring heeft verleend , verlangen dat een model van het goedgekeurde meetmiddel wordt gedeponeerd , indien die dienst dit nodig acht . De betrokken dienst kan toestaan dat in plaats daarvan in het certificaat van E.E.G.-modelgoedkeuring vermelde onderdelen , maquettes of tekeningen van het meetmiddel worden gedeponeerd .
5 . Bekendmaking van de E.E.G.-modelgoedkeuring
5.1 . De E.E.G.-modelgoedkeuringen en de E.E.G.-modelgoedkeuringen van beperkte strekking worden bekendgemaakt in een speciale bijlage van het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen . Dit geldt ook voor aanvullende modelgoedkeuringen .
5.2 . Tegelijk met de verstrekking aan belanghebbende worden afschriften van het certificaat van E.E.G.-modelgoedkeuring toegezonden aan de Commissie en aan de overige Lid-Staten , die tevens afschriften van de keuringsrapporten kunnen opvragen .
5.3 . De intrekking van een E.E.G.-modelgoedkeuring en de overige feiten die van belang zijn voor de draagwijdte en de geldigheid van de E.E.G.-modelgoedkeuring , worden eveneens bekendgemaakt als aangegeven sub 5.1 en 5.2 .
5.4 . De Lid-Staat die een E.E.G.-modelgoedkeuring weigert , stelt de overige Lid-Staten en de Commissie hiervan in kennis .
6 . Tekens met betrekking tot de E.E.G.-modelgoedkeuring
6.1 . E.E.G.-modelgoedkeuringsteken
Voorbeeld :
E.E.G.-modelgoedkeuring verleend in 1971 door de dienst van het ijkwezen van de Bondsrepubliek Duitsland ( zie sub 3.1 , eerste streepje )
Kencijfer van de E.E.G.-modelgoedkeuring ( zie sub 3.1 , tweede streepje )
6.2 . E.E.G.-goedkeuringsteken van beperkte strekking ( zie sub 3.2 )
Voorbeeld :
E.E.G.-modelgoedkeuring van beperkte strekking verleend in 1971 door de Dienst van het ijkwezen van de Bondsrepubliek Duitsland .
Kencijfer van de E.E.G.-modelgoedkeuring van beperkte strekking .
6.3 . Teken van de vrijstelling van de E.E.G.-modelgoedkeuring ( zie sub 3.3 )
Voorbeeld :
In Duitsland in 1971 gefabriceerd meetmiddel dat niet is onderworpen aan de E.E.G.-modelgoedkeuring .
Referentienummer van de categorie meetmiddelen die niet is onderworpen aan de E.E.G.-modelgoedkeuring , voor zover aangegeven in de bijzondere richtlijn .
6.4 . E.E.G.-modelgoedkeuringsteken ingeval van vrijstelling van eerste E.E.G.-ijk ( zie sub 3.4 )
Voorbeeld :
In 1971 door de Dienst van het ijkwezen van de Bondsrepubliek Duitsland verleende E.E.G.-modelgoedkeuring .
Kencijfer van de E.E.G.-modelgoedkeuring .
BIJLAGE II
EERSTE E.E.G.-IJK
1 . Algemeen
1.1 . De eerste E.E.G.-ijk kan plaatsvinden in één of meer fasen ( in het algemeen twee ) .
1.2 . Zonder afbreuk te doen aan het bepaalde in de bijzondere richtlijnen geldt het volgende :
1.2.1 . De eerste E.E.G.-ijk vindt plaats in één fase bij meetmiddelen die bij het verlaten van de fabriek één geheel vormen , dat wil zeggen meetmiddelen die in principe zonder voorafgaande demontage naar de plaats van opstelling kunnen worden overgebracht .
1.2.2 . De eerste E.E.G.-ijk vindt plaats in twee of meer fasen bij meetmiddelen waarvan de juiste werking afhangt van opstellings - en gebruiksomstandigheden .
1.2.3 . De eerste ijkfase dient voornamelijk om te controleren of het meetmiddel in overeenstemming is met het goedgekeurde model of , bij meetmiddelen die van de E.E.G.-modelgoedkeuring zijn vrijgesteld , met de daarop van toepassing zijnde voorschriften .
2 . Plaats van de eerste E.E.G.-ijk
2.1 . Indien de plaats waar de ijk geschiedt , niet in de bijzondere richtlijnen is vastgesteld , vindt het ijken van meetmiddelen voor zover het in één fase dient te geschieden , plaats ter keuze van de betrokken dienst van het ijkwezen .
2.2 . Het ijken van meetmiddelen , voor zover het in twee of meer fasen dient te geschieden , vindt plaats door de regionaal bevoegde dienst van het ijkwezen .
2.2.1 . De laatste fase geschiedt op de plaats van opstelling .
2.2.2 . De overige ijkfasen geschieden overeenkomstig het bepaalde sub 2.1 .
2.3 . In het bijzonder wanneer de ijk niet op een ijkkantoor plaatsvindt , kan de dienst die de ijk verricht , van de aanvrager verlangen dat hij :
-
-voor het doel geschikte standaarden en materialen alsmede hulppersoneel benodigd voor de ijk ter beschikking stelt ,
-
-een afschrift van het certificaat van E.E.G.-modelgoedkeuring overlegt .
3 . Merken van eerste E.E.G.-ijk
3.1 . Omschrijving van de merken
3.1.1 . Zonder afbreuk te doen aan het bepaalde in de bijzondere richtlijnen worden , overeenkomstig het bepaalde sub 3.3 , de volgende merken voor de eerste E.E.G.-ijk gebrukt :
3.1.1.1 . Het definitieve E.E.G.-ijkmerk bestaat uit twee merken :
a ) het eerste wordt gevormd door de kleine letter " e " , bevattende :
-
-in het bovenste deel de kenletter van het land waar de eerste ijk wordt verricht ( B voor België , D voor de Bondsrepubliek Duitsland , F voor Frankrijk , I voor Italië , L voor Luxemburg , NL voor Nederland ) . Aan deze letter worden , voor zover nodig , een of twee eijfers toegevoegd , die een territoriale indeling aanduiden :
-
-in het onderste deel het kencijfer van de ambtenaar die de ijk verricht of van het ijkkantoor ;
b ) het tweede wordt gevormd door de laatste twee cijfers van het jaar van de ijk , aangebracht in een zeshoek .
3.1.1.2 . Het gedeeltelijke E.E.G.-ijkmerk bestaat slechts uit het eerste merk . Het doet ook dienst als zegelmerk .
3.2 . Vorm en afmeting van de merken
3.2.1 . De vorm , afmetingen en omtrek der letters en cijfers , voor de merken van eerste E.E.G.-ijk omschreven sub 3.1 , zijn vastgelegd in bijgevoegde tekeningen , waarvan de beide eerste de samenstellende delen van het merk vormen , terwijl de derde een voorbeeld van het merk geeft . De desbetreffende afmetingen van de tekeningen zijn uitgedrukt als functie van de eenheid voor de middellijn van de cirkel van de kleine letter e en het zeshoekige veld .
De werkelijke middellijnen van de omschreven cirkels der merken bedragen 1,6 mm , 3,2 mm , 6,3 mm , 12,5 mm .
3.2.2 . De ijkdiensten van de Lid-Staten wisselen onderling de originele tekeningen uit van de merken van eerste E.E.G.-ijk die zijn uitgevoerd volgens de modellen der bijgaande tekeningen .
3.3 . Het aanbrengen van de merken
3.3.1 . Het definitieve E.E.G.-ijkmerk wordt op de daarvoor bestemde plaats aangebracht op het volledig geijkte meetmiddel dat aan de E.E.G.-voorschriften voldoet .
3.3.2 . Het gedeeltelijke E.E.G.-ijkmerk wordt aangebracht :
3.3.2.1 . Bij het ijken in verschillende fasen , op het meetmiddel of een onderdeel daarvan , dat voldoet aan de eisen voor de ijkbewerkingen die niet op de plaats van opstelling geschieden , op de bevestigingsschroeven van de stempelkom of op iedere andere plaats die in de bijzondere richtlijnen is aangegeven .
3.3.2.2 . Als stempelmerk in alle gevallen en op alle plaatsen die in de bijzondere richtlijnen zijn aangegeven .
Figuur : zie P.b .
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.