Besluit 2021/1815 - Methode die wordt toegepast voor het berekenen van sancties wegens niet-naleving van de verplichting tot het aanhouden van minimumreserves en de daarmee verband houdende minimumreserveverplichtingen (ECB/2021/45) - Hoofdinhoud
15.10.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 367/4 |
BESLUIT (EU) 2021/1815 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK
van 7 oktober 2021
betreffende de methode die wordt toegepast voor het berekenen van sancties wegens niet-naleving van de verplichting tot het aanhouden van minimumreserves en de daarmee verband houdende minimumreserveverplichtingen (ECB/2021/45)
DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 132, lid 3,
Gezien de statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank, en met name artikel 19.1 en artikel 34,
Gezien Verordening (EG) nr. 2532/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot de bevoegdheid van de Europese Centrale Bank om sancties op te leggen (1), en met name artikel 6, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Met het oog op het verzekeren van rechtszekerheid en in het belang van transparantie dienen instellingen geïnformeerd te worden over de door de ECB toegepaste methoden voor het berekenen van sancties die krachtens artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) 2531/98 van de Raad (2) worden opgelegd voor niet-naleving van de in Verordening (EU) 2021/378 van de Europese Centrale Bank (ECB/2021/1) (3) neergelegde minimumreserveverplichtingen. |
(2) |
De door de ECB toegepaste formule en methode voor het berekenen van sancties voor gehele of gedeeltelijke niet-naleving van de verplichting tot het aanhouden van minimumreserves worden uitgewerkt in een Kennisgeving van de Europese Centrale Bank betreffende het opleggen van sancties voor niet-naleving van de verplichting tot het aanhouden van minimumreserves (4). In het belang van rechtszekerheid en met het oog op het voorkomen van verdere fragmentatie van het juridisch kader voor het opleggen van sancties in de verschillende bevoegdheidsgebieden van de ECB, is het passend dat de kennisgeving wordt ingetrokken en dat de relevante inhoud ervan wordt overgeheveld naar een nieuw besluit. |
(3) |
Evenzo is het vanuit het oogpunt van transparantie noodzakelijk om de formule en de methode vast te leggen die door de ECB worden toegepast voor de berekening van sancties krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2531/98 voor niet-naleving van de verplichting om de betrokken nationale centrale bank in kennis te stellen van beperkingen die de instelling beletten haar in de minimumreserve aangehouden gelden te liquideren, over te maken, toe te wijzen of af te stoten krachtens artikel 3, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) 2021/378 (ECB/2021/1). |
(4) |
Teneinde een geharmoniseerd kader voor de toepassing van minimumreserveverplichtingen te verzekeren, is het noodzakelijk dat dit besluit wordt toegepast met ingang van dezelfde datum als de wijziging van artikel 11 van Verordening (EG) nr. 2157/1999 van de Europese Centrale Bank (ECB/1999/4) (5), |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp
Dit besluit stelt de methode vast die door de ECB wordt toegepast voor het berekenen sancties opgelegd krachtens artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2531/98.
Artikel 2
Toegepaste methode voor de berekening van sancties wegens niet-naleving van de verplichting tot het aanhouden van minimumreserves
Indien de ECB krachtens artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2531/98 een sanctie oplegt, wordt de toepasselijke sanctie wegens niet-naleving van de verplichting tot het aanhouden van minimumreserves uit hoofde van Verordening (EU) 2021/378 (ECB/2021/1) berekend aan de hand van de in bijlage I bij dit besluit opgenomen formule en methode.
Artikel 3
Toegepaste methode voor de berekening van sancties wegens niet-naleving van kennisgevingsverplichting met betrekking tot minimumreserves
Indien de ECB krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2531/98 een sanctie oplegt wegens niet-naleving van de verplichting tot kennisgeving aan de betrokken nationale centrale banken van beperkingen die een instelling beletten haar in minimumreserve aangehouden middelen te liquideren, over te dragen, toe te wijzen of af te stoten overeenkomstig artikel 3, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) 2021/378 (ECB/2021/1), wordt de toepasselijke sanctie berekend aan de hand van de in bijlage II bij dit besluit opgenomen formule en methode.
Artikel 4
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op 3 november 2021.
Gedaan te Frankfurt am Main, 7 oktober 2021.
De president van de ECB
Christine LAGARDE
-
Verordening (EG) nr. 2531/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot de toepassing van reserveverplichtingen door de Europese Centrale Bank (PB L 318 van 27.11.1998, blz. 1).
-
Verordening (EU) 2021/378 van de Europese Centrale Bank van 22 januari 2021 betreffende de toepassing van minimumreserveverplichtingen (ECB/2003/1) (PB L 73 van 3.3.2021, blz. 1).
-
Verordening (EG) nr. 2157/1999 van de Europese Centrale Bank van 23 september 1999 met betrekking tot de bevoegdheid van de Europese Centrale Bank om sancties op te leggen (ECB/1999/4) (PB L 264 van 12.10.1999, blz. 21).
BIJLAGE I
Formule en methode voor de berekening van sancties krachtens artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2531/98
1.
Bedrag van door de Europese Centrale Bank opgelegde sanctie wegens niet-naleving van de verplichting tot het aanhouden van het vereiste niveau van minimumreserves
Indien een aan de minimumreserveverplichtingen onderhevige instelling niet het vereiste niveau van minimumreserves aanhoudt overeenkomstig de verordeningen van de Raad of verordeningen of de daarop betrekking hebbende verordeningen of besluiten van de ECB, wordt een sanctie opgelegd die wordt berekend als een boete van 2.5 procentpunten boven het gemiddelde, genomen over de reserveperiode waarin de niet-naleving zich voordeed, van de marginale beleningsrente van het Europees Stelsel van centrale banken, toegepast op het dagelijkse gemiddelde bedrag van de door de betrokken instelling niet aangehouden minimumreserves.
De boete wordt berekend aan de hand van de volgende formule:
Waarbij:
Pt |
= |
de verschuldigde boete ten gevolge van het niet aanhouden van de vereiste reserves voor reserveperiode t |
Dt |
= |
het bedrag van de vereiste reserves die niet zijn aangehouden voor de aanhoudingsperiode t (als daggemiddelde); |
nt |
= |
het aantal kalenderdagen in aanhoudingsperiode t |
i |
= |
de kalenderdag van de aanhoudingsperiode t |
MLRi |
= |
de marginale beleningsrente op dag i |
Indien een aan de minimumreserveverplichtingen onderhevige instelling de kennisgevingsverplichting van artikel 3, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) 2021/378 (ECB/2021/1) niet naleeft en indien na de ontdekking van die niet-naleving tevens wordt vastgesteld dat die instelling, ten gevolge van de toepassing van artikel 3, lid 1, punt d), van Verordening (EU) 2021/378 (ECB/2021/1), de verplichting tot het aanhouden van het vereiste minimum over meer dan één aanhoudingsperiode niet heeft nageleefd, is de betrokken aanhoudingsperiode voor de berekening van de sanctie overeenkomstig afdeling 1 van deze bijlage de aanhoudingsperiode waarin de niet-naleving werd vastgesteld.
2.
Herhaalde inbreuken op de minimumreserveverplichtingen:
Indien een aan minimumreserveverplichtingen onderhevige instelling meer dan tweemaal in een periode van 12 maanden niet het vereiste niveau van minimumreserves aanhoudt wordt zij geacht een herhaalde inbreuk te hebben gepleegd.
Voor elke herhaalde inbreuk wordt een sanctie opgelegd die wordt berekend als een boete van vijf procentpunten boven het gemiddelde, genomen over de aanhoudingsperiode waarin de herhaalde inbreuk zich heeft voorgedaan, van de marginale beleningsrente van het Europees Stelsel van centrale banken, toegepast op het dagelijkse gemiddelde bedrag van de door de betrokken instelling niet aangehouden minimumreserves. Voor het overige worden de sancties berekend aan de hand van de formule in punt 1 van deze bijlage.
BIJLAGE II
Formule en methode voor de berekening van sancties krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2531/98 wegens niet-naleving van het vereiste om de betrokken nationale centrale bank in kennis te stellen van beperkingen die een instelling beletten haar in minimumreserve aangehouden middelen te liquideren, over te dragen, toe te wijzen of af te stoten krachtens artikel 3, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) 2021/378 (ECB/2021/1)
1.
Bedrag van de door de Europese Centrale Bank opgelegde sanctie wegens niet-naleving van de verplichting tot kennisgeving aan de betrokken nationale centrale bank van wettelijke, contractuele, regelgevings- of andere beperkingen die een instelling zouden beletten haar in minimumreserve aangehouden middelen te liquideren, over te maken, toe te wijzen of af te stoten krachtens artikel 3, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) 2021/378 (ECB/2021/1):
Ingeval van niet-naleving van de verplichting tot kennisgeving aan de betrokken nationale centrale bank van alle wettelijke, contractuele, regelgevings- of andere beperkingen die een instelling zouden beletten haar in minimumreserve aangehouden gelden te liquideren, over te maken, toe te wijzen of af te stoten overeenkomstig artikel 3, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) 2021/378 (ECB/2021/1), wordt een sanctie opgelegd die wordt berekend als een boete van 2.5 procentpunten boven het gemiddelde, genomen over de periode waarvoor de sanctie wordt opgelegd, van de marginale beleningsrente van het Europees Stelsel van centrale banken, toegepast op het gemiddelde bedrag van de door niet-naleving van verplichting tot kennisgeving door de instelling getroffen middelen gedurende de periode waarvoor de sanctie wordt opgelegd. Indien de niet-naleving zich uitstrekt over meer dan één aanhoudingsperiode, zal de periode waarvoor de sanctie werd opgelegd, niet meer bedragen dan het totale aantal dagen van de aanhoudingsperiode waarin de niet-naleving werd vastgesteld.
Onverminderd punt 3 van deze bijlage wordt de boete berekend aan de hand van de volgende formule:
Waarbij:
Ps |
= |
te betalen boete ten gevolge van het nalaten van het doen van een kennisgeving krachtens artikel 3, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) 2021/378 (ECB/2021/1) |
Ds |
= |
het bedrag van de betroffen middelen wegens niet-naleving van de verplichting tot kennisgeving door de instelling krachtens artikel 3, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) 2021/378 (ECB/2021/1) |
ns |
= |
het laagste van i) het totale aantal kalenderdagen zonder kennisgeving en ii) het aantal dagen in de aanhoudingsperiode waarin de niet-naleving werd geconstateerd |
I |
= |
de kalenderdag van de periode waarvoor de sanctie wordt opgelegd |
MLRi |
= |
de marginale beleningsrente op dag i |
2.
Herhaalde inbreuk op de verplichting tot kennisgeving aan de betrokken nationale centrale bank van alle wettelijke, contractuele, regelgevings-of andere beperkingen die een instelling beletten haar in minimumreserve aangehouden middelen te liquideren, over te maken, toe te wijzen of af te stoten krachtens artikel 3, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) 2021/378 (ECB/2021/1):
Indien aan een instelling een sanctie werd opgelegd wegens niet-naleving van de verplichting tot kennisgeving aan de betrokken nationale centrale bank van wettelijke, contractuele, regelgevings- of andere beperkingen die de instelling zouden beletten haar in minimumreserve aangehouden gelden te liquideren, over te maken, toe te wijzen of af te stoten krachtens artikel 3, lid 1, tweede alinea, en zou die instelling verzuimen de betrokken nationale centrale bank in kennis te stellen van dergelijke beperkingen krachtens artikel 3, lid 1, tweede alinea, gedurende de periode van 12 maanden na de datum waarop zij in kennis werd gesteld van de opgelegde sanctie, dan wordt zij geacht een herhaalde inbreuk te hebben gepleegd.
Voor elke herhaalde inbreuk wordt een sanctie opgelegd die wordt berekend als een boete van vijf procentpunten boven het gemiddelde, genomen over de periode waarvoor de sanctie wordt opgelegd, van de marginale beleningsrente van het Europees Stelsel van centrale banken, toegepast op het dagelijks gemiddelde bedrag van de door de niet-naleving van de instelling van de verplichting tot kennisgeving getroffen middelen gedurende de periode waarvoor de sanctie wordt opgelegd. Voor het overige wordt de sanctie berekend aan de hand van de formule in punt 1 van deze bijlage.
3.
Het evenredigheidsbeginsel en de omstandigheden van het concrete geval
Aangezien het boetebedrag wordt berekend volgens de formule in punt 1 van deze bijlage, kan het boetebedrag overeenkomstig artikel 2, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 2532/98 worden aangepast om rekening te houden met het evenredigheidsbeginsel en de omstandigheden van het specifieke geval. Elke aanpassing van het boetebedrag is onderhevig aan de in artikel 2, lid 1, van die verordening vastgestelde limieten.
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.