Richtlijn 2021/2118 - Wijziging van Richtlijn 2009/103/EG betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid

1.

Wettekst

2.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 430/1

 

RICHTLIJN (EU) 2021/2118 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 24 november 2021

tot wijziging van Richtlijn 2009/103/EG betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven (“motorrijtuigenverzekering”) is van bijzonder groot belang voor Europese burgers, of zij nu verzekeringnemers zijn of benadeelden zouden kunnen worden als gevolg van een ongeval. De motorrijtuigenverzekering is tevens van groot belang voor verzekeringsondernemingen, aangezien zij een belangrijk segment vormt van de schadeverzekeringsmarkt in de Unie. Daarnaast heeft de motorrijtuigenverzekering aanzienlijke gevolgen voor het vrije verkeer van personen, goederen en voertuigen, en dus voor de interne markt. Het versterken en consolideren van de interne markt voor motorrijtuigenverzekering moet daarom een van de hoofddoelstellingen van het optreden van de Unie op het gebied van financiële diensten zijn.

 

(2)

In 2017 heeft de Commissie een evaluatie verricht van de werking van Richtlijn 2009/103/EG van het Europees Parlement en de Raad (3), met name van haar efficiëntie en doeltreffendheid en haar coherentie met andere beleidsmaatregelen van de Unie. De conclusie van de evaluatie was dat Richtlijn 2009/103/EG in het algemeen goed werkt en op de meeste punten geen wijziging behoeft. Er werden echter vier gebieden onderkend ten aanzien waarvan gerichte wijzigingen passend zouden zijn: schadeloosstelling van benadeelden als gevolg van ongevallen indien de betrokken verzekeringsonderneming insolvent is, verplichte minimumbedragen van verzekeringsdekking, verzekeringscontroles van voertuigen door de lidstaten, en het gebruik van verklaringen betreffende het schadeverleden van verzekeringnemers door een nieuwe verzekeringsonderneming. In aanvulling op die vier gebieden zijn tevens de volgende gebieden aangemerkt als gebieden ten aanzien waarvan gerichte wijzigingen passend zouden zijn, te weten: verzonden voertuigen, ongevallen met een door een voertuig getrokken aanhangwagen, onafhankelijke instrumenten voor de prijsvergelijking van motorrijtuigenverzekeringen en informatiecentra en informatie aan benadeelden. Voorts moet Richtlijn 2009/103/EG worden verduidelijkt door de term “slachtoffer”, die in die richtlijn wordt gebruikt als synoniem van “benadeelde”, te vervangen door de term “benadeelde”, door middel van passende wijzigingen. Die wijzigingen hebben uitsluitend tot doel de in die richtlijn gebruikte terminologie te harmoniseren en vormen geen inhoudelijke wijziging.

 

(3)

Sinds de inwerkingtreding van Richtlijn 2009/103/EG zijn veel nieuwe soorten motorvoertuigen op de markt gekomen. Sommige daarvan worden aangedreven door een zuiver elektrische motor, sommige door hulpapparatuur. Dergelijke voertuigen moeten in aanmerking worden genomen bij het definiëren van het begrip “voertuig”. Die definitie moet gebaseerd zijn op de algemene kenmerken van dergelijke voertuigen, met name hun door de constructie bepaalde maximale snelheid en nettogewicht, en moet bepalen dat alleen voertuigen die uitsluitend mechanisch aangedreven worden, hieronder vallen. De definitie moet van toepassing zijn ongeacht het aantal wielen van het voertuig. Rolstoelen die bestemd zijn voor gebruik door personen met een lichamelijke handicap moeten niet onder de definitie vallen.

 

(4)

Lichte elektrische voertuigen die niet onder de definitie van “voertuig” vallen, moeten van het toepassingsgebied van Richtlijn 2009/103/EG worden uitgesloten. Niets in die richtlijn zou de lidstaten echter moeten beletten om, uit hoofde van hun nationale recht onder door hen vast te stellen voorwaarden, motorrijtuigenverzekering te vereisen ten aanzien van elke op land gebruikte gemotoriseerde apparatuur die niet onder de definitie van “voertuig” van deze richtlijn valt en waarvoor deze richtlijn derhalve een dergelijke verzekering niet vereist. Noch zou die richtlijn de lidstaten moeten beletten om in hun nationale wetgeving te bepalen dat slachtoffers van door andere gemotoriseerde apparatuur veroorzaakte ongevallen toegang hebben tot het schadevergoedingsorgaan van de lidstaat zoals bedoeld in hoofdstuk 4. De lidstaten dienen ook te kunnen besluiten dat, wanneer inwoners van hun grondgebied letsel oplopen bij een ongeval dat is veroorzaakt door dergelijke andere gemotoriseerde apparatuur in een andere lidstaat waar geen motorrijtuigenverzekering voor dergelijke gemotoriseerde apparatuur vereist is, deze ingezetenen toegang moeten hebben tot het in hoofdstuk 4 bedoelde schadevergoedingsorgaan in de lidstaat waar zij wonen. De schadevergoedingsorganen van de lidstaten moeten de mogelijkheid hebben om een onderlinge overeenkomst te sluiten over de wijze waarop zij in een dergelijke situatie zullen samenwerken.

 

(5)

Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft in recente arresten, namelijk in de zaken Vnuk (4), Rodrigues de Andrade (5) en Torreiro (6), de betekenis van het begrip “deelneming aan het verkeer van een voertuig” verduidelijkt. Het Hof van Justitie heeft met name verduidelijkt dat motorrijtuigen normaliter bestemd zijn als een vervoermiddel, ongeacht hun kenmerken, en dat de deelneming aan het verkeer van dergelijke voertuigen ziet op het gebruik van een motorrijtuig dat overeenstemt met zijn gebruikelijke functie van vervoermiddel, ongeacht het terrein waarop het motorrijtuig wordt gebruikt en of het motorrijtuig stilstaat of in beweging is. Richtlijn 2009/103/EG is niet van toepassing indien ten tijde van het ongeval de gebruikelijke functie van een dergelijk voertuig “niet als vervoermiddel” is. Dit zou het geval kunnen zijn indien het voertuig niet deelneemt aan het verkeer in de betekenis van artikel 3, eerste alinea, van die richtlijn, omdat bijvoorbeeld de gebruikelijke functie van het voertuig “gebruik als industriële of agrarische krachtbron” is. Ten behoeve van de rechtszekerheid is het passend om die rechtspraak in Richtlijn 2009/103/EG te codificeren door invoering van een definitie van het begrip “deelneming aan het verkeer van een voertuig”.

 

(6)

Sommige motorrijtuigen zijn kleiner en het is dan ook minder waarschijnlijk dat zij aanzienlijk lichamelijk letsel of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. Het zou onevenredig en niet toekomstbestendig zijn om dergelijke voertuigen onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2009/103/EG te laten vallen. Dergelijke voertuigen onder het toepassingsgebied van die richtlijn laten vallen zou de ingebruikname van nieuwere voertuigen, zoals elektrische fietsen, die niet uitsluitend door mechanische kracht worden voortgedreven, in de weg staan en innovatie ontmoedigen. Voorts is er onvoldoende bewijs dat zulke kleinere voertuigen op dezelfde schaal ongevallen met benadeelden zouden kunnen veroorzaken als andere voertuigen zoals auto’s of vrachtwagens. In lijn met de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid moeten de voorschriften op Unieniveau derhalve alleen betrekking hebben op voertuigen die in Richtlijn 2009/103/EG als zodanig zijn gedefinieerd.

 

(7)

In beginsel moet een motorrijtuigenverzekering dekking bieden voor ongevallen in alle gebieden van de lidstaten. Sommige lidstaten hebben echter bepalingen voor voertuigen die uitsluitend deelnemen aan het verkeer in specifieke gebieden met beperkte toegang. Het moet voor die lidstaten mogelijk zijn beperkte afwijkingen van artikel 3 van Richtlijn 2009/103/EG toe te staan ten aanzien van gebieden die voor onbevoegden niet toegankelijk zijn, zoals locatiespecifieke gebieden en gebieden met apparatuur in havens en luchthavens. Een lidstaat die besluit tot dergelijke afwijkingen moet ook passende maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat door een dergelijk voertuig veroorzaakte schade of veroorzaakt letsel vergoed wordt.

 

(8)

Een lidstaat moet ook de mogelijkheid hebben om geen verplichte motorrijtuigenverzekering te vereisen voor voertuigen waarvan het gebruik op de openbare weg niet is toegestaan overeenkomstig zijn nationale wetgeving. Niettemin moet een dergelijke lidstaat passende maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat door dergelijke voertuigen veroorzaakte schade of letsel wordt vergoed, tenzij de lidstaat ook besluit tot afwijking van artikel 10 van Richtlijn 2009/103/EG wat betreft de vergoeding van schade die door die voertuigen is veroorzaakt in gebieden die wegens een wettelijke of fysieke beperking van de toegang tot die gebieden, zoals gedefinieerd in zijn nationale wetgeving, niet toegankelijk zijn voor het publiek. Een dergelijke afwijking van artikel 10 moet gelden voor voertuigen waarvoor een lidstaat heeft besloten van de verzekeringsverplichting af te wijken omdat die voertuigen overeenkomstig zijn nationale wetgeving niet tot het gebruik op de openbare weg zijn toegelaten, zelfs indien een andere in artikel 5 van Richtlijn 2009/103/EG bepaalde afwijking van toepassing zou kunnen zijn op de verzekeringsverplichting voor die voertuigen.

 

(9)

In sommige lidstaten bestaan bepalingen met betrekking tot het gebruik van voertuigen als middel om opzettelijk lichamelijk letsel of materiële schade toe te brengen. In voorkomend geval moeten de lidstaten bij de ernstigste strafbare feiten hun rechtspraktijk kunnen voortzetten om dergelijke schade van de verplichte motorrijtuigenverzekering uit te sluiten of om het bedrag van de schadevergoeding die aan de benadeelden wordt uitbetaald, te verhalen op de voor dat letsel of die schade aansprakelijke personen. Om evenwel geen afbreuk te doen aan de door Richtlijn 2009/103/EG geboden bescherming, moeten dergelijke rechtspraktijken alleen worden toegestaan indien een lidstaat ervoor zorgt dat in dergelijke gevallen de schade van de benadeelden wordt vergoed op een wijze die zo dicht mogelijk ligt bij de wijze waarop zij op grond van Richtlijn 2009/103/EG zouden worden vergoed. Tenzij de lidstaat voorziet in een dergelijk alternatief schadevergoedingsmechanisme of een garantie, waardoor de schade van benadeelden vergoed wordt op een wijze die zo dicht mogelijk ligt bij de wijze waarop zij uit hoofde van Richtlijn 2009/103/EG zouden worden vergoed, dient dergelijke schade overeenkomstig die richtlijn te worden gedekt.

 

(10)

De lidstaten moeten Richtlijn 2009/103/EG niet toepassen op het gebruik van voertuigen bij motorsportevenementen en -activiteiten, waaronder races en wedstrijden, alsook trainingen, tests en demonstraties — ook die welke betrekking hebben op snelheid, betrouwbaarheid of behendigheid — die overeenkomstig hun nationale wetgeving toegelaten zijn. Dergelijke vrijgestelde activiteiten moeten plaatsvinden in een beperkt en afgebakend gebied, op zodanige wijze dat ervoor gezorgd wordt dat normaal verkeer, het algemene publiek en alle andere partijen die geen banden met de activiteit hebben, niet in staat zijn daadwerkelijk of potentieel gelijktijdig gebruik te maken van het bereden traject. Bij dergelijke activiteiten gaat het meestal om activiteiten op aangewezen motorsportcircuits of -trajecten en de gebieden in de onmiddellijke nabijheid, zoals veiligheidszones, pitstopzones en garages, waar het risico op een ongeval veel groter is dan op normale wegen en die onbevoegden niet mogen betreden.

 

(11)

Een dergelijke vrijstelling inzake motorsportevenementen en -activiteiten mag uitsluitend van toepassing zijn wanneer de lidstaat ervoor zorgt dat de organisator van het evenement of de activiteit of een andere partij een alternatieve verzekering of garantie heeft afgesloten die de schade aan derden dekt, met inbegrip van toeschouwers en andere omstanders, maar niet noodzakelijkerwijs de schade aan de deelnemende bestuurders en hun voertuigen. Tenzij de organisatoren of andere partijen, als voorwaarde voor die vrijstelling, een alternatieve verzekering of garantie hebben afgesloten, moet de schade, eventueel met uitzondering van schade aan de deelnemende bestuurders en hun voertuigen, worden gedekt overeenkomstig Richtlijn 2009/103/EG.

 

(12)

Om geen afbreuk te doen aan de door Richtlijn 2009/103/EG geboden bescherming, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat in geval van motorsportevenementen en -activiteiten die zijn toegestaan overeenkomstig hun nationale wetgeving en welke in aanmerking komen voor die vrijstelling, de schade van de benadeelden wordt vergoed op een wijze die zo dicht mogelijk ligt bij de wijze waarop zij uit hoofde van Richtlijn 2009/103/EG zouden worden vergoed.

 

(13)

Tijdens de productie en het vervoer hebben voertuigen geen vervoerfuncties en worden zij niet geacht aan het verkeer deel te nemen in de zin van artikel 3, eerste alinea, van Richtlijn 2009/103/EG. Indien een lidstaat er echter voor kiest het vereiste van een motorrijtuigenverzekering op grond van artikel 28, lid 1, van Richtlijn 2009/103/EG ten aanzien van dergelijke voertuigen niet toe te passen, dient er een bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering te zijn ter dekking van de schade die deze voertuigen zouden kunnen veroorzaken.

 

(14)

Thans wordt in de nationale wetgeving van veel lidstaten de verzekeringsplicht gekoppeld aan de deelneming aan het verkeer van voertuigen in de zin van artikel 3, eerste alinea, van Richtlijn 2009/103/EG. In dergelijke lidstaten is de deelneming aan het verkeer van voertuigen uitsluitend toegestaan wanneer het voertuig is geregistreerd. In de wetgeving van die lidstaten is bepaald dat het voertuig tijdens de actieve registratie en de deelneming aan het verkeer van het voertuig door een motorrijtuigenverzekering moet worden gedekt in de zin van artikel 3, eerste alinea, van Richtlijn 2009/103/EG. Dientengevolge vereisen die lidstaten geen verzekering voor de deelneming aan het verkeer van voertuigen waarvan de registratie tijdelijk of permanent is stopgezet omdat ze zich bijvoorbeeld in een museum bevinden, worden gerepareerd of om een andere reden, zoals seizoensgebonden gebruik, gedurende een langere periode niet deelnemen aan het verkeer. Die lidstaten moeten passende maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat een schadevergoeding die in overeenstemming is met de uit hoofde van Richtlijn 2009/103/EG beschikbare schadevergoeding, wordt betaald voor schade die of letsel dat is veroorzaakt op hun grondgebied en op het grondgebied van andere lidstaten door in die richtlijn omschreven voertuigen die deelnemen aan het verkeer in de zin van artikel 3, eerste alinea, daarvan.

 

(15)

Momenteel hebben enkele lidstaten waarin de verplichting tot verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid bij deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen niet is gekoppeld aan de registratie van een voertuig, ervoor gekozen geen verplichte motorrijtuigenverzekering te vereisen voor voertuigen die formeel uit het verkeer zijn genomen overeenkomstig hun nationale wetgeving. Voorbeelden van een dergelijk formeel uit het verkeer nemen zijn onder meer het versturen van een kennisgeving aan de bevoegde autoriteit of andere aangewezen partijen die de functie van de bevoegde autoriteit uitoefenen, en het nemen van andere verifieerbare fysieke maatregelen. Die lidstaten moeten passende maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat schadevergoeding in overeenstemming met de uit hoofde van Richtlijn 2009/103/EG beschikbare vergoeding wordt betaald voor door dergelijke voertuigen op hun grondgebied en het grondgebied van andere lidstaten veroorzaakte schade of veroorzaakt letsel.

 

(16)

Momenteel moeten de lidstaten zich onthouden van het verrichten van verzekeringscontroles van voertuigen die gewoonlijk op het grondgebied van een andere lidstaat zijn gestald en van voertuigen die gewoonlijk op het grondgebied van een derde land zijn gestald wanneer deze hun grondgebied binnenkomen vanuit het grondgebied van een andere lidstaat. Nieuwe technologische ontwikkelingen, zoals de technologie voor automatische nummerplaatherkenning, maken het mogelijk verzekeringscontroles van voertuigen te verrichten zonder dat deze halt hoeven te houden, en dus zonder het vrije verkeer van personen te belemmeren. Het is dus passend zulke verzekeringscontroles van voertuigen toe te staan, maar alleen als die controles niet-discriminerend, noodzakelijk en evenredig zijn, deel uitmaken van een algemeen systeem van controles op het nationale grondgebied die ook worden uitgevoerd ten aanzien van voertuigen die normaliter op het grondgebied van de controlerende lidstaat zijn gestald, en niet vereisen dat het voertuig halt houdt.

 

(17)

De lidstaten die ervoor opteren om een systeem op te zetten dat persoonsgegevens verwerkt die vervolgens met andere lidstaten kunnen worden gedeeld, zoals gegevens van technologie voor kentekenplaatherkenning, moeten wetgeving aannemen die de verwerking van persoonsgegevens met het oog op de bestrijding van onverzekerd rijden mogelijk maakt, en tegelijk geschikte maatregelen nemen om de rechten, vrijheden en gerechtvaardigde belangen van de betrokkene te vrijwaren. De bepalingen van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (7) zijn van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens met het oog op de bestrijding van onverzekerd rijden. De wetgeving van de lidstaten moet met name de precieze doeleinden specificeren, naar de desbetreffende rechtsgrond verwijzen, voldoen aan de desbetreffende beveiligingsvereisten en de beginselen van noodzaak, evenredigheid en “doelbinding” eerbiedigen, en moet een evenredige termijn voor gegevensbewaring vaststellen. Bovendien moeten in alle gegevensverwerkingssystemen die in het kader van de wetgeving van de lidstaten worden ontwikkeld en gebruikt, de beginselen “persoonsgegevensbescherming door ontwerp” en “persoonsgegevensbescherming door standaardinstellingen” in acht worden genomen.

 

(18)

In overeenstemming met die beginselen mogen de lidstaten de persoonsgegevens die uitsluitend verwerkt zijn met het doel een verzekeringscontrole te verrichten, niet langer bewaren dan nodig is om na te gaan of een voertuig geldig verzekerd is. Wanneer blijkt dat een voertuig gedekt is, moeten alle gegevens met betrekking tot die controle worden gewist. Wanneer een controlesysteem niet in staat is vast te stellen of een voertuig verzekerd is, moeten die gegevens slechts worden bewaard gedurende een beperkte periode die maximaal het aantal dagen bedraagt dat nodig is om vast te stellen of er al dan niet sprake is van een geldige verzekeringsdekking. Voor voertuigen waarvan is vastgesteld dat zij niet gedekt zijn door een geldige verzekeringspolis, is het redelijk te eisen dat dergelijke gegevens worden bewaard totdat de administratieve of gerechtelijke procedures zijn voltooid en het voertuig door een geldige verzekeringspolis is gedekt.

 

(19)

Richtlijn 2009/103/EG stelt momenteel verschillende referentiedata vast voor de periodieke herberekening van de minimumdekkingsbedragen in verschillende lidstaten, waardoor de minimumdekkingsbedragen verschillen van lidstaat tot lidstaat. Om benadeelden in de hele Unie gelijke minimumbescherming te garanderen, moeten die minimumbedragen worden geharmoniseerd en moet een eenvormige herzieningsclausule, die het door Eurostat gepubliceerde geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen als benchmark gebruikt, alsook procedurele regels voor die herziening volgens een eenvormig tijdschema worden ingevoerd.

 

(20)

Doeltreffende en efficiënte bescherming van benadeelden bij verkeersongevallen vereist dat die benadeelden het recht hebben om in hun lidstaat van woonplaats schadevergoeding te vorderen en binnen een redelijke termijn een antwoord te ontvangen. Doeltreffende en efficiënte bescherming vereist ook dat aan die benadeelden, indien hun vorderingen gerechtvaardigd zijn, altijd de verschuldigde bedragen worden vergoed voor hun lichamelijk letsel of voor hun materiële schade, ongeacht of de verzekeringsonderneming van de partij die aansprakelijk is voor het ongeval al dan niet solvent is. De lidstaten moeten derhalve een orgaan instellen of erkennen dat benadeelden die op hun grondgebied wonen, initieel vergoedt en het recht heeft om die schadevergoeding te verhalen op het orgaan dat voor hetzelfde doel is ingesteld of erkend in de lidstaat van herkomst van de insolvente verzekeringsonderneming die de polis van het voertuig van de partij die aansprakelijk is voor het ongeval, heeft afgegeven. Indien een lidstaat over een bestaande vergoedingsregeling beschikt, moet die lidstaat de mogelijkheid hebben die regeling te blijven uitvoeren.

 

(21)

Een verzekeringsonderneming kan op verschillende manieren insolvent worden, bijvoorbeeld doordat zij failliet is verklaard, haar verplichtingen niet nakomt nadat zij afstand heeft gedaan van haar vergunning in haar lidstaat van herkomst of voorwerp is geweest van een herroepingsmaatregel of een besluit waarbij haar activiteiten zijn verboden. Wanneer een beschikking is uitgevaardigd of een beslissing is genomen om de faillissements- of liquidatieprocedure in te leiden, moet die beschikking of die beslissing openbaar worden gemaakt. Het orgaan dat is opgericht of gemachtigd om benadeelden te vergoeden in geval van insolventie van een verzekeringsonderneming in de lidstaat van herkomst van die onderneming moet de overeenkomstige organen in de andere lidstaten over die beschikking of beslissing in kennis stellen.

 

(22)

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat het orgaan dat opgericht of gemachtigd is om benadeelden te vergoeden in geval van insolventie van een verzekeringsonderneming in de lidstaat op het grondgebied waarvan de benadeelde woont, in alle fasen van de procedure bevoegd is om informatie te verzoeken, informatie te verstrekken aan en te worden geïnformeerd door, en samen te werken met de andere relevante organen, autoriteiten en belanghebbenden in de Unie. Dergelijke informatie moet voldoende zijn om de ontvanger ten minste een algemeen inzicht in de situatie te verschaffen. Die informatie is belangrijk om ervoor te zorgen dat het orgaan dat een benadeelde vergoedt, in staat is om zich er, voordat de vergoeding wordt betaald, alleen of samen met alle relevante partijen overeenkomstig de nationale wetgeving, van te vergewissen of de verzekeringsonderneming de indiener van een vordering reeds schadeloos heeft gesteld. De bij dat orgaan ingediende vordering kan zelfs voor nader onderzoek of voor een beslissing aan de verzekeringsonderneming worden overgedragen indien het nationale procesrecht dit vereist. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat het orgaan gedetailleerdere informatie over specifieke vorderingen verzoekt en ontvangt.

 

(23)

Het terugbetalingsstelsel moet het toepasselijke recht inzake de omvang van de dekking van benadeelden onverlet laten. Voor alle vorderingen dienen dezelfde beginselen te gelden, ongeacht of de verzekeringsonderneming al dan niet solvent is. Het orgaan van de lidstaat van herkomst van de verzekeringsonderneming die de polis van de aansprakelijke partij heeft afgegeven, moet na ontvangst van een door het orgaan van de lidstaat van de woonplaats van de benadeelde ingediende vordering tot terugbetaling in verband met een betaling die dat orgaan aan de benadeelde heeft gedaan, binnen een redelijke termijn de betaling verrichten aan het orgaan van de lidstaat van de woonplaats van de benadeelde.

 

(24)

Afhankelijk van de verschillende stadia van de afhandeling van vorderingen, van betalingen aan de benadeelden en van terugbetalingsprocedures in verschillende organen, kunnen er uitstaande verplichtingen bestaan tussen organen die opgericht of gemachtigd zijn om benadeelden te vergoeden bij insolventie van een verzekeringsonderneming. Het recht van subrogatie moet overgaan van het orgaan dat als eerste schadevergoeding heeft uitbetaald, naar het orgaan van de andere lidstaat naarmate de terugbetaling van de organen vordert. Daarom moet het orgaan, voor zover dat orgaan de geleden schade of het opgelopen letsel heeft vergoed en nog niet is terugbetaald, gesubrogeerd worden in de rechten van de benadeelde jegens de persoon die het ongeval heeft veroorzaakt of jegens zijn of haar verzekeringsonderneming. Een orgaan moet echter niet gesubrogeerd worden in de rechten van de benadeelde jegens de verzekeringnemer of andere verzekerde persoon die het ongeval heeft veroorzaakt, voor zover de aansprakelijkheid van de verzekeringnemer of de verzekerde overeenkomstig het toepasselijke nationale recht door de insolvente verzekeringsonderneming zou worden gedekt. Elke lidstaat moet verplicht worden deze subrogatie te erkennen zoals dat door een andere lidstaat is geregeld.

 

(25)

Met het oog op een efficiënte en doeltreffende bescherming van benadeelden bij insolventie van een verzekeringsonderneming, moeten de lidstaten passende regelingen treffen om ervoor te zorgen dat de financiële middelen die nodig zijn om benadeelden te vergoeden, beschikbaar zijn wanneer de schadevergoeding verschuldigd is. Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel moeten de lidstaten van herkomst op nationaal niveau besluiten over die regelingen. Die regelingen moeten echter in overeenstemming zijn met het recht van de Unie en in het bijzonder met beginselen als lex specialis en lex posterior. Om te voorkomen dat verzekeraars op ongerechtvaardigde en onevenredige wijze worden belast, mogen, indien een lidstaat financiële bijdragen van verzekeringsondernemingen vereist, die bijdragen alleen worden geïnd bij verzekeringsondernemingen waaraan door die lidstaat een vergunning is verleend. Dit moet de financiering van andere taken die zouden kunnen worden opgedragen aan het orgaan dat opgericht of gemachtigd is om benadeelden hun schade te vergoeden in geval van insolventie van een verzekeringsonderneming onverlet laten.

 

(26)

Om ervoor te zorgen dat de voorschriften van deze richtlijn betreffende de schadeloosstelling van benadeelden in geval van insolventie van een verzekeringsonderneming doeltreffend worden toegepast, moeten de met deze taak belaste organen ernaar streven een overeenkomst te sluiten over hun taken en verplichtingen en de terugbetalingsprocedures. Indien een dergelijke overeenkomst niet binnen 24 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn is gesloten, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van de procedurele taken en verplichtingen van die organen met betrekking tot terugbetaling.

 

(27)

In geval van insolventie van een verzekeringsonderneming moeten benadeelden het recht hebben schadevergoeding te vorderen van een orgaan in hun lidstaat van woonplaats, ook wanneer zij schade hebben geleden ten gevolge van ongevallen in een andere lidstaat dan hun lidstaat van woonplaats. De lidstaten moeten de taak om dergelijke benadeelden hun schade te vergoeden, kunnen toewijzen aan een nieuw orgaan of aan een reeds bestaand orgaan, zoals het schadevergoedingsorgaan dat is opgericht of erkend uit hoofde van artikel 24 van Richtlijn 2009/103/EG. In geval van insolventie van een verzekeringsonderneming moeten de lidstaten de taken tot schadeloosstelling van benadeelden bij ongevallen in hun lidstaat van woonplaats en van hen die schade hebben geleden bij ongevallen in een andere lidstaat dan hun lidstaat van woonplaats, kunnen toewijzen aan een enkel orgaan. In het geval van partijen die in andere lidstaten dan hun lidstaat van woonplaats schade hebben geleden is het ook van belang te zorgen voor uitwisseling van informatie en samenwerking met de uit hoofde van artikel 24 van Richtlijn 2009/103/EG opgerichte of erkende schadevergoedingsorganen in alle lidstaten en met schaderegelaars.

 

(28)

De lidstaten kunnen meer dan één schadevergoedingsorgaan overeenkomstig Richtlijn 2009/103/EG instellen of erkennen, waardoor het voor benadeelden moeilijker zou kunnen worden om te bepalen bij welk orgaan zij hun vorderingen moeten indienen. Lidstaten die meer dan één schadevergoedingsorgaan instellen of erkennen, moeten er daarom voor zorgen dat benadeelden toegang hebben tot essentiële informatie over de verschillende manieren om schadevergoeding aan te vragen op een wijze die hen in staat stelt gemakkelijk te begrijpen tot welk orgaan zij zich moeten wenden.

 

(29)

In het geval van een verzonden voertuig moet de persoon die verantwoordelijk is voor de dekking van de wettelijke aansprakelijkheid, kunnen kiezen of hij een verzekeringspolis sluit in de lidstaat waar het voertuig is geregistreerd dan wel, gedurende een periode van dertig dagen vanaf de datum van aanvaarding van de levering door de koper, in de lidstaat van bestemming, zelfs als het voertuig formeel niet in de lidstaat van bestemming is geregistreerd. Het informatiecentrum van de lidstaat waar het voertuig is geregistreerd en, indien verschillend, van de lidstaat van bestemming, alsmede dat van elke andere relevante lidstaat, zoals de lidstaat op het grondgebied waarvan een ongeval heeft plaatsgevonden of waar de benadeelde zijn woonplaats heeft, moeten samenwerken om ervoor te zorgen dat de nodige hun ter beschikking staande informatie over het verzonden voertuig overeenkomstig artikel 23 van Richtlijn 2009/103/EG, beschikbaar is.

 

(30)

Bij ongevallen met aanhangwagens waarvoor een andere wettelijke aansprakelijkheidsverzekering is afgesloten dan die voor het trekkende voertuig, moet de benadeelde, indien het nationale recht daarin voorziet, de vordering tegen de verzekeraar van de aanhangwagen kunnen instellen. Op verzoek moet de benadeelde van de verzekeraar van de aanhangwagen informatie kunnen verkrijgen over de identiteit van de verzekeraar van het trekkende voertuig of, indien de verzekeraar van de aanhangwagen — ondanks redelijke inspanningen daartoe — niet in staat is de verzekeraar van het trekkende voertuig te identificeren, informatie over het in artikel 10 van Richtlijn 2009/103/EG bepaalde vergoedingsmechanisme.

 

(31)

Om ervoor te zorgen dat verklaringen betreffende het schadeverleden gemakkelijker kunnen worden erkend bij de sluiting van een nieuwe verzekeringspolis, moeten eerdere verklaringen betreffende het schadeverleden van verzekeringnemers die een nieuw verzekeringscontract met een verzekeringsonderneming willen sluiten, gemakkelijk authenticeerbaar zijn. Om de verificatie en de authenticatie van verklaringen betreffende het schadeverleden te vereenvoudigen, is het belangrijk dat de vorm en inhoud van die verklaringen in alle lidstaten dezelfde zijn. Bovendien mogen verzekeringsondernemingen die bij de bepaling van de premies voor de motorrijtuigenverzekering met het schadeverleden rekening houden, niet discrimineren op basis van nationaliteit of louter op basis van de vorige lidstaat van woonplaats van de verzekeringnemer. Daarnaast moeten verzekeringsondernemingen een verklaring betreffende het schadeverleden uit een andere lidstaat hetzelfde behandelen als een binnenlandse verklaring betreffende het schadeverleden en alle kortingen die voor een anderszins identieke potentiële binnenlandse cliënt beschikbaar zijn op een cliënt uit een andere lidstaat toepassen, met inbegrip van de kortingen die op grond van de nationale wetgeving van een lidstaat vereist zijn, zoals “bonus-maluskortingen”. De lidstaten moeten de vrijheid behouden om nationale wetgeving inzake het “bonus-malussysteem” vast te stellen, aangezien dergelijke systemen nationaal van aard zijn en geen grensoverschrijdend element bevatten, en daarom moet de besluitvorming met betrekking tot deze systemen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel bij de lidstaten blijven berusten. Om de lidstaten in staat te stellen te verifiëren of en hoe verzekeringsondernemingen verklaringen betreffende het schadeverleden behandelen, moeten verzekeringsondernemingen een algemeen overzicht van hun beleid op het gebied van het gebruik van verklaringen betreffende het schadeverleden bij de premieberekening bekendmaken. Onverminderd Richtlijn (EU) 2016/943 van het Europees Parlement en de Raad (8) zijn verzekeringsondernemingen niet verplicht commercieel gevoelige informatie, zoals details van tariefregelingen, bekend te maken.

 

(32)

Teneinde eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van Richtlijn 2009/103/EG te garanderen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot de vorm en inhoud van de verklaring betreffende het schadeverleden. Deze uitvoeringsbevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (9).

 

(33)

De lidstaten moeten ervoor kunnen kiezen om instrumenten te certificeren die consumenten in staat stellen prijzen, tarieven en dekking te vergelijken tussen aanbieders van motorrijtuigenverzekeringen die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/103/EG. Indien naar behoren gecertificeerd, zouden dergelijke instrumenten worden uitgedrukt als “onafhankelijke instrumenten voor de prijsvergelijking van motorrijtuigenverzekeringen”. De lidstaten moeten ook prijsvergelijkingsinstrumenten kunnen invoeren die door een overheidsinstantie worden beheerd.

 

(34)

Om ervoor te zorgen dat vorderingen vlot worden behandeld wanneer uit hoofde van nationale wetgeving een ongevallenverslag vereist is dat het recht van de benadeelde waarborgt om een kopie van het ongevallenverslag te verkrijgen van de bevoegde autoriteiten, is het van belang dat de benadeelde er tijdig toegang toe heeft.

 

(35)

Om te garanderen dat de minimumdekkingsbedragen van de motorrijtuigenverzekering niet mettertijd worden uitgehold, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen betreffende de aanpassing van die minimumdekkingsbedragen om rekening te houden met de evoluerende economische werkelijkheid.

 

(36)

Bij het vaststellen van gedelegeerde handelingen uit hoofde van deze richtlijn is het van bijzonder belang dat de Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (10). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

 

(37)

In het kader van de evaluatie van de werking van Richtlijn 2009/103/EG moet de Commissie de toepassing van die richtlijn monitoren, rekening houdend met het aantal benadeelden, het bedrag aan uitstaande vorderingen ten gevolge van vertragingen bij de uitkering naar aanleiding van gevallen van grensoverschrijdende insolventie, het niveau van de minimumdekkingsbedragen in de lidstaten, het bedrag aan vorderingen ten gevolge van onverzekerd rijden met betrekking tot grensoverschrijdend verkeer en het aantal klachten over verklaringen betreffende het schadeverleden.

 

(38)

Daarnaast moet de Commissie een evaluatieverslag opstellen over de werking van, de samenwerking tussen en de financiering van de schadevergoedingsorganen die zijn opgericht of gemachtigd om benadeelden te vergoeden in geval van insolventie van een verzekeringsonderneming. Indien nodig moet het verslag vergezeld gaan van een wetgevingsvoorstel.

 

(39)

Om ervoor te zorgen dat Richtlijn 2009/103/EG haar doel blijft dienen, namelijk de bescherming van potentiële benadeelden bij ongevallen waarbij motorrijtuigen zijn betrokken, moet de Commissie tevens die richtlijn herzien en evalueren in het licht van de technologische ontwikkelingen, waaronder het toegenomen gebruik van autonome en semiautonome voertuigen. De Commissie moet ook het gebruik door verzekeringsondernemingen analyseren van systemen waarin de premies worden beïnvloed door de verklaringen betreffende het schadeverleden van de verzekeringnemers. Bovendien moet de Commissie de doeltreffendheid beoordelen van de informatie-uitwisselingssystemen die worden gebruikt voor grensoverschrijdende verzekeringscontroles.

 

(40)

Daar de doelstellingen van deze richtlijn, met name benadeelden bij verkeersongevallen in de hele Unie verzekeren van een gelijke minimumbescherming, ervoor zorgen dat zij bescherming genieten bij insolventie van verzekeringsondernemingen, en potentiële verzekeringnemers die binnengrenzen van de Unie overschrijden, garanderen dat zij gelijk worden behandeld door verzekeraars wat hun verklaringen betreffende het schadeverleden betreft, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege hun gevolgen beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

 

(41)

Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken (11) hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van die stukken gerechtvaardigd.

 

(42)

Richtlijn 2009/103/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 2009/103/EG wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

punt 1 wordt vervangen door:

 

“1.

“voertuig”:

 

a)

elk rij- of voertuig dat zich anders dan langs spoorstaven over de grond voortbeweegt en dat uitsluitend door een mechanische kracht worden gedreven met:

 

i)

een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 25 km/h, of

 

ii)

een maximaal nettogewicht van meer dan 25 kg en een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 14 km/h;

 

b)

een al dan niet aan een in punt a) bedoeld voertuig gekoppelde aanhangwagen.

Onverminderd de punten a) en b) worden gemotoriseerde rolstoelen die uitsluitend bestemd zijn voor gebruik door personen met een lichamelijke handicap, niet beschouwd als voertuigen in de zin van deze richtlijn;”;

 

b)

het volgende punt wordt ingevoegd:

 

“1 bis.

“deelneming aan het verkeer van een voertuig”: het gebruik van een voertuig, dat op het ogenblik van het ongeval overeenstemt met de functie van dat voertuig als vervoermiddel, ongeacht de kenmerken van het voertuig en ongeacht het terrein waarop het motorrijtuig wordt gebruikt en of het stilstaat of in beweging is;”;

 

c)

punt 2 wordt vervangen door:

 

“2.

“benadeelde”: eenieder die recht heeft op vergoeding van door voertuigen veroorzaakte schade of veroorzaakt letsel;”;

 

d)

het volgende punt wordt toegevoegd:

 

“8.

“lidstaat van herkomst”: lidstaat van herkomst in de zin van artikel 13, punt 8, a), van Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad (*1).

(*1)  Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PB L 335 van 17.12.2009, blz. 1).”."

 

2)

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

de eerste alinea wordt vervangen door:

“Iedere lidstaat treft, met inachtneming van artikel 5, de nodige maatregelen opdat de wettelijke aansprakelijkheid met betrekking tot de deelneming aan het verkeer van voertuigen die gewoonlijk op zijn grondgebied zijn gestald, door een verzekering is gedekt.”;

 

b)

na de eerste alinea wordt de volgende alinea ingevoegd:

“Deze richtlijn is niet van toepassing op het gebruik van een voertuig tijdens motorsportevenementen en -activiteiten, met inbegrip van races, wedstrijden, trainingen, tests en demonstraties in een beperkt en afgebakend gebied in een lidstaat, indien de lidstaat ervoor zorgt dat de organisator van de activiteit of een andere partij een alternatieve verzekering of garantie heeft afgesloten die de schade aan derden dekt, met inbegrip van toeschouwers en andere omstanders, maar niet noodzakelijkerwijs de schade aan de deelnemende bestuurders en hun voertuigen.”.

 

3)

Artikel 4 wordt vervangen door:

“Artikel 4

Verzekeringscontroles

  • 1. 
    De lidstaten onthouden zich ervan controles te verrichten op de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid bij voertuigen die gewoonlijk op het grondgebied van een andere lidstaat zijn gestald en bij voertuigen die gewoonlijk op het grondgebied van een derde land zijn gestald wanneer deze hun grondgebied binnenkomen vanuit het grondgebied van een andere lidstaat.

Zij kunnen echter dergelijke verzekeringscontroles verrichten mits die controles niet-discriminerend zijn en noodzakelijk en evenredig om het nagestreefde doel te bereiken, en:

 

a)

worden verricht als onderdeel van een controle die niet uitsluitend op de controle van de verzekering is gericht, of

 

b)

deel uitmaken van een algemeen systeem van controles op het nationale grondgebied die ook worden uitgevoerd op voertuigen welke gewoonlijk gestald zijn op het grondgebied van de controlerende lidstaat, en die niet vereisen dat het voertuig halt houdt.

  • 2. 
    Op basis van het recht van de lidstaat waaronder de verwerkingsverantwoordelijke valt, mogen persoonsgegevens worden verwerkt wanneer dat nodig is met het oog op de bestrijding van onverzekerd rijden van voertuigen die in andere lidstaten reizen dan de lidstaten op het grondgebied waarvan zij gewoonlijk zijn gestald. Dat recht is in overeenstemming met Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (*2) en legt ook geschikte maatregelen vast om de rechten, vrijheden en gerechtvaardigde belangen van de betrokkene te vrijwaren.

Die maatregelen van de lidstaten specificeren met name de precieze doeleinden waarvoor de gegevens zullen worden verwerkt, verwijzen naar de desbetreffende rechtsgrondslag, voldoen aan de desbetreffende beveiligingsvereisten en eerbiedigen de beginselen van noodzaak, evenredigheid en doelbinding, en stellen een evenredige termijn voor gegevensbewaring vast. De persoonsgegevens die op grond van dit artikel uitsluitend voor de uitvoering van een verzekeringscontrole worden verwerkt, worden niet langer bewaard dan voor dat doel noodzakelijk is, en worden volledig gewist zodra dat doel bereikt is. Wanneer uit een verzekeringscontrole blijkt dat een voertuig gedekt is door een verplichte verzekering uit hoofde van artikel 3, worden deze gegevens onmiddellijk door de verwerkingsverantwoordelijke gewist. Wanneer door middel van een controle niet kan worden aangetoond of een voertuig gedekt is door een verplichte verzekering uit hoofde van artikel 3, worden de gegevens uitsluitend bewaard gedurende een beperkte periode die maximaal het aantal dagen bedraagt dat nodig is om vast te stellen of er al dan niet sprake is van een geldige verzekeringsdekking.

(*2)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).”."

 

4)

Aan artikel 5 worden de volgende leden toegevoegd:

“3.   Iedere lidstaat kan afwijken van de bepalingen van artikel 3 ten aanzien van voertuigen die tijdelijk of definitief uit het verkeer zijn genomen en waarvan de deelneming aan het verkeer verboden is, mits een formele administratieve procedure of een andere verifieerbare maatregel overeenkomstig het nationale recht is ingevoerd.

In dat geval draagt de lidstaat er zorg voor dat de in de eerste alinea bedoelde voertuigen op dezelfde wijze worden behandeld als voertuigen ten aanzien waarvan niet voldaan is aan de verzekeringsverplichting als bedoeld in artikel 3.

Het garantiefonds van de lidstaat waar een ongeval heeft plaatsgevonden, heeft dan een vordering op het garantiefonds van de lidstaat waar het voertuig gewoonlijk is gestald.

  • 4. 
    Iedere lidstaat kan afwijken van de bepalingen van artikel 3 ten aanzien van voertuigen die uitsluitend worden gebruikt in gebieden met beperkte toegang, overeenkomstig zijn nationale wetgeving.

In dat geval draagt de lidstaat er zorg voor dat de in de eerste alinea bedoelde voertuigen op dezelfde wijze worden behandeld als voertuigen ten aanzien waarvan niet voldaan is aan de verzekeringsverplichting als bedoeld in artikel 3.

Het garantiefonds van de lidstaat waar een ongeval heeft plaatsgevonden, heeft dan een vordering op het garantiefonds van de lidstaat waar het voertuig gewoonlijk is gestald.

  • 5. 
    Iedere lidstaat kan afwijken van de bepalingen van artikel 3 ten aanzien van voertuigen waarvan het gebruik op de openbare weg niet is toegestaan overeenkomstig zijn nationale wetgeving.

Iedere lidstaat die afwijkt van artikel 3 ten aanzien van in de eerste alinea bedoelde voertuigen draagt er zorg voor dat die voertuigen op dezelfde wijze worden behandeld als voertuigen ten aanzien waarvan niet voldaan is aan de verzekeringsverplichting als bedoeld in artikel 3.

Het garantiefonds van de lidstaat waar een ongeval heeft plaatsgevonden, heeft dan een vordering op het garantiefonds van de lidstaat waar het voertuig gewoonlijk is gestald.

  • 6. 
    Wanneer een lidstaat krachtens lid 5 afwijkt van artikel 3 ten aanzien van voertuigen die niet voor gebruik op de openbare weg zijn toegelaten, kan die lidstaat ook afwijken van artikel 10 wat betreft de vergoeding van schade die door die voertuigen is veroorzaakt in gebieden die niet toegankelijk zijn voor het publiek wegens een wettelijke of fysieke beperking van de toegang tot die gebieden, zoals gedefinieerd in zijn nationale wetgeving.
  • 7. 
    Ten aanzien van de leden 3 tot en met 6 stellen de lidstaten de Commissie in kennis van het gebruik van de afwijking en de bijzondere regelingen voor de toepassing ervan. De Commissie publiceert een lijst van die afwijkingen.”.
 

5)

Artikel 9 wordt vervangen door:

“Artikel 9

Minimumbedragen

  • 1. 
    Onverminderd door de lidstaten voorgeschreven hogere dekkingen, eist iedere lidstaat dat de in artikel 3 bedoelde verzekering verplicht is voor de volgende minimumbedragen:
 

a)

voor lichamelijk letsel: 6 450 000 EUR per ongeval, ongeacht het aantal benadeelden, of 1 300 000 EUR per benadeelde;

 

b)

voor materiële schade: 1 300 000 EUR per ongeval, ongeacht het aantal benadeelden.

Voor de lidstaten die de euro niet als munteenheid hebben ingevoerd, worden de minimumbedragen in hun nationale valuta omgerekend tegen de wisselkoers op 22 december 2021, die in het Publicatieblad van de Europese Unie is bekendgemaakt.

  • 2. 
    De Commissie herziet elke vijf jaar vanaf 22 december 2021 de in lid 1 genoemde bedragen in het licht van het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen (HICP) dat overeenkomstig Verordening (EU) 2016/792 van het Europees Parlement en de Raad (*3) wordt vastgesteld.

De Commissie stelt overeenkomstig artikel 28 ter gedelegeerde handelingen betreffende de aanpassing van die bedragen aan het HICP vast binnen zes maanden na afloop van elke periode van vijf jaar.

Voor de lidstaten die de euro niet als munteenheid hebben ingevoerd, worden de bedragen in hun nationale valuta omgerekend tegen de wisselkoers van de datum van de berekening van de nieuwe minimumbedragen die zijn bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(*3)  Verordening (EU) 2016/792 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende geharmoniseerde indexcijfers van de consumptieprijzen en van de huizenprijzen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad (PB L 135 van 24.5.2016, blz. 11).”."

 

6)

De titel van hoofdstuk 4 wordt vervangen door:

“HOOFDSTUK 4

VERGOEDING VOOR SCHADE VEROORZAAKT DOOR EEN NIET-GEÏDENTIFICEERD VOERTUIG OF EEN VOERTUIG TEN AANZIEN WAARVAN NIET VOLDAAN IS AAN DE IN ARTIKEL 3 BEDOELDE VERZEKERINGSPLICHT, EN COMPENSATIE IN GEVAL VAN INSOLVENTIE”.

 

7)

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

in lid 1 wordt de tweede alinea vervangen door:

“De eerste alinea doet geen afbreuk aan het recht van de lidstaten om aan de vergoeding door dit orgaan al dan niet een subsidiair karakter te geven, noch aan het recht van de lidstaten om het verhaal te regelen tussen dit orgaan en degene of degenen die aansprakelijk is of zijn voor het ongeval en andere verzekeraars of socialezekerheidsorganen die gehouden zijn de benadeelde ter zake van hetzelfde ongeval te vergoeden. De lidstaten mogen het orgaan evenwel niet toestaan aan de uitkering van de schadevergoeding de voorwaarde te verbinden dat de benadeelde op enigerlei wijze aantoont dat de aansprakelijke persoon niet kan of niet wil betalen.”;

 

b)

in lid 2 wordt de eerste alinea vervangen door:

“2.   De benadeelde kan zich in ieder geval rechtstreeks tot dit orgaan wenden; het orgaan is verplicht aan de hand van de inlichtingen die het op zijn verzoek van de benadeelde heeft gekregen, aan de benadeelde een met redenen omkleed antwoord met betrekking tot de betaling van een vergoeding te geven.”;

 

c)

in lid 3 wordt de tweede alinea vervangen door:

“Wanneer het orgaan echter een vergoeding heeft betaald voor aanzienlijk lichamelijk letsel aan een door hetzelfde ongeval benadeelde waarbij materiële schade is veroorzaakt door een niet-geïdentificeerd voertuig, kunnen de lidstaten de vergoeding voor materiële schade niet uitsluiten vanwege het feit dat het voertuig niet is geïdentificeerd. De lidstaten kunnen niettemin voorzien in een franchise van ten hoogste 500 EUR die wordt opgelegd aan de benadeelde die dergelijke materiële schade heeft geleden.”;

 

d)

lid 4 wordt vervangen door:

“4.   Iedere lidstaat past op de vergoeding door het orgaan zijn wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen toe, onverminderd elke andere regeling die voor de benadeelde voordeliger is.”.

 

8)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 10 bis

Bescherming van benadeelden tegen schade ten gevolge van ongevallen in hun lidstaat van woonplaats in geval van insolventie van een verzekeringsonderneming

  • 1. 
    Elke lidstaat stelt een orgaan in of erkent een orgaan belast met de taak om compensatie te verlenen aan benadeelden die op zijn grondgebied wonen, ten minste binnen de grenzen van de verplichte verzekering, voor materiële schade of lichamelijk letsel veroorzaakt door een voertuig dat verzekerd is door een verzekeringsonderneming, vanaf het tijdstip dat:
 

a)

de verzekeringsonderneming is onderworpen aan een faillissementsprocedure, of

 

b)

de verzekeringsonderneming is onderworpen aan een liquidatieprocedure in de zin van artikel 268, lid 1, punt d), van Richtlijn 2009/138/EG.

  • 2. 
    Elke lidstaat neemt passende maatregelen om ervoor te zorgen dat het in lid 1 bedoelde orgaan over voldoende financiële middelen beschikt om de benadeelden volgens de regels van lid 10 te vergoeden wanneer er schadevergoeding moet worden uitgekeerd in situaties als bedoeld in lid 1, punten a) en b). Die maatregelen kunnen het opleggen van financiële bijdragen omvatten, mits zij alleen worden opgelegd aan verzekeringsondernemingen die zijn erkend door de lidstaat die de bijdragen oplegt.
  • 3. 
    Onverminderd eventuele verplichtingen uit hoofde van artikel 280 van Richtlijn 2009/138/EG, draagt elke lidstaat er zorg voor dat wanneer een bevoegde rechterlijke instantie of een andere bevoegde autoriteit een bevel uitvaardigt of een beslissing neemt tot het inleiden van een procedure als bedoeld in lid 1, punt a) of b), met betrekking tot een verzekeringsonderneming waarvan die lidstaat de lidstaat van herkomst is, dat bevel of die beslissing openbaar wordt gemaakt. Het in lid 1 bedoelde orgaan dat gevestigd is in de lidstaat van herkomst van de verzekeringsonderneming ziet erop toe dat alle in lid 1 bedoelde organen in alle lidstaten onverwijld van dat bevel of die beslissing in kennis worden gesteld.
  • 4. 
    De benadeelde kan bij het in lid 1 bedoelde orgaan rechtstreeks een vordering tot schadevergoeding indienen.
  • 5. 
    Na ontvangst van de vordering stelt het in lid 1 bedoelde orgaan het overeenkomstige orgaan in de lidstaat van herkomst van de verzekeringsonderneming, alsook de verzekeringsonderneming die het voorwerp uitmaakt van een faillissements- of liquidatieprocedure, of haar bewindvoerder of liquidateur, zoals omschreven in artikel 268, lid 1, punt e) respectievelijk punt f), van Richtlijn 2009/138/EG, ervan in kennis dat het een vordering van de benadeelde heeft ontvangen.
  • 6. 
    De verzekeringsonderneming die het voorwerp is van een faillissements- of liquidatieprocedure, of de bewindvoerder of de liquidateur ervan, brengt het in lid 1 bedoelde orgaan op de hoogte wanneer zij een vergoeding uitkeert of haar aansprakelijkheid afwijst met betrekking tot een vordering die ook bij het in lid 1 bedoelde orgaan is ingediend.
  • 7. 
    De lidstaten dragen er zorg voor dat het in lid 1 bedoelde orgaan de benadeelde op basis van onder andere de inlichtingen die het op zijn verzoek van de benadeelde heeft gekregen, binnen drie maanden nadat de benadeelde zijn vordering tot schadevergoeding bij het orgaan heeft ingediend, overeenkomstig het toepasselijke nationale recht een met redenen omkleed voorstel tot schadevergoeding of een met redenen omkleed antwoord als bepaald in de tweede alinea van dit lid doet toekomen.

Voor de toepassing van de eerste alinea zal het orgaan:

 

a)

een met redenen omkleed voorstel tot schadevergoeding doen, wanneer het heeft vastgesteld dat het gehouden is om schadevergoeding te verlenen op grond van lid 1, punt a) of b), de vordering niet wordt betwist en de schade geheel of gedeeltelijk is gekwantificeerd;

 

b)

een met redenen omkleed antwoord geven op de punten van de vordering, wanneer het heeft vastgesteld dat het niet gehouden is om schadevergoeding te verlenen op grond van lid 1, punt a) of b), of wanneer de aansprakelijkheid wordt afgewezen of niet duidelijk is vastgesteld, of de schade niet volledig is gekwantificeerd.

  • 8. 
    Indien schadevergoeding verschuldigd is overeenkomstig lid 7, tweede alinea, punt a), keert het in lid 1 bedoelde orgaan de schadevergoeding onverwijld aan de benadeelde uit en in ieder geval binnen drie maanden nadat de benadeelde het met redenen omkleed voorstel tot schadevergoeding als bedoeld in lid 7, tweede alinea, punt a), heeft aanvaard.

Indien de schade slechts gedeeltelijk is gekwantificeerd, zijn de in de eerste alinea gestelde eisen betreffende de uitkering van schadevergoeding van toepassing op die gedeeltelijk gekwantificeerde schade, en wel vanaf het tijdstip van aanvaarding van het overeenkomstige met redenen omkleed voorstel tot schadevergoeding.

  • 9. 
    De lidstaten zien erop toe dat het in lid 1 bedoelde orgaan over alle nodige bevoegdheden en competenties beschikt om in alle stadia van de in dit artikel bedoelde procedure tijdig te kunnen samenwerken met andere overeenkomstige organen in andere lidstaten, met de uit hoofde van artikel 25 bis in alle lidstaten ingestelde of erkende organen en met andere betrokken partijen, onder meer met een verzekeringsonderneming die het voorwerp uitmaakt van een faillissements- of liquidatieprocedure, met de bewindvoerder of de liquidateur van die onderneming, alsmede met de bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaten. Deze samenwerking omvat in voorkomend geval het verzoek om, de ontvangst van en de verstrekking van informatie, onder meer over de bijzonderheden van specifieke vorderingen.
  • 10. 
    Indien de in lid 1 bedoelde lidstaat van herkomst van de verzekeringsonderneming een andere is dan de lidstaat van de woonplaats van de benadeelde, heeft het in lid 1 bedoelde orgaan van de lidstaat van de woonplaats van de benadeelde dat de benadeelde overeenkomstig lid 8 heeft vergoed, het recht om van het in lid 1 bedoelde orgaan van de lidstaat van herkomst van de verzekeringsonderneming volledige terugbetaling te vorderen van de bij wijze van schadevergoeding uitgekeerde bedragen.

Het in lid 1 bedoelde orgaan in de lidstaat van herkomst van de verzekeringsonderneming betaalt het in lid 1 bedoelde orgaan in de lidstaat van woonplaats van de benadeelde, dat de benadeelde overeenkomstig lid 8 heeft vergoed, binnen een redelijke termijn van ten hoogste zes maanden uit, tenzij door die organen schriftelijk anders is overeengekomen, nadat het een vordering tot een dergelijke terugbetaling heeft ontvangen.

Het orgaan dat op grond van de eerste alinea schadevergoeding heeft verleend, wordt gesubrogeerd in de rechten van de benadeelde jegens de persoon die het ongeval heeft veroorzaakt of zijn of haar verzekeringsonderneming, met uitzondering van de rechten van de benadeelde jegens de verzekeringnemer of andere verzekerde die het ongeval heeft veroorzaakt, voor zover de aansprakelijkheid van de verzekeringnemer of van de verzekerde overeenkomstig het toepasselijke nationale recht door de insolvente verzekeringsonderneming zou worden gedekt. Elke lidstaat is verplicht deze subrogatie zoals die door een andere lidstaat is geregeld, te erkennen.

  • 11. 
    De leden 1 tot en met 10 doen geen afbreuk aan het recht van de lidstaten om:
 

a)

aan de door het in lid 1 bedoelde orgaan betaalde vergoeding al dan niet een subsidiair karakter te geven;

 

b)

te voorzien in verhaal ter zake van hetzelfde ongeval tussen:

 

i)

het in lid 1 bedoelde orgaan;

 

ii)

de voor het ongeval aansprakelijke persoon of personen;

 

iii)

andere verzekeringsondernemingen of socialezekerheidsorganen die gehouden zijn de benadeelde te vergoeden.

  • 12. 
    De lidstaten mogen het in lid 1 bedoelde orgaan niet toestaan de uitkering van de vergoeding afhankelijk te stellen van andere dan de in deze richtlijn vastgestelde vereisten. De lidstaten mogen het in lid 1 bedoelde orgaan met name niet toestaan de uitkering van de vergoeding afhankelijk te stellen van het vereiste dat de benadeelde aantoont dat de voor het ongeval aansprakelijke rechts- of natuurlijke persoon niet kan of niet wil betalen.
  • 13. 
    De in lid 1 bedoelde organen of de in de tweede alinea van dit lid bedoelde instanties streven ernaar om uiterlijk op 23 december 2023 een overeenkomst te sluiten met het oog op de uitvoering van dit artikel, betreffende hun taken en verplichtingen en de procedures voor terugbetaling op grond van dit artikel.

Daartoe zullen de lidstaten uiterlijk op 23 juni 2023:

 

a)

het in lid 1 bedoelde orgaan instellen of erkennen en het machtigen een dergelijke overeenkomst uit te onderhandelen en te sluiten, of

 

b)

een instantie aanwijzen en machtigen om een dergelijke overeenkomst uit te onderhandelen en te sluiten, waarbij het in lid 1 bedoelde orgaan partij wordt wanneer het is ingesteld of erkend.

De in de eerste alinea bedoelde overeenkomst wordt onverwijld ter kennis van de Commissie gebracht.

Indien de in de eerste alinea bedoelde overeenkomst niet is gesloten tegen 23 december 2023, is de Commissie bevoegd om overeenkomstig de in artikel 28 ter bedoelde procedure gedelegeerde handelingen vast te stellen om de procedurele taken en verplichtingen van de in lid 1 bedoelde organen met betrekking tot terugbetaling te bepalen.”.

 

9)

In artikel 11 wordt de eerste alinea vervangen door:

“Voor gevallen waarin tussen het in artikel 10, lid 1, bedoelde orgaan en een wettelijke aansprakelijkheidsverzekeraar onenigheid bestaat over de vraag wie van deze partijen de benadeelde moet vergoeden, treffen de lidstaten passende maatregelen om te bepalen welke partij de schade van de benadeelde in eerste instantie terstond moet vergoeden.”.

 

10)

De titel van hoofdstuk 5 wordt vervangen door:

“HOOFDSTUK 5

BIJZONDERE CATEGORIEËN BENADEELDEN, UITSLUITINGSCLAUSULES, ENKELE PREMIE, VOERTUIGEN DIE WORDEN VERZONDEN VANUIT EEN LIDSTAAT NAAR EEN ANDERE LIDSTAAT”.

 

11)

De titel van artikel 12 wordt vervangen door:

“Bijzondere categorieën benadeelden”.

 

12)

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

 

i)

in de eerste alinea wordt het inleidende deel vervangen door:

 

“1.

Iedere lidstaat neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat alle wettelijke bepalingen en contractuele clausules in een overeenkomstig artikel 3 afgegeven verzekeringspolis, worden geacht niet te gelden inzake vorderingen van derden die benadeeld zijn ten gevolge van een ongeval, in gevallen waarin van de verzekering op grond van die wettelijke bepaling of contractuele clausule is uitgesloten het gebruik of het besturen van voertuigen:”;

 

ii)

de derde alinea wordt vervangen door:

“De lidstaten hebben de mogelijkheid om voor ongevallen op hun grondgebied het bepaalde in de eerste alinea niet toe te passen indien en voor zover de benadeelde schadevergoeding kan krijgen van een orgaan van de sociale zekerheid.”;

 

b)

in lid 2 wordt de tweede alinea vervangen door:

“De lidstaten die voor voertuigen die door diefstal of geweldpleging zijn verkregen, voorzien in tussenkomst van het in artikel 10, lid 1, bedoelde orgaan, kunnen voor materiële schade een franchise vaststellen van ten hoogste 250 EUR, die jegens de benadeelde geldend kan worden gemaakt.”.

 

13)

In artikel 15 wordt lid 1 vervangen door:

“1.   In afwijking van artikel 13, punt 13, b), van Richtlijn 2009/138/EG wordt, wanneer een voertuig vanuit een lidstaat naar een andere lidstaat wordt verzonden, naar keuze van de persoon die verantwoordelijk is voor de dekking van de wettelijke aansprakelijkheid hetzij de lidstaat van registratie hetzij — vanaf de aanvaarding van de levering door de koper — de lidstaat van bestemming gedurende een periode van dertig dagen beschouwd als de lidstaat waar het risico is gelegen, zelfs indien het voertuig in de lidstaat van bestemming niet officieel is geregistreerd.

De lidstaten zien erop toe dat het in artikel 23 bedoelde informatiecentrum van de lidstaat waar het voertuig is ingeschreven, van de lidstaat van bestemming, indien dit een andere lidstaat is, en van iedere andere relevante lidstaat, zoals de lidstaat waar het ongeval heeft plaatsgevonden of waar een benadeelde woonachtig is, met elkaar samenwerken zodat de noodzakelijke informatie over het verzonden voertuig waarover zij overeenkomstig artikel 23 beschikken, beschikbaar is.”.

 

14)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 15 bis

Bescherming van benadeelden bij ongevallen met een aanhangwagen die wordt getrokken door een voertuig

  • 1. 
    Bij een ongeval, veroorzaakt door een samenstel van voertuigen bestaande uit een voertuig dat een aanhangwagen trekt en waarvan de aanhangwagen afzonderlijk is verzekerd tegen wettelijke aansprakelijkheid, kan de benadeelde zijn vordering rechtstreeks instellen tegen de verzekeringsonderneming die de aanhangwagen heeft verzekerd, indien:
 

a)

de aanhangwagen kan worden geïdentificeerd, maar het voertuig dat deze trok niet kan worden geïdentificeerd, en

 

b)

het toepasselijk nationaal recht de verzekeraar van de aanhangwagen verplicht schadevergoeding te betalen.

Een verzekeringsonderneming die de benadeelde heeft vergoed, kan een beroep doen op de onderneming die het trekkende voertuig heeft verzekerd of op het in artikel 10, lid 1, bedoelde orgaan, indien en voor zover het toepasselijke nationale recht daarin voorziet.

Dit lid laat het toepasselijke nationale recht dat voorziet in voor de benadeelde gunstigere regels, onverlet.

  • 2. 
    Bij een ongeval, veroorzaakt door een samenstel van voertuigen bestaande uit een voertuig dat een aanhangwagen trekt, moet de verzekeraar van de aanhangwagen, tenzij het toepasselijke nationale recht hem verplicht tot volledige schadevergoeding, de benadeelde op diens verzoek onverwijld in kennis stellen van:
 

a)

de identiteit van de verzekeraar van het trekkende voertuig, of

 

b)

indien de verzekeraar van de aanhangwagen de verzekeraar van het trekkende voertuig niet kan identificeren, de in artikel 10 bepaalde schadevergoedingsregeling.”.

 

15)

Artikel 16 wordt vervangen door:

“Artikel 16

Verklaring betreffende de vorderingen die derden hebben ingediend

De lidstaten dragen er zorg voor dat de verzekeringnemer te allen tijde het recht heeft een verklaring te vragen betreffende de vorderingen die derden gedurende ten minste de laatste vijf jaar van de looptijd van de overeenkomst ten aanzien van het of de door de verzekeringsovereenkomst gedekte voertuig of voertuigen hebben ingediend, of een verklaring betreffende het ontbreken van dergelijke vorderingen (“verklaring betreffende het schadeverleden”).

De verzekeringsonderneming dan wel een orgaan dat door een lidstaat is aangewezen om verplichte verzekeringen aan te bieden of dergelijke verklaringen te verstrekken, verstrekt de verzekeringnemer die verklaring betreffende het schadeverleden binnen 15 dagen te rekenen vanaf de indiening van het verzoek. Zij doen dit aan de hand van het formulier van de verklaring betreffende het schadeverleden.

De lidstaten zorgen ervoor dat verzekeringsondernemingen, wanneer zij rekening houden met verklaringen betreffende het schadeverleden die door andere verzekeringsondernemingen of andere organen als bedoeld in de tweede alinea zijn verstrekt, verzekeringnemers niet op een discriminerende manier behandelen en geen hogere premies in rekening brengen vanwege hun nationaliteit of louter op basis van hun vorige lidstaat van woonplaats.

De lidstaten zorgen ervoor dat, wanneer een verzekeringsonderneming bij de vaststelling van haar premies rekening houdt met verklaringen betreffende het schadeverleden, zij die verklaringen die in andere lidstaten zijn afgegeven gelijkstelt met die welke door een verzekeringsonderneming of de in de tweede alinea bedoelde organen in dezelfde lidstaat zijn afgegeven, ook wanneer zij eventuele kortingen toepast.

De lidstaten zorgen ervoor dat verzekeringsondernemingen een algemeen overzicht van hun beleid op het gebied van het gebruik van verklaringen betreffende het schadeverleden bij de premieberekening bekendmaken.

De Commissie stelt uiterlijk op 23 juli 2023 uitvoeringshandelingen vast waarin zij door middel van een model de vorm en inhoud bepaalt van de in de tweede alinea bedoelde verklaring betreffende het schadeverleden. Dat model bevat informatie over de volgende punten:

 

a)

de identiteit van de verzekeringsonderneming die, of het orgaan dat, de verklaring betreffende het schadeverleden verstrekt;

 

b)

de identiteit van de verzekeringnemer, met inbegrip van zijn of haar contactgegevens;

 

c)

het verzekerde voertuig en het voertuigidentificatienummer ervan;

 

d)

de begin- en einddatum van de verzekering van het voertuig;

 

e)

het aantal in het kader van de verzekeringsovereenkomst van de verzekeringnemer afgewikkelde door derden ingediende vorderingen gedurende de door de verklaring betreffende het schadeverleden bestreken periode, met inbegrip van de datum van elke vordering;

 

f)

aanvullende informatie die relevant is uit hoofde van de in de lidstaten geldende voorschriften of praktijken.

De Commissie raadpleegt alle belanghebbende partijen en werkt nauw samen met de lidstaten voordat zij die uitvoeringshandelingen vaststelt.

De uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 28 bis, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.”.

 

16)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 16 bis

Instrumenten voor de prijsvergelijking van motorrijtuigenverzekeringen

  • 1. 
    De lidstaten kunnen ervoor kiezen hulpmiddelen waarmee consumenten gratis prijzen, tarieven en dekkingen tussen aanbieders van de in artikel 3 bedoelde verplichte verzekering kunnen vergelijken, te certificeren als “onafhankelijke instrumenten voor de prijsvergelijking van motorrijtuigenverzekeringen”, indien aan de voorwaarden van lid 2 is voldaan.
  • 2. 
    Een vergelijkingsinstrument in de zin van lid 1:
 

a)

is operationeel onafhankelijk van de aanbieders van de in artikel 3 bedoelde verplichte verzekering en waarborgt dat dienstaanbieders in de zoekresultaten gelijk worden behandeld;

 

b)

vermeldt duidelijk de identiteit van de eigenaars en beheerders van het vergelijkingsinstrument;

 

c)

vermeldt duidelijke, objectieve criteria waarop de vergelijking wordt gebaseerd;

 

d)

maakt gebruik van gewone en ondubbelzinnige taal;

 

e)

geeft nauwkeurige en geactualiseerde informatie, met vermelding van het tijdstip van de meest recente actualisering;

 

f)

staat open voor elke aanbieder van de in artikel 3 bedoelde verplichte verzekering, stelt de relevante informatie beschikbaar, omvat een ruime reeks aanbiedingen die een significant deel van de motorrijtuigenverzekeringsmarkt bestrijkt, en vermeldt aan de gebruiker in voorkomend geval duidelijk, en voordat de zoekresultaten worden getoond, dat de gepresenteerde informatie geen volledig overzicht van de markt biedt;

 

g)

voorziet in een effectieve procedure om foute informatie te melden;

 

h)

bevat een verklaring dat de prijzen gebaseerd zijn op de verstrekte informatie en niet bindend zijn voor de verzekeraars.”.

 

17)

Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

het volgende lid wordt ingevoegd:

 

“1 bis.

De lidstaten zien erop toe dat verzekeringsondernemingen of andere instanties verplicht zijn de in lid 1, punt a), i), ii) en iii), bedoelde informatie aan de informatiecentra te verstrekken en hen in kennis te stellen wanneer een verzekeringspolis ongeldig wordt of anderszins niet langer dekking biedt voor een voertuig met een inschrijvingsnummer.”;

 

b)

lid 6 wordt vervangen door:

“6.   De verwerking van persoonsgegevens krachtens de leden 1 tot en met 5 gebeurt overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679.”.

 

18)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 25 bis

Bescherming van benadeelden ten aanzien van schade ten gevolge van ongevallen in een andere lidstaat dan hun lidstaat van woonplaats in geval van insolventie van een verzekeringsonderneming

  • 1. 
    Elke lidstaat stelt een orgaan in of erkent een orgaan dat is belast met de taak om schadevergoeding te verlenen aan benadeelden die op zijn grondgebied wonen, in de in artikel 20, lid 1, bedoelde gevallen, ten minste binnen de grenzen van de verplichte verzekering, voor materiële schade of lichamelijk letsel veroorzaakt door een voertuig dat verzekerd is door een verzekeringsonderneming, vanaf het tijdstip dat:
 

a)

de verzekeringsonderneming is onderworpen aan een faillissementsprocedure, of

 

b)

de verzekeringsonderneming is onderworpen aan een liquidatieprocedure in de zin van artikel 268, lid 1, punt d), van Richtlijn 2009/138/EG.

  • 2. 
    Elke lidstaat neemt passende maatregelen om ervoor te zorgen dat het in lid 1 bedoelde orgaan over voldoende financiële middelen beschikt om de benadeelden volgens de regels van lid 10 te vergoeden wanneer er schadevergoeding moet worden uitgekeerd in situaties als bedoeld in lid 1, punten a) en b). Die maatregelen kunnen het opleggen van financiële bijdragen omvatten, mits zij alleen worden opgelegd aan verzekeringsondernemingen die zijn erkend door de lidstaat die de bijdragen oplegt.
  • 3. 
    Onverminderd eventuele verplichtingen uit hoofde van artikel 280 van Richtlijn 2009/138/EG, draagt elke lidstaat er zorg voor dat wanneer een bevoegde rechterlijke instantie of een andere bevoegde autoriteit een bevel uitvaardigt of een beslissing neemt tot het inleiden van een procedure als bedoeld in lid 1, punt a) of b), met betrekking tot een verzekeringsonderneming waarvan die lidstaat de lidstaat van herkomst is, dat bevel of die beslissing openbaar wordt gemaakt. Het in lid 1 bedoelde orgaan dat gevestigd is in de lidstaat van herkomst van de verzekeringsonderneming ziet erop toe dat alle in lid 1 bedoelde organen en alle in artikel 24 bedoelde schadevergoedingsorganen in alle lidstaten onverwijld van dat bevel of die beslissing in kennis worden gesteld.
  • 4. 
    De benadeelde kan bij het in lid 1 bedoelde orgaan rechtstreeks een vordering tot schadevergoeding indienen.
  • 5. 
    Na ontvangst van de vordering stelt het in lid 1 bedoelde orgaan het overeenkomstige orgaan in de lidstaat van herkomst van de verzekeringsonderneming, het in artikel 24 bedoelde schadevergoedingsorgaan in de lidstaat van woonplaats van de benadeelde, alsook de verzekeringsonderneming die het voorwerp uitmaakt van een faillissements- of liquidatieprocedure, of haar bewindvoerder of liquidateur, zoals omschreven in artikel 268, lid 1, punt e), respectievelijk punt f), van Richtlijn 2009/138/EG, ervan in kennis dat het een vordering van de benadeelde heeft ontvangen.
  • 6. 
    De verzekeringsonderneming die het voorwerp is van een faillissements- of liquidatieprocedure, of de bewindvoerder of de liquidateur ervan, brengt het in lid 1 bedoelde orgaan op de hoogte wanneer zij een vergoeding uitkeert of aansprakelijkheid afwijst met betrekking tot een vordering die ook bij het in lid 1 bedoelde orgaan is ingediend.
  • 7. 
    De lidstaten dragen er zorg voor dat het in lid 1 bedoelde orgaan de benadeelde op basis van onder andere de inlichtingen die het op zijn verzoek van de benadeelde heeft gekregen, binnen drie maanden nadat de benadeelde zijn vordering tot schadevergoeding bij het orgaan heeft ingediend, overeenkomstig het toepasselijke nationale recht een met redenen omkleed voorstel tot schadevergoeding of een met redenen omkleed antwoord als bepaald in de tweede alinea van dit lid doet toekomen.

Voor de toepassing van de eerste alinea zal het orgaan:

 

a)

een met redenen omkleed voorstel tot schadevergoeding doen, wanneer het heeft vastgesteld dat het gehouden is om schadevergoeding te verlenen op grond van lid 1, punt a) of b), de vordering niet wordt betwist en de schade geheel of gedeeltelijk is gekwantificeerd;

 

b)

een met redenen omkleed antwoord geven op de punten van de vordering, wanneer het heeft vastgesteld dat het niet gehouden is om schadevergoeding te verlenen op grond van lid 1, punt a) of b), of wanneer aansprakelijkheid wordt afgewezen of niet duidelijk is vastgesteld, of de schade niet volledig is gekwantificeerd.

  • 8. 
    Indien schadevergoeding verschuldigd is op grond van lid 7, tweede alinea, punt a), keert het in lid 1 bedoelde orgaan de schadevergoeding onverwijld aan de benadeelde uit en in ieder geval binnen drie maanden nadat de benadeelde het met redenen omkleed voorstel tot schadevergoeding als bedoeld in lid 7, tweede alinea, punt a), heeft aanvaard.

Indien de schade slechts gedeeltelijk is gekwantificeerd, zijn de in de eerste alinea gestelde eisen betreffende de uitkering van schadevergoeding van toepassing op die gedeeltelijk gekwantificeerde schade, en wel vanaf het tijdstip van aanvaarding van het overeenkomstige met redenen omkleed voorstel tot schadevergoeding.

  • 9. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat het in lid 1 bedoelde orgaan over alle nodige bevoegdheden en competenties beschikt om in alle stadia van de in dit artikel bedoelde procedure tijdig te kunnen samenwerken met andere overeenkomstige organen in andere lidstaten, met de uit hoofde van artikel 10 bis en artikel 24 in alle lidstaten ingestelde of erkende organen en met andere betrokken partijen, onder meer met een verzekeringsonderneming die onderworpen is aan een faillissements- of liquidatieprocedure, met de schaderegelaar, de bewindvoerder of de liquidateur van die onderneming, alsmede met de bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaten. Dergelijke samenwerking omvat in voorkomend geval het verzoeken om, het ontvangen van en het verstrekken van informatie, onder meer over de bijzonderheden van specifieke vorderingen.
  • 10. 
    Indien de in lid 1 bedoelde lidstaat van herkomst van de verzekeringsonderneming een andere is dan de lidstaat van de woonplaats van de benadeelde, heeft het in lid 1 bedoelde orgaan van de lidstaat van de woonplaats van de benadeelde dat de benadeelde overeenkomstig lid 8 heeft vergoed, het recht om van het in lid 1 bedoelde orgaan van de lidstaat van herkomst van de verzekeringsonderneming volledige terugbetaling te vorderen van de bij wijze van schadevergoeding uitgekeerde bedragen.

Het in lid 1 bedoelde orgaan van de lidstaat van herkomst van de verzekeringsonderneming betaalt het in lid 1 bedoelde orgaan van de lidstaat van woonplaats van de benadeelde, dat de benadeelde overeenkomstig lid 8 heeft vergoed, binnen een redelijke termijn van ten hoogste zes maanden uit, tenzij door die organen schriftelijk anders is overeengekomen, nadat het een vordering tot een dergelijke terugbetaling heeft ontvangen.

Het orgaan dat op grond van de eerste alinea schadevergoeding heeft verleend wordt gesubrogeerd in de rechten van de benadeelde jegens de persoon die het ongeval heeft veroorzaakt of zijn of haar verzekeringsonderneming, met uitzondering van de rechten van de benadeelde jegens de verzekeringnemer of andere verzekerde die het ongeval heeft veroorzaakt, voor zover de aansprakelijkheid van de verzekeringnemer of van de verzekerde overeenkomstig het toepasselijke nationale recht door de insolvente verzekeringsonderneming zou worden gedekt. Elke lidstaat is verplicht deze subrogatie zoals dat door een andere lidstaat is geregeld, te erkennen.

  • 11. 
    De leden 1 tot en met 10 doen geen afbreuk aan het recht van de lidstaten om:
 

a)

aan de door het in lid 1 bedoelde orgaan betaalde vergoeding al dan niet een subsidiair karakter te geven;

 

b)

te voorzien in verhaal ter zake van hetzelfde ongeval tussen:

 

i)

het in lid 1 bedoelde orgaan;

 

ii)

de voor het ongeval aansprakelijke persoon of personen;

 

iii)

andere verzekeringsondernemingen of socialezekerheidsorganen die gehouden zijn de benadeelde te vergoeden.

  • 12. 
    De lidstaten mogen het in lid 1 bedoelde orgaan niet toestaan de uitkering van schadevergoeding afhankelijk te stellen van andere dan de in deze richtlijn vastgestelde vereisten. De lidstaten mogen het in lid 1 bedoelde orgaan met name niet toestaan de uitkering van schadevergoeding afhankelijk te stellen van het vereiste dat de benadeelde aantoont dat de voor het ongeval aansprakelijke rechts- of natuurlijke persoon niet kan of niet wil betalen.
  • 13. 
    De in lid 1 bedoelde organen of de in de tweede alinea van dit lid bedoelde instanties streven ernaar om uiterlijk op 23 december 2023 een overeenkomst te sluiten met het oog op de uitvoering van dit artikel, betreffende hun taken en verplichtingen en de procedures voor terugbetaling op grond van dit artikel.

Daartoe zullen de lidstaten uiterlijk op 23 juni 2023:

 

a)

het in lid 1 bedoelde orgaan instellen of erkennen en het machtigen een dergelijke overeenkomst uit te onderhandelen en te sluiten, of

 

b)

een instantie aanwijzen en deze machtigen om een dergelijke overeenkomst uit te onderhandelen en te sluiten, waarbij het in lid 1 bedoelde orgaan partij wordt wanneer het is ingesteld of erkend.

De in de eerste alinea bedoelde overeenkomst wordt onmiddellijk ter kennis van de Commissie gebracht.

Indien de in de eerste alinea bedoelde overeenkomst niet is gesloten tegen 23 december 2023, is de Commissie bevoegd om overeenkomstig de in artikel 28 ter bedoelde procedure gedelegeerde handelingen vast te stellen om de procedurele taken en verplichtingen van de in lid 1 bedoelde organen met betrekking tot de terugbetaling te bepalen.”.

 

19)

In artikel 26 wordt de eerste alinea vervangen door:

“De lidstaten nemen alle passende maatregelen om te bevorderen dat de benadeelden, hun verzekeraars of hun wettelijke vertegenwoordigers tijdig kunnen beschikken over de basisgegevens die nodig zijn voor de afwikkeling van rechtsvorderingen.”.

 

20)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 26 bis

Informatie aan benadeelden

De lidstaten die uit hoofde van artikel 10, lid 1, artikel 10 bis, lid 1, artikel 24, lid 1, en artikel 25 bis, lid 1, verschillende schadevergoedingsorganen instellen of machtigen, zorgen ervoor dat de benadeelden toegang hebben tot essentiële informatie over de mogelijkheden om een verzoek tot schadevergoeding in te dienen.”.

 

21)

Aan artikel 28, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:

“De lidstaten kunnen een motorrijtuigenverzekering die aan de eisen van deze richtlijn voldoet, verplicht stellen voor alle motorrijtuigen die op land worden gebruikt en die niet onder de definitie van “voertuig” van artikel 1, punt 1, vallen en waarop artikel 3 niet van toepassing is.”.

 

22)

De volgende artikelen worden ingevoegd:

“Artikel 28 bis

Comitéprocedure

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door het Europees Comité voor verzekeringen en bedrijfspensioenen, ingesteld bij Besluit 2004/9/EG van de Commissie (*4). Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (*5).
  • 2. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 28 ter

Uitoefening van gedelegeerde bevoegdheden

  • 1. 
    De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
  • 2. 
    De in artikel 9, lid 2, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van 22 december 2021.

De in artikel 10 bis, lid 13, vierde alinea, en artikel 25 bis, lid 13, vierde alinea, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van zeven jaar met ingang van 22 december 2021. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

  • 3. 
    Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 9, lid 2, artikel 10 bis, lid 13, vierde alinea, en artikel 25 bis, lid 13, vierde alinea, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
  • 4. 
    Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (*6).
  • 5. 
    Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
  • 6. 
    Een overeenkomstig artikel 9, lid 2, artikel 10 bis, lid 13, vierde alinea, en artikel 25 bis, lid 13, vierde alinea, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van drie maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met drie maanden verlengd.

Artikel 28 quater

Evaluatie en herziening

  • 1. 
    Uiterlijk vijf jaar na de respectieve data van toepassing van de artikelen 10 bis en 25 bis, als bedoeld in artikel 30, tweede, derde en vierde alinea, dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de werking van, de samenwerking tussen en de financiering van de in de artikelen 10 bis en 25 bis bedoelde organen. In voorkomend geval gaat het verslag vergezeld van een wetgevingsvoorstel. Met betrekking tot de financiering van die organen omvat het verslag in ieder geval:
 

a)

een beoordeling van de financieringscapaciteiten en de financieringsbehoeften van de schadevergoedingsorganen gerelateerd aan hun potentiële verplichtingen, rekening houdend met het risico van insolventie van motorrijtuigenverzekeraars op de markten van de lidstaten;

 

b)

een beoordeling van de harmonisatie van de financieringsaanpak van de schadevergoedingsorganen;

 

c)

indien het verslag vergezeld gaat van een wetgevingsvoorstel, een beoordeling van het effect van de bijdragen op de premies voor motorrijtuigenverzekeringen.

  • 2. 
    Uiterlijk op 24 december 2030 dient de Commissie een verslag in bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité, waarin zij de tenuitvoerlegging van deze richtlijn evalueert, met uitzondering van de elementen die onder de in lid 1 bedoelde evaluatie vallen, onder meer met betrekking tot:
 

a)

de toepassing van deze richtlijn in het licht van de technologische ontwikkelingen, met name op het gebied van autonome en semiautonome voertuigen;

 

b)

de geschiktheid van het toepassingsgebied van deze richtlijn, met inachtneming van het risico op ongevallen dat verschillende motorrijtuigen met zich meebrengen;

 

c)

in de vorm van een evaluatie, de doeltreffendheid van de informatie-uitwisselingssystemen met het oog op de controle op verzekeringen in grensoverschrijdende situaties, met inbegrip van, indien nodig, een beoordeling voor dergelijke gevallen van de haalbaarheid van het gebruik van bestaande informatie-uitwisselingssystemen, en in ieder geval een analyse van de doelstellingen van de informatie-uitwisselingssystemen en een beoordeling van de kosten ervan, en

 

d)

het gebruik door verzekeringsondernemingen van systemen waarbij de premies worden beïnvloed door de verklaringen betreffende het schadeverleden van de verzekeringnemers, onder meer bonus-malussystemen of “no-claimkortingen”.

Dat verslag gaat, in voorkomend geval, vergezeld van een wetgevingsvoorstel.

(*4)  Besluit 2004/9/EG van de Commissie van 5 november 2003 tot instelling van het Europees Comité voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (PB L 3 van 7.1.2004, blz. 34)."

(*5)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13)."

(*6)  PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.”."

 

23)

Aan artikel 30 worden de volgende alinea’s toegevoegd:

 
 

“Artikel 10 bis, leden 1 tot en met 12, is van toepassing vanaf de datum van de in artikel 10 bis, lid 13, eerste alinea, bedoelde overeenkomst, of vanaf de datum van toepassing van de in artikel 10 bis, lid 13, vierde alinea, bedoelde gedelegeerde handeling van de Commissie.

 
 

Artikel 25 bis, leden 1 tot en met 12, is van toepassing vanaf de datum van de in artikel 25 bis, lid 13, eerste alinea, bedoelde overeenkomst, of vanaf de datum van toepassing van de in artikel 25 bis, lid 13, vierde alinea, bedoelde gedelegeerde handeling van de Commissie.

 
 

Artikel 10 bis, leden 1 tot en met 12, en artikel 25 bis, leden 1 tot en met 12, zijn echter niet van toepassing vóór 23 december 2023.

 
 

Artikel 16, tweede alinea, tweede zin, en derde, vierde en vijfde alinea, is van toepassing vanaf 23 april 2024 of vanaf de datum van toepassing van de in artikel 16, zesde alinea, bedoelde uitvoeringshandeling van de Commissie, indien dit later is.”.

Artikel 2

Omzetting

  • 1. 
    De lidstaten dienen vóór 23 december 2023 de bepalingen vast te stellen en bekend te maken die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Zij passen die bepalingen toe met ingang van 23 december 2023.

In afwijking van de eerste alinea van dit lid dienen de lidstaten vóór 23 juni 2023 de bepalingen vast te stellen die nodig zijn om te voldoen aan de wijzigingen vastgesteld in artikel 1, punten 8) en 18), van deze richtlijn wat betreft artikel 10 bis, lid 13, tweede alinea, respectievelijk artikel 25 bis, lid 13, tweede alinea, van richtlijn 2009/103/EG.

Wanneer de lidstaten de in dit lid bedoelde bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

  • 2. 
    De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 24 november 2021.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

D.M. SASSOLI

Voor de Raad

De voorzitter

  • A. 
    LOGAR
 

  • (2) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 21 oktober 2021 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 9 november 2021.
  • (3) 
    Richtlijn 2009/103/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid (PB L 263 van 7.10.2009, blz. 11).
  • (4) 
    Arrest van het Hof van Justitie van 4 december 2014, Vnuk, C-162/13, ECLI:EU:C:2014:2146.
  • (5) 
    Arrest van het Hof van Justitie van 28 november 2017, Rodrigues de Andrade, C-514/16, ECLI:EU:C:2017:908.
  • (6) 
    Arrest van het Hof van Justitie van 20 december 2017, Núñez Torreiro, C-334/16, ECLI:EU:C:2017:1007.
  • (7) 
    Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
  • (8) 
    Richtlijn (EU) 2016/943 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan (PB L 157 van 15.6.2016, blz. 1).
  • (9) 
    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
 

Verklaring van de Commissie

De Commissie blijft zich inzetten voor een hoge graad van bescherming van slachtoffers in het kader van de richtlijn motorrijtuigenverzekering. Ons doel is ervoor te zorgen dat slachtoffers, ook in grensoverschrijdende situaties, zo snel mogelijk schadeloos worden gesteld en niet worden onderworpen aan onevenredige procedurele vereisten die hun toegang tot schadeloosstelling zouden kunnen belemmeren. De doeltreffendheid van de compensatie hangt grotendeels af van de vraag of zij tijdig wordt toegekend. In dit verband nemen wij kennis van de bezorgdheid die het Europees Parlement herhaaldelijk heeft geuit met betrekking tot de verschillen tussen de lidstaten op het gebied van verjaringstermijnen, dat wil zeggen de termijn waarbinnen een benadeelde partij een vordering kan instellen. De Commissie zal deze kwestie zorgvuldig bestuderen en zal nagaan welke oplossingen mogelijk zijn om de bescherming van slachtoffers verder te versterken indien uit de gegevens blijkt dat actie op het niveau van de Unie gerechtvaardigd is.

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.