Besluit 2021/1868 - Richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten - Hoofdinhoud
26.10.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 379/1 |
BESLUIT (EU) 2021/1868 VAN DE RAAD
van 15 oktober 2021
betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 148, lid 2,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),
Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,
Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid (3),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De lidstaten en de Unie moeten een gecoördineerde strategie voor werkgelegenheid ontwikkelen, met name ter bevordering van een competente, goed opgeleide en flexibele beroepsbevolking, alsmede van arbeidsmarkten die toekomstgericht zijn en snel inspelen op economische veranderingen, teneinde de doelstellingen van volledige werkgelegenheid en sociale vooruitgang, evenwichtige groei en een hoog niveau van bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu te bereiken overeenkomstig artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). Rekening houdend met nationale gebruiken met betrekking tot de verantwoordelijkheden van de sociale partners moeten de lidstaten het bevorderen van de werkgelegenheid als een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang beschouwen en hun maatregelen op dit gebied binnen de Raad coördineren. |
(2) |
De Unie moet sociale uitsluiting en discriminatie bestrijden en sociale rechtvaardigheid en bescherming, gelijkheid van vrouwen en mannen, solidariteit tussen generaties en bescherming van de rechten van het kind bevorderen, als bepaald in artikel 3 VEU. Als bepaald in artikel 9 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) moet de Unie bij de bepaling en de uitvoering van haar beleid en optreden rekening houden met de eisen in verband met de bevordering van een hoog niveau van werkgelegenheid, de waarborging van een adequate sociale bescherming, de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting en een hoog niveau van onderwijs, opleiding en bescherming van de menselijke gezondheid. |
(3) |
Overeenkomstig het VWEU heeft de Unie instrumenten voor de coördinatie van het economisch en werkgelegenheidsbeleid ontwikkeld en ingevoerd. Als onderdeel van die instrumenten vormen de in de bijlage bij Besluit (EU) 2020/1512 van de Raad (4) vastgestelde richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (de “richtsnoeren”) samen met de in Aanbeveling (EU) 2015/1184 van de Raad (5) vastgestelde globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie de geïntegreerde richtsnoeren. Ze moeten als leidraad voor de uitvoering van het beleid in de lidstaten en de Unie dienen en daarbij laten zien dat de lidstaten onderling afhankelijk zijn. Het resulterende pakket gecoördineerde Europese en nationale beleidsmaatregelen en hervormingen moet een geschikte, globaal duurzame mix van economisch en werkgelegenheidsbeleid vormen met positieve overloopeffecten. |
(4) |
De richtsnoeren zijn in overeenstemming met het stabiliteits- en groeipact, de bestaande wetgeving van de Unie en verschillende initiatieven van de Unie, zoals Aanbevelingen van de Raad van 10 maart 2014 (6), 15 februari 2016 (7), 19 december 2016 (8), 15 maart 2018 (9), 22 mei 2018 (10), 22 mei 2019 (11), 8 november 2019 (12), 30 oktober 2020 (13), 24 november 2020 (14), Aanbeveling (EU) 2021/402 van de Commissie (15) en Aanbeveling (EU) 2021/1004 van de Raad (16). |
(5) |
In het Europees semester worden de verschillende instrumenten gecombineerd binnen een overkoepelend kader voor geïntegreerde multilaterale coördinatie en monitoring van het economisch en werkgelegenheidsbeleid. Bij het streven naar ecologische duurzaamheid, productiviteit, eerlijkheid en stabiliteit integreert het Europees semester de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten en het monitoringinstrument ervan — het sociaal scorebord — en voorziet het in nauwe samenwerking met de sociale partners, het maatschappelijk middenveld en andere belanghebbenden. Het draagt bij tot de verwezenlijking van de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen. Het economisch en werkgelegenheidsbeleid van de Unie en de lidstaten moet gepaard gaan met de transitie van Europa naar een klimaatneutrale, ecologisch duurzame en digitale economie, waarbij het concurrentievermogen wordt aangescherpt, adequate arbeidsvoorwaarden worden gewaarborgd, innovatie wordt gestimuleerd, sociale rechtvaardigheid en gelijke kansen worden bevorderd en ongelijkheden en regionale verschillen worden aangepakt. |
(6) |
De klimaatverandering en de milieu-uitdagingen, de globalisering, de digitalisering, kunstmatige intelligentie, telewerk, de platformeconomie en demografische veranderingen zijn de Europese economieën en samenlevingen aan het transformeren. De Unie en haar lidstaten moeten samenwerken om die structurele factoren effectief aan te pakken en de bestaande systemen zo nodig aan te passen, in het besef van de sterke onderlinge afhankelijkheid van de economieën en arbeidsmarkten van de lidstaten en het daarmee samenhangende beleid. Daartoe is een gecoördineerd, ambitieus en effectief beleid op nationaal en Unieniveau vereist dat in overeenstemming is met het VWEU en de bepalingen van de Unie betreffende economisch bestuur, en de Europese pijler van sociale rechten in acht neemt. Dit beleid moet duurzame investeringen stimuleren en ervoor zorgen dat opnieuw wordt ingezet op goed gefaseerde hervormingen die economische groei, het scheppen van hoogwaardige banen, productiviteit, adequate arbeidsvoorwaarden, sociale en territoriale cohesie, opwaartse convergentie, veerkracht en fiscale verantwoordelijkheid bevorderen. Het beleid moet maatregelen aan de vraag- en aanbodzijde combineren, waarbij rekening wordt gehouden met de effecten op het milieu, de werkgelegenheid en de samenleving. |
(7) |
Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie hebben de Europese pijler van sociale rechten (17) afgekondigd. Dat omvat twintig beginselen en rechten die moeten bijdragen tot goed functionerende en billijke arbeidsmarkten en socialezekerheidsstelsels en die zijn onderverdeeld in drie categorieën: gelijke kansen en toegang tot de arbeidsmarkt, billijke arbeidsvoorwaarden, en sociale bescherming en inclusie. De beginselen en rechten fungeren als leidraad voor de strategie van de Unie en zorgen ervoor dat de transities naar klimaatneutraliteit en ecologische duurzaamheid, digitalisering en demografische veranderingen sociaal billijk en rechtvaardig verlopen. De Europese pijler van sociale rechten vormt samen met het begeleidende sociale scorebord een referentiekader om de prestaties van de lidstaten op sociaal en werkgelegenheidsgebied te monitoren, hervormingen op nationaal, regionaal en lokaal niveau te stimuleren en het sociale aspect met het marktbeginsel in de moderne economie te verzoenen, onder meer door de sociale economie te bevorderen. Op 4 maart 2021 heeft de Commissie een actieplan voor de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten (het “actieplan”) voorgelegd met ambitieuze maar realistische kerndoelen en aanvullende subdoelen voor 2030 op het gebied van werkgelegenheid, vaardigheden, onderwijs en sociale bescherming. |
(8) |
Op 8 mei 2021 hebben de staatshoofden en regeringsleiders tijdens de sociale top van Porto erkend dat de Europese pijler van sociale rechten van wezenlijk belang voor het herstel is en dat de uitvoering ervan het streven van de Unie naar een digitale, groene en rechtvaardige transitie zal versterken, tot opwaartse sociale en economische convergentie zal bijdragen en demografische uitdagingen zal helpen aanpakken. Ze hebben beklemtoond dat de sociale dimensie, de sociale dialoog en de actieve betrokkenheid van de sociale partners een centrale plaats innemen in een zeer concurrerende sociale markteconomie. Zij waren van mening dat het actieplan een nuttige leidraad is voor de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten, onder meer op het gebied van werkgelegenheid, vaardigheden, gezondheid en sociale bescherming. Ze waren ingenomen met de nieuwe kerndoelen van de Unie voor 2030 op het gebied van werkgelegenheid (78 % van de bevolking in de leeftijdsgroep van 20 tot 64 jaar moet werk hebben), vaardigheden (elk jaar moet 60 % van alle volwassenen een opleiding volgen) en armoedebestrijding (ten minste 15 miljoen minder armen, van wie vijf miljoen kinderen) alsook met het herziene sociaal scorebord, waarmee kan worden toegezien op de voortgang bij de toepassing van de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten binnen het kader voor beleidscoördinatie in de context van het Europees Semester. Volgens hen moet, nu Europa zich geleidelijk herstelt van de COVID-19-pandemie, de prioriteit ook worden verlegd van het beschermen naar het scheppen van banen en het verbeteren van de arbeidskwaliteit; voorts hebben ze beklemtoond dat, om met het oog op een inclusief herstel voor elkaar te krijgen dat meer en betere banen voor iedereen worden geschapen, het van cruciaal belang zal zijn de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten toe te passen. Zij benadrukten hun streven naar eenheid en solidariteit, dat ook inhoudt dat iedereen gelijke kansen krijgt en dat niemand achterblijft. Zij bevestigden, zoals vastgelegd in de strategische agenda 2019-2024 van de van de Europese Raad, vastbesloten te zijn de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten op Unie- en nationaal niveau verder te blijven verdiepen, met inachtneming van de respectieve bevoegdheden en het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel. Tot slot hebben zij benadrukt hoe belangrijk het is de geboekte voortgang bij de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en de kerndoelen van de Unie voor 2030 nauwlettend te volgen, ook op het hoogste niveau. |
(9) |
Bij hervormingen van de arbeidsmarkt, inclusief de nationale loonvormingsmechanismen, moeten de nationale praktijken op het gebied van de sociale dialoog worden gevolgd om eerlijke lonen mogelijk te maken die voor een behoorlijke levensstandaard en duurzame groei kunnen zorgen. De hervormingen moeten de nodige ruimte creëren voor een breed beraad over sociaaleconomische vraagstukken, zoals verbeteringen op het gebied van duurzaamheid, concurrentievermogen, innovatie, het scheppen van hoogwaardige banen, arbeidsvoorwaarden, armoede onder werkenden, onderwijs en vaardigheden, volksgezondheid en inclusie en reële inkomens. De lidstaten en de Unie moeten ervoor zorgen dat de sociale, werkgelegenheids- en economische gevolgen van de COVID-19-pandemie worden verzacht en de transities sociaal eerlijk en rechtvaardig verlopen. Herstel moet worden bevorderd en er moet nog harder worden gestreefd naar een inclusieve en veerkrachtige samenleving waarin mensen worden beschermd, maar tevens kunnen anticiperen op veranderingen en ermee om kunnen gaan, en waarin ze actief kunnen deelnemen aan de samenleving en de economie. Zoals benadrukt in de Aanbeveling (EU) 2021/402, is er een coherent pakket actieve arbeidsmarktmaatregelen nodig — bestaande uit tijdelijke aanwervings- en transitiestimulansen, beleidsmaatregelen op het gebied van vaardigheden en verbeterde diensten voor arbeidsvoorziening — om transities op de arbeidsmarkt te ondersteunen. |
(10) |
Het is zaak alle vormen van discriminatie te bestrijden, de gendergelijkheid te waarborgen en de werkgelegenheid voor jongeren te bevorderen. Het is belangrijk dat iedereen kansen en mogelijkheden krijgt en armoede en sociale uitsluiting (ook van kinderen) worden bestreden, met name door arbeidsmarkten doeltreffend te laten functioneren en te zorgen voor toereikende en inclusieve sociale bescherming en door de belemmeringen voor onderwijs, opleiding en arbeidsparticipatie weg te nemen, onder meer door in onderwijs en opvang voor jonge kinderen en in digitale vaardigheden te investeren. Tijdige en gelijke toegang tot betaalbare langdurige zorg en gezondheidszorg, met inbegrip van preventieve zorg en gezondheidsbevordering, is in het licht van de COVID-19-pandemie en tegen de achtergrond van een vergrijzende samenleving zeer relevant. Het potentieel van personen met een handicap om bij te dragen tot economische groei en sociale ontwikkeling moet verder worden benut. Met de opkomst van nieuwe economische en bedrijfsmodellen op werkplaatsen in de Unie veranderen ook de arbeidsverhoudingen. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat arbeidsverhoudingen die voortkomen uit nieuwe vormen van werk, het Europees sociaal model in stand houden en versterken. |
(11) |
De geïntegreerde richtsnoeren moeten als basis dienen voor landspecifieke aanbevelingen die de Raad tot de lidstaten kan richten. Na de start van de herstel- en veerkrachtfaciliteit, als vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad (18), heeft de Commissie de cyclus van het Europees Semester 2021 aangepast en uitsluitend aanbevelingen over de begrotingssituatie van de lidstaten in 2021 gedaan overeenkomstig het stabiliteits- en groeipact. |
(12) |
De lidstaten dienen ten volle gebruik te maken van React-EU, als vastgesteld bij Verordening (EU) 2020/2221 van het Europees Parlement en de Raad (19), ter versterking van de fondsen voor het cohesiebeleid tot 2023, het Europees Sociaal Fonds Plus, als vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/1057 van het Europees Parlement en de Raad (20), de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere fondsen van de Unie, waaronder het Fonds voor een rechtvaardige transitie, als vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/1056 van het Europees Parlement en de Raad (21) en InvestEU, als vastgesteld bij Verordening (EU) (EU) 2021/523 van het Europees Parlement en de Raad (22) , om zowel werkgelegenheid, sociale investeringen, sociale inclusie en toegankelijkheid als bij- en omscholingsmogelijkheden voor de beroepsbevolking, een leven lang leren en een hoogwaardig onderwijs- en opleidingsaanbod voor iedereen, met inbegrip van digitale geletterdheid en vaardigheden, te bevorderen. De lidstaten dienen tevens ten volle gebruik te maken van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering voor ontslagen werknemers als vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/691 van het Europees Parlement en de Raad (23) ter ondersteuning van werknemers die zijn ontslagen als gevolg van grote herstructureringen, zoals bij de COVID-19-pandemie, van sociaal-economische veranderingen die het gevolg zijn van de globalisering, en van technologische en milieuveranderingen. Hoewel de geïntegreerde richtsnoeren gericht zijn tot de lidstaten en de Unie, moeten ze worden uitgevoerd in partnerschap met alle nationale, regionale en lokale autoriteiten, in nauwe samenwerking met de parlementen, de sociale partners en de vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld. |
(13) |
Het Comité voor de werkgelegenheid en het Comité voor sociale bescherming dienen overeenkomstig hun respectieve, op het Verdrag gebaseerde mandaten, toezicht te houden op de wijze waarop de betrokken beleidsmaatregelen worden uitgevoerd in het licht van de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid. Die comités en andere voorbereidende instanties van de Raad die bij de coördinatie van het economisch en het sociaal beleid zijn betrokken, dien nauw met elkaar samen te werken. De beleidsdialoog tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, in het bijzonder met betrekking tot de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten, moet worden gehandhaafd. |
(14) |
Het Comité voor sociale bescherming is geraadpleegd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De in de bijlage bij Besluit (EU) 2020/1512 vastgestelde richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten gelden ook in 2021 en de lidstaten houden er rekening mee bij hun werkgelegenheidsbeleid en hervormingsprogramma’s.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Luxemburg, 15 oktober 2021.
Voor de Raad
De voorzitter
-
J.CIGLER KRALJ
-
Advies van 16 september 2021 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
-
Advies van 23 september 2021 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
-
Advies van 24 juni 2021 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
-
Besluit (EU) 2020/1512 van de Raad van 13 oktober 2020 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 344 van 19.10.2020, blz. 22).
-
Aanbeveling (EU) 2015/1184 van de Raad van 14 juli 2015 betreffende de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Europese Unie (PB L 192 van 18.7.2015, blz. 27).
-
Aanbeveling van de Raad van 10 maart 2014 inzake een kwaliteitskader voor stages (PB C 88 van 27.3.2014, blz. 1).
-
Aanbeveling van de Raad van 15 februari 2016 betreffende de integratie van langdurig werklozen op de arbeidsmarkt (PB C 67 van 20.2.2016, blz. 1).
-
Aanbeveling van de Raad van 19 december 2016 tot invoering van bijscholingstrajecten: nieuwe mogelijkheden voor volwassenen (PB C 484 van 24.12.2016, blz. 1).
-
Aanbeveling van de Raad van 15 maart 2018 voor een Europees kader voor hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen (PB C 153 van 2.5.2018, blz. 1).
-
Aanbeveling van de Raad van 22 mei 2018 inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren (PB C 189 van 4.6.2018, blz. 1).
-
Aanbeveling van de Raad van 22 mei 2019 betreffende stelsels voor kwaliteitsvolle voor- en vroegschoolse educatie en kinderopvang (PB C 189 van 5.6.2019, blz. 4).
-
Aanbeveling van de Raad van 8 november 2019 met betrekking tot de toegang tot sociale bescherming voor werknemers en zelfstandigen (PB C 387 van 15.11.2019, blz. 1).
-
Aanbeveling van de Raad van 30 oktober 2020 inzake Een brug naar banen — Versterking van de jongerengarantie en tot vervanging van de Aanbeveling van de Raad van 22 april 2013 tot invoering van een jongerengarantie (PB C 372 van 4.11.2020, blz. 1).
-
Aanbeveling van de Raad van 24 november 2020 inzake beroepsonderwijs en -opleiding voor duurzaam concurrentievermogen, sociale rechtvaardigheid en veerkracht (PB C 417 van 2.12.2020, blz. 1).
-
Aanbeveling (EU) 2021/402 van de Commissie van 4 maart 2021 over doeltreffende actieve steun voor werkgelegenheid na de COVID-19-crisis (EASE) (PB L 80 van 8.3.2021, blz. 1).
-
Aanbeveling (EU) 2021/1004 van de Raad van 14 juni 2021 tot instelling van een Europese kindergarantie (PB L 223 van 22.6.2021, blz. 14).
-
Interinstitutionele proclamatie betreffende de Europese pijler van sociale rechten (PB C 428 van 13.12.2017, blz. 10).
-
Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).
-
Verordening (EU) 2020/2221 van het Europees Parlement en de Raad van 23 december 2020 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1303/2013 wat betreft extra middelen en uitvoeringsregelingen om bijstand te verlenen ter bevordering van het crisisherstel in de context van de COVID-19-pandemie en de sociale gevolgen daarvan en ter voorbereiding van een groen, digitaal en veerkrachtig herstel van de economie (React-EU) (PB L 437 van 28.12.2020, blz. 30).
-
Verordening (EU) 2021/1057 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 tot oprichting van het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1296/2013 (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 21).
-
Verordening (EU) 2021/1056 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 tot oprichting van het Fonds voor een rechtvaardige transitie (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 1).
-
Verordening (EU) 2021/523 van het Europees Parlement en de Raad van 24 maart 2021 tot vaststelling van het InvestEU-programma en tot wijziging van Verordening (EU) 2015/1017 (PB L 107 van 26.3.2021, blz. 30).
-
Verordening (EU) 2021/691 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 betreffende het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering voor ontslagen werknemers (EFG) en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1309/2013 (PB L 153 van 3.5.2021, blz. 48).
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.