Schengenacquis als bedoeld in artikel 1, lid 2, van Besluit 1999/435/EG - Hoofdinhoud
22.9.2000 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 239/1 |
HET SCHENGENACQUIS
als bedoeld in artikel 1, lid 2, van Besluit 1999/435/EG van de Raad van 20 mei 1999 (*)
INHOUDSTAFEL
Bladzijde |
|
Lijst met afkortingen |
8 |
Inleidende nota |
9 |
1. AKKOORD — UITVOERINGSOVEREENKOMST — TOETREDINGEN |
|
Akkoord tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, van de Bondsrepubliek Duitsland en van de Franse Republiek betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen |
13 |
Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen |
19 |
Overeenkomst betreffende de toetreding van de Italiaanse Republiek tot de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen ondertekend te Schengen op 19 juni 1990 |
63 |
Overeenkomst betreffende de toetreding van het Koninkrijk Spanje tot de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen ondertekend te Schengen op 19 juni 1990, waartoe de Italiaanse Republiek bij de op 27 november 1990 te Parijs ondertekende overeenkomst is toegetreden |
69 |
Overeenkomst betreffende de toetreding van de Portugese Republiek tot de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen ondertekend te Schengen op 19 juni 1990, waartoe de Italiaanse Republiek bij de op 27 november 1990 te Parijs ondertekende overeenkomst is toegetreden |
76 |
Overeenkomst betreffende de toetreding van de Helleense Republiek tot de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen ondertekend te Schengen op 19 juni 1990, waartoe de Italiaanse Republiek bij de op 27 november 1990 te Parijs ondertekende overeenkomst is toegetreden en het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek bij de op 25 juni 1991 te Bonn ondertekende overeenkomsten zijn toegetreden |
83 |
Overeenkomst betreffende de toetreding van de Republiek Oostenrijk tot de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen ondertekend te Schengen op 19 juni 1990, waartoe de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, en de Helleense Republiek bij de overeenkomsten van respectievelijk 27 november 1990, 25 juni 1991 en 6 november 1992 zijn toegetreden |
90 |
Overeenkomst betreffende de toetreding van het Koninkrijk Denemarken tot de Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen ondertekend te Schengen op 19 juni 1990 |
97 |
Overeenkomst betreffende de toetreding van de Republiek Finland tot de Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen ondertekend te Schengen op 19 juni 1990 |
106 |
Overeenkomst betreffende de toetreding van het Koninkrijk Zweden tot de Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen ondertekend te Schengen op 19 juni 1990 |
115 |
2. — BESLUITEN VAN HET UITVOEREND COMITÉ EN DE CENTRALE GROEP |
|
2.1. HORIZONTAAL |
|
Besluit van het Uitvoerend Comité van 14 december 1993 betreffende de verklaringen van de ministers en staatssecretarissen (SCH/Com-ex(93) 10) |
127 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 14 december 1993 betreffende het vertrouwelijk karakter van bepaalde documenten (SCH/Com-ex(93) 22 herz.) |
129 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 22 december 1994 betreffende de inwerkingstelling van de op 19 juni 1990 totstandgekomen Uitvoeringsovereenkomst van Schengen (SCH/Com-ex(94) 29, 2e herz.) |
130 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 20 december 1995 betreffende de procedure voor toepassing van artikel 2, lid 2, van de overeenkomst (SCH/Com-ex(95) 20, 2e herz.) |
133 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 7 oktober 1997 betreffende de inwerkingstelling van de Schengenuitvoeringsovereenkomst in Griekenland (SCH/Com-ex(97) 29, 2e herz.) |
135 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 23 juni 1998 betreffende de vertrouwelijkheid van bepaalde documenten (SCH/Com-ex(98) 17) |
137 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 16 september 1998 betreffende de oprichting van een permanente Schengencommissie (SCH/Com-ex(98) 26 def.) |
138 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 23 juni 1998 betreffende een bezemclausule met het oog op de toepassing van het gehele technische Schengenacquis (SCH/Com-ex(98) 29 herz.) |
144 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 16 september 1998 betreffende de instelling van een ad-hoccommissie „Griekenland” (SCH/Com-ex(98) 43 herz.) |
145 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 16 december 1998 betreffende de inwerkingstelling van de Schengenovereenkomst voor Griekenland (SCH/Com-ex(98) 49, 3e herz.) |
147 |
2.2. TITEL II SUO: AFSCHAFFING VAN DE CONTROLES AAN DE BINNENGRENZEN EN PERSONENVERKEER |
|
Besluit van het Uitvoerend Comité van 14 december 1993 betreffende de verlenging van het eenvormige visum (SCH/Com-ex(93) 21) |
151 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 14 december 1993 betreffende de gemeenschappelijke beginselen van annulering, intrekking en beperking van het eenvormige visum (SCH/Com-ex(93) 24) |
154 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 26 april 1994 betreffende aanpassingsmaatregelen met het oog op de verwijdering van verkeershindernissen en opheffing van verkeersbeperkingen bij rijwegovergangen aan de binnengrenzen (SCH/Com-ex(94) 1, 2e herz.) |
157 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 26 april 1994 betreffende de afgifte van eenvormige visa aan de grens (SCH/Com-ex(94) 2) |
163 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 21 november 1994 betreffende de invoering van een geautomatiseerde procedure voor raadpleging van de centrale autoriteiten zoals voorzien in artikel 17, lid 2, van de overeenkomst (SCH/Com-ex(94) 15 herz.) |
165 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 21 november 1994 betreffende de aanschaf van de gemeenschappelijke in- en uitreisstempel (SCH/Com-ex(94) 16 herz.) |
166 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 22 december 1994 betreffende de invoering en toepassing van de Schengenregeling op verkeersluchthavens en secundaire luchthavens (SCH/Com-ex(94) 17, 4e herz.) |
168 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 22 december 1994 betreffende de uitwisseling van statistische gegevens betreffende visumafgifte (SCH/Com-ex(94) 25) |
173 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 5 mei 1995 betreffende het gemeenschappelijk visumbeleid opgenomen in het verslag van de op 28 april 1995 te Brussel gehouden vergadering van het Uitvoerend Comité (SCH/Com-ex(95) PV 1 herz., punt 8) |
175 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 20 december 1995 betreffende de snelle uitwisseling tussen de Schengenstaten van statistische en concrete gegevens welke wijzen op een eventuele dysfunctionaliteit van de buitengrenzen (SCH/Com-ex(95) 21) |
176 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 27 juni 1996 betreffende de afgifte van Schengenvisa op grond van artikel 30, lid 1, onder a), van de Schengenovereenkomst (SCH/Com-ex(96) 13 herz.) |
180 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 19 december 1996 betreffende de visumafgifte aan de grens aan zeelieden op doorreis (SCH/Com-ex(96) 27) |
182 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 15 december 1997 betreffende de harmonisatie van het visumbeleid (SCH/Com-ex(97) 32) |
186 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 15 december 1997 betreffende de toepassing van het gemeenschappelijk optreden inzake een uniform model voor verblijftitels (SCH/Com-ex(97) 34 herz.) |
187 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 15 december 1997 betreffende de leidraad voor bewijsmiddelen en indicaties in het kader van overnameovereenkomsten tussen de Schengenstaten (SCH/Com-ex(97) 39 herz.) |
188 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 21 april 1998 betreffende de rapportage van de task force (SCH/Com-ex(98) 1, 2e herz.) |
191 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 21 april 1998 betreffende de samenwerking tussen de overeenkomstsluitende partijen inzake verwijdering van vreemdelingen per vliegtuig (SCH/Com-ex(98) 10) |
193 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 21 april 1998 betreffende de uitwisseling op lokaal niveau van statistische gegevens inzake visa-afgifte (SCH/Com-ex(98) 12) |
196 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 23 juni 1998 betreffende de te nemen maatregelen ten aanzien van staten die problemen opleveren op het gebied van afgifte van documenten op grond waarvan verwijdering uit de Schengenruimte mogelijk wordt (SCH/Com-ex(98) 18 herz.) |
197 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 23 juni 1998 betreffende de Monegaskische verblijftitels (SCH/Com-ex(98) 19) |
199 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 23 juni 1998 betreffende de afstempeling van het paspoort van visumaanvragers (SCH/Com-ex(98) 21) |
200 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 16 september 1998 betreffende de verstrekking van het Gemeenschappelijk handboek aan de kandidaat-lidstaten van de Europese Unie (SCH/Com-ex(98) 35, 2e herz.) |
202 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 27 oktober 1998 betreffende het actieplan ter bestrijding van illegale immigratie (SCH/Com-ex(98) 37 def. 2) |
203 |
Besluit van de Centrale Groep van 27 oktober 1998 betreffende het actieplan ter bestrijding van de illegale immigratie (SCH/C(98) 117) |
205 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 16 december 1998 inzake de afschaffing van de grijze lijst van staten wier onderdanen niet door alle Schengenstaten aan de visumplicht zijn onderworpen (SCH/Com-ex(98) 53, 2e herz.) |
206 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 16 december 1998 betreffende de uitwerking van een handboek met documenten waarin een visum kan worden aangebracht (SCH/Com-ex(98) 56) |
207 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 28 april 1999 inzake de opstelling van een handboek van de documenten waarin een visum kan worden aangebracht (SCH/Com-ex(99) 14) |
298 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 16 december 1998 betreffende de invoering van een geharmoniseerd formulier ter staving van een uitnodiging, een garantstellingsverklaring (-toezegging) of huisvestingsverklaring (SCH/Com-ex(98) 57) |
299 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 16 december 1998 betreffende de gecoördineerde inzet van documentenadviseurs (SCH/Com-ex(98) 59 herz.) |
308 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 28 april 1999 betreffende de nieuwe versies van het Gemeenschappelijk handboek en van de Gemeenschappelijke visuminstructie (SCH/Com-ex(99) 13) |
317 |
2.3. POLITIËLE SAMENWERKING |
|
Besluit van het Uitvoerend Comité van 16 december 1998 betreffende de grensoverschrijdende politiële samenwerking op verzoek ter voorkoming en opsporing van strafbare feiten (SCH/Com-ex(98) 51, 3e herz.) |
407 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 16 december 1998 betreffende de leidraad voor grensoverschrijdende politiële samenwerking (SCH/Com-ex(98) 52) |
408 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 28 april 1999 betreffende het Schengenacquis inzake telecommunicatie (SCH/Com-ex(99) 6) |
409 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 28 april 1999 betreffende de verbindingsfunctionarissen (SCH/Com-ex(99) 7, 2e herz.) |
411 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 28 april 1999 betreffende de algemene beginselen voor betaling van informanten en vertrouwenspersonen (SCH/Com-ex(99) 8, 2e herz.) |
417 |
Besluit van de Centrale Groep van 22 maart 1999 betreffende de algemene beginselen voor de betaling van informanten en vertrouwenspersonen (SCH/C(99) 25) |
420 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 28 april 1999 betreffende de verbetering van de politiële samenwerking bij de voorkoming en opsporing van strafbare feiten (SCH/Com-ex(99) 18) |
421 |
2.4. JUSTITIËLE SAMENWERKING |
|
Besluit van het Uitvoerend Comité van 14 december 1993 betreffende de verbetering van de praktijk inzake justitiële samenwerking op het gebied van de bestrijding van sluikhandel in verdovende middelen (SCH/Com-ex(93) 14) |
427 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 28 april 1999 betreffende de overeenkomst inzake samenwerking in procedures wegens inbreuken op de verkeerswetgeving (SCH/Com-ex(99) 11, 2e herz.) |
428 |
Verklaring van het Uitvoerend Comité van 26 juni 1996 inzake de uitlevering (SCH/Com-ex(96) decl. 6, 2e herz.) |
435 |
Verklaring van het Uitvoerend Comité van 9 februari 1998 betreffende de ontvoering van minderjarigen (SCH/Com-ex(97) decl. 13, 2e herz.) |
436 |
2.5. SIS |
|
Besluit van het Uitvoerend Comité van 14 december 1993 inzake de financiële regeling betreffende de kosten voor de installatie en exploitatie van het Schengen-C.SIS (SCH/Com-ex(93) 16) |
439 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 25 april 1997 betreffende de aanbesteding van de voorstudie inzake SIS II (SCH/Com-ex(97) 2, 2e herz.) |
440 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 7 oktober 1997 betreffende het aandeel van Noorwegen en IJsland in de kosten voor de inrichting en werking van het C.SIS (SCH/Com-ex(97) 18) |
441 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 7 oktober 1997 betreffende de ontwikkeling van het SIS (SCH/Com-ex(97) 24) |
442 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 15 december 1997 betreffende de wijziging van het financieel reglement van het C.SIS (SCH/Com-ex(97) 35) |
444 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 21 april 1998 betreffende het C.SIS met 15/18 verbindingen (SCH/Com-ex(98) 11) |
452 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 28 april 1999 betreffende de begroting 1999 voor de Helpdesk (SCH/Com-ex(99) 3) |
453 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 28 april 1999 betreffende de installatiekosten van het C.SIS (SCH/Com-ex(99) 4) |
454 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 28 april 1999 betreffende het Sirene-handboek (SCH/Com-ex(99) 5) |
457 |
Verklaring van het Uitvoerend Comité van 18 april 1996 betreffende de definiëring van het begrip „vreemdeling” (SCH/Com-ex(96) decl. 5) |
458 |
Verklaring van het Uitvoerend Comité van 28 april 1999 betreffende de structuur van het SIS (SCH/Com-ex(99) decl. 2, herz.) |
459 |
2.6. DIVERSEN |
|
Besluit van het Uitvoerend Comité van 22 december 1994 betreffende de verklaring voor het met zich meevoeren van verdovende middelen en psychotrope stoffen als bedoeld in artikel 75 (SCH/Com-ex(94) 28, herz.) |
463 |
Besluit van het Uitvoerend Comité van 28 april 1999 betreffende de illegale wapenhandel (SCH/Com-ex(99) 10) |
469 |
LIJST MET AFKORTINGEN
SUO |
Schengenuitvoeringsovereenkomst |
OJ |
Dagorde |
PV |
Proces-verbaal |
REV |
Revisie |
CORR |
Correctie |
MC |
Gemeenschappelijk handboek „Grenzen” |
GVI |
Gemeenschappelijke visuminstructie |
SCH |
Schengen |
SCH/M |
Ministers en staatssecretarissen (tot oktober 1993) |
SCH/Com-ex |
Uitvoerend Comité |
SCH/C |
Centrale groep |
SCH/I |
Werkgroep I „Politie en veiligheid” |
SCH/I-AR |
Werkgroep I „Politie en veiligheid” — subgroep „Wapens” |
SCH/I-FRONT |
Werkgroep I „Politie en veiligheid” — subgroep „Grenzen” |
SCH/I-TELECOM |
Werkgroep I „Politie en veiligheid” — subgroep „Telecommunicaties” |
SCH/GEM-HANDB |
Werkgroep I „Politie en veiligheid” — subgroep „Gemeenschappelijk handboek” |
SCH/STUP |
Werkgroep „Verdovende middelen” (artikel 70) |
SCH/II |
Werkgroep II „Personenverkeer” |
SCH/II-READ |
Werkgroep II „Personenverkeer” — subgroep „Overname” |
SCH/II-VISA |
Werkgroep II „Personenverkeer” — subgroep „Visa” |
SCH/II-VISION |
Werkgroep II „Personenverkeer” — subgroep „Vision” |
SCH/III |
Werkgroep III „Justitiële samenwerking” |
SCH/OR.SIS |
Werkgroep „Stuurgroep „SIS”” |
SCH/OR.SIS/SIS |
Werkgroep „Stuurgroep „SIS” — subgroep „Informatiesysteem Schengen”” |
SCH/OR.SIS/Sirene |
Werkgroep „Stuurgroep „SIS” — subgroep „Sirene”” |
SCH/SG |
Schengennota „Secretariaat-generaal” |
SIS |
Informatiesysteem Schengen |
C.SIS |
Informatiesysteem Schengen — centrale deel |
N.SIS |
Informatiesysteem Schengen — nationale deel |
INLEIDENDE NOTA
1. |
In artikel 1, lid 2, van Besluit 1999/435/EG van de Raad (1) is bepaald dat het in het eerste lid van dit artikel bedoelde Schengenacquis bekendgemaakt wordt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, met uitzondering van de in artikel 2 genoemde bepalingen, alsmede de bepalingen die op het tijdstip van de aanneming van dit besluit door het Uitvoerend Comité van Schengen als „vertrouwelijk” zijn gerubriceerd. In artikel 2 van het besluit is voorts bepaald dat de Raad, in overeenstemming met de bepalingen van de Verdragen, geen rechtsgrond behoeft vast te stellen voor de bepalingen en besluiten van het Schengenacquis die in bijlage B van het besluit zijn opgesomd. Deze publicatie somt dus de bepalingen en besluiten van het acquis op waarvoor de Raad in Besluit 1999/436/EG (2) in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van de Verdragen de rechtsgrond heeft vastgesteld. |
2. |
Het behelst eveneens de bepalingen en besluiten van het Schengenacquis betreffende het Schengeninformatiesysteem (SIS), die in het besluit van de Raad tot vaststelling van de rechtsgrond, in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van de Verdragen, van de aanduiding „p.m.” zijn voorzien. |
3. |
Deze publicatie geeft het Schengenacquis weer zoals dat bestond bij de integratie van het acquis in het kader van de Europese Unie ten tijde van de inwerkingtreding, op 1 mei 1999, van het Verdrag van Amsterdam. Voorzover het Schengenacquis door de betrokken staten verstrekte gegevens behelst — bijvoorbeeld inzake hun visumbeleid ten opzichte van onderdanen van derde staten die niet zijn opgenomen in de gemeenschappelijke lijst van staten wier onderdanen een visum dienen te bezitten om de buitengrenzen te kunnen overschrijden — dienen inlichtingen omtrent eventuele na 1 mei 1999 opgetreden wijzigingen bij de verantwoordelijke diensten van de Commissie of het secretariaat-generaal van de Raad te worden ingewonnen. |
4. |
In deze publicatie zijn voorts, ter wille van de overzichtelijkheid, alle bepalingen opgenomen van de Overeenkomst van 19 juni 1990 ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen. De Raad heeft het echter niet nodig geoordeeld, in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van de Verdragen een rechtsgrond vast te stellen van de bepalingen die in het overzicht cursief zijn gedrukt. |
5. |
Om de raadpleging van de ook tot het Schengenacquis behorende besluiten en verklaringen van het Uitvoerend Comité van Schengen te vergemakkelijken, zijn die in deze publicatie gegroepeerd naar het onderwerp waarop zij betrekking hebben. Daartoe is een onderscheid gemaakt tussen de besluiten en verklaringen inzake:
Binnen deze rubrieken zijn de besluiten in chronologische volgorde geplaatst. Hetzelfde geldt voor de verklaringen van het Uitvoerend Comité. |
6. |
In het dispositief van sommige besluiten van het Uitvoerend Comité wordt verwezen naar documenten die in het kader van de Schengensamenwerking zijn opgesteld en die, volgens het besluit van de Raad tot vaststelling van het Schengenacquis, wel degelijk deel uitmaken van dit acquis maar waarvoor de Raad het niet nodig heeft geoordeeld, in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van de Verdragen een rechtsgrond vast te stellen. Deze documenten zijn daarom niet in deze publicatie opgenomen. |
7. |
Hetzelfde geldt voor de documenten waarnaar in de preambule van sommige besluiten van het Uitvoerend Comité wordt verwezen, zonder dat deze verwijzingen terugkomen in het dispositief van bedoelde besluiten. |
8. |
Tot slot heeft de secretaris-generaal van de Raad uit hoofde van de krachtens artikel 20, lid 2, van het reglement van orde van de Raad op hem rustende verantwoordelijkheid besloten, enkele besluiten van het Uitvoerend Comité, waarmee dit orgaan in een bijlage opgenomen documenten heeft goedgekeurd, in hun hoedanigheid van Raadsdocumenten als „confidentiel” of „restreint” te rubriceren. Derhalve is ook afgezien van publicatie van bedoelde bijlagen. |
(*) PB L 176 van 10.7.1999, blz. 1.
-
Besluit 1999/435/EG van de Raad van 20 mei 1999 ter bepaling van het Schengenacquis met het oog op de vaststelling, in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag betreffende de Europese Unie, van de rechtsgrond van elk van de bepalingen of besluiten die het Schengenacquis vormen (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 1).
-
Besluit 1999/436/EG van de Raad van 20 mei 1999 tot vaststelling, in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag betreffende de Europese Unie, van de rechtsgrond van elk van de bepalingen of besluiten die het Schengenacquis vormen (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 17).
-
1.AKKOORD — UITVOERINGSOVEREENKOMST — TOETREDINGEN
AKKOORD
tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, van de Bondsrepubliek Duitsland en van de Franse Republiek betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen
De regeringen van het KONINKRIJK BELGIË, van de BONDSREPUBLIEK DUITSLAND, van de FRANSE REPUBLIEK, van het GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG en van het KONINKRIJK DER NEDERLANDEN,
hierna genoemd de partijen,
ZICH ERVAN BEWUST dat de steeds hechtere banden tussen de volkeren van de lidstaten van de Europese Gemeenschappen hun uitdrukking moeten vinden in het vrij overschrijden van de binnengrenzen door alle onderdanen van de lidstaten, alsmede in het vrije verkeer van goederen en diensten,
ERNAAR STREVEND de solidariteit tussen hun volkeren te versterken door de belemmeringen voor het vrije verkeer aan de gemeenschappelijke grenzen tussen de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op te heffen,
OVERWEGENDE de vooruitgang die in het kader van de Europese Gemeenschappen reeds is geboekt bij de totstandbrenging van het vrije verkeer van personen, goederen en diensten,
GELEID DOOR de wens te bereiken dat de controles aan de gemeenschappelijke grenzen op het verkeer van onderdanen van de lidstaten van de Europese Gemeenschappen worden opgeheven en het verkeer van goederen en diensten wordt vergemakkelijkt,
OVERWEGENDE dat de toepassing van onderhavig akkoord wetgevende maatregelen kan vereisen die zullen moeten worden voorgelegd aan de nationale parlementen overeenkomstig de grondwettelijke bepalingen van de ondertekenende staten,
GELET OP de Verklaring van de Europese Raad van Fontainebleau van 25 en 26 juni 1984 betreffende de afschaffing aan de binnengrenzen van de politie- en douaneformaliteiten voor het verkeer van personen en goederen,
GELET OP de te Saarbrücken op 13 juli 1984 tussen de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek gesloten Overeenkomst,
GELET OP de besluiten welke de ministers van Vervoer van de Benelux-staten en van de Bondsrepubliek Duitsland tijdens hun bijeenkomst te Neustadt/Aisch op 31 mei 1984 hebben genomen,
GELET OP het aan de regeringen van de Bondsrepubliek Duitsland en van de Franse Republiek aangeboden Memorandum van de regeringen van de Benelux Economische Unie van 12 december 1984,
ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:
TITEL I
OP KORTE TERMIJN TE TREFFEN MAATREGELEN
Artikel 1
Tussen het tijdstip waarop dit akkoord in werking treedt en het tijdstip waarop alle controles zullen zijn afgeschaft, worden de formaliteiten aan de gemeenschappelijke grenzen tussen de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek voor de onderdanen van de lidstaten der Europese Gemeenschappen onder de hieronder vastgestelde voorwaarden vervuld.
Artikel 2
Op het gebied van het personenverkeer oefenen de politie- en douaneautoriteiten, met ingang van 15 juni 1985, in beginsel slechts visuele controle uit op personenvoertuigen die de gemeenschappelijke grens met beperkte snelheid overschrijden, zonder deze tot staan te brengen.
Zij kunnen evenwel steekproefsgewijs tot verdergaande controles overgaan. Deze dienen zo mogelijk buiten de rijstrook te worden verricht, zodat het overige grensoverschrijdende verkeer niet wordt gehinderd.
Artikel 3
Ter vergemakkelijking van de visuele controle kunnen de onderdanen van de lidstaten der Europese Gemeenschappen die met een motorvoertuig een gemeenschappelijke grens willen overschrijden, achter de voorruit van dat voertuig een groene schijf tonen met een doorsnede van ten minste 8 cm. Met deze schijf wordt aangegeven dat zij aan de voorschriften terzake van het grensverkeer voldoen, niet meer goederen vervoeren dan de hoeveelheid die belastingvrij is toegestaan en de valutabepalingen naleven.
Artikel 4
De partijen streven ernaar om het oponthoud aan de gemeenschappelijke grenzen verband houdende met de controle op het beroepsvervoer van personen over de weg, tot een minimum te beperken.
Zij zullen naar oplossingen zoeken waarmee vóór 1 januari 1986 aan de gemeenschappelijke grenzen kan worden afgezien van systematische controle op het ritblad en de vervoervergunningen voor het beroepsvervoer van personen over de weg.
Artikel 5
Vóór 1 januari 1986 worden aan de samengevoegde nationale controleposten, voorzover dit in de praktijk niet reeds het geval is en de infrastructuur dit toelaat, gezamenlijke controles ingesteld. In een later stadium zal worden nagegaan of, rekening houdend met de plaatselijke omstandigheden, instelling van gezamenlijke controles aan andere grensposten mogelijk is.
Artikel 6
Onverminderd de toepassing van verdergaande regelingen tussen de partijen treffen deze de nodige maatregelen tot vereenvoudiging van het verkeer van onderdanen van de lidstaten van de Europese Gemeenschappen die woonachtig zijn in langs de gemeenschappelijke grenzen gelegen gemeenten, teneinde hen in staat te stellen de grens te passeren buiten de erkende grensovergangen en buiten de openingsuren van de controleposten.
Deze faciliteiten gelden slechts voorzover betrokkenen niet meer goederen vervoeren dan de hoeveelheid die belastingvrij is toegestaan en de valutabepalingen naleven.
Artikel 7
De partijen streven ernaar het visumbeleid van ieder hunner op zo kort mogelijke termijn nader tot elkaar te brengen, teneinde de negatieve gevolgen die de versoepeling van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen kan hebben voor de immigratie en de veiligheid, te vermijden. Zij treffen, zo mogelijk vóór 1 januari 1986, de nodige maatregelen voor de onderlinge aanpassing van hun procedures inzake de visumverlening en de toelating tot hun grondgebied, rekening houdend met de noodzaak het gehele grondgebied van de vijf staten te beschermen tegen illegale immigratie en tegen activiteiten die de veiligheid in gevaar kunnen brengen.
Artikel 8
Met het oog op de versoepeling van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen en in verband met de belangrijke verschillen tussen de wetgevingen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek, verbinden de partijen zich ertoe op hun grondgebied de illegale handel in verdovende middelen met kracht te bestrijden en hun acties dienaangaande op efficiënte wijze te coördineren.
Artikel 9
De partijen versterken de samenwerking tussen hun douane- en politieautoriteiten, met name op het gebied van de misdaadbestrijding, in het bijzonder de illegale handel in verdovende middelen en wapens, van illegale binnenkomst en illegaal verblijf van personen, van belasting- en douanefraude en van smokkel. Daartoe streven de partijen, met inachtneming van hun nationale wetgevingen, ernaar de uitwisseling van informatie te verbeteren en het uitwisselen van gegevens, die voor de overige partijen bij de misdaadbestrijding van nut kunnen zijn, te versterken.
De partijen versterken in het kader van de bestaande wetgeving van ieder hunner de wederzijdse bijstand bij de bestrijding van onregelmatig kapitaalverkeer.
Artikel 10
Met het oog op de toepassing van de in de artikelen 6, 7, 8 en 9 bedoelde samenwerking zullen de bevoegde autoriteiten van de partijen op geregelde tijdstippen bijeenkomen.
Artikel 11
Op het gebied van het grensoverschrijdende goederenvervoer over de weg zien de partijen met ingang van 1 juli 1985 af van het systematisch verrichten aan de gemeenschappelijke grenzen van de navolgende controles:
— |
de controle op de rij- en rusttijden (Verordening (EEG) nr. 543/69 van de Raad van 25 maart 1969 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer en AETR); |
— |
de controle op de afmetingen en gewichten van bedrijfsvoertuigen; deze maatregel vormt geen beletsel voor het in gebruik nemen van automatische weegsystemen voor een steekproefsgewijze gewichtscontrole; |
— |
de controles op de technische toestand van de voertuigen. |
Ter voorkoming van dubbele controles in het binnenland van de partijen zullen maatregelen worden getroffen.
Artikel 12
Met ingang van 1 juli 1985 wordt de controle op de documenten, waaruit blijkt dat het gaat om vervoer buiten vergunning gesteld of buiten contingent in toepassing van communautaire of bilaterale bepalingen, aan de gemeenschappelijke grenzen door een steekproefsgewijze controle vervangen. Op de voertuigen die vervoer verrichten als bedoeld in deze stelsels, dient bij grensoverschrijding een optisch symbool te worden aangebracht. De bevoegde autoriteiten der partijen stellen in onderling akkoord de technische kenmerken van dit symbool vast.
Artikel 13
De partijen streven ernaar vóór 1 januari 1986 de onderling voor het grensoverschrijdende verkeer geldende vergunningsstelsels inzake beroepsvervoer over de weg te harmoniseren met het oogmerk van vereenvoudiging, versoepeling, en de mogelijkheid de ritvergunningen te vervangen door termijnvergunningen met visuele controle bij overschrijding van de gemeenschappelijke grenzen.
De wijze waarop de ritvergunningen in termijnvergunningen worden omgezet zal bilateraal worden overeengekomen, met inachtneming van de behoefte aan goederenvervoer over de weg van de betrokken landen.
Artikel 14
De partijen streven naar oplossingen waarmee het oponthoud aan de gemeenschappelijke grenzen in verband met het vervullen van de grensformaliteiten bij het spoorwegvervoer kan worden beperkt.
Artikel 15
De partijen bevelen hun respectieve spoorwegmaatschappijen aan:
— |
de technische exploitatie zodanig aan te passen, dat het grensoponthoud tot een minimum wordt beperkt; |
— |
alles in het werk te stellen om op bepaalde, door de spoorwegmaatschappijen zelf te omschrijven, soorten goederenvervoer per spoor een speciaal vervoersysteem toe te passen, waardoor een vlotte grensoverschrijding met zo weinig mogelijk tijdverlies tot stand komt (goederentreinen met verkorte stoptijd aan de grenzen). |
Artikel 16
De partijen harmoniseren de openingsdata en -uren van de douaneposten aan de gemeenschappelijke grenzen voor het vervoer langs de binnenwateren.
TITEL II
OP LANGE TERMIJN TE TREFFEN MAATREGELEN
Artikel 17
Op het gebied van het personenverkeer zullen de partijen streven naar opheffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen en verlegging daarvan naar de buitengrenzen. Met het oog hierop zullen zij vooraf alles in het werk stellen om, indien nodig, de wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften met betrekking tot de aan de controles ten grondslag liggende verboden en beperkingen te harmoniseren en aanvullende maatregelen te treffen tot bescherming van de veiligheid en tot verhindering van de illegale immigratie van onderdanen van staten die geen lid zijn van de Europese Gemeenschappen.
Artikel 18
De partijen zullen met name over onderstaande vraagstukken besprekingen openen, rekening houdend met het resultaat van de maatregelen op korte termijn:
a) |
de opstelling van regelingen inzake de politiesamenwerking bij het voorkomen van strafbare feiten en bij het opsporen daarvan; |
b) |
de bestudering van eventuele moeilijkheden bij de toepassing van de akkoorden inzake internationale rechtshulp en uitlevering, teneinde de meest geschikte oplossingen te vinden ter verbetering van de betrekkingen tussen de partijen op die gebieden; |
c) |
het zoeken naar middelen tot gemeenschappelijke misdaadbestrijding, onder meer door eventuele invoering voor politieambtenaren van een achtervolgingsrecht, rekening houdend met de bestaande communicatiemiddelen en de internationale rechtshulp. |
Artikel 19
De partijen zullen streven naar harmonisatie van de wetgevingen en wettelijke voorschriften, met name op het gebied van:
— |
verdovende middelen; |
— |
wapens en explosieven; |
— |
de registratie van reizigers in hotels. |
Artikel 20
De partijen zullen streven naar harmonisatie van hun visumbeleid en van de voorwaarden voor binnenkomst op hun grondgebied. Voorzover nodig zullen zij tevens de harmonisatie voorbereiden van hun regelingen betreffende bepaalde aspecten van het vreemdelingenrecht ten aanzien van onderdanen van staten die geen lid zijn van de Europese Gemeenschappen.
Artikel 21
De partijen zullen in de Europese Gemeenschappen gemeenschappelijke initiatieven nemen teneinde:
a) |
te komen tot verhoging van de aan reizigers verleende vrijstellingen; |
b) |
in het kader van de communautaire vrijstellingen de bij binnenkomst van de lidstaten nog bestaande beperkingen voor goederen, waarvan het bezit voor ingezetenen niet is verboden, weg te werken. |
De partijen zullen in de Europese Gemeenschappen initiatieven nemen met het oog op geharmoniseerde heffing in het land van vertrek van de BTW op het verzorgen van toeristenvervoer binnen de Europese Gemeenschappen.
Artikel 22
De partijen zullen zowel in onderling verband als in de Europese Gemeenschappen ernaar streven:
— |
de vrijstelling voor motorbrandstof op te trekken tot de normale tankinhoud van autobussen en autocars (600 l), |
— |
toenadering te brengen in de belastingtarieven voor dieselbrandstof en de vrijstelling voor de normale tankinhoud van vrachtwagens te verhogen. |
Artikel 23
De partijen zullen eveneens op het gebied van het goederenvervoer ernaar streven het oponthoud en het aantal stopplaatsen bij de samengevoegde nationale controleposten te beperken.
Artikel 24
Op het gebied van het goederenverkeer zullen de partijen naar middelen zoeken om de thans aan de gemeenschappelijke grenzen uitgeoefende controles te verleggen naar de buitengrenzen of naar het binnenland.
Met het oog hierop zullen zij, indien nodig, in onderling verband en in de Europese Gemeenschappen gezamenlijke initiatieven nemen teneinde de bepalingen, die aan de controles aan de gemeenschappelijke grenzen op het goederenverkeer ten grondslag liggen, te harmoniseren. Zij zullen ervoor zorg dragen dat deze maatregelen geen afbreuk doen aan de noodzakelijke bescherming van de gezondheid van personen, dieren en planten.
Artikel 25
De partijen zullen verdere uitbreiding geven aan hun samenwerking met het oog op vergemakkelijking van de inklaring van goederen door middel van een systematische en geautomatiseerde uitwisseling van de nodige gegevens die in het enig document worden vastgelegd.
Artikel 26
De partijen zullen nagaan op welke wijze de indirecte belastingen (BTW en accijnzen) in het kader van de Europese Gemeenschappen kunnen worden geharmoniseerd. Met het oog hierop zullen zij de door de Europese Gemeenschappen genomen initiatieven steunen.
Artikel 27
De partijen zullen nagaan of op basis van wederkerigheid de volgens het Gemeenschapsrecht toegestane vrijstellingsbeperkingen voor grensbewoners kunnen worden afgeschaft.
Artikel 28
Het bilateraal of multilateraal sluiten van soortgelijke regelingen met staten die geen partij bij dit akkoord zijn, dient door onderling overleg tussen de partijen te worden voorafgegaan.
Artikel 29
Dit akkoord zal eveneens van toepassing zijn op het Land Berlijn, tenzij de regering van de Bondsrepubliek Duitsland binnen drie maanden na de dag van inwerkingtreding tegenover de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie en de regering van de Franse Republiek anders verklaart.
Artikel 30
De in dit akkoord neergelegde maatregelen die niet met ingang van de inwerkingtreding van toepassing zijn, zullen vóór 1 januari 1986 worden toegepast wat betreft de maatregelen als bedoeld in titel I en, indien mogelijk, vóór 1 januari 1990 wat betreft de maatregelen als bedoeld in titel II, tenzij in dit akkoord in andere termijnen is voorzien.
Artikel 31
Dit akkoord is van toepassing onder voorbehoud van het bepaalde in de artikelen 5, 6 en 8 tot en met 16 van de te Saarbrücken op 13 juli 1984 tussen de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek gesloten overeenkomst.
Artikel 32
Dit akkoord wordt ondertekend zonder voorbehoud van bekrachtiging of goedkeuring, dan wel onder voorbehoud van bekrachtiging of goedkeuring, gevolgd door bekrachtiging of goedkeuring.
Dit akkoord zal voorlopig worden toegepast met ingang van de dag, volgende op de dag van ondertekening.
Dit akkoord zal in werking treden dertig dagen na nederlegging van de laatste akte van bekrachtiging of van goedkeuring.
Artikel 33
Dit akkoord zal worden nedergelegd bij de regering van het Groothertogdom Luxemburg, die daarvan een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift zendt aan elke andere regering welke dit akkoord heeft ondertekend.
Zu Urkund dessen haben die unterzeichneten Bevollmächtigten ihre Unterschriften unter dieses Übereinkommen gesetzt.En foi de quoi, les représentants des Gouvernements dûment habilités à cet effet ont signé le présent accord.Ten blijke waarvan de daartoe naar behoren gemachtigde vertegenwoordigers van de Regeringen dit Akkoord hebben ondertekend.
Geschehen zu Schengen (Großherzogtum Luxemburg) am
vierzehnten Juni neunzehnhundertfünfundachtzig
, in deutscher, französischer und niederländischer Sprache abgefaßt, wobei jeder Wortlaut gleichermaßen verbindlich ist.
Fait à Schengen (Grand-Duché de Luxembourg),
le quatorze juin mil neuf cent quatre-vingt-cinq
, les textes du présent accord en langues allemande, française et néerlandaise, faisant également foi.
Gedaan te Schengen (Groothertogdom Luxemburg),
de veertiende juni negentienhonderdvijfentachtig
, zijnde te teksten van dit Akkoord in de Duitse, de Franse en de Nederlandse taal gelijkelijk authentiek.
Pour le Gouvernement du Royaume de BelgiqueVoor de Regering van het Koninkrijk België
-
P.DE KEERSMAEKER
Secrétaire d'État aux Affaires européennesStaatssecretaris voor Europese Zaken
Für die Regierung der Bundesrepublik Deutschland
Prof. Dr. W. SCHRECKENBERGER
Staatssekretär im Bundeskanzleramt
Pour le Gouvernement de la République française
-
C.LALUMIÈRE
Secrétaire d'État aux Affaires européennes
Pour le Gouvernement du Grand-Duché de Luxembourg
-
R.GOEBBELS
Secrétaire d'État aux Affaires étrangères
Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden
-
W.F. van EEKELEN
Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken
OVEREENKOMST
TER UITVOERING VAN HET TE SCHENGEN GESLOTEN AKKOORD
van 14 juni 1985
tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek, betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen
Het KONINKRIJK BELGIË, de BONDSREPUBLIEK DUITSLAND, de FRANSE REPUBLIEK, het GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG en het KONINKRIJK DER NEDERLANDEN, hierna te noemen de overeenkomstsluitende partijen,
VOORTBOUWENDE op het op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen,
BESLOTEN HEBBENDE gestalte te geven aan het in dit akkoord verankerde streven om de controles aan de gemeenschappelijke grenzen op het verkeer van personen af te schaffen, alsmede het vervoer en het goederenverkeer aan hun gemeenschappelijke grenzen te vereenvoudigen,
OVERWEGENDE dat in het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschappen, zoals aangevuld door de Europese Akte, is bepaald dat de interne markt een ruimte zonder binnengrenzen omvat,
OVERWEGENDE dat het door de overeenkomstsluitende partijen beoogde doel met deze communautaire doelstelling overeenstemt, onverminderd de maatregelen die ter uitvoering van de bepalingen van het Verdrag worden getroffen,
OVERWEGENDE dat voor het verwezenlijken van dat streven een reeks passende maatregelen, alsmede een hechte samenwerking tussen de overeenkomstsluitende partijen zijn vereist,
ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:
TITEL I
BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
Artikel 1
In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
binnengrenzen: de gemeenschappelijke landgrenzen van de overeenkomstsluitende partijen, alsmede hun luchthavens voor wat betreft de intravluchten en hun zeehavens voor wat betreft de regelmatige veerverbindingen uitsluitend van en naar andere havens op het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen, waarbij geen havens buiten dit gebied worden aangedaan;
buitengrenzen: de land- en zeegrenzen alsmede de lucht- en zeehavens van de overeenkomstsluitende partijen, voorzover zij geen binnengrenzen zijn;
intravlucht: een vlucht uitsluitend van en naar het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen, waarbij geen tussenlanding wordt gemaakt op het grondgebied van een derde staat;
derde staat: een staat die geen overeenkomstsluitende partij is;
vreemdeling: een persoon die geen onderdaan is van één der lidstaten van de Europese Gemeenschappen;
ter fine van weigering van toegang gesignaleerde vreemdeling: een vreemdeling die overeenkomstig het bepaalde in artikel 96 ter fine van weigering van toegang gesignaleerd staat in het Schengeninformatiesysteem;
grensdoorlaatpost: een door de bevoegde autoriteiten voor grensoverschrijding aangewezen doorlaatpost aan de buitengrenzen;
grenscontrole: de controle aan de grenzen welke, onafhankelijk van enige andere aanleiding, uitsluitend op grond van de beoogde grensoverschrijding, wordt uitgeoefend;
vervoerder: een natuurlijke of rechtspersoon die het beroepsmatige vervoer van personen door de lucht, over zee of over land verricht;
verblijfstitel: een door een overeenkomstsluitende partij afgegeven vergunning, ongeacht van welke aard, welke recht geeft op verblijf op het grondgebied van die partij. Onder deze omschrijving valt niet de tijdelijke toelating tot het verblijf op het grondgebied van een overeenkomstsluitende partij met het oog op de behandeling van een asielverzoek of van een verzoek om een verblijfstitel;
asielverzoek: een aan de buitengrens of op het grondgebied van een overeenkomstsluitende partij door een vreemdeling schriftelijk, mondeling of op enige andere wijze te kennen gegeven wens om in de zin van het Verdrag van Genève van 28 juli 1951 betreffende de status van vluchtelingen, zoals gewijzigd bij het Protocol van New York van 31 januari 1967, als vluchteling te worden erkend en als zodanig een verblijfstitel te verkrijgen;
asielzoeker: een vreemdeling die een asielverzoek als bedoeld in deze overeenkomst heeft ingediend waaromtrent nog geen onherroepelijke beslissing is genomen;
behandeling van een asielverzoek: geheel van de beoordelings- en beslissingsprocedures terzake van een asielverzoek, alsmede van de ter uitvoering van onherroepelijke beslissingen getroffen maatregelen, met uitzondering van het vaststellen van de overeenkomstsluitende partij welke krachtens de bepalingen van deze overeenkomst voor de behandeling van het asielverzoek verantwoordelijk is.
TITEL II
AFSCHAFFING VAN DE CONTROLES AAN DE BINNENGRENZEN EN PERSONENVERKEER
HOOFDSTUK 1
OVERSCHRIJDING VAN DE BINNENGRENZEN
Artikel 2
-
1.De binnengrenzen mogen op iedere plaats, zonder dat personencontrole wordt uitgeoefend, worden overschreden.
-
2.Wanneer evenwel de openbare orde of de nationale veiligheid daartoe noopt, kan een overeenkomstsluitende partij, na raadpleging van de overige overeenkomstsluitende partijen, besluiten dat gedurende een beperkte periode aan de binnengrenzen aan de situatie aangepaste nationale grenscontroles worden uitgeoefend. Vergen de openbare orde of de nationale veiligheid dat onverwijld wordt opgetreden, dan treft de betrokken overeenkomstsluitende partij de nodige maatregelen, en stelt zij de overige overeenkomstsluitende partijen hiervan zo spoedig mogelijk in kennis.
-
3.De afschaffing van de personencontroles aan de binnengrenzen doet geen afbreuk aan het bepaalde in artikel 22, noch aan de uitoefening van politiebevoegdheden door de ingevolge de nationale wetgeving daartoe bevoegde autoriteiten van een overeenkomstsluitende partij binnen haar gehele grondgebied, noch aan krachtens de wetgeving van die partij geldende verplichtingen houder te zijn van titels en documenten of om deze bij zich te hebben en te tonen.
-
4.De goederencontroles worden verricht overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van deze overeenkomst.
HOOFDSTUK 2
OVERSCHRIJDING VAN DE BUITENGRENZEN
Artikel 3
-
1.De buitengrenzen mogen in beginsel slechts via de grensdoorlaatposten en gedurende de vastgestelde openingstijden worden overschreden. Nadere regelingen alsmede de uitzonderingen en de voorwaarden met betrekking tot het kleine grensverkeer, alsook de regels die van toepassing zijn op bijzondere categorieën van zeeverkeer, zoals de pleziervaart en de kustvisvangst, worden door het Uitvoerend Comité bepaald.
-
2.De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe sancties te stellen op het onbevoegd overschrijden van de buitengrenzen buiten de grensdoorlaatposten en de vastgestelde openingstijden.
Artikel 4
-
1.De overeenkomstsluitende partijen waarborgen dat vanaf 1993 reizigers van vluchten uit derde staten die op intravluchten overstappen vooraf, bij binnenkomst op de luchthaven van aankomst van de buitenvlucht, een personencontrole alsmede een controle op de door hen medegevoerde handbagage dienen te ondergaan. Reizigers van een intravlucht die op een vlucht naar derde staten overstappen dienen vooraf op de luchthaven van vertrek van de buitenvlucht dezelfde controles te ondergaan.
-
2.De overeenkomstsluitende partijen treffen de nodige maatregelen opdat de controles overeenkomstig het bepaalde in lid 1 kunnen worden uitgeoefend.
-
3.Het bepaalde in de leden 1 en 2 heeft geen betrekking op de controle op de afgegeven ruimbagage; deze controle wordt op de luchthaven van eindbestemming dan wel op de luchthaven van oorspronkelijk vertrek uitgeoefend.
-
4.Tot het in lid 1 genoemde tijdstip dienen de luchthavens, in afwijking van de omschrijving van binnengrenzen, voor intravluchten als buitengrenzen te worden aangemerkt.
Artikel 5
-
1.Aan een vreemdeling die aan onderstaande voorwaarden voldoet, kan toegang worden verleend tot het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen voor een verblijf van ten hoogste drie maanden:
a) |
in het bezit zijn van een geldig grensoverschrijdingsdocument of van de geldige grensoverschrijdingsdocumenten, aangewezen door het Uitvoerend Comité; |
b) |
indien vereist, in het bezit zijn van een geldig visum; |
c) |
het, zo nodig, overleggen van documenten ter staving van het doel van het voorgenomen verblijf en de verblijfsomstandigheden alsmede het beschikken over voldoende middelen van bestaan, zowel voor de duur van het voorgenomen verblijf als voor de terugreis naar het land van oorsprong of voor de doorreis naar een derde staat, waar de toelating is gewaarborgd, dan wel in staat zijn deze middelen rechtmatig te verwerven; |
d) |
niet ter fine van weigering van toegang gesignaleerd staan; |
e) |
niet worden beschouwd als een gevaar voor de openbare orde, de nationale veiligheid of de internationale betrekkingen van één der overeenkomstsluitende partijen. |
-
2.Aan een vreemdeling die niet voldoet aan het geheel van deze voorwaarden, moet de toegang tot het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen worden geweigerd, tenzij een overeenkomstsluitende partij op grond van humanitaire overwegingen, om redenen van nationaal belang of wegens internationale verplichtingen een afwijking daarvan noodzakelijk acht. In dat geval dient de toegang te worden beperkt tot het grondgebied van de overeenkomstsluitende partij die de overige overeenkomstsluitende partijen daarvan in kennis moet stellen.
De bijzondere bepalingen inzake het asielrecht en het bepaalde in artikel 18 blijven onverlet.
-
3.De vreemdeling die houder is van een door een overeenkomstsluitende partij afgegeven verblijfstitel of terugkeervisum, dan wel zo nodig van beide documenten, dient doorreis te worden verleend, tenzij hij gesignaleerd staat op de nationale signaleringslijst van de overeenkomstsluitende partij wier buitengrens hij beoogt te overschrijden.
Artikel 6
-
1.Het grensoverschrijdend verkeer aan de buitengrenzen is aan de controle van de bevoegde autoriteiten onderworpen. Deze controle wordt uitgeoefend volgens eenvormige beginselen, op grond van nationale bevoegdheden en overeenkomstig het nationale recht, met inachtneming van de belangen van alle overeenkomstsluitende partijen voor het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen.
-
2.De eenvormige beginselen als bedoeld in lid 1 zijn de volgende:
a) |
de personencontrole behelst, naast de controle op de aanwezigheid en de geldigheid van grensoverschrijdingsdocumenten en de toetsing of aan de andere voorwaarden voor binnenkomst, verblijf, het verrichten van arbeid en uitreis is voldaan, tevens onderzoek naar en het voorkomen van gevaar voor de openbare orde en de nationale veiligheid van de overeenkomstsluitende partijen; deze controles hebben ook betrekking op de voertuigen en de in het bezit van de grenspassanten zijnde voorwerpen; zij worden door iedere overeenkomstsluitende partij verricht overeenkomstig de nationale wetgeving, in het bijzonder voor wat betreft de wijze van onderzoek; |
b) |
alle personen dienen tenminste een zodanige controle te ondergaan, dat aan de hand van de overgelegde of getoonde reisdocumenten hun identiteit kan worden vastgesteld; |
c) |
bij binnenkomst dienen vreemdelingen een grondige controle als bedoeld onder a) te ondergaan; |
d) |
bij uitreis vinden de controles plaats die in het belang van alle overeenkomstsluitende partijen ingevolge het vreemdelingenrecht en ten behoeve van het onderzoek naar en het voorkomen van gevaar voor de openbare orde en de nationale veiligheid van de overeenkomstsluitende partijen noodzakelijk zijn; deze controle wordt ten aanzien van vreemdelingen in ieder geval verricht; |
e) |
wanneer wegens bijzondere omstandigheden dergelijke controles niet kunnen worden uitgeoefend, dienen prioriteiten te worden gesteld; in dat geval dient in beginsel voorrang te worden gegeven aan de controle op het binnenkomend verkeer boven de controle op het uitgaand verkeer. |
-
3.De bevoegde autoriteiten bewaken de buitengrenzen buiten de grensdoorlaatposten door middel van patrouilles; hetzelfde geldt voor de grensdoorlaatposten buiten de vastgestelde openingstijden. Deze bewaking dient zodanig te worden uitgeoefend, dat er voor het zich onttrekken aan de controles aan de grensdoorlaatposten geen aansporing ontstaat. De wijze van inrichting van de bewaking wordt in voorkomend geval door het Uitvoerend Comité vastgesteld.
-
4.De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe voor de uitoefening van de grenscontroles en de grensbewaking voldoende, gekwalificeerd personeel ter beschikking te stellen.
-
5.Aan de buitengrenzen wordt een gelijkwaardig niveau van controle in acht genomen.
Artikel 7
De overeenkomstsluitende partijen verlenen elkaar bijstand met het oog op een doelmatige uitvoering van de controle- en bewakingstaken en werken daartoe voortdurend nauw samen. Zij wisselen in het bijzonder alle relevante en belangrijke informatie uit, met uitzondering van persoonsgegevens, tenzij in deze overeenkomst anders is bepaald, harmoniseren voorzover mogelijk de aan de uitvoerende diensten gerichte instructies en streven naar een uniforme opleiding en bijscholing van het met de controle belaste personeel. Deze samenwerking kan de uitwisseling van contactambtenaren inhouden.
Artikel 8
Het Uitvoerend Comité neemt de nodige beslissingen met betrekking tot de praktische details van de grenscontrole en de grensbewaking.
HOOFDSTUK 3
VISA
Afdeling 1
Visa voor kort verblijf
Artikel 9
-
1.De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe een gemeenschappelijk beleid te voeren met betrekking tot het personenverkeer en in het bijzonder met betrekking tot de visumregeling. Zij verlenen elkaar daartoe wederzijdse bijstand. De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe in onderling overleg hun visumbeleid verder te harmoniseren.
-
2.Tegenover derde staten voor wier onderdanen alle overeenkomstsluitende partijen op het tijdstip van ondertekening van deze overeenkomst een gemeenschappelijke visumregeling hebben of op een later tijdstip in onderling overleg invoeren, kan deze visumregeling slechts in onderling overleg tussen alle overeenkomstsluitende partijen worden gewijzigd. Wanneer buitengewone nationale beleidsoverwegingen tot een dringende beslissing nopen, kan een overeenkomstsluitende partij, bij wijze van uitzondering, van de gemeenschappelijke visumregeling tegenover een derde staat afwijken. Zij dient met de overige overeenkomstsluitende partijen vooraf in overleg te treden en bij haar beslissing en de daaruit voortvloeiende gevolgen rekening te houden met de belangen van de overige overeenkomstsluitende partijen.
Artikel 10
-
1.Er wordt een eenvormig visum ingesteld dat geldig is voor het grondgebied van alle overeenkomstsluitende partijen. Dit visum, waarvan de geldigheidsduur is geregeld in artikel 11, kan voor een periode van ten hoogste drie maanden worden verleend.
-
2.Tot op het tijdstip van invoering van een dergelijk visum zullen de overeenkomstsluitende partijen elkaars nationaal visum erkennen, voorzover de afgifte daarvan geschiedt met inachtneming van de gemeenschappelijke voorwaarden en criteria, welke bij of krachtens de relevante bepalingen van dit hoofdstuk zijn vastgesteld.
-
3.In afwijking van het bepaalde in de leden 1 en 2 behoudt iedere overeenkomstsluitende partij zich het recht voor de geldigheid van het visum territoriaal te beperken met inachtneming van de nadere gemeenschappelijke regels, welke bij of krachtens de relevante bepalingen van dit hoofdstuk zijn vastgesteld.
Artikel 11
-
1.Het ingevolge artikel 10 ingestelde visum kan zijn:
a) |
een voor één of meer binnenkomsten geldig reisvisum, waarbij, te rekenen vanaf de datum van eerste binnenkomst, noch de duur van een ononderbroken verblijf, noch de totale duur van de achtereenvolgende verblijven meer dan drie maanden per zes maanden mag bedragen; |
b) |
een doorreisvisum op grond waarvan de houder één, twee of bij wijze van uitzondering verscheidene keren door het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen mag reizen om zich naar het grondgebied van een derde staat te begeven, zonder dat de duur van de doorreis meer dan vijf dagen mag bedragen. |
-
2.Het bepaalde in lid 1 laat onverlet dat een overeenkomstsluitende partij in voorkomend geval in de loop van de desbetreffende periode van zes maanden een ander visum verleent waarvan de geldigheid is beperkt tot haar grondgebied.
Artikel 12
-
1.Het ingevolge artikel 10, lid 1, ingestelde eenvormige visum wordt afgegeven door de diplomatieke en consulaire autoriteiten van de overeenkomstsluitende partijen en, in voorkomend geval, door de bij of krachtens het bepaalde in artikel 17 aangewezen autoriteiten van de overeenkomstsluitende partijen.
-
2.De voor afgifte van dit visum bevoegde overeenkomstsluitende partij is in beginsel de overeenkomstsluitende partij op wier grondgebied het hoofdreisdoel is gelegen. Kan dit doel niet worden bepaald, dan is in beginsel de diplomatieke of consulaire post van de overeenkomstsluitende partij van eerste binnenkomst voor de visumafgifte bevoegd.
-
3.Het Uitvoerend Comité stelt de wijze van toepassing en in het bijzonder de criteria ter bepaling van het hoofdreisdoel vast.
Artikel 13
-
1.Geen enkel visum mag worden aangebracht in een reisdocument waarvan de geldigheidsduur is verstreken.
-
2.De geldigheidsduur van het reisdocument moet langer zijn dan die van het visum, rekening houdend met de gebruikstermijn daarvan. Op grond daarvan moet de vreemdeling naar zijn land van oorsprong kunnen terugkeren of zich naar een derde staat kunnen begeven.
Artikel 14
-
1.Er mag geen visum worden aangebracht in een reisdocument indien dit voor geen der overeenkomstsluitende partijen geldig is. Is het reisdocument slechts voor één of meer overeenkomstsluitende partijen geldig, dan dient de geldigheid van het aan te brengen visum tot deze overeenkomstsluitende partij of partijen te worden beperkt.
-
2.Indien het reisdocument door één of meer overeenkomstsluitende partijen niet als „geldig reisdocument” is erkend, kan het visum worden afgegeven in de vorm van een visumverklaring.
Artikel 15
De visa als bedoeld in artikel 10 mogen in beginsel slechts worden afgegeven, voorzover de vreemdeling aan de in artikel 5, lid 1, onder a), c), d) en e), gestelde voorwaarden voor binnenkomst voldoet.
Artikel 16
Indien een overeenkomstsluitende partij het om één van de in artikel 5, lid 2, genoemde redenen noodzakelijk acht om af te wijken van het in artikel 15 neergelegde beginsel en aan een vreemdeling die niet aan alle in artikel 5, lid 1, genoemde voorwaarden voor binnenkomst voldoet, een visum te verlenen, wordt de geldigheid van dit visum territoriaal beperkt tot het grondgebied van deze partij, die de overige overeenkomstsluitende partijen hiervan in kennis dient te stellen.
Artikel 17
-
1.Het Uitvoerend Comité stelt gemeenschappelijke regels vast voor de behandeling van visumaanvragen, ziet toe op een juiste toepassing van deze regels en past deze aan gewijzigde situaties en omstandigheden aan.
-
2.Het Uitvoerend Comité bepaalt voorts de gevallen waarin de afgifte van een visum afhankelijk is van raadpleging van de centrale autoriteit van de betrokken overeenkomstsluitende partij en, in voorkomend geval, van de raadpleging van de centrale autoriteiten van de overige overeenkomstsluitende partijen.
-
3.Het Uitvoerend Comité neemt daarenboven de nodige beslissingen betreffende onderstaande punten:
a) |
de reisdocumenten waarin een visum kan worden aangebracht; |
b) |
de met de visumverlening belaste instanties; |
c) |
de voorwaarden voor visumverlening aan de grens; |
d) |
de vorm, de inhoud, de geldigheidsduur van de visa en de aan de verlening daarvan verbonden legeskosten; |
e) |
de voorwaarden voor verlenging en weigering van de onder c) en d) bedoelde visa, met inachtneming van de belangen van alle overeenkomstsluitende partijen; |
f) |
de wijzen waarop de geldigheid van de visa territoriaal wordt beperkt; |
g) |
de beginselen welke ten grondslag liggen aan de opstelling van een gemeenschappelijke lijst van ter fine van weigering van toegang gesignaleerde vreemdelingen, onverminderd het bepaalde in artikel 96. |
Afdeling 2
Visa voor verblijf van langere duur
Artikel 18
De visa voor een verblijf van langer dan drie maanden zijn nationale visa welke door iedere overeenkomstsluitende partij overeenkomstig de eigen wetgeving worden afgegeven. Een dergelijk visum geeft de houder daarvan het recht over het grondgebied van de overige overeenkomstsluitende partijen door te reizen, teneinde zich te begeven naar het grondgebied van de overeenkomstsluitende partij die het visum heeft verleend, tenzij hij niet kan voldoen aan de in artikel 5, lid 1, onder a), d) en e), bedoelde voorwaarden voor binnenkomst, of gesignaleerd staat op de nationale signaleringslijst van de overeenkomstsluitende partij over wier grondgebied hij wenst door te reizen.
HOOFDSTUK 4
VOORWAARDEN VOOR REISVERKEER VAN VREEMDELINGEN
Artikel 19
-
1.Vreemdelingen die houder zijn van een eenvormig visum en die het grondgebied van één der overeenkomstsluitende partijen op regelmatige wijze zijn binnengekomen, mogen zich, zolang het visum geldig is en voorzover zij aan de in artikel 5, lid 1, onder a), c), d) en e), bedoelde voorwaarden voor binnenkomst voldoen, op het grondgebied van alle overeenkomstsluitende partijen vrij verplaatsen.
-
2.Tot op het tijdstip van instelling van het eenvormige visum mogen vreemdelingen die houder zijn van een door één van deze partijen verleend visum en die het grondgebied van één van deze partijen op regelmatige wijze zijn binnengekomen, zolang het visum geldig is en voor ten hoogste drie maanden te rekenen vanaf de datum van de eerste binnenkomst, zich op het grondgebied van alle overeenkomstsluitende partijen vrij verplaatsen, voorzover zij voldoen aan de in artikel 5, lid 1, onder a), c), d) en e), bedoelde voorwaarden voor binnenkomst.
-
3.Het bepaalde in de leden 1 en 2 is niet van toepassing op visa waarvan de geldigheid territoriaal is beperkt overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 3 van deze titel.
-
4.Het bepaalde in dit artikel geldt onverminderd het bepaalde in artikel 22.
Artikel 20
-
1.Vreemdelingen die niet aan de visumplicht zijn onderworpen, mogen zich voor de duur van ten hoogste drie maanden binnen een periode van zes maanden, gerekend vanaf de datum van eerste binnenkomst, op het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen vrij verplaatsen, voorzover zij voldoen aan de in artikel 5, lid 1, onder a), c), d) en e), bedoelde voorwaarden voor binnenkomst.
-
2.Het bepaalde in lid 1 doet geen afbreuk aan het recht van iedere overeenkomstsluitende partij om in bijzondere omstandigheden of krachtens de bepalingen van een vóór de inwerkingtreding van deze overeenkomst gesloten bilaterale overeenkomst de verblijfstermijn van drie maanden van een vreemdeling op haar grondgebied te verlengen.
-
3.Het bepaalde in dit artikel geldt onverminderd het bepaalde in artikel 22.
Artikel 21
-
1.Vreemdelingen die houder zijn van een geldige, door één der overeenkomstsluitende partijen afgegeven verblijfstitel, mogen zich gedurende een periode van ten hoogste drie maanden op grond van deze titel en van een geldig reisdocument vrij verplaatsen op het grondgebied van de overige overeenkomstsluitende partijen, voorzover zij voldoen aan de in artikel 5, lid 1, onder a), c) en e), bedoelde voorwaarden voor binnenkomst, en niet gesignaleerd staan op de nationale signaleringslijst van de betrokken overeenkomstsluitende partij.
-
2.Het bepaalde in lid 1 is eveneens van toepassing op vreemdelingen die houder zijn van een door één der overeenkomstsluitende partijen afgegeven tijdelijke verblijfsinstemming en van een door die partij afgegeven reisdocument.
-
3.De overeenkomstsluitende partijen doen het Uitvoerend Comité mededeling van de lijst van documenten, welke zij als verblijfstitel of tijdelijke verblijfsinstemming, dan wel als reisdocument in de zin van dit artikel afgeven.
-
4.Het bepaalde in dit artikel geldt onverminderd het bepaalde in artikel 22.
Artikel 22
-
1.Vreemdelingen die op regelmatige wijze op het grondgebied van een overeenkomstsluitende partij zijn binnengereisd, dienen zich onder de door ieder van de overeenkomstsluitende partijen vastgestelde voorwaarden aan te melden bij de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende partij op wier grondgebied zij binnenkomen. Deze aanmelding kan naar keuze van elke overeenkomstsluitende partij hetzij bij binnenkomst, hetzij binnen drie werkdagen te rekenen vanaf de datum van binnenkomst, in het binnenland geschieden.
-
2.Vreemdelingen die op het grondgebied van één der overeenkomstsluitende partijen verblijven en zich naar het grondgebied van één der overige overeenkomstsluitende partijen begeven, dienen aan de in lid 1 neergelegde verplichting te voldoen.
-
3.Uitzonderingen op het bepaalde in de leden 1 en 2 worden door iedere overeenkomstsluitende partij vastgesteld en ter kennis gebracht van het Uitvoerend Comité.
Artikel 23
-
1.De vreemdeling die niet of niet meer voldoet aan de op het grondgebied van één der overeenkomstsluitende partijen geldende voorwaarden inzake kort verblijf, dient in beginsel het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen onverwijld te verlaten.
-
2.Wanneer een vreemdeling over een geldige verblijfstitel of tijdelijke verblijfsinstemming van een andere overeenkomstsluitende partij beschikt, dient hij zich onverwijld naar het grondgebied van die overeenkomstsluitende partij te begeven.
-
3.Indien het vrijwillige vertrek van de vreemdeling niet plaatsvindt of indien een vermoeden bestaat dat dit vertrek niet zal plaatsvinden of indien het onmiddellijke vertrek van de vreemdeling om redenen van openbare orde of nationale veiligheid geboden is, dient de vreemdeling overeenkomstig de in de nationale wetgeving van die partij neergelegde voorwaarden te worden verwijderd van het grondgebied van de overeenkomstsluitende partij waar hij werd aangehouden. Indien verwijdering ingevolge de wet niet is toegestaan, kan die partij de betrokken vreemdeling verblijf toestaan op haar grondgebied.
-
4.Deze verwijdering kan geschieden naar het land van herkomst van de vreemdeling of naar enig ander land waar diens toelating mogelijk is, in het bijzonder ingevolge de relevante bepalingen van de door de overeenkomstsluitende partijen gesloten terugnameovereenkomsten.
-
5.Het bepaalde in lid 4 doet geen afbreuk aan de nationale bepalingen inzake het asielrecht, de bepalingen van het Verdrag van Genève van 28 juli 1951 betreffende de status van vluchtelingen, zoals gewijzigd bij het Protocol van New York van 31 januari 1967, alsmede het bepaalde in lid 2 van dit artikel en in artikel 33, lid 1, van deze overeenkomst.
Artikel 24
Onder voorbehoud van de door het Uitvoerend Comité te bepalen passende criteria en praktische regelingen, compenseren de overeenkomstsluitende partijen onderling het financiële onevenwicht dat uit de in artikel 23 bedoelde verplichte verwijdering voortvloeit, wanneer deze verwijdering niet op kosten van de vreemdeling kan geschieden.
HOOFDSTUK 5
VERBLIJFSTITELS EN SIGNALERING TER FINE VAN WEIGERING
Artikel 25
-
1.Wanneer een overeenkomstsluitende partij overweegt een verblijfstitel af te geven aan een ter fine van weigering gesignaleerde vreemdeling, treedt zij vooraf in overleg met de signalerende overeenkomstsluitende partij en houdt zij rekening met de belangen van deze partij; de verblijfstitel wordt slechts om ernstige redenen, in het bijzonder uit humanitaire overwegingen of ingevolge internationale verplichtingen, afgegeven.
Wanneer de verblijfstitel wordt afgegeven, gaat de signalerende overeenkomstsluitende partij over tot intrekking van de signalering, doch kan zij de vreemdeling op haar nationale signaleringslijst opnemen.
-
2.Wanneer blijkt dat een vreemdeling die houder is van een door één der overeenkomstsluitende partijen afgegeven geldige verblijfstitel, ter fine van weigering is gesignaleerd, treedt de signalerende overeenkomstsluitende partij in overleg met de overeenkomstsluitende partij die de verblijfstitel heeft afgegeven ten einde na te gaan of er voldoende grond is voor intrekking van de verblijfstitel.
Wanneer de verblijfstitel niet wordt ingetrokken, gaat de signalerende overeenkomstsluitende partij over tot intrekking van de signalering, doch kan zij de vreemdeling op haar nationale signaleringslijst opnemen.
HOOFDSTUK 6
BEGELEIDENDE MAATREGELEN
Artikel 26
-
1.Onverminderd de verplichtingen ingevolge het Verdrag van Genève van 28 juli 1951 betreffende de status van vluchtelingen, zoals gewijzigd bij het Protocol van New York van 31 januari 1967, verbinden de overeenkomstsluitende partijen zich ertoe in hun nationale wetgeving onderstaande regelingen op te nemen:
a) |
wanneer een vreemdeling de toegang tot het grondgebied van één van de overeenkomstsluitende partijen wordt geweigerd, is de vervoerder die hem door de lucht, over zee of over land tot aan de buitengrens heeft gebracht, verplicht hem onverwijld terug te nemen; op verzoek van de grensbewakingsautoriteiten dient de vervoerder de vreemdeling terug te brengen naar de derde staat van waaruit hij werd vervoerd, naar de derde staat die het reisdocument waarmee de vreemdeling heeft gereisd, heeft afgegeven of naar iedere andere derde staat waar zijn toelating is gewaarborgd; |
b) |
de vervoerder is verplicht de nodige maatregelen te treffen om zich ervan te vergewissen dat de per luchtvaartuig of per schip vervoerde vreemdeling in het bezit is van de voor binnenkomst op het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen vereiste reisdocumenten. |
-
2.De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe, onverminderd de verplichtingen ingevolge het Verdrag van Genève van 28 juli 1951 betreffende de status van vluchtelingen, zoals gewijzigd bij het Protocol van New York van 31 januari 1967, in overeenstemming met hun grondwettelijk recht, ten aanzien van vervoerders die vreemdelingen uit derde staten door de lucht of over zee naar hun grondgebied vervoeren, zonder dat dezen in het bezit zijn van de vereiste reisdocumenten, sancties in te voeren.
-
3.Het bepaalde in lid 1, onder b), en in lid 2 is van toepassing op de vervoerders die internationaal vervoer van groepen van personen per autobus verrichten, met uitzondering van het grensverkeer.
Artikel 27
-
1.De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe te voorzien in passende sancties jegens eenieder die een vreemdeling uit winstbejag helpt of poogt te helpen het grondgebied van één der overeenkomstsluitende partijen binnen te komen of aldaar te verblijven, zulks in strijd met de wetgeving van deze partij betreffende de binnenkomst en het verblijf van vreemdelingen.
-
2.Krijgt een overeenkomstsluitende partij kennis van feiten als bedoeld in lid 1 waardoor het recht van een andere overeenkomstsluitende partij wordt geschonden, dan informeert zij laatstgenoemde partij daarover.
-
3.De overeenkomstsluitende partij die om reden van een schending van haar recht een andere overeenkomstsluitende partij verzoekt feiten als bedoeld in lid 1 te vervolgen, dient door middel van een officiële aangifte of door een verklaring van de bevoegde autoriteiten te verklaren welke wettelijke bepalingen werden overtreden.
HOOFDSTUK 7
VERANTWOORDELIJKHEID VOOR DE BEHANDELING VAN ASIELVERZOEKEN
Artikel 28
De overeenkomstsluitende partijen bevestigen opnieuw hun verplichtingen uit hoofde van het Verdrag van Genève van 28 juli 1951 betreffende de status van vluchtelingen, zoals gewijzigd bij het Protocol van New York van 31 januari 1967, zonder enige geografische beperking van het toepassingsgebied van deze akten, en hun verbintenis om met de diensten van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor vluchtelingen samen te werken voor de toepassing van deze akten.
Artikel 29
-
1.De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe elk door een vreemdeling op het grondgebied van één der overeenkomstsluitende partijen ingediend asielverzoek te behandelen.
-
2.Deze verplichting leidt er niet toe dat in alle gevallen die overeenkomstsluitende partij de asielzoeker de binnenkomst of het verblijf op haar grondgebied moet toestaan.
Iedere overeenkomstsluitende partij behoudt het recht om asielzoekers, op grond van haar nationaal recht en met inachtneming van haar internationale verplichtingen, de toegang te weigeren of hen te verwijderen naar een derde staat.
-
3.Voor de behandeling van een asielverzoek is uitsluitend één overeenkomstsluitende partij verantwoordelijk, ongeacht de overeenkomstsluitende partij tot wie de vreemdeling zijn asielverzoek richt. De verantwoordelijke overeenkomstsluitende partij wordt op grond van de in artikel 30 neergelegde criteria bepaald.
-
4.Onverminderd het bepaalde in lid 3 blijft iedere overeenkomstsluitende partij bevoegd om ingeval van bijzondere redenen, in het bijzonder die ontleend aan het nationale recht, een asielverzoek te behandelen, zelfs wanneer de verantwoordelijkheid, in de zin van deze overeenkomst, op een andere overeenkomstsluitende partij rust.
Artikel 30
-
1.De voor de behandeling van een asielverzoek verantwoordelijke overeenkomstsluitende partij wordt als volgt vastgesteld:
a) |
wanneer een overeenkomstsluitende partij aan de asielzoeker een visum, ongeacht van welke aard, of een verblijfstitel heeft verleend, is zij verantwoordelijk voor de behandeling van het asielverzoek; wanneer het visum is afgegeven op grond van een machtiging van een andere overeenkomstsluitende partij is de overeenkomstsluitende partij die de machtiging heeft verleend, verantwoordelijk; |
b) |
wanneer verscheidene overeenkomstsluitende partijen de asielzoeker een visum, ongeacht van welke aard, of een verblijfstitel hebben verleend, is de overeenkomstsluitende partij van wier visum of verblijfstitel de geldigheidsduur het laatst verstrijkt, verantwoordelijk; |
c) |
zolang de asielzoeker het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen niet heeft verlaten, blijft de overeenkomstig a) en b) vastgestelde verantwoordelijkheid bestaan, ook wanneer de geldigheidsduur van het visum, ongeacht van welke aard, of van de verblijfstitel is verstreken; wanneer de asielzoeker na verlening van het visum of de verblijfstitel het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen verlaat, blijft de hieruit overeenkomstig het bepaalde onder a) en b) voortvloeiende verantwoordelijkheid bestaan, tenzij het visum of de verblijfstitel inmiddels volgens de nationale wetgeving niet meer geldig zijn; |
d) |
wanneer de asielzoeker door de overeenkomstsluitende partijen van de visumplicht is vrijgesteld, is de overeenkomstsluitende partij, via wier buitengrens de asielzoeker het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen is binnengekomen, verantwoordelijk; zolang de harmonisatie van het visumbeleid niet volledig is verwezenlijkt en de asielzoeker slechts door bepaalde overeenkomstsluitende partijen van de visumplicht is vrijgesteld, is de overeenkomstsluitende partij via wier buitengrens de asielzoeker het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen op grond van visumvrijstelling is binnengekomen, onverminderd het bepaalde onder a), b) en c), verantwoordelijk; wanneer het asielverzoek wordt ingediend bij een overeenkomstsluitende partij die de asielzoeker een doorreisvisum heeft verstrekt — daargelaten of de asielzoeker de paspoortcontrole gepasseerd heeft — en wanneer dit doorreisvisum is verstrekt nadat het land van doorreis zich bij de diplomatieke of consulaire autoriteiten van de overeenkomstsluitende partij van bestemming ervan heeft vergewist of de asielzoeker voldoet aan de voorwaarden voor binnenkomst op het grondgebied van de overeenkomstsluitende partij van bestemming, is de overeenkomstsluitende partij van bestemming verantwoordelijk voor de behandeling van het verzoek; |
e) |
wanneer de asielzoeker het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen is binnengekomen zonder in het bezit te zijn van één of meer geldige, door het Uitvoerend Comité aangewezen grensoverschrijdingsdocumenten, is de overeenkomstsluitende partij via wier buitengrens de asielzoeker het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen is binnengekomen, verantwoordelijk; |
f) |
wanneer een vreemdeling wiens asielverzoek reeds in behandeling is genomen door één der overeenkomstsluitende partijen, een nieuw verzoek indient, is de overeenkomstsluitende partij die het asielverzoek in behandeling heeft, verantwoordelijk; |
g) |
wanneer een vreemdeling wiens eerder asielverzoek door één der overeenkomstsluitende partijen reeds is afgehandeld, een nieuw asielverzoek indient, is de overeenkomstsluitende partij waar het eerdere asielverzoek werd behandeld, verantwoordelijk, indien de asielzoeker het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen niet heeft verlaten. |
-
2.Wanneer een overeenkomstsluitende partij een asielverzoek op grond van artikel 29, lid 4, in behandeling heeft genomen, is de krachtens het bepaalde in lid 1 verantwoordelijke overeenkomstsluitende partij van haar verplichting ontheven.
-
3.Wanneer de verantwoordelijke overeenkomstsluitende partij niet op grond van de in de leden 1 en 2 genoemde criteria kan worden bepaald, is de overeenkomstsluitende partij bij wie het asielverzoek werd ingediend, verantwoordelijk.
Artikel 31
-
1.De overeenkomstsluitende partijen streven ernaar zo spoedig mogelijk vast te stellen wie van hen verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek.
-
2.Wordt een asielverzoek gericht aan een overeenkomstsluitende partij die op grond van artikel 30 niet verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan, dan kan die overeenkomstsluitende partij, wanneer de vreemdeling zich op haar grondgebied bevindt, de verantwoordelijke overeenkomstsluitende partij verzoeken de asielzoeker, ter behandeling van diens asielverzoek, over te nemen.
-
3.De verantwoordelijke overeenkomstsluitende partij is verplicht de in lid 2 bedoelde asielzoeker over te nemen, indien het verzoek is gedaan binnen een termijn van zes maanden, te rekenen vanaf de datum van indiening van het asielverzoek. Indien het verzoek niet binnen deze termijn is ingediend, is de overeenkomstsluitende partij bij welke het asielverzoek is ingediend, verantwoordelijk voor de behandeling van het verzoek.
Artikel 32
De voor de behandeling van een asielverzoek verantwoordelijke overeenkomstsluitende partij behandelt dit overeenkomstig haar nationale recht.
Artikel 33
-
1.Wanneer de asielzoeker zich gedurende de asielprocedure op onregelmatige wijze op het grondgebied van een andere overeenkomstsluitende partij bevindt, is de verantwoordelijke overeenkomstsluitende partij verplicht hem terug te nemen.
-
2.Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing wanneer de andere overeenkomstsluitende partij de asielzoeker een verblijfstitel met een geldigheidsduur van één jaar of meer heeft verleend. In dit geval gaat de verantwoordelijkheid voor de behandeling van het asielverzoek op de andere overeenkomstsluitende partij over.
Artikel 34
-
1.De verantwoordelijke overeenkomstsluitende partij is verplicht tot terugneming van de vreemdeling wiens asielverzoek definitief is afgewezen en die zich naar het grondgebied van een andere overeenkomstsluitende partij heeft begeven zonder tot verblijf aldaar gemachtigd te zijn.
-
2.Het bepaalde in lid 1 vindt geen toepassing wanneer de verantwoordelijke overeenkomstsluitende partij de vreemdeling uit het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen had verwijderd.
Artikel 35
-
1.De overeenkomstsluitende partij die een vreemdeling de vluchtelingenstatus heeft verleend en hem verblijf heeft toegestaan, dient de verantwoordelijkheid voor de behandeling van een asielverzoek van een lid van diens gezin te dragen, voorzover betrokkenen daarmee instemmen.
-
2.Het in lid 1 bedoelde gezinslid is de echtgenoot van de vluchteling, het ongehuwde kind van de vluchteling beneden de achttien jaar of, indien de vluchteling een ongehuwd kind beneden de achttien jaar is, diens vader of moeder.
Artikel 36
Iedere voor de behandeling van het asielverzoek verantwoordelijke overeenkomstsluitende partij kan in geval van redenen van humanitaire aard, met name op grond van familiebanden of op culturele gronden, een andere overeenkomstsluitende partij verzoeken de verantwoordelijkheid over te nemen, voorzover betrokkene zulks wenst. De aangezochte overeenkomstsluitende partij beoordeelt of aan dat verzoek gevolg kan worden gegeven.
Artikel 37
-
1.De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende partijen lichten elkaar wederzijds zo spoedig mogelijk in omtrent:
a) |
nieuwe regelingen of maatregelen terzake van het asielrecht of de behandeling van asielzoekers, en wel uiterlijk op het tijdstip van inwerkingtreding daarvan; |
b) |
de statistische gegevens aangaande het aantal binnenkomende asielzoekers per maand met opgave van de belangrijkste landen van herkomst en de beslissingen op asielverzoeken, voorzover deze beschikbaar zijn; |
c) |
het ontstaan van nieuwe groepen asielzoekers of een aanzienlijke toeneming van bepaalde groepen asielzoekers, alsmede de dienaangaande beschikbare gegevens; |
d) |
essentiële beslissingen op het gebied van het asielrecht. |
-
2.Met het oog op een gemeenschappelijke beoordeling werken de overeenkomstsluitende partijen bovendien nauw samen ten aanzien van het inwinnen van informatie omtrent de situatie in het land van herkomst van de asielzoekers.
-
3.Aanwijzingen van een overeenkomstsluitende partij om vertrouwelijke behandeling van de door haar verstrekte informatie dienen door de overige overeenkomstsluitende partijen te worden opgevolgd.
Artikel 38
-
1.Iedere overeenkomstsluitende partij verstrekt iedere andere overeenkomstsluitende partij desgevraagd beschikbare gegevens betreffende de individuele asielzoeker welke noodzakelijk zijn voor:
— |
het vaststellen van de voor de behandeling van het asielverzoek verantwoordelijke overeenkomstsluitende partij; |
— |
de behandeling van het asielverzoek; |
— |
de uitvoering van de uit dit hoofdstuk voortvloeiende verplichtingen. |
-
2.Deze gegevens hebben uitsluitend betrekking op:
a) |
de identiteit (naam, voornaam, eventueel vroegere naam, bijnaam of alias, geboortedatum, geboorteplaats, huidige en vorige nationaliteit van de asielzoeker en, in voorkomend geval, diens familieleden); |
b) |
de identiteitsbewijzen en reisdocumenten (nummer, geldigheidsduur, data van afgifte, afgevende autoriteit, plaats van afgifte, enz.); |
c) |
andere voor identificatie dienstige gegevens; |
d) |
de verblijfplaatsen en reisroutes; |
e) |
de door een overeenkomstsluitende partij afgegeven verblijfstitels of visa; |
f) |
de plaats waar het asielverzoek werd ingediend; |
g) |
eventueel de datum waarop een eerder asielverzoek werd ingediend, de datum waarop het huidige asielverzoek is ingediend, de stand van de procedure, de strekking van de genomen beslissing. |
-
3.Bovendien kan een overeenkomstsluitende partij een andere overeenkomstsluitende partij verzoeken haar mededeling te doen van de door de asielzoeker opgegeven redenen ter staving van zijn verzoek en, in voorkomend geval, de redenen van de jegens hem genomen beslissing. De aangezochte overeenkomstsluitende partij beoordeelt of zij aan het tot haar gerichte verzoek gevolg kan geven. In ieder geval is voor het verstrekken van deze gegevens de toestemming van de asielzoeker vereist.
-
4.De gegevensverstrekking vindt plaats op verzoek van een overeenkomstsluitende partij en mag slechts geschieden tussen de autoriteiten, wier aanwijzing door iedere overeenkomstsluitende partij ter kennis van het Uitvoerend Comité wordt gebracht.
-
5.De verstrekte gegevens mogen slechts worden gebruikt voor de doeleinden als bedoeld in lid 1. Deze gegevens worden uitsluitend verstrekt aan de instanties en gerechtelijke autoriteiten die belast zijn met:
— |
het vaststellen van de voor de behandeling van het asielverzoek verantwoordelijke overeenkomstsluitende partij; |
— |
de behandeling van het asielverzoek; |
— |
de uitvoering van de uit dit hoofdstuk voortvloeiende verplichtingen. |
-
6.De overeenkomstsluitende partij die de gegevens verstrekt, ziet erop toe dat deze juist en actueel zijn.
Wanneer blijkt dat deze overeenkomstsluitende partij gegevens heeft verstrekt die onjuist zijn of niet hadden mogen worden verstrekt, wordt dit de ontvangende overeenkomstsluitende partijen onverwijld medegedeeld. Zij zijn verplicht deze gegevens te verbeteren of te vernietigen.
-
7.Een asielzoeker heeft het recht desgevraagd kennis te nemen van de op hem betrekking hebbende verstrekte gegevens, zolang deze beschikbaar zijn.
Indien hij vaststelt dat deze gegevens onjuist zijn of niet hadden mogen worden verstrekt, heeft hij het recht de verbetering of vernietiging daarvan te verlangen. Dit recht wordt uitgeoefend onder de voorwaarden als bedoeld in lid 6.
-
8.In iedere overeenkomstsluitende partij wordt van de verstrekking en ontvangst van de verstrekte gegevens aantekening gehouden.
-
9.De verstrekte gegevens worden niet langer bewaard dan noodzakelijk is voor de doeleinden waartoe de verstrekking heeft plaatsgevonden. De noodzaak tot bewaren van de verstrekte gegevens dient door de desbetreffende overeenkomstsluitende partij op het daartoe geschikte tijdstip te worden getoetst.
-
10.Voor de verstrekte gegevens geldt ten minste dezelfde bescherming als die waarin het recht van de ontvangende overeenkomstsluitende partij voor soortgelijke gegevens voorziet.
-
11.Wanneer de gegevens niet in een geautomatiseerde registratie, doch anderszins worden verwerkt, treffen de overeenkomstsluitende partijen passende maatregelen, opdat de naleving van dit artikel door middel van een doeltreffend toezicht wordt gewaarborgd. Wanneer een overeenkomstsluitende partij een controleautoriteit als bedoeld in lid 12 heeft, kan zij deze met dit toezicht belasten.
-
12.Wanneer één of meer overeenkomstsluitende partijen de verwerking van alle of van een gedeelte van de in de leden 2 en 3 bedoelde gegevens willen automatiseren, is dit slechts toegestaan indien de betrokken overeenkomstsluitende partijen wettelijke bepalingen betreffende deze verwerking hebben aangenomen waardoor uitvoering wordt gegeven aan de beginselen van het Verdrag van de Raad van Europa van 28 januari 1981 tot bescherming van het individu in verband met de geautomatiseerde registratie van persoonsgegevens en zij een passende controleautoriteit hebben aangewezen die belast is met de onafhankelijke controle op de verwerking en het gebruik van de op grond van deze overeenkomst verstrekte gegevens.
TITEL III
POLITIE EN VEILIGHEID
HOOFDSTUK 1
POLITIËLE SAMENWERKING
Artikel 39
-
1.De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe dat hun politiediensten elkaar, met inachtneming van het nationale recht binnen de grenzen van hun bevoegdheden, wederzijds bijstand verlenen ten behoeve van de voorkoming en opsporing van strafbare feiten, voorzover het doen of behandelen van een verzoek naar nationaal recht niet aan de justitiële autoriteiten is voorbehouden en voor het inwilligen van het verzoek door de aangezochte overeenkomstsluitende partij geen dwangmiddelen behoeven te worden toegepast. Wanneer de aangezochte politieautoriteiten tot de afdoening van een verzoek niet bevoegd zijn, zenden zij dit aan de bevoegde autoriteiten door.
-
2.Schriftelijke informatie die krachtens het bepaalde in lid 1 door de aangezochte overeenkomstsluitende partij wordt verstrekt, kan door de verzoekende overeenkomstsluitende partij slechts met toestemming van de bevoegde justitiële autoriteiten van de aangezochte overeenkomstsluitende partij als bewijsmiddel voor het ten laste gelegde feit worden aangewend.
-
3.De in lid 1 bedoelde verzoeken om bijstand en reacties daarop kunnen tussen de door de onderscheiden overeenkomstsluitende partijen met de internationale politiesamenwerking belaste centrale autoriteiten worden uitgewisseld. In gevallen waarin het verzoek langs bovengenoemde weg niet tijdig kan worden gedaan, kunnen verzoeken door de politieautoriteiten van de verzoekende overeenkomstsluitende partij rechtstreeks aan de bevoegde politieautoriteiten van de aangezochte overeenkomstsluitende partij worden toegezonden en door deze rechtstreeks worden beantwoord. In deze gevallen stelt de verzoekende politieautoriteit zo spoedig mogelijk de in de aangezochte overeenkomstsluitende partij met de internationale politiesamenwerking belaste autoriteit van haar rechtstreekse verzoek in kennis.
-
4.De samenwerking in grensgebieden kan nader worden geregeld in afspraken tussen de bevoegde ministers van de overeenkomstsluitende partijen.
-
5.De bepalingen van dit artikel doen geen afbreuk aan verdergaande, bestaande en toekomstige bilaterale akkoorden tussen aan elkaar grenzende overeenkomstsluitende partijen. De overeenkomstsluitende partijen doen elkaar mededeling van deze akkoorden.
Artikel 40
-
1.Ambtenaren van een overeenkomstsluitende partij die, in het kader van een opsporingsonderzoek, in hun eigen land een persoon observeren te wiens aanzien er een redelijk vermoeden bestaat dat hij is betrokken bij het plegen van een strafbaar feit dat tot uitlevering aanleiding kan geven, zijn bevoegd deze observatie op het grondgebied van een andere overeenkomstsluitende partij voort te zetten, wanneer laatstgenoemde partij daartoe toestemming heeft gegeven op basis van een van te voren ingediend rechtshulpverzoek. De toestemming kan onder bijzondere voorwaarden worden verleend.
Desgevraagd dient de observatie te worden overgedragen aan de ambtenaren van de overeenkomstsluitende partij op wier grondgebied de observatie plaatsvindt.
Het rechtshulpverzoek als bedoeld in de eerste alinea dient te worden gericht aan de door elk der overeenkomstsluitende partijen daartoe aangewezen autoriteit, die bevoegd is op het verzoek te beslissen of dit door te zenden.
-
2.Wanneer wegens het bijzonder spoedeisende karakter van het optreden geen voorafgaande toestemming van de andere overeenkomstsluitende partij kan worden gevraagd, mogen de ambtenaren de observatie van een persoon te wiens aanzien er een redelijk vermoeden bestaat dat hij bij het plegen van een in lid 7 genoemd strafbaar feit is betrokken, onder de navolgende voorwaarden tot over het grondgebied van die partij voortzetten:
a) |
de in lid 5 genoemde autoriteit van de overeenkomstsluitende partij op wier grondgebied de observatie wordt voortgezet, dient nog tijdens de observatie onverwijld van de grensoverschrijding in kennis te worden gesteld; |
b) |
een rechtshulpverzoek als bedoeld in lid 1, waarin tevens de redenen zijn aangegeven waarom zonder voorafgaande toestemming tot grensoverschrijding is overgegaan, dient zo spoedig mogelijk alsnog te worden ingediend. |
De observatie dient te worden afgebroken zodra de overeenkomstsluitende partij op wier grondgebied de observatie plaatsvindt, na ontvangst van de hierboven onder a) bedoelde kennisgeving of het onder b) bedoelde verzoek zulks te verstaan geeft, of indien de toestemming vijf uren na de grensoverschrijding nog niet is verleend.
-
3.De observatie als bedoeld in de leden 1 en 2 mag slechts onder de volgende algemene voorwaarden worden uitgeoefend:
a) |
de observerende ambtenaren zijn gebonden aan het bepaalde in dit artikel en aan het recht van de overeenkomstsluitende partij op wier grondgebied zij optreden; zij dienen de aanwijzingen van de plaatselijk bevoegde autoriteiten op te volgen; |
b) |
behoudens in de gevallen als bedoeld in lid 2 dienen de ambtenaren tijdens de observatie te zijn voorzien van een document waaruit blijkt dat de toestemming is verleend; |
c) |
de observerende ambtenaren dienen te allen tijde in staat te zijn hun officiële functie aan te tonen; |
d) |
de observerende ambtenaren mogen tijdens de observatie hun dienstwapen meevoeren, tenzij de aangezochte overeenkomstsluitende partij daartegen uitdrukkelijk bezwaar heeft gemaakt; het gebruik ervan is uitsluitend in geval van noodweer toegestaan; |
e) |
het binnentreden van woningen en het betreden van niet voor het publiek toegankelijke plaatsen is niet toegestaan; |
f) |
de observerende ambtenaren zijn niet bevoegd de te observeren persoon staande te houden of aan te houden; |
g) |
van elk optreden wordt verslag gedaan aan de autoriteiten van de overeenkomstsluitende partij op wier grondgebied de observatie plaatsvindt; de persoonlijke verschijning van de observerende ambtenaren kan worden verlangd; |
h) |
de autoriteiten van de overeenkomstsluitende partij van wier grondgebied de observerende ambtenaren afkomstig zijn, verlenen desgevraagd medewerking aan nader onderzoek van de overeenkomstsluitende partij op wier grondgebied werd opgetreden, met inbegrip van gerechtelijke procedures. |
-
4.De in de leden 1 en 2 bedoelde ambtenaren zijn:
— voor het Koninkrijk België: de leden van de Gerechtelijke Politie bij de parketten, de Rijkswacht en de Gemeentepolitie, alsmede, onder de voorwaarden die zijn vastgesteld bij passende bilaterale akkoorden als bedoeld in lid 6 voor wat betreft hun bevoegdheden aangaande de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, de sluikhandel in wapens en explosieven, en het illegale vervoer van giftige en schadelijke afvalstoffen, de douaneambtenaren;
— voor de Bondsrepubliek Duitsland: de ambtenaren van de „Polizeien des Bundes und der Länder”, alsmede, voor het illegale verkeer van verdovende middelen en de illegale handel in wapens, de ambtenaren van de „Zollfahndungsdienst” als hulpambtenaren van het Openbaar ministerie;
— voor de Franse Republiek: de ambtenaren en hulpambtenaren van de gerechtelijke afdelingen van de „Police nationale” en van de „Gendarmerie nationale”, alsmede, onder de voorwaarden die zijn vastgesteld bij passende bilaterale akkoorden als bedoeld in lid 6, voor wat betreft hun bevoegdheden aangaande de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, de sluikhandel in wapens en explosieven, en het illegale vervoer van giftige en schadelijke afvalstoffen, de douaneambtenaren;
— voor het Groothertogdom Luxemburg: de ambtenaren „Police” en van de „Gendarmerie”, alsmede, onder de voorwaarden die zijn vastgesteld bij passende bilaterale akkoorden als bedoeld in lid 6, voor wat betreft hun bevoegdheden aangaande de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, de sluikhandel in wapens en explosieven, en het illegale vervoer van giftige en schadelijke afvalstoffen, de douaneambtenaren;
— voor het Koninkrijk der Nederlanden: de ambtenaren van de Rijkspolitie en de Gemeentepolitie, alsmede, onder de voorwaarden die zijn vastgesteld bij passende bilaterale akkoorden als bedoeld in lid 6 voor wat betreft hun bevoegdheden aangaande het illegale verkeer in verdovende middelen en psychotrope stoffen, de sluikhandel in wapens en explosieven, en het illegale vervoer van giftige en schadelijke afvalstoffen, de ambtenaren van de fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst bevoegd inzake de invoerrechten en de accijnzen.
-
5.De in de leden 1 en 2 bedoelde autoriteit is:
— voor het Koninkrijk België: het Commissariaat-generaal van de Gerechtelijke Politie;
— voor de Bondsrepubliek Duitsland: het „Bundeskriminalamt”;
— voor de Franse Republiek: de „Direction centrale de la Police judiciaire”;
— voor het Groothertogdom Luxemburg: de „Procureur général d'Etat”;
— voor het Koninkrijk der Nederlanden: de Landelijk Officier van Justitie voor grensoverschrijdende observatie.
-
6.De overeenkomstsluitende partijen kunnen bilateraal het toepassingsbereik van het bepaalde in dit artikel uitbreiden en nadere regelingen ter uitvoering daarvan treffen.
-
7.Observatie als bedoeld in lid 2 is slechts toegestaan wanneer één der onderstaande strafbare feiten daaraan ten grondslag ligt:
— |
moord, |
— |
doodslag, |
— |
verkrachting, |
— |
opzettelijke brandstichting, |
— |
valsmunterij, |
— |
gekwalificeerde diefstal en heling, |
— |
afpersing, |
— |
ontvoering en gijzeling, |
— |
mensenhandel, |
— |
sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, |
— |
vergrijpen tegen de voorschriften aangaande vuurwapens en explosieven, |
— |
het teweegbrengen van een ontploffing, |
— |
illegaal vervoer van giftige en schadelijke afvalstoffen. |
Artikel 41
-
1.Ambtenaren van een overeenkomstsluitende partij die in hun eigen land een persoon achtervolgen die op heterdaad is betrapt bij het plegen van of deelneming aan één der in lid 4 genoemde strafbare feiten, zijn bevoegd de achtervolging op het grondgebied van een andere overeenkomstsluitende partij zonder voorafgaande toestemming van laatstgenoemde partij voort te zetten, wanneer de bevoegde autoriteiten van de andere overeenkomstsluitende partij wegens het spoedeisende karakter van het optreden niet vooraf door middel van één der in artikel 44 bedoelde communicatiemiddelen kunnen worden gewaarschuwd of deze niet tijdig ter plaatse kunnen zijn om de achtervolging over te nemen.
Hetzelfde geldt wanneer de achtervolgde persoon zich in voorlopige hechtenis bevond of een gevangenisstraf onderging en zich door ontvluchting aan de verdere tenuitvoerlegging daarvan heeft onttrokken.
De achtervolgende ambtenaren treden uiterlijk bij grensoverschrijding in contact met de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende partij wier grondgebied zij hebben betreden. De achtervolging dient te worden afgebroken zodra de overeenkomstsluitende partij op wier grondgebied de achtervolging wordt voortgezet, zulks te verstaan geeft. De plaatselijk bevoegde autoriteiten houden op verzoek van de achtervolgende ambtenaren de achtervolgde persoon staande om zijn identiteit vast te stellen of zijn aanhouding te bewerkstelligen.
-
2.Het achtervolgingsrecht wordt uitgeoefend volgens één van onderstaande vormen neergelegd in een verklaring als bedoeld in lid 9:
a) |
aan de achtervolgende ambtenaren komt geen staandehoudingsbevoegdheid toe; |
b) |
indien niet te verstaan wordt gegeven, dat de achtervolging dient te worden afgebroken en de plaatselijke autoriteiten niet tijdig ter plaatse kunnen zijn, mogen de achtervolgende ambtenaren de achtervolgde persoon staande houden totdat de terstond te waarschuwen ambtenaren van de overeenkomstsluitende partij op wier grondgebied zij optreden, tot de vaststelling van de identiteit, dan wel tot aanhouding overgaan. |
-
3.Het achtervolgingsrecht als bedoeld in de leden 1 en 2 wordt uitgeoefend volgens één van onderstaande vormen neergelegd in een verklaring als bedoeld in lid 9:
a) |
binnen een in de verklaring vast te stellen zone of tijdsbestek te rekenen vanaf de plaats, respectievelijk het tijdstip van grensoverschrijding; |
b) |
zonder enige in afstand, noch in tijd uitgedrukte beperking. |
-
4.In een verklaring als bedoeld in lid 9 duiden de overeenkomstsluitende partijen volgens één van onderstaande vormen de in lid 1 bedoelde strafbare feiten aan als:
a) |
de volgende strafbare feiten:
|
b) |
de strafbare feiten die aanleiding kunnen geven tot uitlevering. |
-
5.Het achtervolgingsrecht mag alleen worden uitgeoefend onder de volgende algemene voorwaarden:
a) |
de achtervolgende ambtenaren zijn gebonden aan het bepaalde in dit artikel en aan het recht van de overeenkomstsluitende partij op wier grondgebied zij optreden; zij dienen de aanwijzingen van de plaatselijk bevoegde autoriteiten op te volgen; |
b) |
de achtervolging vindt alleen over de landgrenzen plaats; |
c) |
het binnentreden van woningen en het betreden van niet voor het publiek toegankelijke plaatsen is niet toegestaan; |
d) |
de achtervolgende ambtenaren dienen als zodanig uiterlijk direct herkenbaar te zijn, hetzij door middel van het dragen van een uniform of een armband, hetzij door middel van aan het voertuig aangebrachte voorzieningen; het is hun niet toegestaan in burgerkleding met gebruikmaking van een niet als zodanig herkenbaar politievoertuig op te treden; de achtervolgende ambtenaren dienen te allen tijde in staat te zijn hun officiële functie aan te tonen; |
e) |
de achtervolgende ambtenaren mogen hun dienstwapen meevoeren; het gebruik ervan is uitsluitend in geval van noodweer toegestaan; |
f) |
na de aanhouding als bedoeld in lid 2, onder b), mag ten aanzien van de achtervolgde persoon ten behoeve van diens voorgeleiding aan de plaatselijk bevoegde autoriteiten uitsluitend een veiligheidsfouillering worden verricht en mogen tijdens diens overbrenging handboeien worden gebruikt; de door de achtervolgde persoon meegevoerde voorwerpen mogen in beslag worden genomen; |
g) |
de achtervolgende ambtenaren dienen zich na elk optreden als bedoeld in de leden 1, 2 en 3 te melden bij de plaatselijk bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende partij op wier grondgebied zij zijn opgetreden, en doen verslag van hun handelen; op verzoek van deze autoriteiten zijn zij verplicht zich beschikbaar te houden totdat omtrent de toedracht van hun optreden duidelijkheid is verkregen; deze voorwaarde geldt ook in die gevallen waarin de achtervolging niet tot de aanhouding van de achtervolgde persoon heeft geleid; |
h) |
de autoriteiten van de overeenkomstsluitende partij van wier grondgebied de achtervolgende ambtenaren afkomstig zijn, verlenen desgevraagd medewerking aan nader onderzoek van de overeenkomstsluitende partij op wier grondgebied werd opgetreden, met inbegrip van gerechtelijke procedures. |
-
6.Een persoon die na een optreden als bedoeld in lid 2 werd aangehouden, kan ongeacht zijn nationaliteit door de plaatselijk bevoegde autoriteiten voor verhoor worden opgehouden. De terzake geldende regels van nationaal recht zijn van overeenkomstige toepassing.
Indien deze persoon niet de nationaliteit heeft van de overeenkomstsluitende partij op wier grondgebied hij is aangehouden, wordt hij uiterlijk zes uren na zijn aanhouding — de uren tussen middernacht en negen uur niet meegeteld — in vrijheid gesteld, tenzij de plaatselijk bevoegde autoriteiten voordien een verzoek tot voorlopige aanhouding ter fine van uitlevering hebben ontvangen, in ongeacht welke vorm.
-
7.De in de leden 1 tot en met 6 genoemde ambtenaren zijn:
— voor het Koninkrijk België: de leden van de Gerechtelijke Politie bij de parketten, de Rijkswacht en de Gemeentepolitie, alsmede, onder de voorwaarden die zijn vastgesteld bij passende bilaterale akkoorden als bedoeld in lid 10 voor wat betreft hun bevoegdheden aangaande de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, de sluikhandel in wapens en explosieven, en het illegale vervoer van giftige en schadelijke afvalstoffen, de douaneambtenaren;
— voor de Bondsrepubliek Duitsland: de ambtenaren van de „Polizeien des Bundes und der Länder”, alsmede, voor het illegale verkeer van verdovende middelen en de illegale handel in wapens, de ambtenaren van de „Zollfahndungsdienst” als hulpambtenaren van het Openbaar ministerie;
— voor de Franse Republiek: de ambtenaren en hulpambtenaren van de gerechtelijke afdelingen van de „Police nationale” en van de „Gendarmerie nationale”, alsmede, onder de voorwaarden die zijn vastgesteld bij passende bilaterale akkoorden als bedoeld in lid 10 voor wat betreft hun bevoegdheden aangaande de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, de sluikhandel in wapens en explosieven, en het illegale vervoer van giftige en schadelijke afvalstoffen, de douaneambtenaren;
— voor het Groothertogdom Luxemburg: de ambtenaren van de „Police” en van de „Gendarmerie”, alsmede, onder de voorwaarden die zijn vastgesteld bij passende bilaterale akkoorden als bedoeld in lid 10, voor wat betreft hun bevoegdheden aangaande de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, de sluikhandel in wapens en explosieven, en het illegale vervoer van giftige en schadelijke afvalstoffen, de douaneambtenaren;
— voor het Koninkrijk der Nederlanden: de ambtenaren van Rijkspolitie en van Gemeentepolitie, alsmede, onder de voorwaarden die zijn vastgesteld bij passende bilaterale akkoorden als bedoeld in lid 10 voor wat betreft hun bevoegdheden aangaande het illegale verkeer in verdovende middelen en psychotrope stoffen, de sluikhandel in wapens en explosieven, en het illegale vervoer van giftige en schadelijke afvalstoffen, de ambtenaren van de fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst bevoegd inzake de invoerrechten en de accijnzen.
-
8.Voor de betrokken overeenkomstsluitende partijen blijft artikel 37 van het Benelux-verdrag van 27 juni 1962 aangaande de uitlevering en de rechtshulp in strafzaken, zoals gewijzigd bij het Protocol van 11 mei 1974, onverlet.
-
9.Elk der overeenkomstsluitende partijen legt bij ondertekening van deze overeenkomst een verklaring af waarin zij aan de hand van het bepaalde in de leden 2, 3 en 4 aangeeft, hoe aan uitoefening van het achtervolgingsrecht op haar grondgebied door elk der aangrenzende overeenkomstsluitende partijen toepassing dient te worden gegeven.
Elk der overeenkomstsluitende partijen kan haar verklaring op ieder tijdstip door een andere vervangen, mits de latere verklaring de strekking van de eerdere niet inperkt.
Het afleggen van verklaringen als bovenbedoeld geschiedt na overleg met elk der betrokken overeenkomstsluitende partijen in een streven naar gelijkwaardigheid van aan beide zijden van de binnengrenzen geldende regimes.
-
10.De overeenkomstsluitende partijen kunnen bilateraal het toepassingsbereik van het bepaalde in lid 1 uitbreiden en nadere regelingen ter uitvoering van dit artikel treffen.
Artikel 42
Tijdens een optreden als bedoeld in de artikelen 40 en 41 worden de ambtenaren die op het grondgebied van een andere overeenkomstsluitende partij een taak vervullen, met ambtenaren van die overeenkomstsluitende partij gelijkgesteld, voor wat betreft de strafbare feiten die tegen of door hen mochten worden begaan.
Artikel 43
-
1.Wanneer ambtenaren van een overeenkomstsluitende partij overeenkomstig de artikelen 40 en 41 van deze overeenkomst op het grondgebied van een andere overeenkomstsluitende partij optreden, is de eerstgenoemde partij overeenkomstig het recht van de laatstgenoemde partij aansprakelijk voor de schade die zij aldaar tijdens hun optreden veroorzaken.
-
2.De overeenkomstsluitende partij op wier grondgebied de schade als bedoeld in lid 1 wordt veroorzaakt, neemt op zich deze schade te vergoeden op de wijze waarop zij daartoe gehouden zou zijn, indien de schade door haar eigen ambtenaren zou zijn toegebracht.
-
3.De overeenkomstsluitende partij wier ambtenaren op het grondgebied van een andere overeenkomstsluitende partij enige schade hebben veroorzaakt, betaalt laatstgenoemde partij het volledige bedrag terug dat deze aan de slachtoffers of hun rechthebbenden heeft uitgekeerd.
-
4.Onder voorbehoud van de uitoefening van haar rechten tegenover derden en met uitzondering van het bepaalde in lid 3 ziet elk der overeenkomstsluitende partijen, in het geval als bedoeld in lid 1 ervan af het bedrag van de door haar geleden schade op een andere overeenkomstsluitende partij te verhalen.
Artikel 44
-
1.De overeenkomstsluitende partijen brengen, met inachtneming van de desbetreffende internationale overeenkomsten en rekening houdende met de plaatselijke omstandigheden en de technische mogelijkheden, in het bijzonder in de grensgebieden, rechtstreekse telefoon-, radio-, telex- en andere verbindingen tot stand teneinde de politie- en douanesamenwerking te vergemakkelijken, in het bijzonder met het oog op het tijdig doorgeleiden van informatie ter zake van de grensoverschrijdende observatie en achtervolging.
-
2.Afgezien van de bovenstaande, op korte termijn te treffen maatregelen zullen zij met name de volgende mogelijkheden onderzoeken:
a) |
uitwisseling van materiaal of detachering van contactambtenaren die zijn uitgerust met passende radioapparatuur; |
b) |
uitbreiding van de in de grensgebieden gebruikte frequentiebandbreedten; |
c) |
de inwerkingstelling van één gemeenschappelijke verbinding voor de in deze gebieden optredende politie- en douanediensten; |
d) |
coördinatie van hun aankoopprogramma's voor communicatieapparatuur teneinde tot genormaliseerde en compatibele systemen te komen. |
Artikel 45
-
1.De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe de nodige maatregelen te nemen om te verzekeren dat:
a) |
de hoofden van logiesverstrekkende bedrijven of hun gemachtigden erop toe zien dat vreemdelingen, met inbegrip van onderdanen van andere overeenkomstsluitende partijen en van andere lidstaten van de Europese Gemeenschappen, aan wie zij logies verstrekken — afgezien van meereizende echtgenoten en minderjarige kinderen en van leden van reisgezelschappen — eigenhandig de hotelfiches invullen en ondertekenen en daarbij voldoen aan de verplichting zich jegens hen te identificeren door overlegging van een geldig identiteitsdocument; |
b) |
de aldus ingevulde hotelfiches de bevoegde autoriteiten ter beschikking worden gehouden of worden toegezonden, voorzover deze autoriteiten dit ter voorkoming van gevaar, ten behoeve van opsporingsonderzoek, dan wel ter opheldering van het lot van vermiste personen of slachtoffers van ongevallen noodzakelijk achten, voorzover door het nationale recht niet anders is bepaald. |
-
2.Het bepaalde in lid 1 is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van personen die overnachten op plaatsen die beroeps- of bedrijfsmatig ter beschikking worden gesteld, in het bijzonder in tenten, in caravans en op schepen.
Artikel 46
-
1.Iedere overeenkomstsluitende partij kan met inachtneming van haar nationale recht in individuele gevallen, zonder een daartoe strekkend verzoek, de betrokken overeenkomstsluitende partij informatie mededelen die voor de ontvangende overeenkomstsluitende partij ter verlening van bijstand bij de bestrijding van toekomstige strafbare feiten, ter voorkoming van strafbare feiten of ter afwending van gevaar voor de openbare orde en veiligheid van belang kunnen zijn.
-
2.Onverminderd de samenwerking in de grensgebieden als bedoeld in artikel 39, lid 4, geschiedt de informatie-uitwisseling door de tussenkomst van een aan te wijzen centrale instantie. In bijzonder spoedeisende gevallen kan, onder voorbehoud van afwijkende bepalingen van het nationale recht, de informatie-uitwisseling in de zin van dit artikel rechtstreeks tussen de betrokken politiediensten geschieden. De centrale instantie wordt zo spoedig mogelijk hiervan in kennis gesteld.
Artikel 47
-
1.De overeenkomstsluitende partijen kunnen bilateraal tot afspraken komen omtrent detachering voor bepaalde of onbepaalde duur van contactambtenaren van de ene overeenkomstsluitende partij bij politiediensten van de andere overeenkomstsluitende partij.
-
2.Detachering voor bepaalde of onbepaalde duur van contactambtenaren heeft ten doel de samenwerking tussen de overeenkomstsluitende partijen te bevorderen en te bespoedigen, in het bijzonder door het verlenen van bijstand:
a) |
in de vorm van informatie-uitwisseling met het oog op zowel preventieve als repressieve misdaadbestrijding; |
b) |
bij de uitvoering van verzoeken om politiële en justitiële rechtshulp in strafzaken; |
c) |
ten behoeve van de taakuitoefening van de autoriteiten belast met de grensbewaking aan de buitengrenzen. |
-
3.De contactambtenaren hebben een adviserende en assisterende taak. Zij zijn niet bevoegd tot het zelfstandig uitvoeren van politiële maatregelen. Zij verstrekken inlichtingen en voeren hun opdrachten uit in het kader van de instructies die aan hen zijn gegeven door de overeenkomstsluitende partij waarvandaan zij afkomstig zijn en door de overeenkomstsluitende partij waar zij zijn gedetacheerd. Zij rapporteren regelmatig aan het hoofd van de politiedienst waarbij zij zijn gedetacheerd.
-
4.De overeenkomstsluitende partijen kunnen bilateraal of multilateraal overeenkomen dat de in derde staten gedetacheerde contactambtenaren van een overeenkomstsluitende partij tevens de belangen behartigen van één of meer andere overeenkomstsluitende partijen. Ingevolge dergelijke afspraken verstrekken de in derde staten gedetacheerde contactambtenaren desgevraagd of uit eigen beweging gegevens aan de andere overeenkomstsluitende partijen en vervullen zij, binnen de grenzen van hun bevoegdheden, opdrachten ten behoeve van deze partijen.
De overeenkomstsluitende partijen informeren elkaar omtrent hun voornemens tot detachering van contactambtenaren in derde staten.
HOOFDSTUK 2
WEDERZIJDSE RECHTSHULP IN STRAFZAKEN
Artikel 48
-
1.De bepalingen van dit hoofdstuk strekken ter aanvulling en vergemakkelijking van de toepassing van het Europees Verdrag van 20 april 1959 aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken, onderscheidenlijk — in de relaties tussen de overeenkomstsluitende partijen die behoren tot de Benelux Economische Unie — hoofdstuk II van het Benelux-verdrag van 27 juni 1962 aangaande de uitlevering en de rechtshulp in strafzaken, zoals gewijzigd bij het Protocol van 11 mei 1974.
-
2.Het bepaalde in lid 1 doet niet af aan de toepasselijkheid van verdergaande bepalingen van bestaande bilaterale verdragen, van kracht tussen de overeenkomstsluitende partijen.
Artikel 49
Wederzijdse rechtshulp wordt ook verleend ten behoeve van:
a) |
procedures wegens feiten die volgens het nationale recht van één van beide of beide overeenkomstsluitende partijen als vergrijpen tegen voorschriften betreffende de orde door bestuurlijke autoriteiten worden bestraft, mits van hun beslissingen beroep openstaat op een ook in strafzaken bevoegde rechter; |
b) |
procedures inzake aanspraken op schadevergoeding wegens maatregelen die verband houden met een strafvervolging en wegens ongerechtvaardigde veroordelingen; |
c) |
de behandeling van gratieverzoeken; |
d) |
burgerlijke rechtsvorderingen welke in een strafrechtelijke procedure zijn ingesteld, zolang de strafrechter nog niet onherroepelijk in de strafzaak heeft beslist; |
e) |
de betekening van gerechtelijke mededelingen inzake de tenuitvoerlegging van een straf of maatregel, de inning van een geldboete of de betaling van proceskosten; |
f) |
de opschorting van de uitspraak of de tenuitvoerlegging van een straf of maatregel, de voorwaardelijke invrijheidstelling, het uitstel van de tenuitvoerlegging of de schorsing van de tenuitvoerlegging van een straf of maatregel. |
Artikel 50
-
1.De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe, overeenkomstig de in artikel 48 genoemde verdragen, elkaar wederzijds rechtshulp te verlenen bij overtredingen van wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften betreffende de accijnzen, de belasting over de toegevoegde waarde en de douane. Als douanevoorschriften geldt het bepaalde in artikel 2 van de overeenkomst van 7 september 1967 tussen België, de Bondsrepubliek Duitsland, Frankrijk, Italië, Luxemburg en Nederland inzake de wederzijdse bijstand tussen de onderscheiden douaneadministraties, alsmede het bepaalde in artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 1468/81 van de Raad van 19 mei 1981.
-
2.Verzoeken om rechtshulp in wegens ontduiking van accijnzen ingestelde procedures kunnen niet worden afgewezen op grond van het feit, dat in de aangezochte overeenkomstsluitende partij geen accijnzen op de in het rechtshulpverzoek genoemde goederen worden geheven.
-
3.De verzoekende overeenkomstsluitende partij mag de van de aangezochte overeenkomstsluitende partij verkregen informatie of bewijsmiddelen slechts ten behoeve van andere dan in de rogatoire commissie vermelde onderzoeken, strafvervolging of procedures mededelen of gebruiken, voorzover de aangezochte overeenkomstsluitende partij daartoe voorafgaande toestemming heeft gegeven.
-
4.Rechtshulp als bedoeld in dit artikel kan worden geweigerd wanneer het vermoedelijke verminderde of ontdoken bedrag een lagere waarde vertegenwoordigt dan 25 000 ECU, of de vermoedelijke waarde van de op onregelmatige wijze in- of uitgevoerde goederen minder bedraagt dan 100 000 ECU, tenzij de feiten wegens hun aard of de persoon van de dader door de verzoekende overeenkomstsluitende partij als zeer ernstig wordt beschouwd.
-
5.Het bepaalde in dit artikel is eveneens van toepassing wanneer de gevraagde rechtshulp betrekking heeft op feiten die met een administratieve boete („Ordnungswidrigkeiten”) worden bedreigd, en het verzoek door een justitiële autoriteit wordt gedaan.
Artikel 51
De overeenkomstsluitende partijen onderwerpen de inwilligbaarheid van rogatoire commissies strekkende tot huiszoeking en inbeslagneming niet aan verdergaande voorwaarden dan dat:
a) |
het aan de rogatoire commissie ten grondslag liggende feit naar het recht van beide overeenkomstsluitende partijen strafbaar is gesteld met een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel met een maximum van ten minste zes maanden, dan wel naar het recht van één van beide overeenkomstsluitende partijen strafbaar gesteld met een sanctie met een zelfde maximum en naar het recht van de andere overeenkomstsluitende partij als een vergrijp tegen voorschriften betreffende de orde door de bestuurlijke autoriteiten wordt bestraft, mits van hun beslissingen beroep openstaat op een ook in strafzaken bevoegde rechter; |
b) |
de uitvoering van de rogatoire commissie overigens verenigbaar is met het recht van de aangezochte overeenkomstsluitende partij. |
Artikel 52
-
1.Iedere overeenkomstsluitende partij kan personen die zich op het grondgebied van een andere overeenkomstsluitende partij bevinden, gerechtelijke stukken rechtstreeks over de post toezenden. De overeenkomstsluitende partijen doen het Uitvoerend Comité mededeling van de lijst van gerechtelijke stukken die aldus kunnen worden verzonden.
-
2.Wanneer aannemelijk is dat de geadresseerde niet de taal beheerst waarin het desbetreffende stuk is gesteld, dient dit — althans de essentie daarvan — te worden vertaald in de taal of één der talen van de overeenkomstsluitende partij op wier grondgebied de geadresseerde verblijft. Indien de toezendende autoriteit weet dat de geadresseerde slechts een andere taal machtig is, dient het stuk — althans de essentie daarvan — te worden vertaald in die andere taal.
-
3.De getuige of deskundige die geen gevolg heeft gegeven aan een over de post betekende dagvaarding of oproeping, kan aan geen enkele sanctie of dwangmaatregel worden onderworpen, zelfs niet indien in de dagvaarding of oproeping een verplichting om te verschijnen is vermeld, tenzij de betrokkene zich daarna uit vrije wil op het grondgebied van de verzoekende overeenkomstsluitende partij begeeft en hij daar op wettige wijze opnieuw wordt gedagvaard of opgeroepen. Onverminderd het bepaalde in artikel 34 van het Benelux-verdrag van 27 juni 1962 aangaande de uitlevering en de rechtshulp in strafzaken, zoals gewijzigd bij het Protocol van 11 mei 1974, ziet de toezendende autoriteit erop toe dat in de over de post verzonden dagvaardingen of oproepingen geen verplichting om te verschijnen is vermeld.
-
4.Wanneer aan het rechtshulpverzoek een feit ten grondslag ligt dat zowel naar het recht van de aangezochte overeenkomstsluitende partij als naar het recht van de verzoekende overeenkomstsluitende partij als een vergrijp tegen voorschriften betreffende de orde door de bestuurlijke autoriteiten wordt bestraft, mits van hun beslissingen beroep openstaat op een ook in strafzaken bevoegde rechter, dient bij toezending van gerechtelijke stukken in beginsel overeenkomstig het bepaalde in lid 1 te worden gehandeld.
-
5.Onverminderd het bepaalde in lid 1 kan toezending van gerechtelijke stukken door bemiddeling van de justitiële autoriteiten van de aangezochte overeenkomstsluitende partij plaatsvinden, wanneer het adres van de persoon voor wie het bestemd is, onbekend is of de verzoekende overeenkomstsluitende partij een betekening in persoon verlangt.
Artikel 53
-
1.Verzoeken om rechtshulp kunnen rechtstreeks tussen de rechterlijke autoriteiten worden gedaan en beantwoord.
-
2.Het bepaalde in lid 1 sluit niet uit dat verzoeken tussen de ministeries van Justitie dan wel door tussenkomst van de nationale centrale bureaus van de Internationale Politieorganisatie (Interpol) worden gedaan en beantwoord.
-
3.Verzoeken om tijdelijke overbrenging of doortocht van personen die zich in voorlopige hechtenis bevinden of een vrijheidsstraf ondergaan, dan wel onderworpen zijn aan een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel, alsmede de periodieke of incidentele uitwisseling van gegevens uit de justitiële documentatie, behoeven de tussenkomst van de ministeries van Justitie.
-
4.Voor de Bondsrepubliek Duitsland wordt overeenkomstig het Europees Verdrag van 20 april 1959 aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken onder ministerie van Justitie de bondsminister van Justitie en de ministers of senatoren van Justitie van de deelstaten verstaan.
-
5.Aangiften tot het uitlokken van strafvervolging overeenkomstig het bepaalde in artikel 21 van het Europees Verdrag van 20 april 1959 aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken, onderscheidenlijk het bepaalde in artikel 42 van het Benelux-verdrag van 27 juni 1962 aangaande de uitlevering en de rechtshulp in strafzaken, zoals gewijzigd bij het Protocol van 11 mei 1974, wegens overtredingen van de rijtijdenwetgeving kunnen door de justitiële autoriteiten van de verzoekende overeenkomstsluitende partij rechtstreeks tot de justitiële autoriteiten van de aangezochte overeenkomstsluitende partij worden gericht.
HOOFDSTUK 3
TOEPASSING VAN HET BEGINSEL NE BIS IN IDEM
Artikel 54
Een persoon die bij onherroepelijk vonnis door een overeenkomstsluitende partij is berecht, kan door een andere overeenkomstsluitende partij niet worden vervolgd ter zake van dezelfde feiten, op voorwaarde dat ingeval een straf of maatregel is opgelegd, deze reeds is ondergaan of daadwerkelijk ten uitvoer wordt gelegd, dan wel op grond van de wetten van de veroordelende overeenkomstsluitende partij niet meer ten uitvoer gelegd kan worden.
Artikel 55
-
1.Een overeenkomstsluitende partij kan op het tijdstip van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van deze overeenkomst verklaren dat zij in één of meer van de volgende gevallen niet door artikel 54 is gebonden:
a) |
indien de feiten op grond waarvan in het buitenland vonnis werd gewezen zich geheel of gedeeltelijk op haar eigen grondgebied hebben afgespeeld; in het laatste geval is deze uitzondering niet van toepassing indien de feiten zich gedeeltelijk hebben afgespeeld op het grondgebied van de overeenkomstsluitende partij waarin het vonnis werd gewezen; |
b) |
indien de feiten op grond waarvan in het buitenland vonnis werd gewezen een inbreuk vormen op de veiligheid van de staat of andere even wezenlijke belangen van deze overeenkomstsluitende partij; |
c) |
indien de feiten op grond waarvan in het buitenland vonnis werd gewezen, zijn begaan door een ambtenaar van deze overeenkomstsluitende partij in strijd met zijn ambtsplichten. |
-
2.Een overeenkomstsluitende partij die een dergelijke verklaring aflegt met betrekking tot één van de in lid 1, onder b), genoemde uitzonderingen, dient de soort van inbreuken aan te geven waarop dergelijke uitzonderingen van toepassing kunnen zijn.
-
3.Een overeenkomstsluitende partij kan te allen tijde een dergelijke verklaring met betrekking tot één of meer van de in lid 1 genoemde uitzonderingen intrekken.
-
4.Uitzonderingen ten aanzien waarvan een verklaring uit hoofde van lid 1 is afgelegd, zijn niet van toepassing wanneer de betrokken overeenkomstsluitende partij ter zake van dezelfde feiten de andere overeenkomstsluitende partij om vervolging heeft verzocht of heeft ingestemd met de uitlevering van de betrokken persoon.
Artikel 56
Indien door een overeenkomstsluitende partij een nieuwe vervolging wordt ingesteld tegen een persoon die ter zake van dezelfde feiten bij onherroepelijk vonnis door een andere overeenkomstsluitende partij is berecht, dient iedere periode van vrijheidsbeneming die wegens deze feiten op het grondgebied van laatstgenoemde partij werd ondergaan op de eventueel op te leggen straf of maatregel in mindering te worden gebracht. Voorzover de nationale wetgeving dit toelaat, wordt tevens rekening gehouden met andere reeds ondergane straffen of maatregelen dan vrijheidsbeneming.
Artikel 57
-
1.Indien door een overeenkomstsluitende partij iemand een strafbaar feit ten laste wordt gelegd en de bevoegde autoriteiten van deze overeenkomstsluitende partij redenen hebben om aan te nemen dat de tenlastelegging dezelfde feiten betreft als die ter zake waarvan deze persoon reeds bij onherroepelijk vonnis is berecht door een andere overeenkomstsluitende partij, verzoeken deze autoriteiten, indien zij zulks nodig achten, de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende partij op wier grondgebied reeds vonnis werd gewezen om de nodige inlichtingen in dezen.
-
2.De aldus gevraagde inlichtingen worden zo spoedig mogelijk verstrekt en worden in overweging genomen bij de beslissing of de vervolging dient te worden voortgezet.
-
3.Iedere overeenkomstsluitende partij wijst op het tijdstip van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van deze overeenkomst de autoriteiten aan die bevoegd zijn de in dit artikel bedoelde inlichtingen te vragen en te ontvangen.
Artikel 58
Bovenstaande bepalingen vormen geen beletsel voor de toepassing van verdergaande nationale bepalingen inzake de regel ne bis in idem in geval van buitenlandse rechterlijke beslissingen.
HOOFDSTUK 4
UITLEVERING
Artikel 59
-
1.De bepalingen van dit hoofdstuk strekken ter aanvulling en vergemakkelijking van de toepassing van het Europees Verdrag van 13 september 1957 betreffende uitlevering, onderscheidenlijk — in de relaties tussen de overeenkomstsluitende partijen die behoren tot de Benelux Economische Unie — hoofdstuk I van het Benelux-verdrag van 27 juni 1962 aangaande de uitlevering en de rechtshulp in strafzaken, zoals gewijzigd bij het Protocol van 11 mei 1974.
-
2.Het bepaalde in lid 1 doet niet af aan de toepasselijkheid van verdergaande bepalingen van bilaterale verdragen, van kracht tussen de overeenkomstsluitende partijen.
Artikel 60
In de verhouding tussen twee overeenkomstsluitende partijen, waarvan er één geen partij is bij het Europees Verdrag van 13 september 1957 betreffende uitlevering, zijn de bepalingen van dat verdrag toepasselijk, rekening houdend met voorbehouden en verklaringen die zijn afgelegd, hetzij bij de bekrachtiging van dat verdrag, hetzij — voor overeenkomstsluitende partijen die geen partij zijn bij dat verdrag — bij de bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van deze overeenkomst.
Artikel 61
De Franse Republiek verbindt zich ertoe op verzoek van één der overeenkomstsluitende partijen ter fine van strafvervolging uitlevering toe te staan voor feiten die volgens de Franse wetgeving met een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel met een maximum van ten minste twee jaar en naar het recht van de verzoekende overeenkomstsluitende partij met een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel met een maximum van ten minste één jaar zijn strafbaar gesteld.
Artikel 62
-
1.Op stuiting van de verjaring zijn uitsluitend de voorschriften van de verzoekende overeenkomstsluitende partij van toepassing.
-
2.Een door de aangezochte overeenkomstsluitende partij verleende amnestie vormt geen beletsel voor uitlevering, tenzij het strafbare feit onder de rechtsmacht van deze partij valt.
-
3.Het ontbreken van een klacht of een machtiging tot instelling van strafvordering, welke uitsluitend naar het recht van de aangezochte overeenkomstsluitende partij vereist is, laat de verplichting tot uitlevering onverlet.
Artikel 63
De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe, overeenkomstig de in artikel 59 genoemde verdragen, elkaar de personen uit te leveren die door de rechterlijke autoriteiten van de verzoekende overeenkomstsluitende partij vervolgd worden wegens de in artikel 50, lid 1, bedoelde feiten, of worden gezocht ter fine van tenuitvoerlegging van een terzake opgelegde straf of maatregel.
Artikel 64
Een signalering in het Schengeninformatiesysteem als bedoeld in artikel 95 heeft dezelfde kracht als een verzoek tot voorlopige aanhouding als bedoeld in artikel 16 van het Europees Verdrag van 13 september 1957 betreffende de uitlevering, onderscheidenlijk artikel 15 van het Benelux-verdrag van 27 juni 1962 aangaande de uitlevering en de rechtshulp in strafzaken, zoals gewijzigd bij het Protocol van 11 mei 1974.
Artikel 65
-
1.Onverminderd de mogelijkheid tot gebruik van de diplomatieke weg worden verzoeken om uitlevering en om doortocht door het bevoegde ministerie van de verzoekende overeenkomstsluitende partij gericht tot het bevoegde ministerie van de aangezochte overeenkomstsluitende partij.
-
2.De bevoegde ministeries zijn:
— voor het Koninkrijk België: het ministerie van Justitie;
— voor de Bondsrepubliek Duitsland: de bondsminister van Justitie en de ministers of senatoren van Justitie van de deelstaten;
— voor de Franse Republiek: het ministerie van Buitenlandse Zaken;
— voor het Groothertogdom Luxemburg: het ministerie van Justitie;
— voor het Koninkrijk der Nederlanden: het ministerie van Justitie.
Artikel 66
-
1.Indien de uitlevering van een opgeëiste persoon niet kennelijk naar het recht van de aangezochte overeenkomstsluitende partij is uitgesloten, kan deze partij de uitlevering toestaan zonder dat een formele uitleveringsprocedure plaatsvindt, mits de opgeëiste persoon met zijn uitlevering instemt blijkens een door een lid van de rechterlijke macht opgemaakt proces-verbaal en na een verhoor door deze, waarin hij is voorgelicht over zijn recht op een formele uitleveringsprocedure en waarin hij zich heeft kunnen doen bijstaan door een advocaat.
-
2.In geval van uitlevering ingevolge lid 1 kan de opgeëiste persoon die uitdrukkelijk heeft verklaard af te zien van bescherming op grond van het specialiteitsbeginsel, op die verklaring niet terugkomen.
HOOFDSTUK 5
OVERDRACHT VAN TENUITVOERLEGGING VAN STRAFVONNISSEN
Artikel 67
Tussen de overeenkomstsluitende partijen die partij zijn bij het Verdrag van de Raad van Europa van 21 maart 1983 inzake de overbrenging van gevonniste personen geldt, ter aanvulling van dat verdrag, de navolgende regeling.
Artikel 68
-
1.Een overeenkomstsluitende partij binnen wier grondgebied bij onherroepelijke uitspraak een vrijheidsstraf of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel is opgelegd aan een onderdaan van een andere overeenkomstsluitende partij, die zich door ontvluchting naar zijn eigen land aan de tenuitvoerlegging of verdere tenuitvoerlegging van die straf of maatregel heeft onttrokken, kan aan laatstgenoemde partij verzoeken om, wanneer de voortvluchtige op haar grondgebied is of wordt aangetroffen, de tenuitvoerlegging van de straf of maatregel of het restant daarvan over te nemen.
-
2.De aangezochte overeenkomstsluitende partij kan op verzoek van de verzoekende overeenkomstsluitende partij, in afwachting van de stukken die het verzoek om overname van de tenuitvoerlegging van de straf of maatregel of het restant daarvan ondersteunen en van de daarop te nemen beslissing, de veroordeelde in bewaring nemen of andere maatregelen treffen ter verzekering van zijn aanwezigheid binnen het grondgebied van de aangezochte overeenkomstsluitende partij.
Artikel 69
Overdracht van de tenuitvoerlegging op grond van artikel 68 is niet afhankelijk van de instemming van degene aan wie de straf of maatregel is opgelegd. De overige bepalingen van het Verdrag van de Raad van Europa van 21 maart 1983 inzake de overbrenging van gevonniste personen zijn van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK 6
VERDOVENDE MIDDELEN
Artikel 70
-
1.De overeenkomstsluitende partijen stellen een permanente werkgroep in die tot taak heeft gemeenschappelijke vraagstukken met betrekking tot de bestrijding van de verdovendemiddelencriminaliteit te bestuderen en in voorkomend geval voorstellen te doen met het oog op noodzakelijke verbetering van de praktische en technische aspecten van de samenwerking tussen de overeenkomstsluitende partijen. Deze werkgroep legt haar voorstellen aan het Uitvoerend Comité voor.
-
2.De werkgroep als bedoeld in lid 1 waarvan de leden door de bevoegde nationale instanties worden aangewezen, is in hoofdzaak samengesteld uit vertegenwoordigers van autoriteiten die voor de uitoefening van politie- en douanetaken bevoegd zijn.
Artikel 71
-
1.De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe met betrekking tot de onmiddellijke en middellijke aflevering van verdovende middelen en psychotrope stoffen van enige aard, cannabis inbegrepen, alsmede met betrekking tot het bezit van deze middelen of stoffen ter fine van aflevering of uitvoer, met inachtneming van de bestaande verdragen van de Verenigde Naties (*), alle maatregelen te treffen welke met het oog op het tegengaan van de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen vereist zijn.
-
2.De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe de illegale uitvoer van verdovende middelen en psychotrope stoffen van enige aard, cannabis inbegrepen, alsmede de verkoop, verstrekking en aflevering van die middelen en stoffen, bestuurlijk en strafrechtelijk tegen te gaan, onverminderd het bepaalde in de artikelen 74, 75 en 76.
-
3.Ter bestrijding van de illegale invoer van verdovende middelen en psychotrope stoffen van enige aard, cannabis inbegrepen, verscherpen de overeenkomstsluitende partijen de buitengrenscontroles op het personen- en goederenverkeer en op vervoermiddelen. De nadere uitwerking hiervan geschiedt door de in artikel 70 genoemde werkgroep. Hierbij dient deze in het bijzonder de overplaatsing van een deel van het aan de binnengrenzen vrijkomende politie- en douanepersoneel, alsmede het gebruik van moderne drugsopsporingsmethoden en narcoticahonden in overweging te nemen.
-
4.De overeenkomstsluitende partijen zullen ter naleving van het bepaalde in dit artikel toezicht houden op in het bijzonder die plaatsen, waarvan algemeen bekend is dat aldaar verdovende middelen worden verhandeld.
-
5.Ter beteugeling van de illegale vraag naar verdovende middelen en psychotrope stoffen van enige aard, cannabis inbegrepen, zullen de overeenkomstsluitende partijen al het mogelijke doen om de nadelige effecten van de illegale vraag te voorkomen en tegen te gaan. De maatregelen daartoe ressorteren onder de eigen verantwoordelijkheid van elk der overeenkomstsluitende partijen.
Artikel 72
Overeenkomstig hun Grondwet en hun nationale rechtsorde dragen de overeenkomstsluitende partijen ervoor zorg nationale wettelijke voorzieningen te treffen die inbeslagneming en ontneming van uit illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen verkregen vermogenswinsten mogelijk maken.
Artikel 73
-
1.Overeenkomstig hun Grondwet en hun nationale rechtsorde verbinden de overeenkomstsluitende partijen zich ertoe, dat de gecontroleerde aflevering bij illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen kan worden toegepast.
-
2.De beslissing om gecontroleerde aflevering te doen plaatsvinden wordt voor ieder geval afzonderlijk genomen op grond van voorafgaande toestemming van elk der betrokken overeenkomstsluitende partijen.
-
3.De leiding en de bevoegdheid tot ingrijpen berust bij de autoriteiten van de overeenkomstsluitende partij op wier grondgebied de actie plaatsvindt.
Artikel 74
De overeenkomstsluitende partijen komen overeen de controles op het legale verkeer van verdovende middelen en psychotrope stoffen op grond van de verplichtingen neergelegd in de Verdragen van de Verenigde Naties, opgesomd in artikel 71, die aan de binnengrenzen worden uitgevoerd, zoveel mogelijk naar het binnenland te verleggen.
Artikel 75
-
1.In het reizigersverkeer naar of binnen het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen mogen personen de ten behoeve van een medische behandeling benodigde verdovende middelen en psychotrope stoffen met zich meevoeren, indien zij bij controle een door een bevoegde autoriteit van de staat van hun ingezetenschap afgegeven of gewaarmerkte verklaring overleggen.
-
2.Vorm en inhoud van de in lid 1 bedoelde verklaring, voorzover afgegeven door één der overeenkomstsluitende partijen, en in het bijzonder de gegevens aangaande de aard, hoeveelheid en reisduur, worden door het Uitvoerend Comité vastgesteld.
-
3.De overeenkomstsluitende partijen stellen elkaar in kennis van de autoriteiten die tot afgifte of waarmerking van de in lid 2 bedoelde verklaring bevoegd zijn.
Artikel 76
-
1.De overeenkomstsluitende partijen treffen in voorkomend geval, met inachtneming van hun medisch, ethisch en praktisch gebruikelijk handelen, passende maatregelen met betrekking tot de controle op verdovende middelen en psychotrope stoffen, welke op het grondgebied van één of meer overeenkomstsluitende partijen aan strengere controles dan op het eigen grondgebied zijn onderworpen, opdat aan de doelmatigheid van deze strengere controles geen afbreuk wordt gedaan.
-
2.Het bepaalde in lid 1 geldt eveneens voor stoffen welke veelvuldig bij de vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen worden gebruikt.
-
3.De overeenkomstsluitende partijen wisselen wederzijds informatie uit omtrent de maatregelen welke zij ter uitvoering van het toezicht op het legale verkeer van de in de leden 1 en 2 genoemde middelen en stoffen treffen.
-
4.Het Uitvoerend Comité pleegt regelmatig overleg omtrent de zich hierbij voordoende problemen.
HOOFDSTUK 7
VUURWAPENS EN MUNITIE
Artikel 77
-
1.De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe de nationale wettelijke en bestuurlijke bepalingen aangaande het verwerven, het voorhanden hebben, de verkoop en de overdracht van vuurwapens en munitie aan de bepalingen van dit hoofdstuk aan te passen.
-
2.Dit hoofdstuk geldt voor het verwerven, het voorhanden hebben, de verkoop en de overdracht van vuurwapens en munitie door natuurlijke en rechtspersonen; het geldt niet voor de levering aan, de verwerving en het voorhanden hebben door de centrale en territoriale overheden, de strijdkrachten en de politie en evenmin voor de fabricage van vuurwapens en munitie door overheidsbedrijven.
Artikel 78
-
1.De vuurwapens worden voor de toepassing van dit hoofdstuk als volgt onderverdeeld:
a) |
verboden wapens, |
b) |
vergunningplichtige wapens, |
c) |
aangifteplichtige wapens. |
-
2.Ten aanzien van het afsluitmechanisme, het magazijn en de loop van de vuurwapens vinden de voorschriften die gelden voor het voorwerp waarvan zij een bestanddeel vormen of zullen vormen, op overeenkomstige wijze toepassing.
-
3.In de zin van dit hoofdstuk worden onder korte wapens verstaan de vuurwapens waarvan de loop niet langer is dan 30 cm of waarvan de totale lengte niet meer dan 60 cm bedraagt. Onder lange wapens worden alle andere vuurwapens verstaan.
Artikel 79
-
1.De lijst van verboden vuurwapens en munitie omvat onderstaande voorwerpen:
a) |
de gewoonlijk als oorlogswapens gebruikte vuurwapens; |
b) |
automatische vuurwapens, ook indien het geen oorlogsvuurwapens zijn; |
c) |
camouflagevuurwapens; |
d) |
munitie waarmee een pantserplaat kan worden doorboord, munitie met springlading of brandsas, alsmede de kogels voor deze munitie; |
e) |
munitie voor pistolen en revolvers met dumdumkogels of hollepuntkogels, alsmede de kogels voor deze munitie. |
-
2.De bevoegde autoriteiten kunnen in individuele gevallen vergunning verlenen voor de in lid 1 genoemde vuurwapens en munitie voorzover zulks niet in strijd is met overwegingen van openbare orde en veiligheid.
Artikel 80
-
1.De lijst van vuurwapens voor het verwerven en voorhanden hebben waarvan een vergunning vereist is, omvat ten minste onderstaande vuurwapens, voorzover deze niet verboden zijn:
a) |
korte semi-automatische of korte repeteervuurwapens; |
b) |
korte enkelschotsvuurwapens met centrale ontsteking; |
c) |
korte enkelschotsvuurwapens met randvuurontsteking met een totale lengte van minder dan 28 cm; |
d) |
lange semi-automatische vuurwapens waarvan het magazijn en de kamer meer dan drie patronen kunnen bevatten; |
e) |
lange repeteer- en semi-automatische vuurwapens met een gladde loop, welke ten hoogste 60 cm lang is; |
f) |
civiele semi-automatische vuurwapens die het uiterlijk hebben van automatische oorlogsvuurwapens. |
-
2.Onderstaande vuurwapens behoren niet tot de lijst van vergunningplichtige vuurwapens:
a) |
alarm-, gas- en signaalwapens voorzover hierbij door middel van technische voorzieningen gegarandeerd is dat zij met algemeen gangbare werktuigen niet kunnen worden omgebouwd tot wapens waarmee scherpe munitie kan worden verschoten en het verschieten van een prikkelende stof geen blijvend lichamelijk letsel kan veroorzaken; |
b) |
lange semi-automatische vuurwapens waarvan het magazijn en de kamer niet meer dan drie patronen kunnen bevatten zonder dat zij opnieuw geladen worden, voorzover het magazijn niet verwisselbaar is of kan worden gegarandeerd dat zij met algemeen gangbare werktuigen niet kunnen worden omgebouwd tot wapens waarvan het magazijn en de kamer meer dan drie patronen kunnen bevatten. |
Artikel 81
De lijst van aangifteplichtige vuurwapens omvat onderstaande wapens, voorzover deze niet verboden, noch onderworpen aan een vergunning zijn:
a) |
lange repeteervuurwapens; |
b) |
lange enkelschotsvuurwapens met getrokken loop of lopen; |
c) |
korte enkelschotsvuurwapens met randvuurontsteking met een totale lengte van meer dan 28 cm; |
d) |
de in artikel 80, lid 2, onder b), genoemde wapens. |
Artikel 82
De lijsten van de in de artikelen 79, 80 en 81 genoemde wapens omvatten niet:
a) |
de vuurwapens waarvan het model of het fabricagejaar, behoudens uitzondering, van vóór 1 januari 1870 dateren, op voorwaarde dat zij niet geschikt zijn voor het verschieten van munitie, welke bestemd is voor verboden of vergunningplichtige vuurwapens; |
b) |
de reproducties van de onder a) genoemde vuurwapens, op voorwaarde dat hiermee geen patronen met een metalen huls kunnen worden verschoten; |
c) |
de vuurwapens die voor het verschieten van ongeacht welke munitie ongeschikt zijn gemaakt door toepassing van technische voorzieningen die door middel van het kenmerk van een officiële instantie zijn gegarandeerd, dan wel door een dergelijke instantie zijn erkend. |
Artikel 83
Een vergunning voor het verwerven en voorhanden hebben van een in artikel 80 bedoeld vuurwapen mag slechts worden verleend op voorwaarde dat:
a) |
betrokkene ten minste achttien jaar oud is, behoudens uitzonderingen voor jacht- of sportdoeleinden; |
b) |
betrokkene niet wegens geestesziekte of wegens andere mentale of lichamelijke stoornissen ongeschikt is een vuurwapen te verwerven of voorhanden te hebben; |
c) |
betrokkene niet wegens een strafbaar feit werd veroordeeld of geacht kan worden op grond van andere aanwijzingen een gevaar voor de openbare orde of veiligheid op te leveren; |
d) |
door betrokkene opgegeven reden voor het verwerven of voorhanden hebben van vuurwapens als gegrond aangemerkt kan worden. |
Artikel 84
-
1.Aangifte van de in artikel 81 bedoelde vuurwapens wordt ingeschreven in een register, dat door de in artikel 85 bedoelde personen wordt bijgehouden.
-
2.Wanneer een wapen door een niet in artikel 85 bedoelde persoon wordt overgedragen, dient volgens door iedere overeenkomstsluitende partij vast te stellen regels hiervan aangifte te worden gedaan.
-
3.De in dit artikel bedoelde aangifte dient de gegevens te behelzen die voor identificatie van de betrokken personen en wapens noodzakelijk zijn.
Artikel 85
-
1.De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe de fabrikanten en handelaars van vergunningplichtige vuurwapens en de fabrikanten en handelaars van aangifteplichtige vuurwapens aan een vergunningplicht, onderscheidenlijk aangifteplicht te onderwerpen. De vergunning voor de vergunningplichtige vuurwapens is eveneens geldig voor de aangifteplichtige vuurwapens. De overeenkomstsluitende partijen onderwerpen de wapenfabrikanten en wapenhandelaars aan een zodanig toezicht dat een afdoende controle is gewaarborgd.
-
2.De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe voorschriften vast te stellen op grond waarvan alle vuurwapens duurzaam van ten minste een identificerend serienummer, alsmede van het merk van de fabrikant moeten zijn voorzien.
-
3.De overeenkomstsluitende partijen verplichten de fabrikanten en handelaars tot registratie van alle vergunning- en aangifteplichtige vuurwapens. Aan de hand van deze registers moeten de aard, de herkomst en de kopers van de vuurwapens snel kunnen worden getraceerd.
-
4.De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe met betrekking tot de in de artikelen 79 en 80 bedoelde vergunningen voor te schrijven dat het identificerend nummer en het merk van het vuurwapen in de aan de houder verleende vergunning worden vermeld.
Artikel 86
-
1.De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe bepalingen vast te stellen op grond waarvan het de rechtmatige bezitters van aan vergunning- of aangifteplicht onderworpen vuurwapens verboden is deze over te dragen aan personen die niet tot het verwerven gemachtigd zijn of niet over een aangiftebewijs beschikken.
-
2.De overeenkomstsluitende partijen kunnen het tijdelijk ter hand stellen van deze vuurwapens volgens door hen vast te stellen regels toestaan.
Artikel 87
-
1.De overeenkomstsluitende partijen voeren in hun nationale wetgeving een regeling in op grond waarvan de vergunningen kunnen worden ingetrokken voor personen die niet meer aan de in artikel 83 bedoelde voorwaarden voor het verlenen van een vergunning voldoen.
-
2.De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe passende maatregelen, met inbegrip van inbeslagneming van het vuurwapen en de intrekking van de vergunning, te treffen, alsmede de overtreding van de wettelijke en andere bepalingen aangaande vuurwapens op passende wijze strafbaar te stellen. Verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van de vuurwapens kan hierbij als sanctie in aanmerking worden genomen.
Artikel 88
-
1.De personen die houder zijn van een vergunning voor het verwerven van een vuurwapen, behoeven geen houder te zijn van een vergunning voor het verwerven van de voor deze wapens bestemde munitie.
-
2.Voor het verwerven van munitie door personen die geen houder zijn van een vergunning voor het verwerven van wapens, geldt een overeenkomstige regeling als voor het wapen waarvoor deze munitie is bestemd. De vergunning kan worden verleend voor één enkele soort of voor alle soorten munitie.
Artikel 89
De lijsten van verboden, vergunningplichtige en aangifteplichtige vuurwapens kunnen door het Uitvoerend Comité worden gewijzigd of aangevuld, teneinde met de technische en de economische ontwikkelingen, alsmede met die op het gebied van de veiligheid van de staat rekening te houden.
Artikel 90
De overeenkomstsluitende partijen hebben het recht strengere wetten of voorschriften betreffende vuurwapens en munitie vast te stellen.
Artikel 91
-
1.De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe, op de grondslag van de Europese Overeenkomst van 28 juni 1978 betreffende de controle aangaande het verwerven en voorhanden hebben van vuurwapens door particulieren, om, met inachtneming van de nationale wetgeving, een informatie-uitwisseling tot stand te brengen omtrent het verwerven van vuurwapens door personen — particulieren of detailwapenhandelaren — die hun normale verblijfplaats of zetel op het grondgebied van een andere overeenkomstsluitende partij hebben. Onder detailwapenhandelaar wordt verstaan iedere persoon wiens beroepswerkzaamheden geheel of ten dele bestaan uit de detailhandel van vuurwapens.
-
2.De informatie-uitwisseling omvat:
a) |
tussen twee overeenkomstsluitende partijen die de in lid 1 genoemde overeenkomst hebben bekrachtigd, de vuurwapens die opgenomen zijn in bijlage 1, deel A, nr. 1, onder a) tot en met h), van de bedoelde overeenkomst; |
b) |
tussen twee overeenkomstsluitende partijen waarvan ten minste één de in lid 1 genoemde overeenkomst niet heeft bekrachtigd, de wapens die in elk der overeenkomstsluitende partijen zijn onderworpen aan een vergunning- of aangifteplicht. |
-
3.De informatie omtrent het verwerven van vuurwapens zal zo spoedig mogelijk worden doorgegeven en de navolgende gegevens omvatten:
a) |
de datum van verwerving en de identiteit van de persoon die het vuurwapen verwerft, en wel:
|
b) |
model, fabricagenummer, kaliber en andere identificerende kenmerken van het desbetreffende vuurwapen, alsmede het identificatienummer. |
-
4.Iedere overeenkomstsluitende partij wijst een nationale autoriteit aan die de in de leden 2 en 3 bedoelde informatie verzendt en ontvangt, en stelt onverwijld de overige overeenkomstsluitende partijen in kennis van iedere wijziging ter zake van de aangewezen autoriteit.
-
5.De door iedere overeenkomstsluitende partij aangewezen autoriteit is bevoegd de aan haar toegezonden informatie door te geleiden aan de bevoegde plaatselijke politieautoriteiten en grensbewakingsautoriteiten met het oog op het voorkomen of vervolgen van strafbare feiten en administratieve delicten.
TITEL IV
SCHENGENINFORMATIESYSTEEM
HOOFDSTUK 1
INSTELLING VAN HET SCHENGENINFORMATIESYSTEEM
Artikel 92
-
1.De overeenkomstsluitende partijen richten in en onderhouden een gemeenschappelijk informatiesysteem, hierna te noemen Schengeninformatiesysteem, dat bestaat uit een nationaal deel bij elk der overeenkomstsluitende partijen en een technisch ondersteunende functie. Door middel van het Schengeninformatiesysteem staan signaleringen van personen en voorwerpen via geautomatiseerde bevraging ter beschikking van de door de overeenkomstsluitende partijen aangewezen autoriteiten bij de uitoefening, naar nationaal recht, van grenscontroles aan de buitengrens en andere politie- en douanecontroles in het binnenland, alsmede, voorzover het uitsluitend de in artikel 96 bedoelde categorie van signaleringen betreft, ten behoeve van de visumverleningsprocedure, de afgifte van verblijfstitels en de toepassing van het vreemdelingenrecht uit hoofde van de bepalingen van deze overeenkomst inzake het personenverkeer.
-
2.Elk der overeenkomstsluitende partijen richt in en onderhoudt, voor haar rekening en risico, haar nationale deel van het Schengeninformatiesysteem waarvan het gegevensbestand door gebruikmaking van de technisch ondersteunende functie inhoudelijk identiek is aan het gegevensbestand van het nationale deel van elke andere overeenkomstsluitende partij. Teneinde de in lid 3 van dit artikel bedoelde overdracht van informatie op snelle en efficiënte wijze te doen plaatsvinden, conformeert elke overeenkomstsluitende partij zich bij de inrichting van haar nationale deel aan de door de overeenkomstsluitende partijen gemeenschappelijk vastgestelde protocollen en procedures ten aanzien van de technisch ondersteunende functie. Het gegevensbestand van elk nationaal deel strekt, binnen het grondgebied van de onderscheiden overeenkomstsluitende partijen, tot geautomatiseerde bevraging. Bevraging van het gegevensbestand van het nationale deel van andere overeenkomstsluitende partijen wordt uitgesloten.
-
3.De overeenkomstsluitende partijen richten in en onderhouden, voor gemeenschappelijke rekening en risico, de technisch ondersteunende functie van het Schengeninformatiesysteem. De Franse Republiek is verantwoordelijk voor de technisch ondersteunende functie; deze wordt ingericht in Straatsburg. De technisch ondersteunende functie omvat een gegevensbestand waarmee de gegevensbestanden van de nationale delen door de on-lineoverdracht van informatie identiek gehouden worden. In het gegevensbestand van de technisch ondersteunende functie worden signaleringen van personen en voorwerpen opgenomen, voorzover deze tot alle overeenkomstsluitende partijen zijn gericht. Het bestand van de technisch ondersteunende functie bevat, afgezien van het bepaalde in dit artikel en het bepaalde in artikel 113, lid 2, geen verdere gegevens.
HOOFDSTUK 2
FUNCTIONEREN EN GEBRUIK VAN HET SCHENGENINFORMATIESYSTEEM
Artikel 93
Het Schengeninformatiesysteem heeft tot doel, in overeenstemming met het bepaalde in deze overeenkomst, binnen het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen met behulp van de via dit systeem verstrekte informatie de openbare orde en veiligheid, met inbegrip van de veiligheid van de staat en de toepassing van de bepalingen inzake het personenverkeer van deze overeenkomst, te doen handhaven.
Artikel 94
-
1.Het Schengeninformatiesysteem bevat uitsluitend de door elk der overeenkomstsluitende partijen aangeleverde categorieën van gegevens die voor de in de artikelen 95 tot en met 100 genoemde doeleinden noodzakelijk zijn. De signalerende overeenkomstsluitende partij gaat na, of het belang van de zaak opneming van de signalering in het Schengeninformatiesysteem rechtvaardigt.
-
2.De categorieën van gegevens zijn:
a) |
de gesignaleerde personen; |
b) |
de in artikel 100 genoemde voorwerpen en de in artikel 99 genoemde voertuigen. |
-
3.Voor personen worden hooguit onderstaande gegevens opgenomen:
a) |
naam en voornaam, in voorkomend geval een alias afzonderlijk; |
b) |
bijzondere onveranderlijke en objectieve fysieke kenmerken; |
c) |
voorletter van de tweede voornaam; |
d) |
geboorteplaats en -datum; |
e) |
geslacht; |
f) |
nationaliteit; |
g) |
bejegeningsgegevens „gewapend”; |
h) |
bejegeningsgegevens „gewelddadig”; |
i) |
reden van signalering; |
j) |
de te nemen actie. |
Andere gegevens, in het bijzonder de gegevens die zijn genoemd in artikel 6, eerste volzin, van het Verdrag van de Raad van Europa van 28 januari 1981 tot bescherming van het individu in verband met de geautomatiseerde registratie van persoonsgegevens, mogen niet worden opgenomen.
-
4.Wanneer een overeenkomstsluitende partij een signalering overeenkomstig de artikelen 95, 97 of 99 in strijd acht met haar nationale recht, internationale verplichtingen of wezenlijke nationale belangen, kan zij alsnog de signalering in het bestand van haar nationale deel van het Schengeninformatiesysteem doen markeren, zodat de gevraagde actie op haar grondgebied niet wordt uitgevoerd op grond van signalering. Met de overige overeenkomstsluitende partijen dient hierover overleg te worden gepleegd. Indien de signalerende overeenkomstsluitende partij de signalering niet intrekt, blijft voor de overige overeenkomstsluitende partijen de signalering onverminderd van kracht.
Artikel 95
-
1.Gegevens over personen om wier aanhouding ter fine van uitlevering wordt verzocht, worden op verzoek van de justitiële autoriteiten van de verzoekende overeenkomstsluitende partij opgenomen.
-
2.Vóór de signalering gaat de signalerende overeenkomstsluitende partij na of aanhouding op grond van het nationale recht van de aangezochte overeenkomstsluitende partijen is toegestaan. Wanneer de signalerende overeenkomstsluitende partij twijfel heeft, is zij verplicht de betrokken overeenkomstsluitende partijen vooraf te raadplegen. Gelijktijdig met de signalering doet de signalerende overeenkomstsluitende partij de aangezochte overeenkomstsluitende partijen zo spoedig mogelijk mededeling van onderstaande informatie, welke voor de ten grondslag liggende feiten van wezenlijk belang is:
a) |
de om aanhouding verzoekende autoriteit; |
b) |
het bestaan van een bevel tot aanhouding of van een akte die dezelfde kracht heeft, of van een voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis; |
c) |
de aard en de wettelijke omschrijving van het strafbaar feit; |
d) |
een omschrijving van de omstandigheden waaronder het strafbaar feit is begaan, met inbegrip van tijd, plaats en de mate van betrokkenheid van de gesignaleerde persoon bij het strafbaar feit; |
e) |
voorzover mogelijk de gevolgen van het strafbaar feit. |
-
3.Een aangezochte overeenkomstsluitende partij kan de signalering in het bestand van haar nationale deel van het Schengeninformatiesysteem doen markeren, zodat tot op het tijdstip van verwijdering van de markering niet op grond van de signalering tot aanhouding wordt overgegaan. De markering dient uiterlijk vierentwintig uren na opneming van de signalering te worden verwijderd, tenzij de desbetreffende partij de gevraagde aanhouding om juridische of bijzondere opportuniteitsredenen afwijst. Bij hoge uitzondering kan wegens het complexe karakter van de aan de signalering ten grondslag liggende feiten deze termijn tot een week worden uitgebreid. Ongeacht een markering of afwijzende beslissing blijven de overige overeenkomstsluitende partijen bevoegd de door middel van de signalering gevraagde aanhouding te verrichten.
-
4.Wanneer een overeenkomstsluitende partij wegens bijzondere spoed om onmiddellijke opsporing verzoekt, gaat de aangezochte overeenkomstsluitende partij na of zij van markering kan afzien. De aangezochte overeenkomstsluitende partij treft de nodige voorzieningen, opdat in geval van instemming met de signalering aan de gevraagde aanhouding onverwijld uitvoering kan worden gegeven.
-
5.Wanneer aanhouding wegens een nog niet-beëindigde toetsing of wegens een afwijzende beslissing door een aangezochte overeenkomstsluitende partij niet mogelijk is, dient deze de signalering als een signalering ter fine van mededeling van de verblijfplaats te behandelen.
-
6.De aangezochte overeenkomstsluitende partijen geven uitvoering aan de op grond van de signalering gevraagde actie overeenkomstig de geldende uitleveringsverdragen en met inachtneming van het nationale recht. Zij zijn niet tot uitvoering van de gevraagde actie verplicht wanneer de gesignaleerde persoon een eigen onderdaan is, daargelaten de mogelijkheid om naar nationaal recht zelf tot aanhouding over te gaan.
Artikel 96
-
1.Gegevens over vreemdelingen die ter fine van weigering van toegang worden gesignaleerd, worden opgenomen op grond van een nationale signalering ingevolge een door de bevoegde administratieve of strafrechtelijke autoriteiten met inachtneming van de nationale wettelijke procedurevoorschriften genomen beslissing.
-
2.De beslissingen kunnen zijn gegrond op het gevaar voor de openbare orde en veiligheid of de nationale veiligheid dat de aanwezigheid van een vreemdeling op het nationale grondgebied kan opleveren.
Dit kan in het bijzonder het geval zijn bij:
a) |
een vreemdeling die is veroordeeld wegens een strafbaar feit dat met een vrijheidsstraf van ten minste één jaar is strafbaar gesteld; |
b) |
een vreemdeling te wiens aanzien er een ernstig vermoeden bestaat dat hij zware misdrijven, waaronder die bedoeld in artikel 71 heeft gepleegd, of te wiens aanzien er concrete aanwijzingen zijn dat hij voornemens is dergelijke misdrijven of feiten op het grondgebied van een overeenkomstsluitende partij te plegen. |
-
3.De beslissingen kunnen eveneens zijn gegrond op het feit dat ten aanzien van de vreemdeling een niet-opgeschorte of niet-ingetrokken maatregel tot verwijdering, terugwijzing of uitwijzing is genomen die een verbod op binnenkomst, of in voorkomend geval, een verbod op verblijf behelst of daarvan vergezeld gaat, om reden van overtreding van de nationale bepalingen inzake de binnenkomst en het verblijf van vreemdelingen.
Artikel 97
Gegevens over vermiste personen of personen die ter bescherming van zichzelf of ter voorkoming van gevaar op last van de bevoegde autoriteit of van de bevoegde rechter van de signalerende overeenkomstsluitende partij voorlopig in bewaring moeten worden gesteld, worden opgenomen, opdat de politieautoriteiten aan de signalerende overeenkomstsluitende partij de verblijfplaats mededelen, dan wel de persoon in bewaring kunnen stellen, ten einde verdere doorreis te beletten, voorzover dit op grond van het nationale recht is toegestaan. Dit geldt in het bijzonder voor minderjarigen en voor personen die op last van een bevoegde autoriteit tegen hun wil in een inrichting moeten worden opgenomen. Bij vermiste meerderjarigen is voor mededeling de instemming van de betrokken persoon vereist.
Artikel 98
-
1.Gegevens over getuigen, alsmede over personen die door de justitiële autoriteiten in het kader van een strafprocedure zijn opgeroepen wegens feiten waarvoor zij worden vervolgd, dan wel personen aan wie een vonnis of een oproep tot het ondergaan van een vrijheidsstraf dient te worden betekend, worden op verzoek van de bevoegde justitiële autoriteiten opgenomen ter fine van mededeling van de woon- of verblijfplaats.
-
2.De verzochte informatie wordt aan de verzoekende overeenkomstsluitende partij volgens het nationale recht en de geldende verdragen inzake rechtshulp in strafzaken medegedeeld.
Artikel 99
-
1.Gegevens over personen of voertuigen worden met inachtneming van het nationale recht van de signalerende overeenkomstsluitende partij hetzij ter fine van onopvallende, hetzij ter fine van gerichte controle overeenkomstig het bepaalde in lid 5 opgenomen.
-
2.Een dergelijke signalering is toegestaan met het oog op het beletten van strafbare feiten en ter voorkoming van gevaar voor de openbare veiligheid, indien
a) |
er concrete aanwijzingen zijn, op grond waarvan kan worden aangenomen dat de betrokken persoon in aanzienlijke mate bijzonder ernstige misdrijven beraamt of pleegt, dan wel |
b) |
de algemene beoordeling van de betrokken persoon, vooral op grond van de door hem gepleegde strafbare feiten, doet verwachten dat hij bijzonder ernstige misdrijven zal blijven plegen. |
-
3.Voorts is signalering, voorzover dat krachtens het nationale recht is toegestaan, op verzoek van de voor de veiligheid van de staat bevoegde diensten mogelijk, indien er concrete aanwijzingen voor bestaan dat de in lid 4 genoemde gegevens met het oog op de voorkoming van een ernstige, van de desbetreffende persoon uitgaande bedreiging, dan wel van andere ernstige gevaren voor de interne of externe veiligheid van de staat noodzakelijk zijn. De signalerende overeenkomstsluitende partij is verplicht de overige overeenkomstsluitende partijen vooraf te raadplegen.
-
4.Op basis van de onopvallende controle kunnen bij grenscontroles of andere politie- en douanecontroles in het binnenland de onderstaande gegevens of een deel daarvan worden verzameld en aan de signalerende autoriteit worden medegedeeld:
a) |
aantreffen van de gesignaleerde persoon of van het gesignaleerde voertuig; |
b) |
plaats, tijd van of aanleiding voor de controle; |
c) |
reisroute en bestemming; |
d) |
begeleidende personen of inzittenden; |
e) |
gebruikt voertuig; |
f) |
meegenomen voorwerpen; |
g) |
omstandigheden waaronder de persoon of het voertuig zijn aangetroffen. |
Bij het verzamelen van deze gegevens dient erop te worden toegezien dat het onopvallende karakter van de controle niet in het gedrang komt.
-
5.Bij de in lid 1 genoemde gerichte controle kunnen met inachtneming van de nationale wetgeving voor het bereiken van de in de leden 2 en 3 genoemde doelstellingen de personen, voertuigen of meegenomen voorwerpen worden onderzocht. Voorzover gerichte controle naar het recht van een overeenkomstsluitende partij niet is toegestaan, wordt deze vorm van controle door deze partij automatisch in een verzoek tot onopvallende controle omgezet.
-
6.Een aangezochte overeenkomstsluitende partij kan de signalering in het bestand van haar nationale deel van het Schengeninformatiesysteem doen markeren, zodat tot op het tijdstip van verwijdering van de markering niet op grond van de signalering ter fine van onopvallende of gerichte controle tot actie wordt overgegaan. De markering dient uiterlijk vierentwintig uren na opneming van de signalering te worden verwijderd, tenzij de desbetreffende partij de gevraagde actie om juridische of bijzondere opportuniteitsredenen afwijst. Ongeacht een markering of afwijzende beslissing blijven de overige overeenkomstsluitende partijen bevoegd om de door middel van de signalering gevraagde actie te verrichten.
Artikel 100
-
1.Gegevens over voorwerpen die met het oog op inbeslagneming of als bewijsmiddel in een strafprocedure worden gezocht, worden in het Schengeninformatiesysteem opgenomen.
-
2.Blijkt uit een bevraging dat er met betrekking tot een aangetroffen voorwerp een signalering bestaat, dan neemt de autoriteit die zulks heeft geconstateerd, contact op met de signalerende autoriteit, teneinde de nodige maatregelen overeen te komen. Daartoe mogen overeenkomstig deze overeenkomst eveneens persoonsgegevens worden verstrekt. De overeenkomstsluitende partij op wier grondgebied het voorwerp is aangetroffen, neemt de nodige maatregelen overeenkomstig het nationaal recht.
-
3.Onderstaande categorieën van voorwerpen worden opgenomen:
a) |
gestolen, verduisterde of anderszins vermiste motorvoertuigen met een cylinderinhoud van meer dan 50 cc; |
b) |
gestolen, verduisterde of anderszins vermiste aanhangers en caravans met een ledig gewicht van meer dan 750 kg; |
c) |
gestolen, verduisterde of anderszins vermiste vuurwapens; |
d) |
gestolen, verduisterde of anderszins vermiste blanco documenten; |
e) |
gestolen, verduisterde of anderszins vermiste op naam gestelde identiteitsdocumenten (paspoorten, identiteitskaarten, rijbewijzen); |
f) |
identificeerbare bankbiljetten. |
Artikel 101
-
1.Uitsluitend de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor
a) |
grenscontroles, |
b) |
andere politie- en douanecontroles in het binnenland, en de uitoefening van coördinerende functies terzake, |
verkrijgen toegang tot de in het Schengeninformatiesysteem opgenomen gegevens en zijn tot directe bevraging bevoegd.
-
2.Bovendien komt de toegang tot directe bevraging van de gegevens bedoeld in artikel 96 toe aan de voor de visumverlening bevoegde autoriteiten, de voor de behandeling van de visumaanvragen verantwoordelijke centrale autoriteiten, de voor afgifte van verblijfstitels bevoegde autoriteiten, alsmede aan de vreemdelingendiensten ten behoeve van de toepassing van de bepalingen van deze overeenkomst inzake het personenverkeer. De toegang tot de gegevens wordt overeenkomstig het nationaal recht van iedere overeenkomstsluitende partij geregeld.
-
3.De gebruikers mogen slechts de gegevens bevragen die voor het vervullen van hun taak noodzakelijk zijn.
-
4.Iedere overeenkomstsluitende partij doet het Uitvoerend Comité mededeling van de lijst van bevoegde autoriteiten die tot directe bevraging van de in het Schengeninformatiesysteem opgenomen gegevens gemachtigd zijn; hierbij worden voor elk der autoriteiten de gegevens vermeld welke voor de uitoefening van haar taak voor bevraging toegankelijk zijn.
HOOFDSTUK 3
BESCHERMING VAN PERSOONSGEGEVENS EN GEGEVENSBEVEILIGING MET BETREKKING TOT HET SCHENGENINFORMATIESYSTEEM
Artikel 102
-
1.De overeenkomstsluitende partijen mogen de in de artikelen 95 tot en met 100 voorziene gegevens slechts gebruiken voor het doel waarvoor de daarin bedoelde signaleringen zijn gedaan.
-
2.De gegevens mogen slechts voor technische doeleinden worden verveelvoudigd, voorzover dit voor directe bevraging door de autoriteiten als bedoeld in artikel 101 noodzakelijk is. Signaleringen van andere overeenkomstsluitende partijen mogen niet uit het bestand van het nationale deel van het Schengeninformatiesysteem in andere nationale gegevensbestanden worden overgenomen.
-
3.Afwijking van het bepaalde in lid 1 is slechts toegestaan, voorzover de door middel van een bepaalde signalering verstrekte gegevens worden gebruikt voor doelstellingen welke met signalering uit hoofde van één der artikelen 95 tot en met 100 kunnen worden beoogd en indien dit voor het voorkomen van een ernstig en onmiddellijk dreigend gevaar voor de openbare orde en veiligheid of om ernstige redenen verband houdende met de veiligheid van de staat, dan wel ter voorkoming van een ernstig strafbaar feit noodzakelijk is. Daartoe dient vooraf de toestemming van de signalerende overeenkomstsluitende partij te worden verkregen.
-
4.De gegevens mogen in geen geval voor administratieve doeleinden worden gebruikt. In afwijking daarvan mogen de overeenkomstig artikel 96 opgenomen gegevens naar het nationale recht van iedere overeenkomstsluitende partij slechts voor de uit artikel 101, lid 2, voortvloeiende doeleinden worden gebruikt.
-
5.Gebruik dat in strijd is met het bepaalde in de leden 1 tot en met 4 wordt naar nationaal recht aangemerkt als afwijking van doelbinding.
Artikel 103
Elk der overeenkomstsluitende partijen waarborgt dat gemiddeld iedere tiende verstrekking van persoonsgegevens door de bewerker in het nationale deel van het Schengeninformatiesysteem wordt vastgelegd met het oog op controle op de toelaatbaarheid van de bevraging. Vastlegging mag alleen voor dit doel geschieden en wordt na zes maanden verwijderd.
Artikel 104
-
1.Het nationale recht van de signalerende overeenkomstsluitende partij is op de bevoegdheid tot signalering van toepassing, tenzij in deze overeenkomst beperkender voorwaarden daaraan zijn gesteld.
-
2.Voorzover in deze overeenkomst niet in een bijzondere regeling is voorzien, is het recht van de onderscheiden overeenkomstsluitende partijen op de in hun nationale deel van het Schengeninformatiesysteem opgenomen gegevens van toepassing.
-
3.Voorzover in deze overeenkomst niet in een bijzondere regeling voor de uitvoering van de in de signalering gevraagde actie is voorzien, is het recht van de aangezochte overeenkomstsluitende partij die de actie uitvoert, van toepassing. Voorzover in deze overeenkomst in bijzondere regelingen voor de uitvoering van de in de signalering gevraagde actie is voorzien, worden de desbetreffende bevoegdheden door het nationale recht van de aangezochte overeenkomstsluitende partij afgebakend. Wanneer de gevraagde actie niet kan worden uitgevoerd, doet de aangezochte overeenkomstsluitende partij onverwijld daarvan mededeling aan de signalerende overeenkomstsluitende partij.
Artikel 105
De signalerende overeenkomstsluitende partij is verantwoordelijk voor de juistheid en actualiteit van de gegevens, alsmede voor de rechtmatige opneming van de gegevens in het Schengeninformatiesysteem.
Artikel 106
-
1.Alleen de signalerende overeenkomstsluitende partij is bevoegd de door haar ingevoerde gegevens te wijzigen, aan te vullen, te verbeteren of te verwijderen.
-
2.Wanneer één der overeenkomstsluitende partijen die niet de signalering heeft aangeleverd, aanwijzingen heeft dat gegevens onjuist zijn of onrechtmatig werden opgenomen, doet zij daarvan zo spoedig mogelijk mededeling aan de signalerende overeenkomstsluitende partij, die verplicht is de mededeling onverwijld te toetsen en, zo nodig, de gegevens onverwijld te verbeteren of te verwijderen.
-
3.Indien de overeenkomstsluitende partijen geen overeenstemming kunnen bereiken, wordt het geval door de overeenkomstsluitende partij die niet de signalering heeft aangeleverd, voor advies aan de gemeenschappelijke controleautoriteit als bedoeld in artikel 115, lid 1, voorgelegd.
Artikel 107
Wanneer van een persoon reeds een signalering in het Schengeninformatiesysteem is opgenomen, treft de overeenkomstsluitende partij die een nieuwe signalering opneemt, met de overeenkomstsluitende partij die de eerste signalering heeft opgenomen, een regeling omtrent de opneming van de signaleringen. De overeenkomstsluitende partijen kunnen hieromtrent ook algemene regelingen treffen.
Artikel 108
-
1.Elk der overeenkomstsluitende partijen wijst een instantie aan die voor het nationale deel van het Schengeninformatiesysteem centraal verantwoordelijk is.
-
2.Elk der overeenkomstsluitende partijen verricht haar signaleringen door tussenkomst van deze instantie.
-
3.Deze instantie is verantwoordelijk voor de goede werking van het nationale deel van het Schengeninformatiesysteem en treft de nodige maatregelen ten behoeve van de naleving van de bepalingen van deze overeenkomst.
-
4.De overeenkomstsluitende partijen doen elkaar door tussenkomst van de depositaris mededeling van de in lid 1 bedoelde instantie.
Artikel 109
-
1.Het recht van eenieder om van de hem betreffende in het Schengeninformatiesysteem opgenomen gegevens kennis te nemen, wordt uitgeoefend overeenkomstig het recht van de overeenkomstsluitende partij bij welke de kennisneming wordt verlangd. Voorzover het nationale recht daarin voorziet, beslist de nationale controleautoriteit als bedoeld in artikel 114, lid 1, of en op welke wijze kennisneming kan worden verleend. Een overeenkomstsluitende partij die de signalering niet zelf heeft aangeleverd, mag slechts kennisneming van gegevens toestaan, voorzover zij de signalerende overeenkomstsluitende partij vooraf de gelegenheid heeft geboden dienaangaande een standpunt te bepalen.
-
2.De kennisneming wordt de betrokkene geweigerd, wanneer dit voor een rechtmatige, uit de signalering voortvloeiende taakuitoefening of ter bescherming van de rechten en vrijheden van derden onontbeerlijk is. Zij wordt steeds geweigerd hangende een signalering ter fine van onopvallende controle.
Artikel 110
Eenieder heeft het recht hem betreffende onjuiste gegevens te doen verbeteren of onrechtmatig opgenomen gegevens te doen verwijderen.
Artikel 111
-
1.Eenieder heeft het recht op het grondgebied van elk der overeenkomstsluitende partijen bij de naar nationaal recht bevoegde rechter of instantie een beroep in te stellen wegens een hem betreffende signalering, in het bijzonder met het oog op verbetering, verwijdering, kennisneming of schadevergoeding.
-
2.De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe wederzijds de onherroepelijke beslissingen van de in lid 1 bedoelde rechters of instanties ten uitvoer te leggen. Het bepaalde in artikel 116 blijft onverlet.
Artikel 112
-
1.De in het Schengeninformatiesysteem voor de signalering van personen opgenomen persoonsgegevens worden niet langer bewaard dan nodig is voor het nagestreefde doel. Uiterlijk drie jaren na het tijdstip van opneming dient de signalerende overeenkomstsluitende partij de noodzaak van verdere bewaring te toetsen. Voor de in artikel 99 bedoelde signaleringen beloopt deze termijn één jaar.
-
2.Elk der signalerende overeenkomstsluitende partijen kan kortere toetsingstermijnen naar nationaal recht vaststellen.
-
3.Vanuit de technisch ondersteunende functie van het Schengeninformatiesysteem wordt de signalerende overeenkomstsluitende partij één maand op voorhand automatisch mededeling gedaan van de in het systeem geprogrammeerde verwijdering.
-
4.De signalerende overeenkomstsluitende partij kan vóór het verstrijken van de toetsingstermijn tot handhaving van de signalering besluiten, indien dit voor het met de signalering nagestreefde doel vereist is. Verlenging van de signalering dient met behulp van de technisch ondersteunende functie te geschieden. Het bepaalde in lid 1 is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 113
-
1.Andere gegevens dan die bedoeld in artikel 112 worden niet langer dan tien jaren bewaard. Gegevens over afgegeven identiteitsdocumenten en identificeerbare bankbiljetten worden niet langer dan vijf jaren bewaard. Gegevens over motorvoertuigen, aanhangers en caravans worden niet langer dan drie jaar bewaard.
-
2.De uit het bestand van de technisch ondersteunende functie verwijderde gegevens worden nog één jaar bewaard. Zij kunnen tijdens deze periode slechts voor controle achteraf op de juistheid daarvan of de rechtmatigheid van de opneming worden gebruikt. Na deze periode dienen de gegevens te worden vernietigd.
Artikel 114
-
1.Elk der overeenkomstsluitende partijen voorziet in een controleautoriteit, die tot taak heeft overeenkomstig het nationale recht op onafhankelijke wijze toezicht te houden op het bestand van het nationale deel van het Schengeninformatiesysteem en na te gaan of door registratie en gebruik van de in het Schengeninformatiesysteem opgenomen gegevens de rechten van de geregistreerde personen niet worden geschaad. De controleautoriteit heeft hiertoe toegang tot het bestand van het nationale deel van het Schengeninformatiesysteem.
-
2.Eenieder heeft het recht bij de controleautoriteiten een verzoek in te dienen ter toetsing van de hem betreffende in het Schengeninformatiesysteem opgenomen gegevens, alsmede van het gebruik daarvan. Dit recht wordt uitgeoefend overeenkomstig het nationale recht van de overeenkomstsluitende partij bij welke het verzoek is ingediend. Wanneer de gegevens door een andere overeenkomstsluitende partij zijn aangeleverd, geschiedt de controle in nauw overleg met de controleautoriteit van die overeenkomstsluitende partij.
Artikel 115
-
1.Voor het toezicht op de technisch ondersteunende functie van het Schengeninformatiesysteem is er een gemeenschappelijke controleautoriteit, waarin de onderscheiden nationale controleautoriteiten ieder door twee personen zijn vertegenwoordigd. Iedere overeenkomstsluitende partij heeft bij stemming één stem. De controle geschiedt overeenkomstig de bepalingen van deze overeenkomst, van het Verdrag van de Raad van Europa van 28 januari 1981 tot bescherming van het individu in verband met de geautomatiseerde registratie van persoonsgegevens en met inachtneming van Aanbeveling R(87) 15 van het Comité van ministers van de Raad van Europa van 17 september 1987 tot regeling van het gebruik van persoonsgegevens op politieel gebied en met inachtneming van het nationale recht van de voor de technisch ondersteunende functie verantwoordelijke overeenkomstsluitende partij.
-
2.Met betrekking tot de technisch ondersteunende functie heeft de gemeenschappelijke controleautoriteit tot taak de juiste toepassing van de bepalingen van deze overeenkomst te toetsen. Zij heeft hiertoe toegang tot het gegevensbestand van de technisch ondersteunende functie.
-
3.De gemeenschappelijke controleautoriteit is tevens bevoegd een onderzoek in te stellen naar toepassings- of interpretatiemoeilijkheden die bij de werking van het Schengeninformatiesysteem kunnen rijzen, naar problemen verband houdende met het door de nationale controleautoriteiten op onafhankelijke wijze uitgeoefende toezicht of verleende kennisneming, alsmede geharmoniseerde voorstellen uit te werken, teneinde aan bestaande problemen gemeenschappelijke oplossingen te geven.
-
4.De gemeenschappelijke controleautoriteit rapporteert aan de instanties waaraan de nationale controleautoriteiten rapporteren.
Artikel 116
-
1.Indien een persoon door de werking van een nationaal bestand van het Schengeninformatiesysteem schade lijdt, is iedere overeenkomstsluitende partij te zijnen aanzien naar nationaal recht hiervoor aansprakelijk. Dit is eveneens het geval wanneer de schade door de signalerende overeenkomstsluitende partij is veroorzaakt, doordat deze onjuiste gegevens heeft aangeleverd of omdat de opneming onrechtmatig was.
-
2.Wanneer de gedaagde overeenkomstsluitende partij niet de signalerende overeenkomstsluitende partij is, dient laatstgenoemde desgevraagd de toegekende schadevergoeding terug te betalen, tenzij de gegevens door de aangezochte overeenkomstsluitende partij in strijd met deze overeenkomst werden gebruikt.
Artikel 117
-
1.Iedere overeenkomstsluitende partij treft uiterlijk op het tijdstip van inwerkingtreding van deze overeenkomst in haar nationale wetgeving, met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens in het kader van de toepassing van deze titel, de nodige maatregelen ter verwezenlijking van een niveau van bescherming van persoonsgegevens dat ten minste gelijk is aan het niveau, dat uit de verwezenlijking van de beginselen die zijn neergelegd in het Verdrag van de Raad van Europa van 28 januari 1981 tot bescherming van het individu in verband met de geautomatiseerde registratie van persoonsgegevens voortvloeit en met inachtneming van Aanbeveling R(87) 15 van het Comité van ministers van de Raad van Europa van 17 september 1987 tot regeling van het gebruik van persoonsgegevens op politieel gebied.
-
2.Tot verstrekking van persoonsgegevens als bedoeld in deze titel mag niet worden overgegaan dan nadat op het grondgebied van de bij de verstrekking betrokken overeenkomstsluitende partijen de noodzakelijke bepalingen inzake bescherming van persoonsgegevens als bedoeld in lid 1 in werking zijn getreden.
Artikel 118
-
1.Elk der overeenkomstsluitende partijen verbindt zich ertoe om voor haar nationale deel van het Schengeninformatiesysteem passende maatregelen te treffen, opdat:
a) |
onbevoegden de toegang tot de voor de persoonsregistraties gebezigde automatiseringsapparatuur wordt ontzegd (controle op de toegang); |
b) |
wordt voorkomen, dat gegevensdragers door onbevoegden kunnen worden gelezen, gekopieerd, veranderd of verwijderd (controle op de gegevensdragers); |
c) |
onbevoegde opslag in het geheugen, alsmede onbevoegde kennisneming, wijziging of verwijdering van opgeslagen persoonsgegevens wordt voorkomen (controle op de opslag); |
d) |
wordt voorkomen, dat geautomatiseerde registratiesystemen door middel van datatransmissieapparatuur door onbevoegden kunnen worden gebruikt (controle op de gebruikers); |
e) |
wordt gewaarborgd, dat de personen die tot gebruik van een geautomatiseerd registratiesysteem gemachtigd zijn, uitsluitend toegang hebben tot gegevens waarop hun machtiging betrekking heeft (controle op de toegang); |
f) |
wordt gewaarborgd, dat kan worden nagegaan en vastgesteld aan welke instanties persoonsgegevens door middel van datatransmissieapparatuur kunnen worden overgedragen (controle op de overdracht); |
g) |
wordt gewaarborgd, dat naderhand kan worden nagegaan en vastgesteld welke persoonsgegevens wanneer en door wie in een geautomatiseerd registratiesysteem zijn opgenomen (controle op de opneming); |
h) |
wordt voorkomen, dat bij de overdracht van persoonsgegevens, alsmede bij transport van gegevensdragers de gegevens op onbevoegde wijze worden gelezen, gekopieerd, gewijzigd of verwijderd (controle op het transport). |
-
2.Iedere overeenkomstsluitende partij dient bij overdracht van gegevens aan buiten het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen gevestigde instanties bijzondere voorzieningen inzake gegevensbeveiliging te treffen. Hiervan dient aan de gemeenschappelijke controleautoriteit mededeling te worden gedaan.
-
3.Iedere overeenkomstsluitende partij wijst ten behoeve van de gegevensverwerking in het nationale deel van het Schengeninformatiesysteem slechts personen aan die een passende opleiding hebben genoten en een veiligheidsonderzoek hebben ondergaan.
-
4.De voor de technisch ondersteunende functie verantwoordelijke overeenkomstsluitende partij treft voor deze functie de in de leden 1 tot en met 3 genoemde maatregelen.
HOOFDSTUK 4
VERDELING VAN DE KOSTEN VAN HET SCHENGENINFORMATIESYSTEEM
Artikel 119
-
1.De kosten verbonden aan de inrichting en werking van de technisch ondersteunende functie als bedoeld in artikel 92, lid 3, met inbegrip van de kosten voor de communicatie tussen de nationale delen van het Schengeninformatiesysteem en de technisch ondersteunende functie, worden door de overeenkomstsluitende partijen gemeenschappelijk gedragen. Het aandeel van iedere overeenkomstsluitende partij in de kosten wordt bepaald aan de hand van het aandeel van ieder van hen in de eenvormige grondslag voor de belasting over de toegevoegde waarde in de zin van artikel 2, lid 1, onder c), van het besluit van de Raad van ministers van de Europese Gemeenschappen aangaande het systeem van eigen middelen van de Gemeenschappen van 24 juni 1988.
-
2.Elk der overeenkomstsluitende partijen draagt de kosten verbonden aan de inrichting en werking van haar nationale deel van het Schengeninformatiesysteem.
TITEL V
VERVOER EN GOEDERENVERKEER
Artikel 120
-
1.De overeenkomstsluitende partijen zien erop toe dat het goederenverkeer over de binnengrenzen niet door hun wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen op ongerechtvaardigde wijze wordt belemmerd.
-
2.De overeenkomstsluitende partijen vereenvoudigen het goederenverkeer over de binnengrenzen door de vervulling van de met verboden en beperkingen verband houdende formaliteiten te doen samenvallen met het vrijmaken van de goederen tot binnenlands verbruik. De belanghebbende kan deze vrijmaking naar keuze hetzij in het binnenland hetzij aan de binnengrens verrichten. De overeenkomstsluitende partijen beijveren zich om deze vrijmaking in het binnenland te doen afhandelen.
-
3.Voorzover de in lid 2 bedoelde vereenvoudigingen op bepaalde gebieden geheel of ten dele nog niet kunnen worden verwezenlijkt, streven de overeenkomstsluitende partijen onderling of in het kader van de Europese Gemeenschappen ernaar de daartoe noodzakelijke voorwaarden te scheppen.
Het bepaalde in dit lid geldt in het bijzonder voor de controle op de vergunningen inzake beroepsgoederenvervoer en de verkeerstechnische bepalingen, de veterinairrechtelijke en welzijnscontroles, de controles inzake gezondheidsvoorschriften met betrekking tot vers vlees, de fytosanitaire controles en de controles inzake het vervoer van gevaarlijke goederen en afvalstoffen.
-
4.De overeenkomstsluitende partijen streven er voorts naar de formaliteiten inzake het buitengrensoverschrijdende goederenverkeer onderling af te stemmen en de naleving daarvan overeenkomstig eenvormige beginselen te controleren. Daartoe werken zij nauw samen in het Uitvoerend Comité, in het kader van de Europese Gemeenschappen, alsmede in andere internationale fora.
Artikel 121
-
1.De overeenkomstsluitende partijen zien overeenkomstig het Gemeenschapsrecht voor bepaalde planten en plantaardige producten af van de door het Gemeenschapsrecht voorgeschreven fytosanitaire controles en certificaten.
Het Uitvoerend Comité stelt de lijst vast van planten en plantaardige producten waarop de in de eerste volzin bedoelde vereenvoudigingen van toepassing zijn. Het Uitvoerend Comité kan deze lijst wijzigen en bepaalt het tijdstip waarop de wijziging in werking dient te treden. De overeenkomstsluitende partijen geven elkaar kennis van de getroffen maatregelen.
-
2.Een overeenkomstsluitende partij kan bij gevaar van het binnenbrengen of de uitbreiding van schadelijke organismen om tijdelijke wederinvoering van de door het Gemeenschapsrecht voorgeschreven controlemaatregelen verzoeken en zelf daartoe overgaan. Zij geeft daarvan onverwijld, schriftelijk en met redenen omkleed, aan de overige overeenkomstsluitende partijen kennis.
-
3.Voor de op grond van de wettelijke bepalingen inzake soortbescherming vereiste verklaringen kan het fytosanitaire getuigschrift blijven gebruikt worden.
-
4.Desgevraagd geeft de bevoegde autoriteit een fytosanitair getuigschrift af, wanneer de partij geheel, dan wel gedeeltelijk voor de wederuitvoer is bestemd, voorzover voor de desbetreffende planten of plantaardige producten aan de fytosanitaire voorwaarden is voldaan.
Artikel 122
-
1.De overeenkomstsluitende partijen versterken hun onderlinge samenwerking met het oog op de veiligheid van het vervoer van gevaarlijke goederen, en zij verbinden zich ertoe de nationale bepalingen ter uitvoering van de geldende internationale overeenkomsten te harmoniseren. Bovendien verbinden zij zich in het bijzonder, ter handhaving van het huidige veiligheidsniveau, tot:
a) |
de harmonisatie van de vakbekwaamheidsvereisten die worden gehanteerd ten aanzien van voertuigenbestuurders; |
b) |
de harmonisatie van de modaliteiten en de intensiteit van de controles tijdens het vervoer en in de ondernemingen; |
c) |
de harmonisatie van de wettelijke delictsomschrijving en de wettelijke bepalingen inzake de strafmaat; |
d) |
de permanente uitwisseling van gegevens, alsmede van de met de getroffen maatregelen en uitgeoefende controles opgedane ervaringen. |
-
2.De overeenkomstsluitende partijen versterken de onderlinge samenwerking met het oog op de controle op de binnengrensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke en niet-gevaarlijke afvalstoffen.
Daartoe streven zij ernaar een gemeenschappelijk standpunt in te nemen, zowel ten aanzien van de wijziging van de communautaire richtlijnen inzake de controle op en het beheer van overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen als ten aanzien van de opstelling van communautaire besluiten inzake niet-gevaarlijke afvalstoffen, teneinde een toereikende afvalverwijderingsinfrastructuur tot stand te brengen, alsmede afvalverwijderingsnormen op een hoog niveau te harmoniseren.
In afwachting van een communautaire regeling voor niet-gevaarlijke afvalstoffen worden de controles op de overbrenging daarvan verricht door het volgen van een bijzondere procedure, waardoor de overbrenging tijdens de afhandeling ter bestemming kan worden gecontroleerd.
Het bepaalde in lid 1, tweede alinea, is van toepassing.
Artikel 123
-
1.De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe besprekingen te voeren, teneinde de huidige vergunningplicht voor uitvoer van strategische industriegoederen en technologieën onderling af te schaffen en, zo nodig, door een soepele procedure te vervangen, voorzover het land van bestemming en eindverbruik een overeenkomstsluitende partij is.
Onverminderd deze besprekingen streven de overeenkomstsluitende partijen ernaar ter naleving van de noodzakelijke controles nauw samen te werken, met inachtneming van de nationale wetgeving onderling informatie uit te wisselen en de daartoe noodzakelijke coördinatie, de inrichting van een coördinatiemechanisme daaronder begrepen, tot stand te brengen.
-
2.De overeenkomstsluitende partijen beijveren zich om met betrekking tot de andere dan de in lid 1 bedoelde strategische industriegoederen en technologieën de uitvoerformaliteiten in het binnenland te doen afhandelen, enerzijds, en hun controleprocedures te harmoniseren, anderzijds.
-
3.In het kader van de doelstellingen als bedoeld in de leden 1 en 2 treden de overeenkomstsluitende partijen in overleg met de overige belanghebbende partnerstaten.
Artikel 124
Het aantal en de intensiteit van de controles aan de binnengrenzen op de door reizigers medegevoerde goederen worden tot een zo laag mogelijk niveau beperkt. De verdere beperking en uiteindelijke afschaffing daarvan is afhankelijk van de geleidelijke optrekking van de aan reizigers verleende vrijstellingen, alsmede van de verdere ontwikkelingen inzake de overige op het grensoverschrijdende reizigersverkeer van toepassing zijnde bepalingen.
Artikel 125
-
1.De overeenkomstsluitende partijen maken afspraken welke ertoe strekken onderling contactambtenaren van hun douaneadministraties te detacheren.
-
2.Detachering van contactambtenaren heeft ten doel de samenwerking tussen de overeenkomstsluitende partijen in het algemeen en in het kader van de bestaande overeenkomsten en van de besluiten van de Europese Gemeenschappen betreffende de wederzijdse bijstand in het bijzonder, te bevorderen en te bespoedigen.
-
3.De contactambtenaren hebben een adviserende en ondersteunende taak. Zij zijn niet bevoegd tot het zelfstandig uitvoeren van op douanegebied genomen maatregelen. Zij verstrekken informatie en voeren hun opdrachten uit in het kader van de aan hen door de overeenkomstsluitende partij waarvan zij afkomstig zijn gegeven instructies.
TITEL VI
BESCHERMING VAN PERSOONSGEGEVENS
Artikel 126
-
1.Iedere overeenkomstsluitende partij treft uiterlijk op het tijdstip van inwerkingtreding van deze overeenkomst in haar nationale wetgeving, met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens die ingevolge deze overeenkomst worden verstrekt, de nodige maatregelen ter verwezenlijking van een niveau van bescherming van persoonsgegevens dat ten minste gelijk is aan het niveau, dat uit de verwezenlijking van de beginselen die zijn neergelegd in het Verdrag van de Raad van Europa van 28 januari 1981 tot bescherming van het individu in verband met de geautomatiseerde registratie van persoonsgegevens voortvloeit.
-
2.Tot verstrekking van persoonsgegevens als bedoeld in deze overeenkomst mag niet worden overgegaan dan nadat op het grondgebied van de bij de verstrekking betrokken overeenkomstsluitende partijen de noodzakelijke bepalingen inzake bescherming van persoonsgegevens als bedoeld in lid 1 in werking zijn getreden.
-
3.Met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens die ingevolge deze overeenkomst worden verstrekt, zijn voorts onderstaande bepalingen van toepassing:
a) |
de verstrekte persoonsgegevens worden door de ontvangende overeenkomstsluitende partij niet gebruikt voor andere doeleinden dan waarvoor deze overeenkomst in het verstrekken van dergelijke gegevens voorziet; gebruik voor andere doeleinden is slechts mogelijk na voorafgaande toestemming door de verstrekkende overeenkomstsluitende partij en overeenkomstig het recht van de ontvangende overeenkomstsluitende partij; de toestemming kan worden verleend voorzover zulks op grond van het nationale recht van de verstrekkende overeenkomstsluitende partij is toegestaan; |
b) |
de verstrekte persoonsgegevens mogen alleen worden gebruikt door diensten, instanties en gerechtelijke autoriteiten die in het kader van de voor de verstrekking onder a) bedoelde doeleinden een taak of functie hebben; |
c) |
de overeenkomstsluitende partij die persoonsgegevens verstrekt ziet erop toe dat deze juist zijn; wanneer, hetzij op eigen initiatief, hetzij naar aanleiding van een verzoek van de geregistreerde blijkt, dat gegevens zijn verstrekt die onjuist zijn of niet hadden mogen worden verstrekt, wordt dit de ontvangende overeenkomstsluitende partij of partijen onmiddellijk meegedeeld, welke alsdan overgaan tot verbetering of vernietiging van de betrokken persoonsgegevens, dan wel tot vermelding dat deze persoonsgegevens onjuist zijn of onrechtmatig zijn verstrekt; |
d) |
een overeenkomstsluitende partij kan zich jegens een benadeelde persoon niet ontlasten van haar aansprakelijkheid naar nationaal recht met een beroep op het feit dat een andere overeenkomstsluitende partij onjuiste gegevens heeft verstrekt; wordt tegen de ontvangende overeenkomstsluitende partij schadevergoeding toegekend ter zake van het gebruik van door het toedoen van de verstrekkende overeenkomstsluitende partij verstrekte onjuiste gegevens, dan betaalt deze het volledige door de eerstbedoelde betaalde bedrag; |
e) |
van de verstrekking en ontvangst van persoonsgegevens dient in de registratie waaruit zij worden verstrekt en waarin zij worden opgenomen aantekening te worden gehouden; |
f) |
de gemeenschappelijke controleautoriteit als bedoeld in artikel 115 is bevoegd op verzoek van een overeenkomstsluitende partij een advies uit te brengen met betrekking tot toepassings- en interpretatiemoeilijkheden van dit artikel. |
-
4.Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing op de verstrekking van persoonsgegevens voorzien in titel II, hoofdstuk 7, en in titel IV. Het bepaalde in lid 3 is niet van toepassing op de verstrekking van persoonsgegevens voorzien in titel III, hoofdstukken 2, 3, 4 en 5.
Artikel 127
-
1.Wanneer op grond van deze overeenkomst persoonsgegevens worden verstrekt aan een andere overeenkomstsluitende partij is het bepaalde in artikel 126 van overeenkomstige toepassing op het verstrekken uit en het opnemen in een niet-geautomatiseerde persoonsregistratie.
-
2.Wanneer in andere gevallen als bedoeld in artikel 126, lid 1, of in lid 1 van het onderhavige artikel op grond van deze overeenkomst persoonsgegevens worden verstrekt aan een andere overeenkomstsluitende partij, is het bepaalde in artikel 126, lid 3, met uitzondering van het bepaalde onder e), van toepassing. Bovendien zijn onderstaande bepalingen van toepassing:
a) |
van de verstrekking en de ontvangst van persoonsgegevens wordt bij die gegevens aantekening gehouden; deze verplichting geldt niet indien, gelet op hun gebruik, aantekening niet nodig is, in het bijzonder wanneer de gegevens niet of slechts kortstondig worden gebruikt; |
b) |
het gebruik van verstrekte gegevens krijgt bij de ontvangende overeenkomstsluitende partij ten minste de bescherming welke op grond van het recht van de ontvangende overeenkomstsluitende partij voor gebruik van gegevens van gelijke aard geldt; |
c) |
de beslissing of en onder welke voorwaarden aan een verzoek van belanghebbende om kennisneming wordt voldaan, wordt door de overeenkomstsluitende partij bij welke het verzoek is ingediend, genomen in overeenstemming met haar nationale wetgeving. |
-
3.Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing op de verstrekking van persoonsgegevens voorzien in titel II, hoofdstuk 7, in titel III, hoofdstukken 2, 3, 4 en 5, en in titel IV.
Artikel 128
-
1.Tot verstrekking van persoonsgegevens als bedoeld in deze overeenkomst mag niet worden overgegaan dan nadat de betrokken overeenkomstsluitende partijen een nationale controleautoriteit hebben belast met het op onafhankelijke wijze toezicht houden op de naleving van de ingevolge het bepaalde in de artikelen 126 en 127 gestelde voorschriften met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens in persoonsregistraties.
-
2.Voorzover een overeenkomstsluitende partij overeenkomstig haar nationale recht een controleautoriteit heeft belast met de taak om op één of meer terreinen op onafhankelijke wijze toezicht te houden op de naleving van bepalingen inzake de bescherming van persoonsgegevens met betrekking tot niet in registraties opgeslagen gegevens, belast deze overeenkomstsluitende partij bedoelde controleautoriteit eveneens met het toezicht op de naleving van de bepalingen van deze titel met betrekking tot deze terreinen.
-
3.Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing op de verstrekking voorzien in titel II, hoofdstuk 7, en in titel III, hoofdstukken 2, 3, 4 en 5.
Artikel 129
Met betrekking tot de verstrekking van persoonsgegevens op grond van titel III, hoofdstuk 1, verplichten de overeenkomstsluitende partijen zich, onverminderd het bepaalde in de artikelen 126 en 127, een niveau van bescherming van persoonsgegevens te verwezenlijken, waarbij de beginselen van de aanbeveling R(87) 15 van het Comité van ministers van de Raad van Europa van 17 september 1987 tot regeling van het gebruik van persoonsgegevens op politieel gebied in acht worden genomen. Voorts zijn op de verstrekking op grond van artikel 46 de volgende bepalingen van toepassing:
a) |
de ontvangende overeenkomstsluitende partij mag de verstrekte gegevens uitsluitend voor de door de verstrekkende overeenkomstsluitende partij bepaalde doeleinden, met inachtneming van de door de verstrekkende overeenkomstsluitende partij gestelde voorwaarden, gebruiken; |
b) |
de gegevens mogen uitsluitend aan politiediensten en -autoriteiten worden verstrekt; doorgeleiding van de verstrekte gegevens aan andere diensten vindt niet plaats dan na voorafgaande toestemming van de verstrekkende overeenkomstsluitende partij; |
c) |
de ontvangende overeenkomstsluitende partij informeert de verstrekkende overeenkomstsluitende partij desgevraagd over het gebruik van de verstrekte gegevens en het op grond daarvan bereikte resultaat. |
Artikel 130
Vindt verstrekking van persoonsgegevens plaats door tussenkomst van een contactambtenaar bedoeld in artikel 47 of in artikel 125, dan zijn de bepalingen van deze titel slechts van toepassing wanneer de contactambtenaar de gegevens doorgeeft aan de overeenkomstsluitende partij door welke hij naar het grondgebied van de andere overeenkomstsluitende partij is gedetacheerd.
TITEL VII
UITVOEREND COMITÉ
Artikel 131
-
1.Voor de toepassing van deze overeenkomst stellen de overeenkomstsluitende partijen een Uitvoerend Comité in.
-
2.Onverminderd de bijzondere bevoegdheden die het krachtens deze overeenkomst worden toegekend, heeft het Uitvoerend Comité algemeen tot taak toe te zien op de juiste toepassing van deze overeenkomst.
Artikel 132
-
1.Iedere overeenkomstsluitende partij heeft één zetel in het Uitvoerend Comité. De overeenkomstsluitende partijen worden in het Uitvoerend Comité vertegenwoordigd door een voor de uitvoering van deze overeenkomst verantwoordelijke minister; zij kunnen zich zo nodig doen bijstaan door deskundigen die aan de beraadslagingen kunnen deelnemen.
-
2.Het Uitvoerend Comité beslist bij eenparigheid van stemmen. Het regelt zijn werkwijze; daarin kan worden voorzien in een schriftelijke procedure voor de besluitvorming.
-
3.Op verzoek van de vertegenwoordiger van een overeenkomstsluitende partij kan de definitieve besluitvorming over een ontwerp-besluit worden uitgesteld tot uiterlijk twee maanden na overlegging van het ontwerp-besluit.
-
4.Het Uitvoerend Comité kan ten behoeve van de voorbereiding van de besluitvorming of andere werkzaamheden werkgroepen instellen, samengesteld uit ambtelijke vertegenwoordigers van de overeenkomstsluitende partijen.
Artikel 133
Het Uitvoerend Comité vergadert bij toerbeurt op het grondgebied van elk der overeenkomstsluitende partijen. Het vergadert zo vaak als dit nodig is voor de goede uitvoering van zijn taken.
TITEL VIII
SLOTBEPALINGEN
Artikel 134
De bepalingen van deze overeenkomst zijn slechts van toepassing voorzover zij verenigbaar zijn met het Gemeenschapsrecht.
Artikel 135
Het bepaalde in deze overeenkomst is van toepassing onder voorbehoud van de bepalingen van het Verdrag van Genève van 28 juli 1951 betreffende de status van vluchtelingen, zoals gewijzigd bij het Protocol van New York van 31 januari 1967.
Artikel 136
-
1.Een overeenkomstsluitende partij die het voornemen heeft met een derde staat met betrekking tot de grenscontroles onderhandelingen te voeren, brengt de overige overeenkomstsluitende partijen daarvan tijdig in kennis.
-
2.Een overeenkomstsluitende partij mag met één of meer derde staten geen overeenkomsten sluiten strekkende tot vereenvoudiging of afschaffing van de grenscontroles zonder voorafgaande toestemming van de overige overeenkomstsluitende partijen, onder voorbehoud van het recht van de lidstaten van de Europese Gemeenschappen gemeenschappelijk dergelijke overeenkomsten te sluiten.
-
3.Het bepaalde in lid 2 is niet van toepassing op de overeenkomsten betreffende het kleine grensverkeer, voorzover in deze overeenkomsten de op grond van artikel 3, lid 1, vastgestelde uitzonderingen en nadere bepalingen in acht worden genomen.
Artikel 137
Voorbehouden bij deze overeenkomst zijn niet toegestaan, met uitzondering van die bedoeld in artikel 60.
Artikel 138
De bepalingen van deze overeenkomst zijn voor wat betreft de Franse Republiek slechts van toepassing op het Europese grondgebied van de Franse Republiek.
De bepalingen van deze overeenkomst zijn voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden slechts van toepassing op het grondgebied van het Rijk in Europa.
Artikel 139
-
1.Deze overeenkomst dient te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden bij de regering van het Groothertogdom Luxemburg nedergelegd; deze geeft aan alle overeenkomstsluitende partijen kennis van de nederlegging.
-
2.Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum van nederlegging van de laatste akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring. De bepalingen inzake de instelling, werkzaamheden en bevoegdheden van het Uitvoerend Comité zijn vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van toepassing. De overige bepalingen zijn van toepassing vanaf de eerste dag van de derde maand volgend op het tijdstip van inwerkingtreding.
-
3.De regering van het Groothertogdom Luxemburg geeft alle overeenkomstsluitende partijen kennis van de datum van de inwerkingtreding.
Artikel 140
-
1.Iedere lidstaat van de Europese Gemeenschappen kan partij worden bij deze overeenkomst. De toetreding wordt geregeld bij een overeenkomst tussen de desbetreffende staat en de overeenkomstsluitende partijen.
-
2.Deze overeenkomst wordt door de toetredende staat en ieder der overeenkomstsluitende partijen bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd. Zij treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op de nederlegging van de laatste akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.
Artikel 141
-
1.Elk der overeenkomstsluitende partijen kan de depositaris een voorstel tot wijziging van deze overeenkomst doen toekomen. De depositaris doet de overige overeenkomstsluitende partijen mededeling van dit voorstel. Op verzoek van één der overeenkomstsluitende partijen toetsen de overeenkomstsluitende partijen de bepalingen van deze overeenkomst, wanneer naar hun oordeel een fundamentele wijziging in de op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze overeenkomst bestaande omstandigheden is opgetreden.
-
2.De overeenkomstsluitende partijen stellen in onderlinge overeenstemming de in deze overeenkomst aan te brengen wijzigingen vast.
-
3.De wijzigingen treden in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum van nederlegging van de laatste akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.
Artikel 142
-
1.Indien tussen de lidstaten van de Europese Gemeenschappen overeenkomsten worden gesloten met het oog op het creëren van een ruimte zonder binnengrenzen, komen de overeenkomstsluitende partijen overeen onder welke voorwaarden de bepalingen van de onderhavige overeenkomst, in het licht van de daarmee corresponderende bepalingen van bedoelde overeenkomsten, worden vervangen of aangepast.
De overeenkomstsluitende partijen houden daartoe rekening met het feit dat de bepalingen van de onderhavige overeenkomst een verdergaande samenwerking dan die ingevolge de bepalingen van bedoelde overeenkomsten kunnen behelzen.
De bepalingen die in strijd zijn met de tussen de lidstaten van de Europese Gemeenschappen overeengekomen bepalingen worden in elk geval aangepast.
-
2.De wijzigingen van de onderhavige overeenkomst waarvan de overeenkomstsluitende partijen vaststellen dat zij nodig zijn, dienen door de overeenkomstsluitende partijen te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd. Het bepaalde in artikel 141, lid 3, is van toepassing met dien verstande dat de wijzigingen niet eerder in werking treden dan op het tijdstip van inwerkingtreding van de desbetreffende overeenkomst tussen de lidstaten van de Europese Gemeenschappen.
Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, deze overeenkomst hebben ondertekend.
Gedaan te Schengen, op negentien juni negentienhonderdnegentig, in de Duitse, de Franse en de Nederlandse taal, zijnde de teksten in elk van deze talen gelijkelijk authentiek, in een origineel dat zal worden nedergelegd bij de regering van het Groothertogdom Luxemburg, die een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan aan alle overeenkomstsluitende partijen toezendt.
Voor de regering van het Koninkrijk België
Voor de regering van de Bondsrepubliek Duitsland
Voor de regering van de Franse Republiek
Voor de regering van het Groothertogdom Luxemburg
Voor de regering van het Koninkrijk der Nederlanden
SLOTAKTE
Bij de ondertekening van de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke binnengrenzen hebben de overeenkomstsluitende partijen onderstaande verklaringen aangenomen.
-
1.Gemeenschappelijke verklaring inzake artikel 139
De ondertekenende staten informeren elkaar reeds vóór de inwerkingtreding van de overeenkomst omtrent alle omstandigheden die voor de door de overeenkomst bestreken materie en de inwerkingstelling relevant zijn.
De overeenkomst wordt niet in werking gesteld dan nadat aan de voorwaarden voor toepassing van de overeenkomst in de ondertekenende staten is voldaan en de controles aan de buitengrenzen effectief zijn.
-
2.Gemeenschappelijke verklaring inzake artikel 4
De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe al het nodige te doen om deze termijn gelijktijdig na te leven en te vermijden dat veiligheidsleemten ontstaan. Vóór 31 december 1992 zal in het Uitvoerend Comité worden nagegaan in welke mate voortgang zal zijn gemaakt. Het Koninkrijk der Nederlanden attendeert erop dat voor een bepaalde luchthaven moeilijkheden met betrekking tot het naleven van deze termijn niet mogen worden uitgesloten, zonder dat hieruit veiligheidsleemten ontstaan. De overige partijen zullen hiermee rekening houden, zonder dat hieruit moeilijkheden voor de interne markt mogen voortvloeien.
In geval van moeilijkheden zal het Uitvoerend Comité de beste mogelijkheden voor gelijktijdige toepassing van deze maatregelen in de luchthavens aan een onderzoek onderwerpen.
-
3.Gemeenschappelijke verklaring inzake artikel 71, lid 2
Voorzover een overeenkomstsluitende partij in het kader van haar nationale beleid inzake de voorkoming en behandeling van verslaving aan verdovende middelen en psychotrope stoffen afwijkt van het in artikel 71, lid 2, neergelegde beginsel, nemen alle overeenkomstsluitende partijen de noodzakelijke strafrechtelijke en bestuurlijke maatregelen teneinde de illegale in- en uitvoer van die middelen en stoffen in het bijzonder naar het grondgebied van de overige overeenkomstsluitende partijen tegen te gaan.
-
4.Gemeenschappelijke verklaring inzake artikel 121
Overeenkomstig het Gemeenschapsrecht zien de overeenkomstsluitende partijen af van de door het Gemeenschapsrecht voorgeschreven fytosanitaire controles en certificaten voor de planten en plantaardige producten die:
a) |
onder nummer 1 zijn opgesomd, dan wel |
b) |
onder nummers 2 tot en met 6 zijn opgesomd en van oorsprong uit één der overeenkomstsluitende partijen zijn:
|
-
5.Gemeenschappelijke verklaring inzake nationaal asielbeleid
De overeenkomstsluitende partijen zullen een inventaris opmaken van het nationale beleid inzake het asielrecht met het oog op het streven naar harmonisatie.
-
6.Gemeenschappelijke verklaring inzake artikel 132
De overeenkomstsluitende partijen informeren hun nationale parlementen over de uitvoering van deze overeenkomst.
Gedaan te Schengen, op negentien juni negentienhonderdnegentig, in de Duitse, de Franse en de Nederlandse taal, zijnde de teksten in elk van deze talen gelijkelijk authentiek, in een origineel dat zal worden nedergelegd bij de regering van het Groothertogdom Luxemburg, die een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan aan alle overeenkomstsluitende partijen toezendt.
Voor de regering van het Koninkrijk België
Voor de regering van de Bondsrepubliek Duitsland
Voor de regering van de Franse Republiek
Voor de regering van het Groothertogdom Luxemburg
Voor de regering van het Koninkrijk der Nederlanden
PROTOCOL
In aanvulling op de Slotakte van de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, van de Bondsrepubliek Duitsland, en van de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen hebben de overeenkomstsluitende partijen de volgende gemeenschappelijke verklaring aangenomen en nota genomen van de onderstaande eenzijdige verklaringen, welke met betrekking tot de genoemde overeenkomst zijn afgelegd.
-
I.Verklaring inzake het toepassingsgebied
De overeenkomstsluitende partijen stellen vast: na eenwording van de beide Duitse staten zal, volkenrechtelijk, het toepassingsgebied van de overeenkomst zich ook over het huidige grondgebied van de Duitse Democratische Republiek uitstrekken.
II. Verklaringen van de Bondsrepubliek Duitsland ter uitlegging van de overeenkomst
1. |
De overeenkomst wordt gesloten in het perspectief van de vereniging van de beide Duitslanden. De Duitse Democratische Republiek is in de relatie tot de Bondsrepubliek Duitsland geen buitenland. Artikel 136 is niet van toepassing op de relatie tussen de Bondsrepubliek Duitsland en de Duitse Democratische Republiek. |
2. |
Deze overeenkomst doet geen afbreuk aan de in de Duits-Oostenrijkse briefwisseling van 20 augustus 1984 getroffen regeling inzake controlevereenvoudigingen aan de gemeenschappelijke grenzen voor onderdanen van beide landen; deze regeling dient ter vrijwaring van de veiligheids- en immigratiebelangen van de overeenkomstsluitende partijen op zodanige wijze ten uitvoer te worden gelegd, dat deze faciliteiten in de praktijk tot Oostenrijkse onderdanen beperkt blijven. |
III. Verklaring van het Koninkrijk België inzake artikel 67
Voor de overdracht van de tenuitvoerlegging van in andere overeenkomstsluitende partijen gewezen strafvonnissen wordt in nationaal verband niet de procedure als bedoeld in de Belgische wet betreffende de overbrenging van gevonniste personen tussen staten gevolgd, doch een bijzondere, bij de bekrachtiging van deze overeenkomst vast te stellen procedure.
Gedaan te Schengen, op negentien juni negentienhonderdnegentig, in de Duitse, de Franse en de Nederlandse taal, zijnde de teksten in elk van deze talen gelijkelijk authentiek, in een origineel dat zal worden nedergelegd bij de regering van het Groothertogdom Luxemburg, die een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan aan alle overeenkomstsluitende partijen toezendt.
Voor de regering van het Koninkrijk België
Voor de regering van de Bondsrepubliek Duitsland
Voor de regering van de Franse Republiek
Voor de regering van het Groothertogdom Luxemburg
Voor de regering van het Koninkrijk der Nederlanden
GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING
VAN DE MINISTERS EN STAATSSECRETARISSEN IN VERGADERING BIJEEN TE SCHENGEN, AFGELEGD TE SCHENGEN OP 19 JUNI 1990
De regeringen van de overeenkomstsluitende partijen van het akkoord van Schengen zullen in het bijzonder over de onderstaande onderwerpen besprekingen openen of voortzetten:
— |
verbetering en vereenvoudiging van de uitleveringspraktijk; |
— |
verbetering van de samenwerking bij vervolging van verkeersovertredingen; |
— |
opstelling van regels betreffende de wederzijdse erkenning van ontzeggingen van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen; |
— |
mogelijkheid van wederzijdse tenuitvoerlegging van geldstraffen; |
— |
opstelling van regels betreffende de wederzijdse overdracht van strafvervolgingen, met inbegrip van de mogelijkheid van overdracht, gepaard gaande met de overbrenging van de verdachte naar zijn land van herkomst; |
— |
opstelling van regels betreffende de teruggeleiding van minderjarigen die wederrechtelijk zijn onttrokken aan het gezag van degene die met de uitoefening van de ouderlijke macht is belast; |
— |
verdere vereenvoudigingen van de controles op het onderlinge handelsgoederenverkeer. |
Gedaan te Schengen, op negentien juni negentienhonderdnegentig, in de Duitse, de Franse en de Nederlandse taal, zijnde de teksten in elk van deze talen gelijkelijk authentiek, in een origineel dat zal worden nedergelegd bij de regering van het Groothertogdom Luxemburg, die een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan aan alle overeenkomstsluitende partijen toezendt.
Voor de regering van het Koninkrijk België
Voor de regering van de Bondsrepubliek Duitsland
Voor de regering van de Franse Republiek
Voor de regering van het Groothertogdom Luxemburg
Voor de regering van het Koninkrijk der Nederlanden
VERKLARING VAN DE MINISTERS EN STAATSSECRETARISSEN
Op 19 juni 1990 hebben vertegenwoordigers van de regeringen van het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, de Franse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden te Schengen, in het Groothertogdom Luxemburg, ondertekend de overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke binnengrenzen.
Ter gelegenheid van deze ondertekening hebben zij volgende verklaringen afgelegd:
— |
de overeenkomstsluitende partijen zijn van oordeel dat de overeenkomst een belangrijke stap betekent met het oog op de verwezenlijking van een ruimte zonder binnengrenzen en nemen dit als uitgangspunt voor de verdere werkzaamheden van de lidstaten van de Europese Gemeenschappen; |
— |
gelet op risico's van veiligheid en illegale immigratie benadrukken de ministers en staatssecretarissen de noodzaak te komen tot een doeltreffende buitengrenscontrole volgens de eenvormige beginselen als bedoeld in artikel 6. De overeenkomstsluitende partijen dienen daartoe onder meer de harmonisatie van de werkwijze bij de controle en de grensbewaking te bevorderen met het oog op de verwezenlijking van deze eenvormige beginselen. Het Uitvoerend Comité onderzoekt voorts met het oog daarop alle voor de verwezenlijking van een uniforme doeltreffende buitengrenscontrole dienstige maatregelen en de wijze waarop deze concreet waren toe te passen. Tot deze maatregelen behoren de maatregelen tot tracering van de omstandigheden waaronder een vreemdeling het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen is binnengekomen, een gelijke werkwijze bij de beslissing bij weigering van toegang, een gemeenschappelijk handboek voor ambtenaren belast met de grensbewaking en het bevorderen van een gelijk niveau van controle aan de buitengrenzen door uitwisseling en gezamenlijke werkbezoeken. |
Ter gelegenheid van deze ondertekening hebben zij voorts het besluit bevestigd van de centrale onderhandelingsgroep een werkgroep in te stellen welke als mandaat zal hebben:
— |
de centrale onderhandelingsgroep reeds vóór de inwerkingtreding van de overeenkomst te informeren omtrent alle omstandigheden, welke voor de door de overeenkomst bestreken materies en de inwerkingstelling van belang zijn, in het bijzonder omtrent de voortgang bij de harmonisatie van de wettelijke bepalingen in verband met de vereniging van de beide Duitse staten; |
— |
overleg te plegen over de eventuele effecten van deze harmonisatie en deze omstandigheden op de implementatie van de overeenkomst; |
— |
in het perspectief van een visumvrij vreemdelingenverkeer reeds vóór de inwerkingtreding van de overeenkomst concrete maatregelen te ontwikkelen en voorstellen te doen met het oog op de harmonisatie van de modaliteiten van de personencontrole aan de toekomstige buitengrenzen. |
OVEREENKOMST BETREFFENDE DE TOETREDING VAN DE ITALIAANSE REPUBLIEK
tot de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 19 juni 1990
Het KONINKRIJK BELGIË, de BONDSREPUBLIEK DUITSLAND, de FRANSE REPUBLIEK, het GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG en het KONINKRIJK DER NEDERLANDEN, partijen bij de Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 19 juni 1990, hierna genoemd „de Overeenkomst van 1990”, enerzijds,
en de ITALIAANSE REPUBLIEK, anderzijds,
Gelet op de ondertekening te Parijs, op zevenentwintig november negentienhonderdnegentig, van het protocol betreffende de toetreding van de regering van de Italiaanse Republiek tot het akkoord tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 14 juni 1985,
Gelet op artikel 140 van de Overeenkomst van 1990,
ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:
Artikel 1
Bij deze overeenkomst treedt de Italiaanse Republiek toe tot de Overeenkomst van 1990.
Artikel 2
-
1.Voor de Italiaanse Republiek zijn de ambtenaren als bedoeld in artikel 40, lid 4, van de Overeenkomst van 1990: de ambtenaren en hulpambtenaren van de gerechtelijke afdelingen van de „Polizia di Stato” en de „Arma dei Carabinieri” en, voor wat betreft hun bevoegdheden aangaande de valsmunterij, de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, de sluikhandel in wapens en explosieven, en het illegale vervoer van giftige en schadelijke afvalstoffen, de ambtenaren en hulpambtenaren van de gerechtelijke afdelingen van de „Guardia di Finanza”, alsmede, onder de voorwaarden die zijn vastgesteld bij passende bilaterale akkoorden als bedoeld in artikel 40, lid 6, van de Overeenkomst van 1990, voor wat betreft hun bevoegdheden aangaande de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, de sluikhandel in wapens en explosieven, en het illegale vervoer van giftige en schadelijke afvalstoffen, de douaneambtenaren.
-
2.Voor de Italiaanse Republiek is de autoriteit als bedoeld in artikel 40, lid 5, van de Overeenkomst van 1990: de „Direzione centrale della Polizia criminale” van het ministerie van Binnenlandse Zaken.
Artikel 3
-
1.Voor de Italiaanse Republiek zijn de ambtenaren als bedoeld in artikel 41, lid 7, van de Overeenkomst van 1990: de ambtenaren en hulpambtenaren van de gerechtelijke afdelingen van de „Polizia di Stato” en de „Arma dei Carabinieri” en, voor wat betreft hun bevoegdheden aangaande de valsmunterij, de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, de sluikhandel in wapens en explosieven, en het illegale vervoer van giftige en schadelijke afvalstoffen, de ambtenaren en hulpambtenaren van de gerechtelijke afdelingen van de „Guardia di Finanza”, alsmede, onder de voorwaarden die zijn vastgesteld bij passende bilaterale akkoorden als bedoeld in artikel 41, lid 10, van de Overeenkomst van 1990, voor wat betreft hun bevoegdheden aangaande de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, de sluikhandel in wapens en explosieven, en het illegale vervoer van giftige en schadelijke afvalstoffen, de douaneambtenaren.
-
2.De regering van de Franse Republiek en de regering van de Italiaanse Republiek leggen bij ondertekening van deze overeenkomst een verklaring af waarin zij aan de hand van het bepaalde in artikel 41, leden 2, 3 en 4, van de Overeenkomst van 1990 aangeven hoe aan uitoefening van het achtervolgingsrecht op hun grondgebied toepassing dient te worden gegeven.
Artikel 4
Voor de Italiaanse Republiek is het ministerie als bedoeld in artikel 65, lid 2, van de Overeenkomst van 1990: het ministerie van Justitie.
Artikel 5
-
1.Deze overeenkomst dient te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden bij de regering van het Groothertogdom Luxemburg nedergelegd; deze geeft aan alle overeenkomstsluitende partijen kennis van de nederlegging.
-
2.Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum van nederlegging van de laatste akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring, en ten vroegste bij de inwerkingtreding van de Overeenkomst van 1990.
-
3.De regering van het Groothertogdom Luxemburg geeft de overeenkomstsluitende partijen kennis van de datum van inwerkingtreding.
Artikel 6
-
1.De regering van het Groothertogdom Luxemburg zendt de regering van de Italiaanse Republiek een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift toe van de Overeenkomst van 1990 in de Duitse, de Franse en de Nederlandse taal.
-
2.De tekst van de Overeenkomst van 1990 in de Italiaanse taal wordt aan deze overeenkomst gehecht en is op gelijke wijze authentiek als de oorspronkelijke teksten van de Overeenkomst van 1990, die zijn opgesteld in de Duitse, de Franse en de Nederlandse taal.
Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, deze overeenkomst hebben ondertekend.
Gedaan te Parijs, op zevenentwintig november negentienhonderdnegentig, in de Duitse, de Franse, de Italiaanse en de Nederlandse taal, zijnde de teksten in elk van deze talen gelijkelijk authentiek, in een origineel dat zal worden nedergelegd bij de regering van het Groothertogdom Luxemburg, die een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan aan alle overeenkomstsluitende partijen toezendt.
Voor de regering van het Koninkrijk België
Voor de regering van de Bondsrepubliek Duitsland
Voor de regering van de Franse Republiek
Voor de regering van de Italiaanse Republiek
Voor de regering van het Groothertogdom Luxemburg
Voor de regering van het Koninkrijk der Nederlanden
SLOTAKTE
-
I.Bij de ondertekening van de overeenkomst betreffende de toetreding van de Italiaanse Republiek tot de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 19 juni 1990, onderschrijft de Italiaanse Republiek de bij ondertekening van de Overeenkomst van 1990 ondertekende slotakte, protocol en gemeenschappelijke verklaring van de ministers en staatssecretarissen.
Zij onderschrijft de daarin vervatte gemeenschappelijke verklaringen en neemt nota van de daarin vervatte eenzijdige verklaringen.
De regering van het Groothertogdom Luxemburg zendt de regering van de Italiaanse Republiek een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift toe van de bij ondertekening van de Overeenkomst van 1990 ondertekende slotakte, protocol en gemeenschappelijke verklaring van de ministers en staatssecretarissen, in de Duitse, de Franse en de Nederlandse taal.
De teksten van de bij ondertekening van de Overeenkomst van 1990 ondertekende slotakte, protocol en gemeenschappelijke verklaring van de ministers en staatssecretarissen in de Italiaanse taal worden aan deze slotakte gehecht en zijn op gelijke wijze authentiek als de oorspronkelijke teksten, die zijn opgesteld in de Duitse, de Franse en de Nederlandse taal.
II. Bij de ondertekening van de overeenkomst betreffende de toetreding van de Italiaanse Republiek tot de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 19 juni 1990, hebben de overeenkomstsluitende partijen onderstaande verklaringen aangenomen:
1. |
Gemeenschappelijke verklaring inzake artikel 5 van de overeenkomst betreffende de toetreding
|
2. |
Gemeenschappelijke verklaring inzake artikel 9, lid 2, van de Overeenkomst van 1990
|
3. |
Gemeenschappelijke verklaring inzake de bescherming van persoonsgegevens
|
Gedaan te Parijs, op zevenentwintig november negentienhonderdnegentig, in de Duitse, de Franse, de Italiaanse en de Nederlandse taal, zijnde de teksten in elk van deze talen gelijkelijk authentiek, in een origineel dat zal worden nedergelegd bij de regering van het Groothertogdom Luxemburg, die een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan aan alle overeenkomstsluitende partijen toezendt.
Voor de regering van het Koninkrijk België
Voor de regering van de Bondsrepubliek Duitsland
Voor de regering van de Franse Republiek
Voor de regering van de Italiaanse Republiek
Voor de regering van het Groothertogdom Luxemburg
Voor de regering van het Koninkrijk der Nederlanden
GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING INZAKE DE ARTIKELEN 2 EN 3 VAN DE OVEREENKOMST BETREFFENDE DE TOETREDING VAN DE ITALIAANSE REPUBLIEK TOT DE OVEREENKOMST TER UITVOERING VAN HET AKKOORD VAN SCHENGEN VAN 14 JUNI 1985
Ter gelegenheid van de ondertekening van de overeenkomst betreffende de toetreding van de Italiaanse Republiek tot de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 19 juni 1990, verklaren de overeenkomstsluitende partijen dat artikel 2, lid 1, en artikel 3, lid 1, van dit akkoord de bij Italiaanse wet vastgestelde en op het Italiaanse grondgebied uitgeoefende bevoegdheden van de „Guardia di Finanza” onverlet laten.
VERKLARING VAN DE MINISTERS EN STAATSSECRETARISSEN
Op zevenentwintig november negentienhonderdnegentig hebben vertegenwoordigers van de regeringen van het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden te Parijs de overeenkomst betreffende de toetreding van de Italiaanse Republiek tot de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen ondertekend.
Zij hebben er kennis van genomen dat de vertegenwoordiger van de regering van de Italiaanse Republiek heeft verklaard zich aan te sluiten bij de verklaring welke de ministers en staatssecretarissen, vertegenwoordigers van de regeringen van het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, de Franse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden te Schengen op 19 juni 1990 hebben afgelegd, alsmede bij het besluit dat dezen op dezelfde datum ter gelegenheid van de ondertekening van de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen hebben bevestigd.
OVEREENKOMST BETREFFENDE DE TOETREDING VAN HET KONINKRIJK SPANJE
tot de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 19 juni 1990, waartoe de Italiaanse Republiek bij de op 27 november 1990 te Parijs ondertekende overeenkomst is toegetreden
Het KONINKRIJK BELGIË, de BONDSREPUBLIEK DUITSLAND, de FRANSE REPUBLIEK, het GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG en het KONINKRIJK DER NEDERLANDEN, overeenkomstsluitende partijen van de overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 19 juni 1990, hierna genoemd „de Overeenkomst van 1990”, alsmede de Italiaanse Republiek, toegetreden tot de Overeenkomst van 1990 bij de op 27 november 1990 te Parijs ondertekende overeenkomst, enerzijds,
en het KONINKRIJK SPANJE, anderzijds,
Gelet op de ondertekening te Bonn, op vijfentwintig juni negentienhonderdeenennegentig, van het protocol betreffende de toetreding van de regering van het Koninkrijk Spanje tot het akkoord tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 14 juni 1985, zoals gewijzigd bij het op 27 november 1990 te Parijs ondertekende protocol betreffende de toetreding van de regering van de Italiaanse Republiek,
Gelet op artikel 140 van de Overeenkomst van 1990,
ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:
Artikel 1
Bij deze overeenkomst treedt het Koninkrijk Spanje toe tot de Overeenkomst van 1990.
Artikel 2
-
1.Voor het Koninkrijk Spanje zijn de ambtenaren als bedoeld in artikel 40, lid 4, van de Overeenkomst van 1990: de ambtenaren van de „Cuerpo Nacional de Policía” en van de „Cuerpo de la Guardia Civil” in de uitoefening van hun taak van gerechtelijke politie, alsmede, onder de voorwaarden die zijn vastgesteld bij passende bilaterale akkoorden als bedoeld in artikel 40, lid 6, van de Overeenkomst van 1990, voor wat betreft hun bevoegdheden aangaande de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, de sluikhandel in wapens en explosieven en het illegale vervoer van giftige en schadelijke afvalstoffen, de onder de douaneadministratie ressorterende ambtenaren.
-
2.Voor het Koninkrijk Spanje is de autoriteit als bedoeld in artikel 40, lid 5, van de Overeenkomst van 1990: de „Dirección General de la Policía”.
Artikel 3
-
1.Voor het Koninkrijk Spanje zijn de ambtenaren als bedoeld in artikel 41, lid 7, van de Overeenkomst van 1990: de ambtenaren van de „Cuerpo Nacional de Policía” en van de „Cuerpo de la Guardia Civil” in de uitoefening van hun taak van gerechtelijke politie, alsmede, onder de voorwaarden die zijn vastgesteld bij passende bilaterale akkoorden als bedoeld in artikel 41, lid 10, van de Overeenkomst van 1990, voor wat betreft hun bevoegdheden aangaande de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, de sluikhandel in wapens en explosieven en het illegale vervoer van giftige en schadelijke afvalstoffen, de onder de douaneadministratie ressorterende ambtenaren.
-
2.De regering van de Franse Republiek en de regering van het Koninkrijk Spanje leggen bij ondertekening van deze overeenkomst een verklaring af waarin zij aan de hand van het bepaalde in artikel 41, leden 2, 3 en 4, van de Overeenkomst van 1990 aangeven hoe aan de uitoefening van het achtervolgingsrecht op hun grondgebied toepassing dient te worden gegeven.
-
3.De regering van het Koninkrijk Spanje legt bij ondertekening van deze overeenkomst tegenover de regering van de Portugese Republiek een verklaring af waarin zij aan de hand van het bepaalde in artikel 41, leden 2, 3 en 4, van de Overeenkomst van 1990 aangeeft hoe aan de uitoefening van het achtervolgingsrecht op haar grondgebied toepassing dient te worden gegeven.
Artikel 4
Voor het Koninkrijk Spanje is het ministerie als bedoeld in artikel 65, lid 2, van de Overeenkomst van 1990: het ministerie van Justitie.
Artikel 5
-
1.Deze overeenkomst dient te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden bij de regering van het Groothertogdom Luxemburg nedergelegd; deze geeft aan de overeenkomstsluitende partijen kennis van de nederlegging.
-
2.Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum van nederlegging van de akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van de vijf ondertekenende staten van de Overeenkomst van 1990 alsmede van het Koninkrijk Spanje, en ten vroegste bij de inwerkingtreding van de Overeenkomst van 1990. Voor de Italiaanse Republiek treedt de overeenkomst in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum van nederlegging van haar akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring, en ten vroegste bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst tussen de andere overeenkomstsluitende partijen.
-
3.De regering van het Groothertogdom Luxemburg geeft de overeenkomstsluitende partijen kennis van de datum van inwerkingtreding.
Artikel 6
-
1.De regering van het Groothertogdom Luxemburg zendt de regering van het Koninkrijk Spanje een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift toe van de Overeenkomst van 1990 in de Duitse, de Franse, de Italiaanse en de Nederlandse taal.
-
2.De tekst van de overeenkomst van 1990 in de Spaanse taal wordt aan deze Overeenkomst gehecht en is op gelijke wijze authentiek als de teksten van de Overeenkomst van 1990, die zijn opgesteld in de Duitse, de Franse, de Italiaanse en de Nederlandse taal.
Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, deze overeenkomst hebben ondertekend.
Gedaan te Bonn, op vijfentwintig juni negentienhonderdeenennegentig, in de Duitse, de Franse, de Italiaanse, de Nederlandse en de Spaanse taal, zijnde de teksten in elk van deze talen gelijkelijk authentiek, in een origineel dat zal worden nedergelegd bij de regering van het Groothertogdom Luxemburg, die een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan aan alle overeenkomstsluitende partijen toezendt.
Voor de regering van het Koninkrijk België
Voor de regering van de Bondsrepubliek Duitsland
Voor de regering van het Koninkrijk Spanje
Voor de regering van de Franse Republiek
Voor de regering van de Italiaanse Republiek
Voor de regering van het Groothertogdom Luxemburg
Voor de regering van het Koninkrijk der Nederlanden
SLOTAKTE
-
I.Bij de ondertekening van de overeenkomst betreffende de toetreding van het Koninkrijk Spanje tot de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 19 juni 1990, waartoe de Italiaanse Republiek bij de op 27 november 1990 te Parijs ondertekende overeenkomst is toegetreden, onderschrijft het Koninkrijk Spanje de bij ondertekening van de Overeenkomst van 1990 ondertekende slotakte, protocol en gemeenschappelijke verklaring van de ministers en staatssecretarissen.
Het Koninkrijk Spanje onderschrijft de daarin vervatte gemeenschappelijke verklaringen en neemt nota van de daarin vervatte eenzijdige verklaringen.
De regering van het Groothertogdom Luxemburg zendt de regering van het Koninkrijk Spanje een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift toe van de bij de ondertekening van de Overeenkomst van 1990 ondertekende slotakte, protocol en gemeenschappelijke verklaring van de ministers en staatssecretarissen, in de Duitse, de Franse, de Italiaanse en de Nederlandse taal.
De teksten van de bij de ondertekening van de Overeenkomst van 1990 ondertekende slotakte, protocol en gemeenschappelijke verklaring van de ministers en staatssecretarissen in de Spaanse taal worden aan deze slotakte gehecht en zijn op gelijke wijze authentiek als de teksten, die zijn opgesteld in de Duitse, de Franse, de Italiaanse en de Nederlandse taal.
II. Bij de ondertekening van de overeenkomst betreffende de toetreding van het Koninkrijk Spanje tot de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 19 juni 1990, waartoe de Italiaanse Republiek bij de op 27 november 1990 te Parijs ondertekende overeenkomst is toegetreden, hebben de overeenkomstsluitende partijen onderstaande verklaringen aangenomen:
1. |
Gemeenschappelijke verklaring inzake artikel 5 van de overeenkomst betreffende de toetreding
|
2. |
Gemeenschappelijke verklaring inzake artikel 9, lid 2, van de Overeenkomst van 1990
|
3. |
Gemeenschappelijke verklaring inzake de bescherming van persoonsgegevens
|
III. De overeenkomstsluitende partijen nemen nota van onderstaande verklaringen van het Koninkrijk Spanje:
1. |
Verklaring betreffende de steden Ceuta en Melilla
|
2. |
Verklaring inzake de toepassing van de Europese verdragen aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken en betreffende uitlevering
|
3. |
Verklaring inzake artikel 121 van de Overeenkomst van 1990
|
4. |
Verklaring inzake de overeenkomst betreffende de toetreding van de Portugese Republiek tot de Overeenkomst van 1990
|
Gedaan te Bonn, op vijfentwintig juni negentienhonderdeenennegentig, in de Duitse, de Franse, de Italiaanse, de Nederlandse en de Spaanse taal, zijnde de teksten in elk van deze talen gelijkelijk authentiek, in een origineel dat zal worden nedergelegd bij de regering van het Groothertogdom Luxemburg, die een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan aan alle overeenkomstsluitende partijen toezendt.
Voor de regering van het Koninkrijk België
Voor de regering van de Bondsrepubliek Duitsland
Voor de regering van het Koninkrijk Spanje
Voor de regering van de Franse Republiek
Voor de regering van de Italiaanse Republiek
Voor de regering van het Groothertogdom Luxemburg
Voor de regering van het Koninkrijk der Nederlanden
VERKLARING VAN DE MINISTERS EN STAATSSECRETARISSEN
Op vijfentwintig juni negentienhonderdeenennegentig hebben de vertegenwoordigers van de regeringen van het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden te Bonn de overeenkomst betreffende de toetreding van het Koninkrijk Spanje tot de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 14 juni 1990, waartoe de Italiaanse Republiek bij de op 27 november 1990 te Parijs ondertekende overeenkomst is toegetreden, ondertekend.
Zij hebben ervan kennis genomen dat de vertegenwoordiger van de regering van het Koninkrijk Spanje heeft verklaard zich aan te sluiten bij de verklaring welke de ministers en staatssecretarissen, vertegenwoordigers van de regeringen van het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, de Franse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden te Schengen op 19 juni 1990 hebben afgelegd, alsmede bij het besluit dat dezen op dezelfde datum ter gelegenheid van de ondertekening van de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen hebben bevestigd, welke verklaring en welk besluit de regering van de Italiaanse Republiek heeft onderschreven.
OVEREENKOMST BETREFFENDE DE TOETREDING VAN DE PORTUGESE REPUBLIEK
tot de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland, en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 19 juni 1990, waartoe de Italiaanse Republiek bij de op 27 november 1990 te Parijs ondertekende overeenkomst is toegetreden
Het KONINKRIJK BELGIË, de BONDSREPUBLIEK DUITSLAND, de FRANSE REPUBLIEK, het GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG en het KONINKRIJK DER NEDERLANDEN, overeenkomstsluitende partijen van de Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 19 juni 1990, hierna genoemd „de Overeenkomst van 1990”, alsmede de Italiaanse Republiek, toegetreden tot de Overeenkomst van 1990 bij de op 27 november 1990 te Parijs ondertekende overeenkomst, enerzijds,
en de PORTUGESE REPUBLIEK, anderzijds,
Gelet op de ondertekening te Bonn, op vijfentwintig juni negentienhonderdeenennegentig, van het protocol betreffende de toetreding van de regering van de Portugese Republiek tot het akkoord tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 14 juni 1985, zoals gewijzigd bij het op 27 november 1990 te Parijs ondertekende protocol betreffende de toetreding van de regering van de Italiaanse Republiek,
Gelet op artikel 140 van de Overeenkomst van 1990,
ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:
Artikel 1
Bij deze overeenkomst treedt de Portugese Republiek toe tot de Overeenkomst van 1990.
Artikel 2
-
1.Voor de Portugese Republiek zijn de ambtenaren als bedoeld in artikel 40, lid 4, van de Overeenkomst van 1990: de leden van de „Polícia Judiciária” alsmede, onder de voorwaarden die zijn vastgesteld bij passende bilaterale akkoorden als bedoeld in artikel 40, lid 6, van de Overeenkomst van 1990, voor wat betreft hun bevoegdheden aangaande de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, de sluikhandel in wapens en explosieven, en het illegale vervoer van giftige en schadelijke afvalstoffen, de douaneambtenaren als hulpambtenaren van het Openbaar Ministerie.
-
2.Voor de Portugese Republiek is de autoriteit als bedoeld in artikel 40, lid 5, van de Overeenkomst van 1990: „A Direcção-Geral da Polícia Judiciária”.
Artikel 3
-
1.Voor de Portugese Republiek zijn de ambtenaren als bedoeld in artikel 41, lid 7, van de Overeenkomst van 1990: de leden van de „Polícia Judiciária”, alsmede, onder de voorwaarden die zijn vastgesteld bij passende bilaterale akkoorden als bedoeld in artikel 41, lid 10, van de Overeenkomst van 1990, voor wat betreft hun bevoegdheden aangaande de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, de sluikhandel in wapens en explosieven, en het illegale vervoer van giftige en schadelijke afvalstoffen, de douaneambtenaren als hulpambtenaren van het Openbaar Ministerie.
-
2.De regering van de Portugese Republiek legt bij ondertekening van deze overeenkomst tegenover de regering van het Koninkrijk Spanje een verklaring af waarin zij aan de hand van het bepaalde in artikel 41, leden 2, 3 en 4, van de Overeenkomst van 1990 aangeeft hoe aan de uitoefening van het achtervolgingsrecht op haar grondgebied toepassing dient te worden gegeven.
Artikel 4
Voor de Portugese Republiek is het ministerie als bedoeld in artikel 65, lid 2, van de Overeenkomst van 1990: het ministerie van Justitie.
Artikel 5
Ten behoeve van uitlevering tussen de overeenkomstsluitende partijen van de Overeenkomst van 1990 wordt onderdeel c) van het door de Portugese Republiek bij artikel 1 van het Europese Verdrag betreffende uitlevering van 13 december 1957 gemaakte voorbehoud als volgt gelezen:
De Portugese Republiek staat de uitlevering niet toe van personen die worden opgeëist voor strafbare feiten die met een levenslange vrijheidsstraf of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel zijn strafbaar gesteld. De uitlevering wordt evenwel toegestaan, wanneer de verzoekende overeenkomstsluitende partij waarborgt, naar nationaal recht of volgens haar praktijk inzake tenuitvoerlegging van straffen, de toepassing van de voorzieningen tot wijziging van de straf of maatregel, dan wel van de tenuitvoerlegging daarvan ten gunste van de opgeëiste persoon te bevorderen. |
Artikel 6
Ten behoeve van wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de overeenkomstsluitende partijen van de Overeenkomst van 1990 zal de Portugese Republiek rechtshulp niet weigeren op grond van het feit dat aan het verzoek strafbare feiten ten grondslag liggen, welke naar het recht van de verzoekende overeenkomstsluitende partij met een levenslange vrijheidsstraf of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel zijn strafbaar gesteld.
Artikel 7
-
1.Deze overeenkomst dient te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden bij de regering van het Groothertogdom Luxemburg nedergelegd; deze geeft aan de overeenkomstsluitende partijen kennis van de nederlegging.
-
2.Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum van nederlegging van de akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van de vijf ondertekenende staten van de Overeenkomst van 1990 alsmede van de Portugese Republiek, en ten vroegste bij de inwerkingtreding van de Overeenkomst van 1990. Voor de Italiaanse Republiek treedt de overeenkomst in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum van nederlegging van haar akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring, en ten vroegste bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst tussen de andere overeenkomstsluitende partijen.
-
3.De regering van het Groothertogdom Luxemburg geeft de overeenkomstsluitende partijen kennis van de datum van inwerkingtreding.
Artikel 8
-
1.De regering van het Groothertogdom Luxemburg zendt de regering van de Portugese Republiek een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift toe van de Overeenkomst van 1990 in de Duitse, de Franse, de Italiaanse en de Nederlandse taal.
-
2.De tekst van de Overeenkomst van 1990 in de Portugese taal wordt aan deze overeenkomst gehecht en is op gelijke wijze authentiek als de teksten van de Overeenkomst van 1990, die zijn opgesteld in de Duitse, de Franse, de Italiaanse en de Nederlandse taal.
Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, deze overeenkomst hebben ondertekend.
Gedaan te Bonn, op vijfentwintig juni negentienhonderdeenennegentig, in de Duitse, de Franse, de Italiaanse, de Nederlandse en de Portugese taal, zijnde de teksten in elk van deze talen gelijkelijk authentiek, in een origineel dat zal worden nedergelegd bij de regering van het Groothertogdom Luxemburg, die een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan aan alle overeenkomstsluitende partijen toezendt.
Voor de regering van het Koninkrijk België
Voor de regering van de Bondsrepubliek Duitsland
Voor de regering van de Franse Republiek
Voor de regering van de Italiaanse Republiek
Voor de regering van het Groothertogdom Luxemburg
Voor de regering van het Koninkrijk der Nederlanden
Voor de regering van de Portugese Republiek
SLOTAKTE
-
I.Bij de ondertekening van de overeenkomst betreffende de toetreding van de Portugese Republiek tot de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 19 juni 1990, waartoe de Italiaanse Republiek bij de op 27 november 1990 te Parijs ondertekende overeenkomst is toegetreden, onderschrijft de Portugese Republiek de bij ondertekening van de Overeenkomst van 1990 ondertekende slotakte, protocol en gemeenschappelijke verklaring van de ministers en staatssecretarissen.
De Portugese Republiek onderschrijft de daarin vervatte gemeenschappelijke verklaringen en neemt nota van de daarin vervatte eenzijdige verklaringen.
De regering van het Groothertogdom Luxemburg zendt de regering van de Portugese Republiek een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift toe van de bij de ondertekening van de Overeenkomst van 1990 ondertekende slotakte, protocol en gemeenschappelijke verklaring van de ministers en staatssecretarissen, in de Duitse, de Franse, de Italiaanse en de Nederlandse taal.
De teksten van de bij de ondertekening van de Overeenkomst van 1990 ondertekende slotakte, protocol en gemeenschappelijke verklaring van de ministers en staatssecretarissen in de Portugese taal worden aan deze slotakte gehecht en zijn op gelijke wijze authentiek als de teksten, die zijn opgesteld in de Duitse, de Franse, de Italiaanse en de Nederlandse taal.
II. Bij de ondertekening van de overeenkomst betreffende de toetreding van de Portugese Republiek tot de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 19 juni 1990, waartoe de Italiaanse Republiek bij de op 27 november 1990 te Parijs ondertekende overeenkomst is toegetreden, hebben de overeenkomstsluitende partijen onderstaande verklaringen aangenomen:
1. |
Gemeenschappelijke verklaring inzake artikel 7 van de overeenkomst betreffende de toetreding
|
2. |
Gemeenschappelijke verklaring inzake artikel 9, lid 2, van de Overeenkomst van 1990
|
3. |
Gemeenschappelijke verklaring inzake de bescherming van persoonsgegevens
|
III. De overeenkomstsluitende partijen nemen nota van onderstaande verklaringen van de Portugese Republiek
1. |
Verklaring betreffende de Braziliaanse onderdanen die Portugal binnenkomen op grond van de tussen Portugal en Brazilië op 9 augustus 1960 gesloten overeenkomst betreffende de visumafschaffing
|
2. |
Verklaring betreffende het Europese Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken
|
3. |
Verklaring betreffende het controleregime voor de uitvoer van rakettechnologie en -onderdelen
|
4. |
Verklaring inzake artikel 121 van de Overeenkomst van 1990
|
5. |
Verklaring inzake de overeenkomst betreffende de toetreding van het Spaanse Koninkrijk tot de Overeenkomst van 1990
|
Gedaan te Bonn, op vijfentwintig juni negentienhonderdeenennegentig, in de Duitse, de Franse, de Italiaanse, de Nederlandse en de Portugese taal, zijnde de teksten in elk van deze talen gelijkelijk authentiek, in een origineel dat zal worden nedergelegd bij de regering van het Groothertogdom Luxemburg, die een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan aan alle overeenkomstsluitende partijen toezendt.
Voor de regering van het Koninkrijk België
Voor de regering van de Bondsrepubliek Duitsland
Voor de regering van de Franse Republiek
Voor de regering van de Italiaanse Republiek
Voor de regering van het Groothertogdom Luxemburg
Voor de regering van het Koninkrijk der Nederlanden
Voor de regering van de Portugese Republiek
VERKLARING VAN DE MINISTERS EN STAATSSECRETARISSEN
Op vijfentwintig juni negentienhonderdeenennegentig hebben de vertegenwoordigers van de regeringen van het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden en de Portugese Republiek te Bonn de overeenkomst betreffende de toetreding van de Portugese Republiek tot de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 19 juni 1990, waartoe de Italiaanse Republiek bij de op 27 november 1990 te Parijs ondertekende overeenkomst is toegetreden, ondertekend.
Zij hebben er kennis van genomen dat de vertegenwoordiger van de regering van de Portugese Republiek heeft verklaard zich aan te sluiten bij de verklaring welke de ministers en staatssecretarissen, vertegenwoordigers van de regeringen van het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, de Franse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden te Schengen op 19 juni 1990 hebben afgelegd, alsmede bij het besluit dat dezen op dezelfde datum ter gelegenheid van de ondertekening van de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen hebben bevestigd, welke verklaring en welk besluit de regering van de Italiaanse Republiek heeft onderschreven.
OVEREENKOMST BETREFFENDE DE TOETREDING VAN DE HELLEENSE REPUBLIEK
tot de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 19 juni 1990, waartoe de Italiaanse Republiek bij de op 27 november 1990 te Parijs ondertekende overeenkomst en het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek bij de op 25 juni 1991 te Bonn ondertekende overeenkomsten zijn toegetreden
Het KONINKRIJK BELGIË, de BONDSREPUBLIEK DUITSLAND, de FRANSE REPUBLIEK, het GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG en het KONINKRIJK DER NEDERLANDEN, overeenkomstsluitende partijen van de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 19 juni 1990, hierna genoemd „de Overeenkomst van 1990”, alsmede de Italiaanse Republiek, toegetreden tot de Overeenkomst van 1990 bij de op 27 november 1990 te Parijs ondertekende overeenkomst, en het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, toegetreden tot de Overeenkomst van 1990 bij de op 25 juni 1991 te Bonn ondertekende overeenkomsten, enerzijds,
en de HELLEENSE REPUBLIEK, anderzijds,
Gelet op de ondertekening te Madrid, op zes november negentienhonderdtweeënnegentig, van het protocol betreffende de toetreding van de regering van de Helleense Republiek tot het akkoord tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 14 juni 1985, zoals gewijzigd bij het op 27 november 1990 te Parijs ondertekende protocol betreffende de toetreding van de regering van de Italiaanse Republiek en de op 25 juni 1991 te Bonn ondertekende protocollen betreffende de toetreding van de regeringen van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek,
Gelet op artikel 140 van de Overeenkomst van 1990,
ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:
Artikel 1
Bij deze overeenkomst treedt de Helleense Republiek toe tot de Overeenkomst van 1990.
Artikel 2
-
1.Voor de Helleense Republiek zijn de ambtenaren als bedoeld in artikel 40, lid 4, van de Overeenkomst van 1990: de ambtenaren van de politiediensten van de „Ελληνική Αστυνομία” en de „Λιμενικό Σώμα”, naar gelang van hun bevoegdheden, alsmede, onder de voorwaarden die zijn vastgesteld bij passende bilaterale akkoorden als bedoeld in artikel 40, lid 6, van de Overeenkomst van 1990, voor wat betreft hun bevoegdheden aangaande de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, de sluikhandel in wapens en explosieven en het illegale vervoer van giftige en schadelijke afvalstoffen, de onder de douane-administratie ressorterende ambtenaren.
-
2.Voor de Helleense Republiek is de autoriteit als bedoeld in artikel 40, lid 5, van de Overeenkomst van 1990: „Διεύθυνση Διεθνούς Αστυνομικής Συνεργασίας του Υπουργείου Δημοσίας Τάξεως”.
Artikel 3
Voor de Helleense Republiek is het ministerie als bedoeld in artikel 65, lid 2, van de Overeenkomst van 1990: het ministerie van Justitie.
Artikel 4
Ten behoeve van de uitlevering tussen de overeenkomstsluitende partijen van de Overeenkomst van 1990 geeft de Helleense Republiek geen toepassing aan de voorbehouden welke zij met betrekking tot de artikelen 7, 18 en 19 van het Europese Verdrag betreffende uitlevering van 13 december 1957 heeft gemaakt.
Artikel 5
Ten behoeve van de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de overeenkomstsluitende partijen van de Overeenkomst van 1990, geeft de Helleense Republiek geen toepassing aan het voorbehoud dat zij met betrekking tot de artikelen 4 en 11 van het Europese Verdrag aangaande wederzijdse rechtshulp in strafzaken van 20 april 1959 heeft gemaakt.
Artikel 6
-
1.Deze overeenkomst dient te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden bij de regering van het Groothertogdom Luxemburg nedergelegd; deze geeft aan de overeenkomstsluitende partijen kennis van de nederlegging.
-
2.Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum van nederlegging van de akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring door de staten voor wie de Overeenkomst van 1990 in werking is getreden en door de Helleense Republiek.
Voor de overige staten treedt de overeenkomst in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum van nederlegging van hun akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring, mits deze overeenkomst overeenkomstig het bepaalde in voorgaande alinea in werking is getreden.
-
3.De regering van het Groothertogdom Luxemburg geeft de overeenkomstsluitende partijen kennis van de datum van inwerkingtreding.
Artikel 7
-
1.De regering van het Groothertogdom Luxemburg zendt de regering van de Helleense Republiek een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift toe van de Overeenkomst van 1990 in de Duitse, de Franse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese en de Spaanse taal.
-
2.De tekst van de Overeenkomst van 1990 in de Griekse taal wordt aan deze overeenkomst gehecht en is op gelijke wijze authentiek als de teksten van de Overeenkomst van 1990, die zijn opgesteld in de Duitse, de Franse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese en de Spaanse taal.
Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, deze overeenkomst hebben ondertekend.
Gedaan te Madrid, op zes november negentienhonderdtweeënnegentig, in de Duitse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese en de Spaanse taal, zijnde zeven teksten in elk van deze talen gelijkelijk authentiek, in een origineel dat zal worden nedergelegd bij de regering van het Groothertogdom Luxemburg, die een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan aan alle overeenkomstsluitende partijen toezendt.
Voor de regering van het Koninkrijk België
Voor de regering van de Bondsrepubliek Duitsland
Voor de regering van de Helleense Republiek
Voor de regering van het Koninkrijk Spanje
Voor de regering van de Franse Republiek
Voor de regering van de Italiaanse Republiek
Voor de regering van het Groothertogdom Luxemburg
Voor de regering van het Koninkrijk der Nederlanden
Voor de regering van de Portugese Republiek
SLOTAKTE
-
I.Bij de ondertekening van de overeenkomst betreffende de toetreding van de Helleense Republiek tot de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 19 juni 1990, waartoe de Italiaanse Republiek bij de op 27 november 1990 te Parijs ondertekende overeenkomst en het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek bij de op 25 juni 1991 te Bonn ondertekende overeenkomsten zijn toegetreden, onderschrijft de Helleense Republiek de bij ondertekening van de Overeenkomst van 1990 ondertekende slotakte, protocol en gemeenschappelijke verklaring van de ministers en staatssecretarissen.
De Helleense Republiek onderschrijft de daarin vervatte gemeenschappelijke verklaringen en neemt nota van de daarin vervatte eenzijdige verklaringen.
De regering van het Groothertogdom Luxemburg zendt de regering van de Helleense Republiek een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift toe van de bij de ondertekening van de Overeenkomst van 1990 ondertekende slotakte, protocol en gemeenschappelijke verklaring van de ministers en staatssecretarissen, in de Duitse, de Franse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese en de Spaanse taal.
De teksten van de bij de ondertekening van de Overeenkomst van 1990 ondertekende slotakte, protocol en gemeenschappelijke verklaring van de ministers en staatssecretarissen in de Griekse taal worden aan deze slotakte gehecht en zijn op gelijke wijze authentiek als de teksten, die zijn opgesteld in de Duitse, de Franse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese en de Spaanse taal.
II. Bij de ondertekening van de overeenkomst betreffende de toetreding van de Helleense Republiek tot de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 19 juni 1990, waartoe de Italiaanse Republiek bij de op 27 november 1990 te Parijs ondertekende overeenkomst en het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek bij de op 25 juni 1991 te Bonn ondertekende overeenkomsten zijn toegetreden, hebben de overeenkomstsluitende partijen onderstaande verklaringen aangenomen:
1. |
Gemeenschappelijke verklaring inzake artikel 6 van de overeenkomst betreffende de toetreding
|
2. |
Gemeenschappelijke verklaring inzake artikel 9, lid 2, van de Overeenkomst van 1990
|
3. |
Gemeenschappelijke verklaring inzake de bescherming van persoonsgegevens
|
4. |
Gemeenschappelijke verklaring inzake artikel 41 van de Overeenkomst van 1990
|
5. |
Gemeenschappelijke verklaring inzake de Berg Athos
|
III. De overeenkomstsluitende partijen nemen nota van onderstaande verklaringen van de Helleense Republiek:
1. |
Verklaring van de Helleense Republiek inzake de overeenkomsten betreffende de toetreding van de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek
|
2. |
Verklaring van de Helleense Republiek inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken
|
3. |
Verklaring inzake artikel 121 van de Overeenkomst van 1990
|
Gedaan te Madrid, op zes november negentienhonderdtweeënnegentig, in de Duitse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese taal en de Spaanse taal, zijnde zeven teksten in elk van deze talen gelijkelijk authentiek, in een origineel dat zal worden nedergelegd bij de regering van het Groothertogdom Luxemburg, die een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan aan alle overeenkomstsluitende partijen toezendt.
Voor de regering van het Koninkrijk België
Voor de regering van de Bondsrepubliek Duitsland
Voor de regering van de Helleense Republiek
Voor de regering van het Koninkrijk Spanje
Voor de regering van de Franse Republiek
Voor de regering van de Italiaanse Republiek
Voor de regering van het Groothertogdom Luxemburg
Voor de regering van het Koninkrijk der Nederlanden
Voor de regering van de Portugese Republiek
VERKLARING VAN DE MINISTERS EN STAATSSECRETARISSEN
Op zes november negentienhonderdtweeënnegentig hebben de vertegenwoordigers van de regeringen van het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Helleense Republiek, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden en de Portugese Republiek te Madrid de overeenkomst betreffende de toetreding van de Helleense Republiek tot de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 14 juni 1990, waartoe de Italiaanse Republiek bij de op 27 november 1990 te Parijs ondertekende overeenkomst en het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek bij de op 25 juni 1991 te Bonn ondertekende overeenkomsten zijn toegetreden, ondertekend.
Zij hebben ervan kennis genomen dat de vertegenwoordiger van de regering van de Helleense Republiek heeft verklaard zich aan te sluiten bij de verklaring welke de ministers en staatssecretarissen, vertegenwoordigers van de regeringen van het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, de Franse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden te Schengen op 19 juni 1990 hebben afgelegd, alsmede bij het besluit dat dezen op dezelfde datum ter gelegenheid van de ondertekening van de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen hebben bevestigd, welke verklaring en welk besluit de regeringen van de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek hebben onderschreven.
OVEREENKOMST BETREFFENDE DE TOETREDING VAN DE REPUBLIEK OOSTENRIJK
tot de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 19 juni 1990, waartoe de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, en de Helleense Republiek bij de overeenkomsten van respectievelijk 27 november 1990, 25 juni 1991 en 6 november 1992 zijn toegetreden
Het KONINKRIJK BELGIË, de BONDSREPUBLIEK DUITSLAND, de FRANSE REPUBLIEK, het GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG en het KONINKRIJK DER NEDERLANDEN, overeenkomstsluitende partijen van de Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 19 juni 1990, hierna genoemd „de Overeenkomst van 1990”, alsmede de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, en de Helleense Republiek die door middel van de overeenkomsten van respectievelijk 27 november 1990, 25 juni 1991 en 6 november 1992 tot de Overeenkomst van 1990 zijn toegetreden, enerzijds,
en de REPUBLIEK OOSTENRIJK, anderzijds,
Gelet op de ondertekening te Brussel, op achtentwintig april negentienhonderdvijfennegentig, van het protocol betreffende de toetreding van de regering van de Republiek Oostenrijk tot het akkoord tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 14 juni 1985, zoals gewijzigd bij de protocollen van 27 november 1990, 25 juni 1991 en 6 november 1992 betreffende de toetreding van de regeringen van respectievelijk de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, en de Helleense Republiek,
Gelet op artikel 140 van de Overeenkomst van 1990,
ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:
Artikel 1
Bij deze overeenkomst treedt de Republiek Oostenrijk toe tot de Overeenkomst van 1990.
Artikel 2
-
1.Voor de Republiek Oostenrijk zijn de ambtenaren als bedoeld in artikel 40, lid 4, van de Overeenkomst van 1990:
a) |
de organen van de „Öffentliche Sicherheitsdienst”, zijnde:
|
b) |
onder de in desbetreffende bilaterale overeenkomsten als bedoeld in artikel 40, lid 6, van de Overeenkomst van 1990 vastgestelde voorwaarden met betrekking tot hun bevoegdheden op het gebied van sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, sluikhandel in wapens en explosieven en illegaal vervoer van giftige en schadelijke afvalstoffen: de douaneambtenaren. |
-
2.Voor de Republiek Oostenrijk is de autoriteit als bedoeld in artikel 40, lid 5, van de Overeenkomst van 1990: „die Generaldirektion für die öffentliche Sicherheit im Bundesministerium für Inneres”.
Artikel 3
Voor de Republiek Oostenrijk zijn de ambtenaren als bedoeld in artikel 41, lid 7, van de Overeenkomst van 1990:
1. |
de organen van de „Öffentliche Sicherheitsdienst”, zijnde:
|
2. |
onder de in desbetreffende bilaterale overeenkomsten als bedoeld in artikel 41, lid 10, van de Overeenkomst van 1990 vastgestelde voorwaarden met betrekking tot hun bevoegdheden op het gebied van sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, sluikhandel in wapens en explosieven en illegaal vervoer van giftige en schadelijke afvalstoffen: de douaneambtenaren. |
Artikel 4
Voor de Republiek Oostenrijk is het ministerie als bedoeld in artikel 65, lid 2, van de Overeenkomst van 1990: het Bondsministerie van Justitie.
Artikel 5
-
1.Deze overeenkomst dient te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden bij de regering van het Groothertogdom Luxemburg nedergelegd; deze geeft aan de overeenkomstsluitende partijen kennis van de nederlegging.
-
2.Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum van nederlegging van de akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring door de staten voor wie de Overeenkomst van 1990 in werking is getreden, en door de Republiek Oostenrijk.
Voor de overige staten treedt deze overeenkomst in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum van nederlegging van hun akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring, mits deze overeenkomst overeenkomstig het bepaalde in voorgaande alinea in werking is getreden.
-
3.De regering van het Groothertogdom Luxemburg geeft de overeenkomstsluitende partijen kennis van de datum van inwerkingtreding.
Artikel 6
De regering van het Groothertogdom Luxemburg zendt de regering van de Republiek Oostenrijk een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift toe van de Overeenkomst van 1990 in de Duitse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese en de Spaanse taal.
Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, deze overeenkomst hebben ondertekend.
Gedaan te Brussel, op achtentwintig april negentienhonderdvijfennegentig, in de Duitse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese en de Spaanse taal, zijnde zeven teksten in elk van deze talen gelijkelijk authentiek, in een origineel dat zal worden nedergelegd bij de regering van het Groothertogdom Luxemburg, die een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan aan alle overeenkomstsluitende partijen toezendt.
Voor de regering van het Koninkrijk België
Voor de regering van de Bondsrepubliek Duitsland
Voor de regering van de Helleense Republiek
Voor de regering van het Koninkrijk Spanje
Voor de regering van de Franse Republiek
Voor de regering van de Italiaanse Republiek
Voor de regering van het Groothertogdom Luxemburg
Voor de regering van het Koninkrijk der Nederlanden
Voor de regering van de Republiek Oostenrijk
Voor de regering van de Portugese Republiek
SLOTAKTE
-
I.Bij de ondertekening van de overeenkomst betreffende de toetreding van de Republiek Oostenrijk tot de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 19 juni 1990, waartoe de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, en de Helleense Republiek bij de overeenkomsten van respectievelijk 27 november 1990, 25 juni 1991 en 6 november 1992 zijn toegetreden, onderschrijft de regering van de Republiek Oostenrijk de bij ondertekening van de Overeenkomst van 1990 ondertekende slotakte, protocol en gemeenschappelijke verklaring van de ministers en staatssecretarissen.
De regering van de Republiek Oostenrijk onderschrijft de daarin vervatte gemeenschappelijke verklaringen en neemt nota van de daarin vervatte eenzijdige verklaringen.
De regering van het Groothertogdom Luxemburg zendt de regering van de Republiek Oostenrijk een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift toe van de bij de ondertekening van de Overeenkomst van 1990 ondertekende slotakte, protocol en gemeenschappelijke verklaring van de ministers en staatssecretarissen, in de Duitse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese en de Spaanse taal.
II. Bij de ondertekening van de overeenkomst betreffende de toetreding van de Republiek Oostenrijk tot de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 19 juni 1990, waartoe de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, en de Helleense Republiek bij de overeenkomsten van respectievelijk 27 november 1990, 25 juni 1991 en 6 november 1992 zijn toegetreden, hebben de overeenkomstsluitende partijen onderstaande verklaringen aangenomen:
1. |
Gemeenschappelijke verklaring inzake artikel 5 van de overeenkomst betreffende de toetreding
|
2. |
Gemeenschappelijke verklaring inzake artikel 9, lid 2, van de Overeenkomst van 1990
|
III. De overeenkomstsluitende partijen nemen nota van de verklaring van de regering van de Republiek Oostenrijk inzake de overeenkomsten betreffende de toetreding van de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, en de Helleense Republiek:
De regering van de Republiek Oostenrijk neemt kennis van de inhoud van de overeenkomsten van 27 november 1990, 25 juni 1991 en 6 november 1992 betreffende de toetreding van respectievelijk de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, en de Helleense Republiek tot de Overeenkomst van 1990, alsmede van de inhoud van de aan deze overeenkomsten gehechte slotakten en verklaringen. |
De regering van het Groothertogdom Luxemburg zendt de regering van de Republiek Oostenrijk een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift toe van bovengenoemde overeenkomsten. |
Gedaan te Brussel, op achtentwintig april negentienhonderdvijfennegentig, in de Duitse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese en de Spaanse taal, zijnde zeven teksten in elk van deze talen gelijkelijk authentiek, in een origineel dat zal worden nedergelegd bij de regering van het Groothertogdom Luxemburg, die een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan aan alle overeenkomstsluitende partijen toezendt.
Voor de regering van het Koninkrijk België
Voor de regering van de Bondsrepubliek Duitsland
Voor de regering van de Helleense Republiek
Voor de regering van het Koninkrijk Spanje
Voor de regering van de Franse Republiek
Voor de regering van de Italiaanse Republiek
Voor de regering van het Groothertogdom Luxemburg
Voor de regering van het Koninkrijk der Nederlanden
Voor de regering van de Republiek Oostenrijk
Voor de regering van de Portugese Republiek
OVEREENKOMST BETREFFENDE DE TOETREDING VAN HET KONINKRIJK DENEMARKEN
tot de Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 19 juni 1990
Het KONINKRIJK BELGIË, de BONDSREPUBLIEK DUITSLAND, de FRANSE REPUBLIEK, het GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG en het KONINKRIJK DER NEDERLANDEN, partijen bij de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 19 juni 1990, hierna genoemd „de Overeenkomst van 1990”, alsmede de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, de Helleense Republiek en de Republiek Oostenrijk, die door middel van de overeenkomsten van respectievelijk 27 november 1990, 25 juni 1991, 6 november 1992 en 28 april 1995 tot de Overeenkomst van 1990 zijn toegetreden, enerzijds,
en het KONINKRIJK DENEMARKEN, anderzijds,
Gelet op de ondertekening te Luxemburg, op negentien december negentienhonderdzesennegentig, van het protocol betreffende de toetreding van de regering van het Koninkrijk Denemarken tot het akkoord tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 14 juni 1985, zoals gewijzigd bij de protocollen van 27 november 1990, 25 juni 1991, 6 november 1992 en 28 april 1995 betreffende de toetreding van de regeringen van respectievelijk de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, de Helleense Republiek en de Republiek Oostenrijk,
Gelet op artikel 140 van de Overeenkomst van 1990,
ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:
Artikel 1
Bij deze overeenkomst treedt het Koninkrijk Denemarken toe tot de Overeenkomst van 1990.
Artikel 2
-
1.Op het tijdstip van ondertekening van deze overeenkomst zijn de ambtenaren als bedoeld in artikel 40, lid 4, van de Overeenkomst van 1990 voor het Koninkrijk Denemarken:
a) |
de onder de plaatselijke politieprefect en het Bureau van de nationale politieprefect ressorterende politieambtenaren (Polititjenestemænd hos lokale politimestre og hos Rigspolitichefen), |
b) |
onder de in desbetreffende bilaterale overeenkomsten als bedoeld in artikel 40, lid 6, van de Overeenkomst van 1990 vastgestelde voorwaarden met betrekking tot hun bevoegdheden op het gebied van sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, sluikhandel in wapens en explosieven en illegaal vervoer van giftige en schadelijke afvalstoffen: de douaneambtenaren. |
-
2.Op het tijdstip van ondertekening van deze overeenkomst is de autoriteit als bedoeld in artikel 40, lid 5, van de Overeenkomst van 1990 voor het Koninkrijk Denemarken: het Bureau van de nationale politieprefect (Rigspolitichefen).
Artikel 3
Op het tijdstip van ondertekening van deze Overeenkomst zijn de ambtenaren als bedoeld in artikel 41, lid 7, van de Overeenkomst van 1990 voor het Koninkrijk Denemarken:
1. |
de onder de plaatselijke politieprefect alsmede het Bureau van de nationale politieprefect ressorterende politieambtenaren (Polititjenestemænd hos lokale politimestre og hos Rigspolitichefen); |
2. |
onder de in desbetreffende bilaterale overeenkomsten als bedoeld in artikel 41, lid 10, van de Overeenkomst van 1990 vastgestelde voorwaarden met betrekking tot hun bevoegdheden op het gebied van sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, sluikhandel in wapens en explosieven en illegaal vervoer van giftige en schadelijke afvalstoffen: de douaneambtenaren. |
Artikel 4
Op het tijdstip van ondertekening van deze overeenkomst is het ministerie als bedoeld in artikel 65, lid 2, van de Overeenkomst van 1990 voor het Koninkrijk Denemarken: het ministerie van Justitie (Justitsministeriet).
Artikel 5
-
1.De bepalingen van deze overeenkomst zijn niet van toepassing op de Faeröer en op Groenland.
-
2.Gelet op het feit dat de Faeröer en Groenland toepassing geven aan de bepalingen inzake personenverkeer zoals deze in het kader van de Noordse Paspoortunie zijn voorzien, worden personen die de grens tussen enerzijds de Faeröer of Groenland, en anderzijds de staten die partij zijn bij de Overeenkomst van 1990 en de samenwerkingsovereenkomst met Noorwegen en IJsland, overschrijden, niet aan grenscontrole onderworpen.
Artikel 6
De bepalingen van deze overeenkomst vormen geen beletsel voor de samenwerking binnen het kader van de Noordse Paspoortunie, voorzover deze samenwerking niet indruist tegen of een belemmering vormt voor de toepassing van deze overeenkomst.
Artikel 7
-
1.Deze overeenkomst dient te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden bij de regering van het Groothertogdom Luxemburg nedergelegd; deze geeft aan de overeenkomstsluitende partijen kennis van de nederlegging.
-
2.Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum van nederlegging van de akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring door de staten voor wie de Overeenkomst van 1990 in werking is getreden, en door het Koninkrijk Denemarken.
Voor de overige staten treedt deze overeenkomst in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum van nederlegging van hun akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring, mits deze overeenkomst overeenkomstig het bepaalde in de voorgaande alinea in werking is getreden.
-
3.De regering van het Groothertogdom Luxemburg geeft de overeenkomstsluitende partijen kennis van de datum van inwerkingtreding.
Artikel 8
-
1.De regering van het Groothertogdom Luxemburg zendt de regering van het Koninkrijk Denemarken een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift toe van de Overeenkomst van 1990 in de Duitse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese en de Spaanse taal.
-
2.De tekst van de Overeenkomst van 1990 in de Deense taal wordt aan deze overeenkomst gehecht en is op gelijke wijze authentiek als de teksten van de Overeenkomst van 1990, welke zijn opgesteld in de Duitse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese en de Spaanse taal.
Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, deze overeenkomst hebben ondertekend.
Gedaan te Luxemburg, op negentien december negentienhonderdzesennegentig, in de Deense, de Duitse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese en de Spaanse taal, zijnde de acht teksten in elk van deze talen gelijkelijk authentiek, in een origineel dat zal worden nedergelegd bij de regering van het Groothertogdom Luxemburg, die een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan aan alle overeenkomstsluitende partijen toezendt.
Voor de regering van het Koninkrijk België
Voor de regering van het Koninkrijk Denemarken
Voor de regering van de Bondsrepubliek Duitsland
Voor de regering van de Helleense Republiek
Voor de regering van het Koninkrijk Spanje
Voor de regering van de Franse Republiek
Voor de regering van de Italiaanse Republiek
Voor de regering van het Groothertogdom Luxemburg
Voor de regering van het Koninkrijk der Nederlanden
Voor de regering van de Republiek Oostenrijk
Voor de regering van de Portugese Republiek
SLOTAKTE
-
I.Bij de ondertekening van de overeenkomst betreffende de toetreding van het Koninkrijk Denemarken tot de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 19 juni 1990, waartoe de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, de Helleense Republiek en de Republiek Oostenrijk bij de overeenkomsten van respectievelijk 27 november 1990, 25 juni 1991, 6 november 1992 en 28 april 1995 zijn toegetreden, onderschrijft de regering van het Koninkrijk Denemarken de bij ondertekening van de Overeenkomst van 1990 ondertekende slotakte, protocol en gemeenschappelijke verklaring van de ministers en staatssecretarissen.
De regering van het Koninkrijk Denemarken onderschrijft de daarin vervatte gemeenschappelijke verklaringen en neemt kennis van de daarin vervatte eenzijdige verklaringen.
De regering van het Groothertogdom Luxemburg zendt de regering van het Koninkrijk Denemarken een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift toe van de bij de ondertekening van de Overeenkomst van 1990 ondertekende slotakte, protocol en gemeenschappelijke verklaring van de ministers en staatssecretarissen, in de Deense, de Duitse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese en de Spaanse taal.
II. Bij de ondertekening van de overeenkomst betreffende de toetreding van het Koninkrijk Denemarken tot de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 19 juni 1990, waartoe de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, de Helleense Republiek en de Republiek Oostenrijk bij de overeenkomsten van respectievelijk 27 november 1990, 25 juni 1991, 6 november 1992 en 28 april 1995 zijn toegetreden, hebben de overeenkomstsluitende partijen onderstaande verklaringen aangenomen:
1. |
Gemeenschappelijke verklaring inzake artikel 7 van de overeenkomst betreffende de toetreding
|
2. |
Gemeenschappelijke verklaring inzake artikel 9, lid 2, van de Overeenkomst van 1990
|
3. |
Gemeenschappelijke verklaring inzake de overeenkomst betreffende uitlevering, opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie
|
III. De overeenkomstsluitende partijen nemen nota van de verklaring van de regering van het Koninkrijk Denemarken inzake de overeenkomsten betreffende de toetreding van de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, de Helleense Republiek en de Republiek Oostenrijk:
De regering van het Koninkrijk Denemarken neemt kennis van de inhoud van de overeenkomsten van 27 november 1990, 25 juni 1991, 6 november 1992 en 28 april 1995 betreffende de toetreding van respectievelijk de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, de Helleense Republiek en de Republiek Oostenrijk tot de Overeenkomst van 1990, alsmede van de inhoud van de aan deze overeenkomsten gehechte slotakten en verklaringen.
De regering van het Groothertogdom Luxemburg zendt de regering van het Koninkrijk Denemarken een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift toe van bovengenoemde overeenkomsten.
Verklaring van het Koninkrijk Denemarken inzake de overeenkomsten betreffende de toetreding van de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden tot de Overeenkomst van 1990.
Op het tijdstip van ondertekening van deze overeenkomst neemt de regering van het Koninkrijk Denemarken kennis van de inhoud van de overeenkomsten betreffende de toetreding van de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden tot de Overeenkomst van 1990, alsmede van de inhoud van de aan deze overeenkomsten gehechte slotakte en verklaringen.
Gedaan te Luxemburg, op negentien december negentienhonderdzesennegentig, in de Deense, de Duitse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese en de Spaanse taal, zijnde de acht teksten in elk van deze talen gelijkelijk authentiek, in een origineel dat zal worden nedergelegd bij de regering van het Groothertogdom Luxemburg, die een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan aan alle overeenkomstsluitende partijen toezendt.
Voor de regering van het Koninkrijk België
Voor de regering van het Koninkrijk Denemarken
Voor de regering van de Bondsrepubliek Duitsland
Voor de regering van de Helleense Republiek
Voor de regering van het Koninkrijk Spanje
Voor de regering van de Franse Republiek
Voor de regering van de Italiaanse Republiek
Voor de regering van het Groothertogdom Luxemburg
Voor de regering van het Koninkrijk der Nederlanden
Voor de regering van de Republiek Oostenrijk
Voor de regering van de Portugese Republiek
VERKLARING VAN DE MINISTERS EN STAATSSECRETARISSEN
Op negentien december negentienhonderdzesennegentig hebben de vertegenwoordigers van de regeringen van het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Helleense Republiek, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk en de Portugese Republiek te Luxemburg de overeenkomst betreffende de toetreding van het Koninkrijk Denemarken tot de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 19 juni 1990, waartoe de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, de Helleense Republiek en de Republiek Oostenrijk bij de overeenkomsten van respectievelijk 27 november 1990, 25 juni 1991, 6 november 1992 en 28 april 1995 zijn toegetreden, ondertekend.
Zij hebben ervan kennis genomen dat de vertegenwoordiger van de regering van het Koninkrijk Denemarken heeft verklaard zich aan te sluiten bij de verklaring welke de ministers en staatssecretarissen, vertegenwoordigers van de regeringen van het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, de Franse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden te Schengen op 19 juni 1990 hebben afgelegd, alsmede bij het besluit dat dezen op dezelfde datum ter gelegenheid van de ondertekening van de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen hebben bevestigd, welke verklaring en welk besluit de regeringen van de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Portugese Republiek, de Helleense Republiek en de Republiek Oostenrijk hebben onderschreven.
OVEREENKOMST BETREFFENDE DE TOETREDING VAN DE REPUBLIEK FINLAND
tot de Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 19 juni 1990
Het KONINKRIJK BELGIË, de BONDSREPUBLIEK DUITSLAND, de FRANSE REPUBLIEK, het GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG en het KONINKRIJK DER NEDERLANDEN, partijen bij de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 19 juni 1990, hierna genoemd „de Overeenkomst van 1990”, alsmede de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, de Helleense Republiek en de Republiek Oostenrijk, die door middel van de overeenkomsten van respectievelijk 27 november 1990, 25 juni 1991, 6 november 1992 en 28 april 1995 tot de Overeenkomst van 1990 zijn toegetreden, enerzijds,
en de REPUBLIEK FINLAND, anderzijds,
Gelet op de ondertekening te Luxemburg, op negentien december negentienhonderdzesennegentig, van het protocol betreffende de toetreding van de regering van de Republiek Finland tot het akkoord tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 14 juni 1985, zoals gewijzigd bij de protocollen van 27 november 1990, 25 juni 1991, 6 november 1992 en 28 april 1995 betreffende de toetreding van de regeringen van respectievelijk de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, de Helleense Republiek en de Republiek Oostenrijk,
Gelet op artikel 140 van de Overeenkomst van 1990,
ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:
Artikel 1
Bij deze overeenkomst treedt de Republiek Finland toe tot de Overeenkomst van 1990.
Artikel 2
-
1.Op het tijdstip van ondertekening van deze overeenkomst zijn de ambtenaren als bedoeld in artikel 40, lid 4, van de Overeenkomst van 1990 voor de Republiek Finland:
a) |
de politieambtenaren (poliisin virkamiehistä poliisimiehet — av polisens tjänstemän polismän); |
b) |
de met de grensbewaking belaste ambtenaren (rajavartiolaitoksen virkamiehistä rajavartiomiehet — av gränsbevakningsväsendets tjänstemän gränsbevakningsmän) voor wat betreft de mensenhandel bedoeld in artikel 40, lid 7, van de Schengenuitvoeringsovereenkomst; |
c) |
onder de in desbetreffende bilaterale overeenkomsten bedoeld in artikel 40, lid 6, van de Overeenkomst van 1990 vastgestelde voorwaarden met betrekking tot hun bevoegdheden op het gebied van sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, sluikhandel in wapens en explosieven en illegaal vervoer van giftige en schadelijke afvalstoffen: de douaneambtenaren (tullimiehet — tulltjänstemän). |
-
2.Op het tijdstip van ondertekening van deze overeenkomst is de autoriteit als bedoeld in artikel 40, lid 5, van de Overeenkomst van 1990 voor de Republiek Finland: het Nationaal Opsporingsbureau (keskusrikospoliisi — Centralkriminalpolisen).
Artikel 3
Op het tijdstip van ondertekening van deze overeenkomst zijn de ambtenaren als bedoeld in artikel 41, lid 7, van de Overeenkomst van 1990 voor de Republiek Finland:
1. |
de politieambtenaren (poliisin virkamiehistä poliisimiehet — av polisens tjänstemän polismän); |
2. |
de met de grensbewaking belaste ambtenaren (rajavartiolaitoksen virkamiehistä rajavartiomiehet — av gränsbevakningsväsendets tjänstemän gränsbevakningsmän); |
3. |
onder de in desbetreffende bilaterale overeenkomsten als bedoeld in artikel 41, lid 10, van de Overeenkomst van 1990 vastgestelde voorwaarden met betrekking tot hun bevoegdheden op het gebied van sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, sluikhandel in wapens en explosieven en illegaal vervoer van giftige en schadelijke afvalstoffen: de douaneambtenaren (tullimiehet — tulltjänstemän). |
Artikel 4
Op het tijdstip van ondertekening van deze overeenkomst is het ministerie als bedoeld in artikel 65, lid 2, van de Overeenkomst van 1990 voor de Republiek Finland: het ministerie van Justitie (oikeusministeriö — Justitieministeriet).
Artikel 5
De bepalingen van deze overeenkomst vormen geen beletsel voor de samenwerking binnen het kader van de Noordse Paspoortunie, voorzover deze samenwerking niet indruist tegen of een belemmering vormt voor de toepassing van deze overeenkomst.
Artikel 6
-
1.Deze overeenkomst dient te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden bij de regering van het Groothertogdom Luxemburg nedergelegd; deze geeft aan de overeenkomstsluitende partijen kennis van de nederlegging.
-
2.Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum van nederlegging van de akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring door de staten voor wie de Overeenkomst van 1990 in werking is getreden, en door de Republiek Finland.
Voor de overige staten treedt deze overeenkomst in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum van nederlegging van hun akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring, mits deze overeenkomst overeenkomstig het bepaalde in de voorgaande alinea in werking is getreden.
-
3.De regering van het Groothertogdom Luxemburg geeft de overeenkomstsluitende partijen kennis van de datum van inwerkingtreding.
Artikel 7
-
1.De regering van het Groothertogdom Luxemburg zendt de regering van de Republiek Finland een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift toe van de Overeenkomst van 1990 in de Duitse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese en de Spaanse taal.
-
2.De tekst van de Overeenkomst van 1990 in de Finse taal wordt aan deze overeenkomst gehecht en is op gelijke wijze authentiek als de teksten van de Overeenkomst van 1990, welke zijn opgesteld in de Duitse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese en de Spaanse taal.
Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, deze overeenkomst hebben ondertekend.
Gedaan te Luxemburg, op negentien december negentienhonderdzesennegentig, in de Duitse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese en de Spaanse taal, zijnde de acht teksten in elk van deze talen gelijkelijk authentiek, in een origineel dat zal worden nedergelegd bij de regering van het Groothertogdom Luxemburg, die een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan aan alle overeenkomstsluitende partijen toezendt.
Voor de regering van het Koninkrijk België
Voor de regering van de Bondsrepubliek Duitsland
Voor de regering van de Helleense Republiek
Voor de regering van het Koninkrijk Spanje
Voor de regering van de Franse Republiek
Voor de regering van de Italiaanse Republiek
Voor de regering van het Groothertogdom Luxemburg
Voor de regering van het Koninkrijk der Nederlanden
Voor de regering van de Republiek Oostenrijk
Voor de regering van de Portugese Republiek
Voor de regering van de Republiek Finland
SLOTAKTE
-
I.Bij de ondertekening van de overeenkomst betreffende de toetreding van de Republiek Finland tot de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 19 juni 1990, waartoe de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, de Helleense Republiek en de Republiek Oostenrijk bij de overeenkomsten van respectievelijk 27 november 1990, 25 juni 1991, 6 november 1992 en 28 april 1995 zijn toegetreden, onderschrijft de regering van de Republiek Finland de bij ondertekening van de Overeenkomst van 1990 ondertekende slotakte, protocol en gemeenschappelijke verklaring van de ministers en staatssecretarissen.
De regering van de Republiek Finland onderschrijft de daarin vervatte gemeenschappelijke verklaringen en neemt kennis van de daarin vervatte eenzijdige verklaringen.
De regering van het Groothertogdom Luxemburg zendt de regering van de Republiek Finland een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift toe van de bij de ondertekening van de Overeenkomst van 1990 ondertekende slotakte, protocol en gemeenschappelijke verklaring van de ministers en staatssecretarissen, in de Duitse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese en de Spaanse taal.
II. Bij de ondertekening van de overeenkomst betreffende de toetreding van de Republiek Finland tot de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 19 juni 1990, waartoe de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, de Helleense Republiek en de Republiek Oostenrijk bij de overeenkomsten van respectievelijk 27 november 1990, 25 juni 1991, 6 november 1992 en 28 april 1995 zijn toegetreden, hebben de overeenkomstsluitende partijen onderstaande verklaringen aangenomen:
1. |
Gemeenschappelijke verklaring inzake artikel 6 van de overeenkomst betreffende de toetreding
|
2. |
Gemeenschappelijke verklaring inzake artikel 9, lid 2, van de Overeenkomst van 1990
|
3. |
Gemeenschappelijke verklaring inzake de overeenkomst betreffende uitlevering, opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie
|
III. De overeenkomstsluitende partijen nemen nota van de verklaring van de regering van de Republiek Finland inzake de overeenkomsten betreffende de toetreding van de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, de Helleense Republiek en de Republiek Oostenrijk:
De regering van de Republiek Finland neemt kennis van de inhoud van de overeenkomsten van 27 november 1990, 25 juni 1991, 6 november 1992 en 28 april 1995 betreffende de toetreding van respectievelijk de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, de Helleense Republiek en de Republiek Oostenrijk tot de Overeenkomst van 1990, alsmede van de inhoud van de aan deze overeenkomsten gehechte slotakten en verklaringen. |
De regering van het Groothertogdom Luxemburg zendt de regering van de Republiek Finland een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift toe van bovengenoemde overeenkomsten. |
Verklaring van de Republiek Finland inzake de overeenkomsten betreffende de toetreding van het Koninkrijk Denemarken en het Koninkrijk Zweden tot de Overeenkomst van 1990. |
Op het tijdstip van ondertekening van deze overeenkomst neemt de regering van de Republiek Finland kennis van de inhoud van de overeenkomsten betreffende de toetreding van het Koninkrijk Denemarken en het Koninkrijk Zweden tot de Overeenkomst van 1990, alsmede van de inhoud van de aan deze overeenkomsten gehechte slotakte en verklaring. |
Verklaring van de Republiek Finland betreffende de Ålandseilanden |
De Republiek Finland verklaart dat de verplichtingen voortvloeiend uit artikel 2 van protocol nr. 2 van de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond inzake de Ålandseilanden in acht zullen worden genomen tijdens de toepassing van de Overeenkomst van 1990. |
Gedaan te Luxemburg, op negentien december negentienhonderdzesennegentig, in de Duitse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese en de Spaanse taal, zijnde de acht teksten in elk van deze talen gelijkelijk authentiek, in een origineel dat zal worden nedergelegd bij de regering van het Groothertogdom Luxemburg, die een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan aan alle overeenkomstsluitende partijen toezendt.
Voor de regering van het Koninkrijk België
Voor de regering van de Bondsrepubliek Duitsland
Voor de regering van de Helleense Republiek
Voor de regering van het Koninkrijk Spanje
Voor de regering van de Franse Republiek
Voor de regering van de Italiaanse Republiek
Voor de regering van het Groothertogdom Luxemburg
Voor de regering van het Koninkrijk der Nederlanden
Voor de regering van de Republiek Oostenrijk
Voor de regering van de Portugese Republiek
Voor de regering van de Republiek Finland
VERKLARING VAN DE MINISTERS EN STAATSSECRETARISSEN
Op negentien december negentienhonderdzesennegentig hebben de vertegenwoordigers van de regeringen van het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Republiek Finland, de Franse Republiek, de Helleense Republiek, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk en de Portugese Republiek te Luxemburg de overeenkomst betreffende de toetreding van de Republiek Finland tot de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 19 juni 1990, waartoe de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, de Helleense Republiek en de Republiek Oostenrijk bij de overeenkomsten van respectievelijk 27 november 1990, 25 juni 1991, 6 november 1992 en 28 april 1995 zijn toegetreden, ondertekend.
Zij hebben ervan kennis genomen dat de vertegenwoordiger van de regering van de Republiek Finland heeft verklaard zich aan te sluiten bij de verklaring welke de ministers en staatssecretarissen, vertegenwoordigers van de regeringen van het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, de Franse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden te Schengen op 19 juni 1990 hebben afgelegd, alsmede bij het besluit dat dezen op dezelfde datum ter gelegenheid van de ondertekening van de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen hebben bevestigd, welke verklaring en welk besluit de regeringen van de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Portugese Republiek, de Helleense Republiek en de Republiek Oostenrijk hebben onderschreven.
OVEREENKOMST BETREFFENDE DE TOETREDING VAN HET KONINKRIJK ZWEDEN
tot de Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 19 juni 1990
Het KONINKRIJK BELGIË, de BONDSREPUBLIEK DUITSLAND, de FRANSE REPUBLIEK, het GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG en het KONINKRIJK DER NEDERLANDEN, partijen bij de Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 19 juni 1990, hierna genoemd „de Overeenkomst van 1990”, alsmede de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, de Helleense Republiek en de Republiek Oostenrijk, die door middel van de overeenkomsten van respectievelijk 27 november 1990, 25 juni 1991, 6 november 1992 en 28 april 1995 tot de Overeenkomst van 1990 zijn toegetreden, enerzijds,
en het KONINKRIJK ZWEDEN, anderzijds,
Gelet op de ondertekening te Luxemburg, op negentien december negentienhonderdzesennegentig, van het protocol betreffende de toetreding van de regering van het Koninkrijk Zweden tot het akkoord tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 14 juni 1985, zoals gewijzigd bij de protocollen van 27 november 1990, 25 juni 1991, 6 november 1992 en 28 april 1995 betreffende de toetreding van de regeringen van respectievelijk de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, de Helleense Republiek en de Republiek Oostenrijk,
Gelet op artikel 140 van de Overeenkomst van 1990,
ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:
Artikel 1
Bij deze overeenkomst treedt het Koninkrijk Zweden toe tot de Overeenkomst van 1990.
Artikel 2
-
1.Op het tijdstip van ondertekening van deze overeenkomst zijn de ambtenaren als bedoeld in artikel 40, lid 4, van de Overeenkomst van 1990 voor het Koninkrijk Zweden:
a) |
de onder de Zweedse politiële autoriteiten ressorterende politieambtenaren (Polismän som är anställda vid svenska polismyndigheter); |
b) |
de onder de Zweedse douaneautoriteiten ressorterende douaneambtenaren, voorzover deze over politiële bevoegdheden beschikken, met name inzake met smokkel alsmede met in- en uitreis verband houdende overtredingen (Tulltjänstemän, som är anställda vid svensk tullmyndighet, i de fall de har polisiära befogenheter, dvs främst i samband med smugglingsbrott och andra brott i samband med inresa och utresa till och från riket). |
c) |
de onder de Zweedse kustwacht ressorterende ambtenaren die betrokken zijn bij de bewaking ter zee. |
-
2.Op het tijdstip van ondertekening van deze overeenkomst is de autoriteit als bedoeld in artikel 40, lid 5, van de Overeenkomst van 1990 voor het Koninkrijk Zweden: de Nationale Directie van de Zweedse Politie (Rikspolisstyrelsen).
Artikel 3
Op het tijdstip van ondertekening van deze overeenkomst zijn de ambtenaren als bedoeld in artikel 41, lid 7, van de Overeenkomst van 1990 voor het Koninkrijk Zweden:
1. |
de onder de Zweedse politiële autoriteiten ressorterende politieambtenaren (Polismän som är anställda vid svenska polismyndigheter); |
2. |
de onder de Zweedse douaneautoriteiten ressorterende douaneambtenaren, voorzover deze over politiële bevoegdheden beschikken, met name inzake met smokkel alsmede met in- en uitreis verband houdende overtredingen (Tulltjänstemän, som är anställda vid svensk tullmyndighet, i de fall de har polisiära befogenheter, dvs främst i samband med smugglingsbrott och andra brott i samband med inresa och utresa till och från riket). |
Artikel 4
Op het tijdstip van ondertekening van deze overeenkomst is het ministerie als bedoeld in artikel 65, lid 2, van de Overeenkomst van 1990 voor het Koninkrijk Zweden: het ministerie van Buitenlandse Zaken (Utrikesdepartementet).
Artikel 5
De bepalingen van deze overeenkomst vormen geen beletsel voor de samenwerking binnen het kader van de Noordse Paspoortunie, voorzover deze samenwerking niet indruist tegen of een belemmering vormt voor de toepassing van deze overeenkomst.
Artikel 6
-
1.Deze overeenkomst dient te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden bij de regering van het Groothertogdom Luxemburg nedergelegd; deze geeft aan de overeenkomstsluitende partijen kennis van de nederlegging.
-
2.Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum van nederlegging van de akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring door de staten voor wie de Overeenkomst van 1990 in werking is getreden, en door het Koninkrijk Zweden.
Voor de overige staten treedt deze overeenkomst in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum van nederlegging van hun akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring, mits deze overeenkomst overeenkomstig het bepaalde in de voorgaande alinea in werking is getreden.
-
3.De regering van het Groothertogdom Luxemburg geeft de overeenkomstsluitende partijen kennis van de datum van inwerkingtreding.
Artikel 7
-
1.De regering van het Groothertogdom Luxemburg zendt de regering van het Koninkrijk Zweden een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift toe van de Overeenkomst van 1990 in de Duitse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese en de Spaanse taal.
-
2.De tekst van de Overeenkomst van 1990 in de Zweedse taal wordt aan deze overeenkomst gehecht en is op gelijke wijze authentiek als de teksten van de Overeenkomst van 1990, welke zijn opgesteld in de Duitse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese en de Spaanse taal.
Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, deze overeenkomst hebben ondertekend.
Gedaan te Luxemburg, op negentien december negentienhonderdzesennegentig, in de Duitse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese, de Spaanse en de Zweedse taal, zijnde de acht teksten in elk van deze talen gelijkelijk authentiek, in een origineel dat zal worden nedergelegd bij de regering van het Groothertogdom Luxemburg, die een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan aan alle overeenkomstsluitende partijen toezendt.
Voor de regering van het Koninkrijk België
Voor de regering van de Bondsrepubliek Duitsland
Voor de regering van de Helleense Republiek
Voor de regering van het Koninkrijk Spanje
Voor de regering van de Franse Republiek
Voor de regering van de Italiaanse Republiek
Voor de regering van het Groothertogdom Luxemburg
Voor de regering van het Koninkrijk der Nederlanden
Voor de regering van de Republiek Oostenrijk
Voor de regering van de Portugese Republiek
Voor de regering van het Koninkrijk Zweden
SLOTAKTE
-
I.Bij de ondertekening van de overeenkomst betreffende de toetreding van het Koninkrijk Zweden tot de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 19 juni 1990, waartoe de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, de Helleense Republiek en de Republiek Oostenrijk bij de overeenkomsten van respectievelijk 27 november 1990, 25 juni 1991, 6 november 1992 en 28 april 1995 zijn toegetreden, onderschrijft de regering van het Koninkrijk Zweden de bij ondertekening van de Overeenkomst van 1990 ondertekende slotakte, protocol en gemeenschappelijke verklaring van de ministers en staatssecretarissen.
De regering van het Koninkrijk Zweden onderschrijft de daarin vervatte gemeenschappelijke verklaringen en neemt kennis van de daarin vervatte eenzijdige verklaringen.
De regering van het Groothertogdom Luxemburg zendt de regering van het Koninkrijk Zweden een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift toe van de bij de ondertekening van de Overeenkomst van 1990 ondertekende slotakte, protocol en gemeenschappelijke verklaring van de ministers en staatssecretarissen, in de Duitse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese, de Spaanse en de Zweedse taal.
II. Bij de ondertekening van de overeenkomst betreffende de toetreding van het Koninkrijk Zweden tot de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 19 juni 1990, waartoe de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, de Helleense Republiek en de Republiek Oostenrijk bij de overeenkomsten van respectievelijk 27 november 1990, 25 juni 1991, 6 november 1992 en 28 april 1995 zijn toegetreden, hebben de overeenkomstsluitende partijen onderstaande verklaringen aangenomen:
1. |
Gemeenschappelijke verklaring inzake artikel 6 van de overeenkomst betreffende de toetreding
|
2. |
Gemeenschappelijke verklaring inzake artikel 9, lid 2, van de Overeenkomst van 1990
|
3. |
Gemeenschappelijke verklaring inzake de overeenkomst betreffende uitlevering, op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie
|
III. De overeenkomstsluitende partijen nemen nota van de verklaring van de regering van het Koninkrijk Zweden inzake de overeenkomsten betreffende de toetreding van de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, de Helleense Republiek en de Republiek Oostenrijk:
De regering van het Koninkrijk Zweden neemt kennis van de inhoud van de overeenkomsten van 27 november 1990, 25 juni 1991, 6 november 1992 en 28 april 1995 betreffende de toetreding van respectievelijk de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, de Helleense Republiek en de Republiek Oostenrijk tot de Overeenkomst van 1990, alsmede van de inhoud van de aan deze overeenkomsten gehechte slotakten en verklaringen. |
De regering van het Groothertogdom Luxemburg zendt de regering van het Koninkrijk Zweden een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift toe van bovengenoemde Overeenkomsten. |
Verklaring van het Koninkrijk Zweden inzake de Overeenkomsten betreffende de toetreding van het Koninkrijk Denemarken en de Republiek Finland tot de Overeenkomst van 1990. |
Op het tijdstip van ondertekening van deze overeenkomst neemt de regering van het Koninkrijk Zweden kennis van de inhoud van de overeenkomsten betreffende de toetreding van het Koninkrijk Denemarken en de Republiek Finland tot de Overeenkomst van 1990, alsmede van de inhoud van de aan deze overeenkomsten gehechte slotakte en verklaringen. |
Gedaan te Luxemburg, op negentien december negentienhonderdzesennegentig, in de Duitse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese, de Spaanse en de Zweedse taal, zijnde de acht teksten in elk van deze talen gelijkelijk authentiek, in een origineel dat zal worden nedergelegd bij de regering van het Groothertogdom Luxemburg, die een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan aan alle overeenkomstsluitende partijen toezendt.
Voor de regering van het Koninkrijk België
Voor de regering van de Bondsrepubliek Duitsland
Voor de regering van de Helleense Republiek
Voor de regering van het Koninkrijk Spanje
Voor de regering van de Franse Republiek
Voor de regering van de Italiaanse Republiek
Voor de regering van het Groothertogdom Luxemburg
Voor de regering van het Koninkrijk der Nederlanden
Voor de regering van de Republiek Oostenrijk
Voor de regering van de Portugese Republiek
Voor de regering van het Koninkrijk Zweden
VERKLARING VAN DE MINISTERS EN STAATSSECRETARISSEN
Op negentien december negentienhonderdzesennegentig hebben de vertegenwoordigers van de regeringen van het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Helleense Republiek, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Portugese Republiek en het Koninkrijk Zweden te Luxemburg de overeenkomst betreffende de toetreding van het Koninkrijk Zweden tot de overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 19 juni 1990, waartoe de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, de Helleense Republiek en de Republiek Oostenrijk bij de overeenkomsten van respectievelijk 27 november 1990, 25 juni 1991, 6 november 1992 en 28 april 1995 zijn toegetreden, ondertekend.
Zij hebben ervan kennis genomen dat de vertegenwoordiger van de regering van het Koninkrijk Zweden heeft verklaard zich aan te sluiten bij de verklaring welke de ministers en staatssecretarissen, vertegenwoordigers van de regeringen van het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, de Franse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden te Schengen op 19 juni 1990 hebben afgelegd, alsmede bij het besluit dat dezen op dezelfde datum ter gelegenheid van de ondertekening van de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen hebben bevestigd, welke verklaring en welk besluit de regeringen van de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Portugese Republiek, de Helleense Republiek en de Republiek Oostenrijk hebben onderschreven.
-
2.— BESLUITEN VAN HET UITVOEREND COMITÉ EN DE CENTRALE GROEP
— VERKLARINGEN VAN HET UITVOEREND COMITÉ
2.1. HORIZONTAAL
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 14 december 1993
betreffende de verklaringen van de ministers en staatssecretarissen
(SCH/Com-ex(93) 10)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 132,
BESLUIT:
De verklaringen van de ministers en staatssecretarissen van 19 juni 1992 (**) en 30 juni 1993 inzake de inwerkingstelling van de Uitvoeringsovereenkomst en de vervulling van de randvoorwaarden worden bevestigd.
Gedaan te Parijs, 14 december 1993.
De voorzitter
-
A.LAMASSOURE
VERKLARING VAN DE MINISTERS EN STAATSSECRETARISSEN
Madrid, 30 juni 1993
SCH/M(93) 14
1. |
De ministers en staatssecretarissen komen overeen de toepassing van de Uitvoeringsovereenkomst op 1 december 1993 als politieke doelstelling vast te stellen. |
2. |
De ministers en staatssecretarissen constateren dat de volgende randvoorwaarden zijn vervuld:
Grote vooruitgang is geboekt ter zake van de overige randvoorwaarden, welke in die mate zijn verwezenlijkt dat toepassing per 1 december 1993 mogelijk zou moeten zijn. Te dien einde en met inachtneming van de Overeenkomst van 1990 zijn extra inspanningen nodig teneinde de op het terrein van de controles aan de buitengrenzen en de verdovende middelen reeds tot stand gebrachte akkoorden tot een goed einde te brengen. De ministers en staatssecretarissen bevestigen dat een operationeel SIS een onontbeerlijke voorwaarde is voor afschaffing van de controles aan de binnengrenzen. Op dit terrein is aanzienlijke vooruitgang geboekt. Zij komen overeen de werkzaamheden te versnellen, teneinde een geleidelijke werking van het SIS mogelijk te maken naarmate de staten de tests met goed gevolg afsluiten en hun N.SIS operationeel is. |
3. |
Het Uitvoerend Comité zal tijdens zijn in oktober 1993 te houden vergadering de eindbalans opmaken van de verwezenlijking van bovenbedoelde extra inspanningen. |
4. |
De Overeenkomst van 1990 zal kunnen worden toegepast in alle partnerstaten die de randvoorwaarden zullen hebben vervuld en over een operationeel SIS beschikken. Daartoe verbinden de partnerstaten zich ertoe alle voorzieningen te treffen teneinde de voor ratificatie van de Overeenkomst van 1990 en de toetredingsovereenkomsten vereiste nationale procedures af te handelen. |
5. |
De ministers en staatssecretarissen komen overeen dat de eerste ondertekenende staten van de Overeenkomst van 1990 — voorzover zij nog niet daartoe zijn overgegaan — de akten van bekrachtiging zo spoedig mogelijk en uiterlijk op een zodanig tijdstip dienen neder te leggen, dat de in punt 1 vastgelegde datum kan worden nageleefd. Voorts komen de partnerstaten overeen de akten van bekrachtiging van de toetredingsovereenkomsten van de staten welker N.SIS in het systeem zal worden geïntegreerd — voorzover zij nog niet daartoe zijn overgegaan — zo spoedig mogelijk en uiterlijk op een zodanig tijdstip neder te leggen, dat de in punt 1 vastgelegde datum kan worden nageleefd. Deze verbintenis geldt eveneens naarmate de overige toetredende staten een gelijkwaardig niveau van hun N.SIS zullen hebben bereikt. De ministers en staatssecretarissen komen overeen dat de in de slotakte bij de Overeenkomst neergelegde verklaring inzake artikel 139 impliceert dat de inwerkingstelling van de Overeenkomst afhankelijk is van een besluit van het Uitvoerend Comité dat dit dient vast te stellen, zodra de randvoorwaarden zijn vervuld. |
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 14 december 1993
betreffende het vertrouwelijke karakter van bepaalde documenten
(SCH/Com-ex(93) 22, herz.)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 132,
BESLUIT:
1. |
Ongeacht de verschillende nationale rechtsregels, dienen bepaalde documenten een vertrouwelijk karakter te behouden, en wel om de navolgende drie redenen:
|
2. |
De navolgende documenten dienen vertrouwelijk te blijven: de bijlagen 1, 5, 8, 9 en 10 van de gemeenschappelijke instructie aan de diplomatieke en consulaire beroepsposten, de lijst van staten welker onderdanen aan de visumplicht zijn onderworpen, het gemeenschappelijk handboek, het Sirene-handboek, de drie documenten zoals bedoeld in het besluit inzake verdovende middelen, te weten „Versterking van de controles aan de buitengrenzen” (SCH/Stup(92) 45), „Gecontroleerde afleveringen” (SCH/Stup(92) 46, 4e herz.) en „Maatregelen ter bestrijding van illegale uitvoer van verdovende middelen” (SCH/Stup(92)72, 3e herz. (***)). |
3. |
De onderscheidene staten kunnen de inhoud van het gemeenschappelijk handboek, van het Sirene-handboek en van bijlage 1 bij de gemeenschappelijke instructie aan de diplomatieke en consulaire beroepsposten (lijst van staten welker onderdanen aan de visumplicht zijn onderworpen) in hun nationale instructies en handboeken opnemen. |
Gedaan te Parijs, 14 december 1993.
De voorzitter
-
A.LAMASSOURE
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 22 december 1994
betreffende de inwerkingstelling van de op 19 juni 1990 totstandgekomen Uitvoeringsovereenkomst van Schengen
(SCH/Com ex(94) 29, 2e herz.)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 2,
Gelet op artikel 131 van deze Overeenkomst,
Gelet op artikel 132 van deze Overeenkomst,
Gelet op artikel 139, lid 2, juncto de eerste en de tweede alinea van de in de slotakte van deze Overeenkomst opgenomen gemeenschappelijke verklaring inzake artikel 139,
BESLUIT:
De Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen wordt onomkeerbaar toegepast:
-
1.Inwerkingstelling van de regelingen
De Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen wordt in al haar onderdelen voor de ondertekenende partijen België, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg, Nederland, alsmede voor de toetredende partijen Spanje en Portugal op 26 maart 1995 in werking gesteld.
Met ingang van deze datum zijn tussen deze overeenkomstsluitende partijen alle bepalingen van de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen met bijzondere inachtneming van de besluiten van het Uitvoerend Comité betreffende
— |
de regelingen betreffende de afschaffing van de personencontroles aan de binnengrenzen, in het bijzonder met het oog op verwijdering van verkeersbelemmeringen en opheffing van verkeersbeperkingen aan rijwegovergangen aan de binnengrenzen (doc. SCH/Com-ex(94) 1, 2e herz.); |
— |
de invoering en toepassing van de Schengenregeling op verkeersluchthavens en secundaire luchthavens (doc. SCH/Com-ex(94) 17, 4e herz.); |
— |
de toepassing van de controles aan de buitengrenzen en de maatregelen met het oog op verdere verbetering van de beveiliging van de buitengrenzen (doc. SCH/Com-ex(93) 4, 2e herz., corr. (****), alsmede SCH/Com-ex(94) decl. 8 corr. (*****), SCH/Com-ex(94) 12 (******), SCH/Com-ex(94) 16 herz., SCH/Com-ex(94) 23 herz. (*******)); |
— |
de regelingen betreffende het gemeenschappelijke visumbeleid (SCH/Com-ex(93) 6 (********), SCH/Com-ex(93) 7 (*********), SCH/Com-ex(93) 19 (**********), SCH/Com-ex(93) 24, SCH/Com-ex(93) 21, SCH/Com-ex(94) 15 herz., SCH/Com-ex(94) 2, SCH/Com-ex(94) 5 (***********), SCH/Com-ex(94) 6 (************), SCH/Com-ex(94) 7 (*************), SCH/Com-ex(94) 20 herz. (**************), SCH/Com-ex(94) 24 (***************)); |
— |
de bijzondere regelingen betreffende de bestrijding van het verdovende middelenmisbruik (doc. SCH/Com-ex(93) 9, SCH/Com-ex(94) 28 herz.); |
— |
de regelingen betreffende de verantwoordelijkheid voor behandeling van asielverzoeken (doc. SCH/Com-ex(93) 15 corr. (****************), SCH/com-ex(94) 3 (*****************), SCH/Com-ex(94) 11 (******************)); |
— |
de regelingen betreffende de uitvoering van internationale rechtshulpverzoeken (doc. SCH/Com-ex(93) 14) |
van toepassing.
Ten aanzien van de overige tot de Uitvoeringsovereenkomst toegetreden staten — Italië en Griekenland — zal op een later tijdstip een besluit worden genomen, zodra deze aan de randvoorwaarden voor de inwerkingstelling van de Uitvoeringsovereenkomst voldoen.
-
2.Operationeelverklaring van het Schengeninformatiesysteem (SIS)
Per 26 maart 1995 wordt het Schengeninformatiesysteem operationeel verklaard en voor de tot directe bevraging gemachtigde autoriteiten opengesteld.
Het Sirene-handboek (doc. SCH/Com-ex(93) 8 (*******************)) ter aanvulling van het SIS vindt alsdan in al zijn onderdelen toepassing.
Op grond van de conclusies van een rapport van de stuurgroep SIS (doc. SCH/…) gaat het Uitvoerend Comité ervan uit dat het SIS op deze datum bedrijfsklaar zal zijn en dat de bestaande nationale gegevens welke in de zin van zijn op 18 oktober 1993 afgelegde verklaring als wezenlijk worden aangemerkt (doc. SCH/Com-ex(93) decl. 1 (********************)) overeenkomstig zijn op 27 juni 1994 afgelegde verklaring (doc. SCH/Com-ex(94) decl. 4, 2e herz.), alsdan zullen zijn geladen.
Vanaf die datum vervult de gemeenschappelijke controleautoriteit zoals bedoeld in artikel 115 zijn functies.
De in de Schengenuitvoeringsovereenkomst opgenomen bepalingen inzake gegevensbescherming vinden ten volle toepassing. Het Uitvoerend Comité verwijst naar de constatering van de voorlopige gemeenschappelijke controleautoriteit dat de overeenkomstsluitende partijen die de testfasen met goed gevolg hebben afgesloten, voldoen aan de voorwaarden inzake gegevensbescherming met betrekking tot de werking van het SIS.
-
3.Regelingen betreffende de voorbereidingsfase (22 december 1994-26 maart 1995)
Het Uitvoerend Comité verzoekt de overeenkomstsluitende partijen die de testfasen met goed gevolg hebben afgesloten, om vóór 26 maart 1995
— |
de noodzakelijke voorbereidingen voor de volledige toepassing van de Schengenregelingen, in het bijzonder ook ter zake van de consulaire, justitiële en politiële samenwerking, alsmede de samenwerking ter bestrijding van het verdovendemiddelenmisbruik, in organisatorisch en personeel opzicht te versterken en het bevoegde personeel verder met de toepassing van de Schengenregelgeving vertrouwd te maken, en |
— |
de technische, organisatorische en personele voorbereidingen voor de bedrijfsfase van de nationale N.SIS'en met het C.SIS volledig af te sluiten en de toegang van de eindgebruikers tot dit systeem definitief voor te bereiden. |
Het Uitvoerend Comité draagt de stuurgroep SIS op om tijdig vóór deze datum te bevestigen dat het SIS in technisch, organisatorisch en personeel opzicht operationeel is.
Het Uitvoerend Comité verzoekt de overeenkomstsluitende partijen te bevestigen dat de tot directe bevraging gemachtigde autoriteiten, welke reeds aan het Uitvoerend Comité zijn medegedeeld (doc. SCH/Com-ex(94) 18, 3e herz.), toegang tot het SIS hebben.
Het verzoekt de overeenkomstsluitende partijen gedurende deze fase vervolgens over te gaan tot het laden van andere persoonsgegevens en gegevens betreffende voorwerpen dan die welke als wezenlijk zijn aangemerkt (doc. SCH/Com-ex(94) decl. 4, 2e herz. (*********************)). De SIS-gegevensbestanden dienen permanent te worden bijgewerkt.
Het Uitvoerend Comité verzoekt de overeenkomstsluitende partijen er zorg voor te dragen, dat de luchtvaartmaatschappijen per 26 maart 1995, te weten het tijdstip voor wijziging van de luchtdienstregeling, de voor het vrije personenverkeer vereiste aanpassingsmaatregelen hebben uitgevoerd en dat de luchthavenbeheerders vóór die datum de in de regeling inzake de invoering en toepassing van de Schengenregeling op de verkeersluchthavens en secundaire luchthavens (document Com-ex(94) 17, 4e herz.) opgesomde maatregelen hebben voltooid en de organisatorische en technische voorwaarden voor het vrije personenverkeer hebben geschapen.
De overeenkomstsluitende partijen wordt verzocht de luchtvaartmaatschappijen en de luchthavenbeheerders dienaangaande te informeren.
-
4.Inrichting van de toepassing van de Uitvoeringsovereenkomst na de inwerkingstelling, in het bijzonder in de beginfase van de toepassing
De toepassing van de Schengenuitvoeringsovereenkomst heeft tot doel de veiligheid voor de burgers in Europa te vergroten en tegelijkertijd de voorwaarden te scheppen voor de verwezenlijking van het vrije personenverkeer zoals bedoeld in artikel 7 A van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.
Het Uitvoerend Comité hecht dan ook bijzondere betekenis aan de beginfase van de toepassing van de Uitvoeringsovereenkomst in al haar onderdelen, te weten de eerste drie maanden te rekenen vanaf 26 maart 1995.
Elk der overeenkomstsluitende partijen is verantwoordelijk voor de implementatie, in het bijzonder voor de afschaffing van de controles aan de binnengrenzen gedurende de beginfase van de toepassing. De overeenkomstsluitende partijen informeren elkaar, plegen — indien noodzakelijk — onderling overleg en werken nauw samen.
Teneinde te beschikken over de voor het beheer van de Uitvoeringsovereenkomst noodzakelijke organisatie, besluit het Uitvoerend Comité een permanente follow-upstructuur tot stand te brengen, welke door de bestaande Centrale Groep met zijn werkgroepen en subgroepen wordt gevormd.
Het Uitvoerend Comité draagt de permanente follow-upstructuur op om gedurende de beginfase bijzonder nauwgezet toe te zien op de toepassing van de Schengenregelingen, optredende technische moeilijkheden te identificeren, te analyseren en snel op te lossen en — indien noodzakelijk — maatregelen met het oog op een doelmatigere toepassing van de Uitvoeringsovereenkomst te treffen.
Het Uitvoerend Comité draagt het voorzitterschap op, met ingang van 1 januari 1995 de werkzaamheden van deze follow-upstructuur voor te bereiden en in het bijzonder erop toe te zien dat de werkgroepen de optredende moeilijkheden identificeren en met spoed oplossingen uitwerken.
De werkgroepen van de follow-upstructuur komen tijdens de drie maanden durende beginfase van de toepassing regelmatig, zo vaak als nodig, bijeen.
Indien in een concreet geval dringende besluiten dienen te worden genomen, kan de Centrale Groep op korte termijn in beperkte samenstelling als follow-upcomité bijeenkomen. Dit comité is samengesteld uit de delegatievoorzitters van de overeenkomstsluitende partijen of uit een door elk der overeenkomstsluitende partijen aangewezen hoge ambtenaar, ondersteund door vertegenwoordigers van de werkgroepen op wie voor de oplossing van optredende moeilijkheden een beroep moet worden gedaan.
Op verzoek van een overeenkomstsluitende partij gaat de Centrale Groep tevens over tot een algemene analyse van optredende moeilijkheden en doet hij, met de medewerking van werk- en subgroepen, voorstellen tot oplossing daarvan.
Indien binnen de Centrale Groep geen overeenstemming kan worden bereikt, wordt de desbetreffende aangelegenheid aan het Uitvoerend Comité voorgelegd. De betrokken overeenkomstsluitende partijen dient daarbij de gelegenheid te worden geboden een standpunt met betrekking tot de conclusies kenbaar te maken.
Elk der overeenkomstsluitende partijen kan de Centrale Groep ook om een evaluatie van feiten verzoeken welke uitsluitend op haar grondgebied hebben plaatsgevonden.
De Centrale Groep legt het Uitvoerend Comité drie maanden na de inwerkingstelling van de Uitvoeringsovereenkomst een eerste evaluatierapport voor met betrekking tot de werking van het SIS, de effectiviteit van de controles aan de buitengrenzen, de doelmatigheid van de bestrijding van het verdovendemiddelenmisbruik, alsmede het resultaat van de politiële en justitiële samenwerking.
Voorts dient de Centrale Groep vóór 31 maart 1996 een algeheel rapport aan het Uitvoerend Comité voor te leggen.
Gedaan te Bonn, 22 december 1994.
De voorzitter
Bernd SCHMIDBAUER
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 20 december 1995
betreffende de procedure voor toepassing van artikel 2, lid 2, van de Overeenkomst van Schengen
(SCH/Com-ex(95) 20, 2e herz.)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 132,
Gelet op artikel 2 van deze Overeenkomst,
BESLUIT:
Document SCH/I(95) 40, 6e herz. betreffende de procedure voor toepassing van artikel 2, lid 2, van de Overeenkomst wordt vastgesteld. De daarin omschreven beginselen en procedures dienen in acht te worden genomen door enige overeenkomstsluitende partij die de in artikel 2, lid 2, van de Overeenkomst opgenomen uitzonderingsbepaling wenst toe te passen en tijdelijk opnieuw controles aan haar binnengrenzen wenst in te voeren.
Gedaan te Oostende, 20 december 1995.
De voorzitter
Johan VANDE LANOTTE
PROCEDURE VOOR TOEPASSING VAN ARTIKEL 2, LID 2, VAN DE OVEREENKOMST
SCH/I(95) 40, 6e herz.
„Artikel 2
1. |
De binnengrenzen mogen op iedere plaats, zonder dat grenscontrole wordt uitgeoefend, worden overschreden. |
2. |
Wanneer evenwel de openbare orde of de nationale veiligheid daartoe noopt, kan een overeenkomstsluitende partij, na raadpleging van de overige overeenkomstsluitende partijen, besluiten dat gedurende een beperkte periode aan de binnengrenzen aan de situatie aangepaste nationale grenscontroles worden uitgeoefend. Vergen de openbare orde of de nationale veiligheid dat onverwijld wordt opgetreden, dan treft de betrokken overeenkomstsluitende partij de nodige maatregelen en stelt zij de overige overeenkomstsluitende partijen hiervan zo spoedig mogelijk in kennis.”. |
De in de Schengenuitvoeringsovereenkomst opgenomen maatregelen hebben algemeen tot doel te vermijden dat een beroep wordt gedaan op artikel 2, lid 2, van de Overeenkomst. Herinvoering van grenscontroles dient een uitzonderlijke maatregel te blijven.
-
1.Procedure bij voorafgaande raadpleging (artikel 2, lid 2, eerste volzin)
Een staat die overweegt op korte termijn opnieuw binnengrenscontroles in te voeren, dient aan de overige staten een kennisgeving te doen toekomen, welke de volgende informatie bevat:
-
a)Gronden voor de overwogen herinvoering: De staat dient aan te geven welke gebeurtenissen een bedreiging voor zijn openbare orde of nationale veiligheid vormen.
-
b)Omvang van de overwogen herinvoering: De staat dient aan te geven of herinvoering van de controles aan alle grenzen dan wel slechts in bepaalde zones zal plaatsvinden.
-
c)Duur van de overwogen herinvoering: De staat dient aan te geven wanneer aan het besluit tot herinvoering uitvoering zal worden gegeven (nadat de raadpleging heeft plaatsgevonden) en wat de voorziene duur van de maatregel zal zijn.
-
d)Verzoek om raadpleging: De staat dient aan te geven welke maatregelen hij van bepaalde dan wel van alle staten verwacht om herinvoering van de controles te vermijden of, wanneer de controles opnieuw zijn ingevoerd, om de door de verzoekende staat getroffen maatregelen aan te vullen.
Kenbaarmaking van het overwogen besluit tot herinvoering dient te geschieden aan de leden van het Uitvoerend Comité en van de Centrale Groep, alsmede het secretariaatgeneraal.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 131, lid 2, van de Uitvoeringsovereenkomst organiseert het voorzitterschap met spoed een bijeenkomst van het Uitvoerend Comité, eventueel voorafgegaan door een vergadering van de Centrale Groep in uitgebreide dan wel beperkte samenstelling, teneinde onderlinge raadpleging tussen de staten mogelijk te maken. Indien evenwel op korte termijn reeds een bijeenkomst van het Uitvoerend Comité is gepland, hoeft geen afzonderlijke vergadering te worden georganiseerd. In dat geval wordt de voor deze bijeenkomst of vergadering voorziene agenda dienovereenkomstig aangepast.
Ingeval het besluit tot herinvoering van de controles na de raadplegingsfase wordt gehandhaafd, dient de verzoekende staat bovenvermelde betrokkenen op de hoogte te brengen van de datum van en de voorwaarden voor toepassing van de aan het bepaalde in artikel 2, lid 2, van de Uitvoeringsovereenkomst gerelateerde maatregelen.
In het kader van de overeenkomsten inzake grensoverschrijdende politiële samenwerking dienen de grensbewakingsautoriteiten van de verzoekende staat eveneens de grensbewakingsautoriteiten van de betrokken staten op de hoogte te stellen, opdat een eventuele reactie in het veld wordt versneld.
-
2.Procedure bij besluit tot „onverwijld optreden” (artikel 2, lid 2, tweede volzin)
Indien een staat oordeelt dat onmiddellijke herinvoering noodzakelijk is om de openbare orde te handhaven dan wel de nationale veiligheid te waarborgen, dient deze staat aan de overige staten een kennisgeving te doen toekomen, waarvan de inhoud gelijk is aan die van de in punt 1 omschreven kennisgeving: gronden, omvang en duur van het besluit.
De in punt 1 voorziene vereisten zijn eveneens van toepassing (bepaling van de betrokkenen die in kennis dienen te worden gesteld, bilaterale contacten, enz.).
De staat dient aan te geven of hij de overige staten verzoekt ondersteunende en samenwerkingsmaatregelen te treffen.
Naar gelang van de omstandigheden wordt na de kennisgeving van het besluit zo spoedig mogelijk een bijeenkomst van het Uitvoerend Comité georganiseerd.
-
3.Procedure voor verlenging dan wel terugkeer naar een normale situatie
De staat die van de procedure voor toepassing van artikel 2, lid 2, van de Uitvoeringsovereenkomst gebruik heeft gemaakt, bevestigt de datum van opheffing van de controles en legt op dat tijdstip dan wel op korte termijn een verslag betreffende de toepassing van het besluit neer.
Indien de staat evenwel van oordeel is dat de periode van toepassing van het aanvankelijke besluit dient te worden verlengd, geeft hij hiervan kennis, conform de in punt 1 of 2 vermelde procedures.
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 7 oktober 1997
betreffende de inwerkingstelling van de Schengenuitvoeringsovereenkomst in Griekenland
(SCH/Com-ex(97) 29, 2e herz.)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op de artikelen 131 en 132,
Gelet op de toetredingsovereenkomst met Griekenland van 6 november 1992, inzonderheid op artikel 6, in verbinding met de gemeenschappelijke verklaring inzake artikel 6 in de slotakte van genoemde toetredingsovereenkomst,
Gelet op de verklaring van de ministers en staatssecretarissen van 19 juni 1992 betreffende de inwerkingstelling van de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen,
Overwegende dat in de gemeenschappelijke verklaring inzake artikel 139 in de slotakte van de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, alsmede in de gemeenschappelijke verklaring in de slotakte van de toetredingsovereenkomst met Griekenland erin is voorzien dat „de Overeenkomst niet eerder in werking wordt gesteld dan nadat aan de voorwaarden voor toepassing van de Overeenkomst in de ondertekenende staten is voldaan en de controles aan de buitengrenzen effectief zijn”,
Overwegende dat het Uitvoerend Comité op 25 april 1997 andermaal zijn politieke wil om de inwerkingstelling van de Schengenuitvoeringsovereenkomst in Italië, Griekenland en Oostenrijk per 26 oktober 1997 op basis van een besluit van het Uitvoerend Comité mogelijk te maken, heeft bevestigd,
Overwegende dat de door Griekenland geboekte vooruitgang met het oog op de vervulling van de voorwaarden voor de inwerkingstelling van de Schengenuitvoeringsovereenkomst, waarin in de verklaring van 19 juni 1992 is voorzien, het mogelijk dient te maken de Schengenuitvoeringsovereenkomst in Griekenland in werking te stellen,
Gevolg gevende aan de verklaring van het Uitvoerend Comité van 24 juni 1997 betreffende de inwerkingstelling van de Schengenuitvoeringsovereenkomst in Italië, Griekenland en Oostenrijk, waarmede de vaste wil om de Schengenuitvoeringsovereenkomst voor Italië per 26 oktober 1997, alsmede voor Oostenrijk en Griekenland uiterlijk eind 1997 in werking te stellen, werd bevestigd,
Overwegende echter dat de versterkingen van de buitengrenscontroles, alsmede de aanpassing der luchthavens nog niet volledig zijn afgerond,
Zijn politieke wil bevestigend om zo spoedig mogelijk een inwerkingstelling in Griekenland te bereiken,
BESLUIT:
-
I.Inwerkingstelling van de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen
1. |
De Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen wordt voor Griekenland per 1 december 1997, onverminderd het gestelde in punt 4, in een aanvangsfase in werking gesteld. |
2. |
De toepassing van dit besluit op Griekenland is gebonden aan de voltooiing van de procedures betreffende de bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van de toetredingsinstrumenten door Frankrijk en door Nederland. |
3. |
De vervulling van de in punt 2 vermelde voorwaarde wordt aangetoond door de voltooiing van de procedures betreffende de bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van de toetredingsinstrumenten, door kennisgeving van de depositaris. |
4. |
Met betrekking tot de data en modaliteiten voor de opheffing van de binnengrenscontroles blijft — op basis van de vervulling van alle daartoe vereiste voorwaarden — een desbetreffend besluit van het Uitvoerend Comité noodzakelijk. Ter voorbereiding van dit besluit zullen de subgroep Grenzen en de Centrale Groep in 1998 aan het Uitvoerend Comité een rapport voorleggen. Het Uitvoerend Comité zal uiterlijk tijdens zijn laatste bijeenkomst in 1998 over dit rapport beraadslagen en zich daaromtrent uitspreken. |
5. |
Het Uitvoerend Comité neemt kennis ervan dat Griekenland grote inspanningen heeft geleverd om zo snel mogelijk alle grenscontroles op de luchthavens en aan de buitengrenzen volgens de Schengenstandaard uit te voeren. |
II. Operationeelverklaring van het Schengeninformatiesysteem
Het Uitvoerend Comité verklaart Griekenland met ingang van 1 december 1997 operationeel. Vanaf dat tijdstip wordt het systeem voor de tot bevraging gemachtigde autoriteiten van Griekenland toegankelijk gesteld.
1. |
Het N.SIS van Griekenland heeft alle testreeksen positief afgesloten. Het Uitvoerend Comité stelt in de zin van zijn verklaringen van 27 juni 1994 vast dat het N.SIS van Griekenland, alsook het SIS met het N.SIS van Griekenland technisch bedrijfsklaar zijn. |
2. |
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 101, lid 4, van de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, doet iedere overeenkomstsluitende partij het Uitvoerend Comité mededeling van de lijst van bevoegde autoriteiten welke tot directe bevraging van de in het Schengeninformatiesysteem opgenomen gegevens gemachtigd zijn. Het Uitvoerend Comité neemt de door Griekenland medegedeelde lijsten ter kennis. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 108, lid 1, van de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, wijst elk der overeenkomstsluitende partijen een instantie aan welke voor het nationale deel van het Schengeninformatiesysteem centraal verantwoordelijk is. Het Uitvoerend Comité neemt de door Griekenland verstrekte mededelingen ter kennis. Overeenkomstig de verklaringen van het Uitvoerend Comité van 18 oktober 1993 en van 27 juni 1994 geldt als één der voorwaarden voor de operationeelverklaring dat mededeling is gedaan van de openstelling voor de tot bevraging gemachtigde autoriteiten van de staat waar de Schengenuitvoeringsovereenkomst in werking dient te worden gesteld. Met de kennisneming van de door Griekenland medegedeelde lijsten bevestigt het Uitvoerend Comité dat de openstelling voor de tot bevraging gemachtigde autoriteiten in de zin van zijn verklaringen van 18 oktober 1993, 26 april 1994 en 27 juni 1994 is medegedeeld. |
3. |
Het Uitvoerend Comité gaat ervan uit dat voor Griekenland uiterlijk op 1 december 1997 de inlading van de respectieve bestaande nationale gegevens welke in de zin van de verklaringen van het Uitvoerend Comité van 18 oktober 1993 en van 27 juni 1994 als wezenlijk worden aangemerkt en zodoende een voorwaarde voor de effectiviteit van de operationeelverklaring voor Griekenland zijn, zal zijn voltooid. Het begin van de inlading van de nationale gegevens is aan de inwerkingtreding van de toetredingsinstrumenten gebonden. Vanaf dat tijdstip zijn de staten die de Schengenuitvoeringsovereenkomst reeds toepassen, gemachtigd de signaleringen van Griekenland overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst te gebruiken. De stuurgroep SIS wordt opgedragen de Centrale Groep en het Uitvoerend Comité voortdurend over de voortgang van de inlading der reële gegevens te informeren. |
4. |
De bepalingen inzake de bescherming van persoonsgegevens opgenomen in de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen vinden in Griekenland onverkort toepassing. |
Gedaan te Brussel, 7 oktober 1997.
De voorzitter
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 23 juni 1998
betreffende de vertrouwelijkheid van bepaalde documenten
(SCH/Com-ex(98) 17)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 132,
BESLUIT:
De tweede alinea van het op 14 december 1993 door het Uitvoerend Comité vastgestelde besluit (SCH/Com-ex(93) 22, herz.) wordt door de volgende alinea vervangen:
„De volgende documenten dienen vertrouwelijk te blijven: de bijlagen 5, 9 en 10 van de gemeenschappelijke visuminstructie, het gemeenschappelijk handboek, het Sirene-handboek, alsmede de drie documenten bedoeld in het besluit inzake verdovende middelen: „Versterking van de controles aan de buitengrenzen” (SCH/Stup(92) 45, laatste versie); „Gecontroleerde afleveringen” (SCH/Stup(92) 46, laatste versie); en „Maatregelen ter bestrijding van illegale uitvoer van verdovende middelen” (SCH/Stup(92) 72, laatste versie).”.
Gedaan te Oostende, 23 juni 1998.
De voorzitter
-
L.TOBBACK
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 16 september 1998
betreffende de oprichting van een permanente Schengencommissie
(SCH/Com-ex(98) 26, def.)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 132,
Gelet op artikel 7 van deze Overeenkomst,
Gelet op de gemeenschappelijke verklaring inzake artikel 139, zoals opgenomen in de aan deze Overeenkomst gehechte slotakte,
Overwegende dat het initiatief tot oprichting van een permanente commissie in een streven naar complementariteit met de op het niveau van de Europese Unie bestaande instrumenten past,
Met inachtneming van het beginsel van de nationale soevereiniteit,
Overwegende dat deze commissie te zijner tijd, indien nodig, dient te worden aangepast op basis van het functionele kader van de Europese Unie,
BESLUIT:
Een Permanente Schengenbeoordelings- en -toepassingscommissie (hierna „permanente commissie” genoemd) wordt opgericht, die onder toezicht van het Uitvoerend Comité ermee wordt belast, enerzijds vast te stellen dat de voorwaarden voor de inwerkingstelling van de Overeenkomst in een staat die kandidaat is voor deze inwerkingstelling, zijn vervuld, en anderzijds erover te waken dat de staten die de Overeenkomst reeds in werking hebben gesteld, het Schengenacquis correct toepassen, in het bijzonder door het opsporen van problemen en het voorstellen van oplossingen.
De permanente commissie is als enige bevoegd om rapporten op te stellen ter beoordeling van de mate van voorbereiding van de staten die kandidaat zijn voor de inwerkingstelling van Schengen, alsmede om vast te stellen of de vereiste voorwaarden voor de praktische toepassing van de Overeenkomst en de afschaffing van de controles aan de binnengrenzen vervuld zijn.
De tweede taak van de permanente commissie bestaat erin, de grondslagen ervoor te leggen dat het Uitvoerend Comité kan waken over de correcte toepassing van de Overeenkomst door de staten die deze Overeenkomst reeds in werking hebben gesteld, in het bijzonder door het opvolgen van de aanbevelingen van de buitengrenscommissies en door de follow-up van de in het jaarrapport inzake de buitengrenzen vermelde gebreken, door zich ervoor te beijveren, gezamenlijke inspanningen te ontplooien om de kwaliteit van de buitengrenscontroles te verbeteren, alsmede door ervoor te zorgen dat de toepassing van de Overeenkomst op het vlak van de politiële en justitiële samenwerking alsmede met betrekking tot het SIS wordt geoptimaliseerd. De permanente commissie zal oplossingen zoeken voor de onderkende problemen en voorstellen doen voor een tevredenstellende en optimale toepassing van de Overeenkomst. Het toezicht op de juiste toepassing van de Schengenovereenkomst blijft de exclusieve verantwoordelijkheid van de Schengenstaten. De permanente commissie dient zich derhalve te beperken tot het verrichten van toetsingen zoals omschreven in het hierna opgenomen mandaat.
Deze twee taken rechtvaardigen dat de permanente commissie twee verschillende mandaten worden verleend:
1. |
Zij dient de rapporten voor te bereiden die zullen moeten leiden tot de vaststelling dat alle voorwaarden voor de inwerkingstelling van de Uitvoeringsovereenkomst vervuld zijn in een staat die kandidaat is voor de inwerkingstelling. In deze gevallen zal zij de hoedanigheid van beoordelingscommissie hebben en zal zij belast zijn met het beoordelen van het niveau van voorbereiding van deze staten. |
2. |
Zij legt de grondslagen ervoor dat het Uitvoerend Comité kan waken over de correcte toepassing van de Overeenkomst in de staten die de Overeenkomst reeds toepassen, teneinde deze toepassing en de samenwerking tussen Schengenpartners te optimaliseren. In het bijzonder dienen oplossingen te worden gezocht voor de sedert de inwerkingstelling onderkende problemen en voorstellen te worden geformuleerd voor een optimalisering van de controles, in overeenstemming met de nagestreefde doelstellingen en de geest van de Overeenkomst. In dat geval zal zij de hoedanigheid van toepassingscommissie hebben. |
-
I.BEOORDELINGSCOMMISSIE VOOR DE STATEN DIE KANDIDAAT ZIJN VOOR DE INWERKINGSTELLING
-
1.TAKEN VAN DE BEOORDELINGSCOMMISSIE
In het kader van haar beoordelingstaak dient de permanente commissie, telkens wanneer een staat kandidaat is voor de inwerkinstelling, een rapport op te stellen waarin de lijst van de criteria waaraan de kandidaat-staten dienen te voldoen, wordt vastgesteld. Daartoe dient meer in het bijzonder het te bereiken niveau op alle door de Overeenkomst bestreken gebieden te worden vastgesteld. Nadat deze criteria door het Uitvoerend Comité zijn goedgekeurd, dient de permanente commissie vervolgens in een ander rapport na te gaan of de staat die kandidaat is voor de inwerkingstelling, aan deze criteria voldoet en het vastgestelde niveau haalt.
Voor elk van de gebieden waarop de commissie bevoegd is, kan zij een deskundigengroep mandaat verlenen om op hun specifieke domein een rapport op te stellen. In de rapporten worden de kwalitatieve, kwantitatieve, operationele, administratieve en organisatorische aspecten behandeld en dient te worden vastgesteld, op welke punten lacunes en zwaktes bestaan en dienen daarvoor oplossingen te worden voorgesteld.
-
2.DOMEINEN WAAROP DE BEOORDELINGSCOMMISSIE BEVOEGD IS
De commissie dient een omstandig en uitputtend rapport op te stellen en dient te beoordelen in hoeverre de staten die kandidaat zijn voor de inwerkingstelling, voorbereid zijn op de onderdelen vermeld in het besluit met kenmerk SCH/Com-ex(93) 10 van 14 december 1993, alsmede te waken over de vervulling van de voorwaarden voor de toepassing van het Schengenacquis. Deze beoordeling dient in het bijzonder de volgende onderdelen te omvatten:
— |
controle aan de buitengrenzen, in het bijzonder de toepassing van het gemeenschappelijk handboek; |
— |
bewaking van de land- en zeebuitengrenzen; |
— |
visumbeleid, in het bijzonder de toepassing van de gemeenschappelijke visuminstructie; |
— |
voorwaarden voor verkeer van vreemdelingen, met inbegrip van bestrijding van illegale immigratie en onregelmatig verblijf; |
— |
verblijfstitels en signaleringen ter fine van weigering van toegang; |
— |
politiesamenwerking; |
— |
wederzijdse rechtshulp in strafzaken, mede omvattende uitlevering; |
— |
verdovende middelen; |
— |
SIS, in het bijzonder de toepassing van het Sirene-handboek; |
— |
bescherming van persoonsgegevens; |
— |
beleid op het gebied van verwijdering en overname; |
— |
regeling voor het verkeer op de luchthavens. |
De permanente commissie zal zich enerzijds in het bijzonder baseren op de onderstaande lijst van taken op de gebieden buitengrenzen, politiële samenwerking, SIS en visa; anderzijds zal de permanente commissie een lijst vaststellen van door de deskundigen voor de overige werkgebieden te vervullen taken:
a) |
Controle van de buitengrenzen en van de migratiestromen, met inbegrip van onder andere de bilaterale en multilaterale samenwerking met derde staten en het overnamevraagstuk Rekening houdend met de lokale geografische omstandigheden en afhankelijk van het feit of de te bezoeken partnerstaat over alle soorten buitengrenzen beschikt, kunnen de deskundigen:
De bezoeken hebben tot doel om ter plaatse vast te stellen of de bewakingsmaatregelen doeltreffend zijn en of deze voldoen aan de Schengenstandaard zoals deze is vastgelegd in de Uitvoeringsovereenkomst, het gemeenschappelijk handboek en de desbetreffende besluiten van het Uitvoerend Comité. |
b) |
Samenwerking aan de gemeenschappelijke grenzen met de staten die de Overeenkomst reeds toepassen, voornamelijk op het niveau van politie en justitie, in het bijzonder het sluiten van bilaterale overeenkomsten en het detacheren van contactambtenaren In dit verband is de permanente commissie belast met de toetsing van:
|
c) |
het SIS, de Sirene-bureaus, de bescherming van de installaties en van de persoonsgegevens In dit verband is de Commissie belast met de toetsing van:
|
d) |
Visumafgifte
De permanente commissie houdt toezicht op de coördinatie van deze rapporten en ziet erop toe dat een algeheel rapport aan het Uitvoerend Comité wordt gepresenteerd. |
II. TOEPASSINGSCOMMISSIE VOOR DE STATEN DIE DE OVEREENKOMST REEDS TOEPASSEN
-
1.TAKEN VAN DE TOEPASSINGSCOMMISSIE
De commissie dient het mogelijk te maken, de aan de buitengrenzen eventueel ondervonden problemen bloot te leggen en situaties te onderkennen waarin het in overeenstemming met de geest en de doelstellingen van de Overeenkomst vastgestelde niveau niet wordt gehaald. Zij dient het mogelijk te maken, de bezochte staat alsook het Uitvoerend Comité op de hoogte te stellen van de geconstateerde problemen, alsmede van de voorstellen voor het oplossen daarvan met het oog op een tevredenstellende en optimale toepassing van de Overeenkomst. Wat de sedert de inwerkingstelling van de Overeenkomst ondervonden problemen betreft, daarvoor dient de commissie technische voorstellen te formuleren ter verbetering van de controles, de veiligheid en de wederzijdse rechtshulp, óók op het gebied van uitlevering.
De commissie zal eveneens dienen na te gaan of de aanbevelingen en opmerkingen van de bezoekcommissies Buitengrenzen effect hebben gesorteerd en het mogelijk hebben gemaakt, de eventueel geconstateerde veiligheidstekorten te verhelpen. Evenzo zal de commissie zorg dienen te dragen voor de follow-up van de problemen welke zijn gereleveerd in het jaarrapport inzake de situatie aan de buitengrenzen van de staten waar de Overeenkomst in werking is gesteld.
Bij de uitvoering van haar taak zal de commissie ten slotte op soepele en objectieve wijze optreden, samenwerken met de bevoegde autoriteiten, de op nationaal niveau van toepassing zijnde juridische en deontologische regels in acht nemen en het gemeenschappelijke doel — streven naar een grotere veiligheid en inachtneming van de belangen van de overige staten die de Overeenkomst toepassen — voor ogen houden.
-
2.DOMEINEN WAAROP DE TOEPASSINGSCOMMISSIE BEVOEGD IS
Voor de staten die de Overeenkomst reeds toepassen, zal de commissie een — in vergelijking met de bezoekcommissies — ruimere bevoegdheid hebben, welke evenwel op praktische aspecten gericht zal blijven. De gebieden waarop evolutie mogelijk is en welke bijgevolg in aanmerking dienen te worden genomen, bestrijken het gehele Schengenacquis en meer in het bijzonder:
— |
de controle en de bewaking van de buitengrenzen; |
— |
de politiële samenwerking in de grensgebieden van de staten die de Overeenkomst reeds toepassen; |
— |
het Schengeninformatiesysteem; |
— |
de voorwaarden voor afgifte van Schengenvisa (in het bijzonder de wijze van voorafgaande raadpleging der partnerstaten in geval van gevoelige nationaliteiten); |
— |
de maatregelen tot beëindiging van het verblijf van onregelmatige vreemdelingen; |
— |
de wederzijdse rechtshulp in strafzaken, met inbegrip van uitlevering. |
De volgende aspecten zouden bij voorrang moeten worden behandeld:
a) |
De controle en de bewaking van de buitengrenzen
|
b) |
De politiële samenwerking in de grensgebieden van de staten die de Overeenkomst reeds toepassen
|
c) |
Het Schengeninformatiesysteem
|
d) |
De voorwaarden voor afgifte van Schengenvisa
|
III. BEGINSELEN WELKE OP DE PERMANENTE COMMISSIE VAN TOEPASSING ZIJN
Samenstelling van de permanente commissie
De commissie heeft een permanente status. Zij bestaat uit een hoge vertegenwoordiger per ondertekenende staat van de Overeenkomst of van de samenwerkingsovereenkomst. (Deze hoge vertegenwoordiger kan zich door een of meer medewerkers laten vergezellen.) De permanente commissie zal zich in het kader van haar vergaderingen en haar onderscheidene taken door het secretariaat laten bijstaan.
De commissie zal alle staten bezoeken; de volgorde en de frequentie van de bezoeken dienen door het Uitvoerend Comité te worden vastgesteld.
De permanente leden kunnen voor het uitvoeren van hun werkzaamheden de Schengenstaten verzoeken dat zij voor missies van beperkte duur deskundigen ter beschikking stellen op elk van de domeinen waarop de commissie bevoegd is, meer bepaald om de taken in de landen uit te voeren, volgens de modaliteiten zoals die door de permanente leden zijn vastgesteld. Bepaalde expertisetaken kunnen gecombineerd worden uitgevoerd of tot slechts één van deze gebieden beperkt zijn. Voor elk van de domeinen waarop de commissie bevoegd is, hebben de respectieve staten het recht, een deskundige aan te wijzen voor de uitvoering van de taken in het kader van de permanente commissie. De permanente commissie zal zich evenwel beijveren, het aantal delegatieleden verenigbaar te houden met de technische beperkingen van deze taken.
Indien gelijktijdig meerdere bezoeken plaatsvinden, in de vorm van deskundigengroepen voor elk van de specifieke werkgebieden, zal vóór het einde van het bezoek een coördinatievergadering met alle deskundigen worden voorzien.
De deskundigen moeten over het vereiste kwalificatieniveau beschikken. Voorts zij meer in het algemeen opgemerkt dat het wenselijk is om bij de aanwijzing van de deskundigen een zekere mate van continuïteit in het oog te houden.
De Europese Commissie zal als waarnemer deelnemen aan de werkzaamheden van de permanente commissie en aan de activiteiten van de werkgroepen die ten dienste staan van de permanente commissie, de Centrale Groep en het Uitvoerend Comité.
Gemeenschappelijke controleautoriteit
De uitvoering van de taken van de permanente commissie doet niet af aan de bevoegdheden van de gemeenschappelijke controleautoriteit. De permanente commissie is gemachtigd tot het raadplegen van de gemeenschappelijke controleautoriteit voor de werkgebieden welke onder haar bevoegdheden vallen.
Te bezoeken locaties
De te bezoeken locaties en de in te winnen informaties worden voor elk afzonderlijk geval door de permanente commissie in overleg met de respectieve werkgroepen vastgesteld.
Taalregime
Het tijdens de bezoeken te hanteren taalregime zal voor elk bezoek afzonderlijk worden vastgesteld.
Verlening van medewerking aan de werkzaamheden van de commissie
De autoriteiten van de bezochte Schengenstaat zien erop toe dat hun autoriteiten de vereiste medewerking verlenen en ondersteuning bieden, teneinde de commissie in staat te stellen haar taak naar behoren te vervullen. De te bezoeken staat dient de informatie over de te bezoeken locaties evenals alle relevante gegevens (statistieken, feiten, analyses, enz.) ten minste één maand vóór het begin van het bezoek (in één van de officiële Schengentalen) aan de commissie ter beschikking te stellen.
Reis- en verblijfkosten
De door de commissieleden of door hun deskundigen gemaakte reis- en verblijfkosten zijn voor eigen rekening. De bezochte staat neemt de ter plaatse te maken logistieke kosten voor zijn rekening.
Schriftelijke rapportage
Schriftelijke rapportage vindt plaats overeenkomstig een eenvormig model dat door de permanente commissie in overleg met de betrokken werkgroepen wordt uitgewerkt. Dit model kan, indien de noodzaak daartoe bestaat en afhankelijk van de specifieke omstandigheden, worden aangepast.
Een eerste ontwerp van het rapport over de taken van de deskundigen wordt door het voorzitterschap opgesteld en vervolgens voorgelegd aan de deskundigengroep, die een consensus tracht te bereiken over de redactie van dit rapport. In deze deskundigengroep hebben de vertegenwoordigers van de bezochte staat een waarnemersstatus. Nadat dit rapport door de deskundigen is uitgewerkt, wordt het doorgeleid aan de bezochte staat, die een advies kan formuleren. Het rapport en het advies worden aan de permanente commissie voorgelegd. Zij tracht een consensus tussen beide documenten te vinden. Voor de nog resterende geschilpunten wordt in het rapport van de permanente commissie het standpunt van de respectieve partijen weergegeven.
In deze rapporten dient duidelijk te worden aangegeven op welke gebieden de doelstellingen zijn bereikt en op welke gebieden dit niet het geval is. Daarbij dienen concrete voorstellen te worden gedaan voor te nemen maatregelen om deze doelstellingen te bereiken en de situatie te optimaliseren. Het is aan het Uitvoerend Comité om het uiteindelijke besluit vast te stellen.
Vertrouwelijkheid
De commissieleden en de deskundigen dienen de vertrouwelijkheid van de in het kader van de uitoefening van hun taken ingewonnen informaties in acht te nemen. De met toepassing van dit besluit uitgewerkte rapporten worden als vertrouwelijk aangemerkt.
Gedaan te Königswinter, 16 september 1998.
De voorzitter
-
M.KANTHER
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 23 juni 1998
betreffende een bezemclausule met het oog op de toepassing van het gehele technische Schengenacquis
(SCH/Com-ex(98) 29, herz.)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 132,
Gelet op de artikelen 92 en 93 van deze Overeenkomst,
BEVESTIGT
dat in het kader van de werking van het SIS op organisatorisch, operationeel en technisch niveau alsook op het gebied van de gegevensbescherming afspraken, procedures en regelingen zijn aangenomen, en beveelt aan dat deze na de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam worden behouden.
Gedaan te Oostende, 23 juni 1998.
De voorzitter
-
L.TOBBACK
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 16 september 1998
betreffende de instelling van een ad-hoccommissie „Griekenland”
(SCH/Com-ex(98) 43, herz.)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 132,
Overwegende dat de overeenkomst betreffende de toetreding van de Griekse Republiek tot de Schengenuitvoeringsovereenkomst bij besluit van 7 oktober 1997 gedeeltelijk in werking is gesteld,
BESLUIT:
1. |
Teneinde na te gaan of Griekenland alle voorwaarden voor de opheffing van de personencontroles aan de binnengrenzen vervult, wordt een ad-hoccommissie ingesteld. Alle Schengenstaten kunnen door afvaardiging van deskundigen aan deze commissie deelnemen. |
2. |
Deze commissie heeft tot taak informatie te verzamelen met betrekking tot de volgende punten:
|
3. |
Met betrekking tot de punten „controle aan de buitengrenzen” en „voorschriften inzake personenverkeer op luchthavens” evalueert de commissie de verzamelde informatie. Met betrekking tot de overige punten formuleert zij opmerkingen. |
4. |
De commissie stelt ten behoeve van de subgroep Grenzen en de Centrale Groep een rapport op, waarin de door haar verzamelde informatie alsmede haar evaluatie en opmerkingen worden samengevat. Op basis van dit rapport zal het Uitvoerend Comité, zoals in zijn op 7 oktober 1997 te Wenen vastgestelde besluit bepaald, uiterlijk tijdens de in december 1998 te houden bijeenkomst een besluit vaststellen. |
Gedaan te Königswinter, 16 september 1998.
De voorzitter
-
M.KANTHER
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 16 december 1998
betreffende de inwerkingstelling van de Schengenovereenkomst voor Griekenland
(SCH/Com-ex(98) 49, 3e herz.)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 132,
Gelet op artikel 6 van de op 6 november 1992 met Griekenland gesloten toetredingsovereenkomst, in verbinding met de in de slotakte van deze overeenkomst opgenomen gemeenschappelijke verklaring inzake artikel 6,
Gelet op zijn op 7 oktober 1997 vastgestelde besluit betreffende de inwerkingstelling van de Schengenuitvoeringsovereenkomst in Griekenland (SCH/Com-ex(97) 29, 2e herz.),
Gelet op het rapport van de ad-hoccommissie „Griekenland” (SCH/C(98) 123, 2e herz.),
Gelet op de deelrapporten van de ad-hoccommissie „Griekenland”,
Bevestigend de politieke wil van het Uitvoerend Comité bijeen op 7 oktober 1997, om een volledige inwerkingstelling van de Schengenuitvoeringsovereenkomst voor Griekenland te bereiken, zoals deze in besluit SCH/Com-ex(97) 29, 2e herz. tot uiting is gebracht,
Onder erkenning van en met uitspreking van zijn waardering voor het feit dat Griekenland met betrekking tot visumaangelegenheden, politiële en justitiële samenwerking, bestrijding van drugscriminaliteit, het Schengeninformatiesysteem en gegevensbescherming reeds de voorwaarden voor volledige toepassing van de Schengenuitvoeringsovereenkomst vervult,
In aanmerking genomen dat Griekenland reeds aanzienlijke vorderingen heeft gemaakt, inzonderheid op de luchthavens, om de beveiliging van zijn buitengrenzen aan de Schengenstandaard aan te passen,
BESLUIT:
1. |
Griekenland zal de overige Schengenstaten mededeling doen van het tijdstip waarop naar zijn oordeel de Schengenvoorwaarden met betrekking tot de beveiliging van de zee- en landbuitengrenzen worden vervuld. |
2. |
De personencontroles aan de binnengrenzen met Griekenland worden opgeheven, wanneer het Uitvoerend Comité op basis van desbetreffende toetsingen en waarnemingen ter plaatse van de ad-hoccommissie constateert dat de Schengenvoorwaarden voor de beveiliging van de zee- en landbuitengrenzen van Griekenland worden vervuld. |
3. |
De vervulling van de voorwaarden met betrekking tot de personele en materiële middelen, alsmede ten aanzien van de opleiding van de grenscontrole- en grensbewakingsorganen en de coördinatie tussen de betrokken diensten wordt op basis van waarnemingen ter plaatse getoetst. De vereiste verbeteringen op het gebied van
kunnen door overlegging van documenten en stukken worden aangetoond. |
4. |
Het Uitvoerend Comité zal zo mogelijk nog tegen het einde van 1999 dienaangaande een besluit vaststellen. |
Gedaan te Berlijn, 16 december 1998.
De voorzitter
-
C.H. SCHAPPER
2.2. TITEL II VAN DE UITVOERINGSOVEREENKOMST VAN SCHENGEN: AFSCHAFFING VAN DE CONTROLES AAN DE BINNENGRENZEN EN PERSONENVERKEER
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 14 december 1993
betreffende de verlenging van het eenvormige visum
(SCH/Com-ex(93) 21)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 132,
Gelet op artikel 17, lid 3, onder e), van deze Overeenkomst,
BESLUIT:
Verlenging van het eenvormige visum geschiedt volgens de in het aangehechte document neergelegde gemeenschappelijke beginselen.
Gedaan te Parijs, 14 december 1993.
De voorzitter
-
A.LAMASSOURE
BIJLAGE BETREFFENDE VERLENGING VAN HET EENVORMIG VISUM
GEMEENSCHAPPELIJKE BEGINSELEN
1. |
In artikel 17, lid 3, onder e), van de Schengenuitvoeringsovereenkomst is bepaald dat het Uitvoerend Comité de nodige beslissingen neemt betreffende de voorwaarden voor verlenging van visa, met inachtneming van de belangen van alle overeenkomstsluitende partijen. Deze bepaling vormt de rechtsgrond voor de onderstaand uiteengezette gemeenschappelijke beginselen. |
2. |
Verlenging van de op het visum vermelde verblijfsduur is mogelijk indien zich na de visumafgifte nieuwe omstandigheden voordoen. De aanvraag dient deugdelijk gemotiveerd te zijn en in het bijzonder gebaseerd te zijn op overmacht, humanitaire, ernstige beroepsmatige of persoonlijke redenen. De verlenging mag in geen geval tot gevolg hebben dat het visum voor een oneigenlijk doel wordt gebruikt. Het ligt op de weg van de bevoegde bestuurlijke autoriteit te beoordelen of de ingeroepen redenen daadwerkelijk verlenging rechtvaardigen. |
3. |
Verlenging van visa mag nimmer leiden tot een overschrijding van de verblijfsduur van ten hoogste 90 dagen. |
4. |
Verlenging van visa geschiedt volgens de nationale procedures. |
5. |
De voor verlenging bevoegde autoriteit is die van de staat op het grondgebied waarvan de om verlenging van een visum verzoekende persoon zich bevindt, zelfs indien de betrokkene beoogt zich met het verlengde visum op het grondgebied van een andere overeenkomstsluitende partij te begeven. Onderstaande bestuurlijke autoriteiten zijn voor de onderscheidene overeenkomstsluitende partijen verantwoordelijk voor verlenging van visa: — België: gewone visa: Gouvernement provinciaux (provinciale overheden); diplomatieke en dienstpaspoorten: Ministère des Affaires étrangères (ministerie van Buitenlandse Zaken); — Duitsland: Ausländeramt der jeweiligen Stadt oder des Landkreises (dienst Vreemdelingen (stadsdienst of dienst van het administratieve district)); — Griekenland: Υπουργείο Δημόσιας Τάξης (Γραφεία Αλλοδαπών) (ministerie van Openbare Orde — dienst Vreemdelingen); — Spanje: gewone paspoorten: „Dirección General de la Policía (Comisaría General de Documentación) of de Gobernadores Civiles (bestuurlijke overheid) en de daaronder ressorterende Jefaturas Superiores de Policía” (politiecommissariaten), Comisarías Provinciales de Policía en de Comisarías locales de Policía (provinciale en plaatselijke politiediensten); diplomatieke en dienstpaspoorten: Ministerio de Asuntos Exteriores (ministerie van Buitenlandse Zaken); — Frankrijk: Préfectures (voor Parijs: Préfecture de Police); — Italië: Ufficio degli Stranieri (Questure della Repubblica) (dienst Vreemdelingen — Prefectuur); — Luxemburg: alle soorten visa: Service des passeports et visas du Ministère des Affaires étrangères (dienst Paspoorten en Visa van het ministerie van Buitenlandse Zaken). — Nederland: gewone visa: hoofden van de plaatselijke politie; diplomatieke en dienstpaspoorten: ministerie van Buitenlandse Zaken; — Portugal: Serviço de Estrangeiros e Fronteiras do Ministerio da Administracão Interna (dienst Vreemdelingen en Grensbewaking — ministerie van Binnenlandse Zaken). |
6. |
Afhankelijk van de nationale procedures wordt verlenging van visa zichtbaar gemaakt door aanbrenging van een nieuwe visumsticker dan wel door een stempel. |
7. |
Verlenging van visa geeft aanleiding tot heffing van leges. |
8. |
Verlenging van visa dient een uitzonderlijk karakter te hebben indien het personen betreft die tot een nationaliteit of categorie behoren waarvoor een of meer overeenkomstsluitende partijen raadpleging van de centrale autoriteiten voorschrijven. Ingeval tot verlenging wordt overgegaan, dienen de centrale autoriteiten van de staat waarvan de consulaire vertegenwoordiging het visum heeft afgegeven, te worden geïnformeerd. |
9. |
Behoudens uitzonderingen, waartoe door de bestuurlijke autoriteit die tot verlenging van het visum overgaat, wordt besloten, blijft het verlengde visum een eenvormig visum op grond waarvan toegang wordt verleend tot het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen waarvoor het visum bij afgifte geldig was. |
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 14 december 1993
betreffende de gemeenschappelijke beginselen van annulering, intrekking en beperking van het eenvormige visum
(SCH/Com-ex(93) 24)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 132,
Gelet op artikel 131 van deze Overeenkomst,
BESLUIT:
Annulering, intrekking en beperking van de geldigheidsduur van het eenvormige visum geschieden volgens de in het aangehechte document neergelegde gemeenschappelijke beginselen.
Gedaan te Parijs, 14 december 1993.
De voorzitter
-
A.LAMASSOURE
De procedures voor annulering, intrekking of beperking van de geldigheidsduur van het eenvormige visum, welke in het kader van het bepaalde in artikel 131 door het Uitvoerend Comité worden vastgesteld, strekken ertoe de toegang tot het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen te verhinderen — welke toegang mogelijk is op grond van een eenvormig visum — dan wel de oorspronkelijk voorziene geldigheids- of verblijfsduur te beperken.
Onderstaande procedures kunnen worden onderscheiden:
— |
annulering, |
— |
intrekking, |
— |
beperking van de geldigheidsduur. |
-
1.Annulering
Annulering van een visum geschiedt aan de grens (********************** 1 2 *************************** 4 5 ****************************************** ********************************************** ***************************************************************** ***************************************************************** 157 158 160 161 ***************************************************************** *****************************************************************) en wordt uitgevoerd door de met de grensbewaking belaste ambtenaren (gemeenschappelijk handboek, deel II, punt 1.4.4 (*********************** ************************** ***************************** ° ******************************************* *********************************************** 147 159). Annulering heeft tot gevolg dat toegang tot het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen wordt verhinderd, met name wanneer per vergissing aan een ter fine van weigering gesignaleerde vreemdeling een visum is afgegeven. Bij annulering geldt dat het visum nooit heeft bestaan.
Annulering dient te worden onderscheiden van weigering van toegang, welke procedure inhoudt dat het visum niet wordt geannuleerd, maar dat de met de grensbewaking belaste ambtenaren de houder van het visum de toegang tot het grondgebied weigeren, bijvoorbeeld bij ontstentenis van de bewijsstukken met betrekking tot het reisdoel.
De beslissing tot annulering van het visum wordt genomen door de nationale met de grenscontrole belaste administratieve autoriteiten.
De annulering kan zichtbaar worden gemaakt door de visumsticker te voorzien van een aanduiding of enige vermelding waaruit duidelijk blijkt dat deze geannuleerd is. Het verdient aanbeveling het kinegram van de visumsticker met een puntig metalen voorwerp door te halen.
De annulering van een visum dient te worden medegedeeld aan de centrale autoriteiten van de visumafgevende staat, waarbij de volgende gegevens worden verstrekt:
— |
datum en redenen van de annulering, |
— |
naam van de houder van het visum, |
— |
nationaliteit, |
— |
aard en nummer van het reisdocument, |
— |
nummer van de visumsticker, |
— |
soort visum, |
— |
datum en plaats waarop het visum werd afgegeven. |
-
2.Intrekking
Sommige staten maken een onderscheid tussen intrekking van het eenvormige visum en annulering daarvan.
Door intrekking van het visum — een maatregel zonder terugwerkende kracht — kan na binnenkomst van de vreemdeling op het grondgebied de resterende geldigheidsduur van het eenvormige visum worden geannuleerd.
Intrekking geschiedt door toepassing van artikel 23 van de Uitvoeringsovereenkomst, wanneer bij controle blijkt dat de houder van een regelmatig afgegeven visum niet of niet meer voldoet aan de in artikel 5, lid 1, onder c), d) en e), van de Uitvoeringsovereenkomst bedoelde voorwaarden. Hiervoor wordt de nationale procedure gevolgd van de staat op het grondgebied waarvan de visumhouder zich bevindt. De overeenkomstsluitende partij die tot intrekking overgaat, doet hiervan mededeling aan de partij die het visum heeft afgegeven. Deze beslissing wordt in de mededeling met redenen omkleed.
-
3.Beperking van de geldigheidsduur van een eenvormig visum
Sommige staten volgen deze procedure door toepassing van artikel 23; vóór verwijdering van de vreemdeling wordt de verblijfsduur teruggebracht tot het aantal dagen dat is gelegen tussen de datum van grensoverschrijding en de voor de verwijdering vastgestelde datum.
Beperking van de geldigheidsduur van een eenvormig visum kan ook geschieden indien de met de grensbewaking belaste ambtenaar constateert dat de vreemdeling over onvoldoende middelen van bestaan beschikt voor de oorspronkelijk voorziene verblijfsduur.
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 26 april 1994
betreffende de aanpassingsmaatregelen met het oog op verwijdering van verkeershindernissen en opheffing van verkeersbeperkingen bij rijwegovergangen aan de binnengrenzen
(SCH/Com-ex(94) 1, 2e herz.)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 132,
Gelet op artikel 2 van deze Overeenkomst,
Neemt met instemming kennis van het document betreffende de afschaffing van personencontroles aan de binnengrenzen (SCH/I-Front (94)1, 3e herz.) en
BESLUIT:
De aanpassingsmaatregelen met het oog op verwijdering van verkeersbelemmeringen en opheffing van verkeersbeperkingen aan rijwegovergangen aan de binnengrenzen worden op grond van het aangehechte document uitgevoerd.
De uitvoering van de aanpassingsmaatregelen komt aan de bevoegdheid van de onderscheidene partnerstaten toe.
Gedaan te Bonn, 26 april 1994.
De voorzitter
Bernd SCHMIDBAUER
AANPASSINGSMAATREGELEN MET HET OOG OP VERWIJDERING VAN VERKEERSHINDERNISSEN EN OPHEFFING VAN VERKEERSBEPERKINGEN BIJ RIJWEGOVERGANGEN AAN DE BINNENGRENZEN
Teneinde te komen tot volledige afschaffing van de controles aan de binnengrenzen van de Schengenstaten, is het tevens noodzakelijk dat hindernissen worden verwijderd welke in het verleden als controlefaciliteiten zijn aangebracht en thans het reisverkeer belemmeren.
De partnerstaten wensen derhalve onverwijld een aanvang te maken met de geleidelijke verwijdering van deze hindernissen, zodra zij beschikken over positieve aanwijzingen voor de in het perspectief liggende verwezenlijking van een operationeel SIS.
In een eerste fase is voorzien in maatregelen welke met name vereist zijn ter waarborging van een vlotte overschrijding van de binnengrenzen en welke snel en zonder al te hoge kosten kunnen worden uitgevoerd.
Daartoe dienen in het bijzonder de navolgende maatregelen te worden uitgevoerd:
— |
openstelling van rijbanen en stroken welke tot dusverre in verband met de uitvoering van controles waren afgesloten, in het bijzonder bij grensovergangen op autosnelwegen; |
— |
verwijdering van controlehokjes tussen de rijbanen, teneinde te voorkomen dat de veiligheid van het met grote snelheid voorbijkomende verkeer in gevaar wordt gebracht; |
— |
verwijdering van overkappingen van de rijbaan bij grensovergangen, teneinde beperking van het zicht en hinderlijke luchtdrukverschillen te vermijden; |
— |
opheffing van snelheidsbeperkingen, waarbij eventuele nieuwe snelheidsvoorschriften uitsluitend op basis van de verkeersveiligheid worden vastgesteld; |
— |
aanbrenging van technische voorzieningen om het keren mogelijk te maken op autosnelwegen en vergelijkbare wegen ten behoeve van tijdelijke herinvoering van controles aan de binnengrenzen om redenen verband houdende met de openbare orde of veiligheid of met het oog op de uitvoering van een verbod op binnenreis. |
Uitvoering van de programma's dient onder verantwoordelijkheid van de nationale autoriteiten te geschieden en — voorzover dit vanuit juridisch of praktisch oogpunt noodzakelijk of doelmatig is — in onderling overleg of door middel van gecoördineerde actie. De onderscheidene partnerstaten rapporteren over de getroffen maatregelen aan het secretariaat-generaal.
Van bovengenoemde, tijdens de eerste fase te treffen maatregelen zouden er zoveel mogelijk op het tijdstip van inwerkingstelling van de Schengenuitvoeringsovereenkomst moeten zijn afgerond; zulks geldt in ieder geval voor die maatregelen welke zonder lange voorbereiding snel kunnen worden omgezet (bijv. verwijdering van op de rijbanen aangebrachte versperringen).
De voorbereiding van de overige tijdens de eerste fase te treffen aanpassingsmaatregelen geschiedt volgens onderstaand programma.
1. |
Tijdens de fase van 1 juli tot en met 15 september 1994 dient een inventaris te worden opgemaakt en voor elke grensovergang aan de binnengrenzen te worden aangegeven welke onderscheidene stappen met het oog op uitvoering van de aanpassingsmaatregelen dienen te worden ondernomen. Daarbij dient ermee rekening te worden gehouden dat ten behoeve van de politiële samenwerking aan bepaalde grensovergangen voorlopig installaties moeten worden gehandhaafd, zodat aldaar bijvoorbeeld wegens de toegangswegen naar de diensten snelheidsbeperkingen zouden kunnen worden gehandhaafd. |
2. |
Van 15 september tot en met 31 oktober 1994 dienen de respectieve nabuurstaten tot onderlinge afspraken te komen. Tijdens deze periode dienen zij voor iedere grensovergang overeenstemming te bereiken omtrent de voor uitvoering van de aanpassingsmaatregelen vereiste activiteiten. |
3. |
Vóór 31 december 1994 dienen de partnerstaten ervoor zorg te dragen dat de planningen met het oog op de inwerkingstelling van de Schengenuitvoeringsovereenkomst worden afgerond. |
De overeenkomstsluitende partijen stellen de Centrale Groep telkens na afronding van één der drie voorbereidende fasen in kennis van de verwezenlijking van het uitvoeringsschema en leggen hiertoe gedetailleerde overzichten voor.
AFSCHAFFING VAN DE PERSONENCONTROLES AAN DE BINNENGRENZEN
SCH/I-Front(94) 1, 3e herz.
De verschillende compenserende maatregelen zoals neergelegd in de op 19 juni 1990 tot stand gekomen Schengenuitvoeringsovereenkomst zijn na jaren van intensieve voorbereiding nagenoeg volledig verwezenlijkt of worden — zoals het geval is voor het Schengeninformatiesysteem — nadrukkelijk bespoedigd.
Ter verwezenlijking van het doel waarop deze maatregelen gericht zijn — afschaffing van de personencontroles aan de binnengrenzen — ontbreekt het nog aan een aantal voorzieningen. Teneinde te vermijden dat verdere vertraging optreedt bij de volledige opheffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, zelfs nadat aan alle compenserende voorwaarden is voldaan, is het dringend noodzakelijk de hiervoor vereiste condities te scheppen. Daarbij ligt het in de aard der zaak niet enkel formeel tot opheffing van de controles over te gaan, doch ook algemeen ervoor te zorgen dat de belemmeringen voor het verkeer welke in het verleden voor controledoeleinden aan de binnengrenzen zijn aangebracht, daadwerkelijk zijn verwijderd.
Teneinde dit proces planmatig te laten verlopen, is het noodzakelijk over een concreet actieprogramma voor de uitvoering van de onderscheidene etappen te beschikken.
-
1.Afschaffing van de personencontroles en opheffing van de desbetreffende legitimatieplicht aan landgrenzen, op luchthavens en in zeehavens
1.1. Afschaffing van de personencontroles
Volgens artikel 2, lid 1, van de Schengenuitvoeringsovereenkomst mogen de binnengrenzen op iedere plaats, zonder dat personencontrole wordt uitgeoefend, worden overschreden.
Dit betekent dat het de bevoegde grensautoriteiten geheel verboden is nog langer binnengrenscontroles uit te voeren, behoudens in de gevallen als bedoeld in artikel 2, lid 2, van de Schengenuitvoeringsovereenkomst.
Omgekeerd betekent dit dat alle reizigers — ongeacht hun nationaliteit — zich bij grensoverschrijding niet langer aan enige vorm van controle door de grensbewakingsautoriteiten hoeven te onderwerpen en evenmin nog de verplichting hebben van aangewezen grensdoorlaatposten gebruik te maken.
Onverlet blijft de toepassing van artikel 22 van de Uitvoeringsovereenkomst alsmede de uitoefening van de bevoegdheden welke toekomen aan de naar nationaal recht bevoegde autoriteiten van een partnerstaat om op hun grondgebied, met inbegrip van de grenszones, te toetsen of de verplichtingen betreffende het bezitten, het meevoeren en het overleggen van documenten en bewijzen worden nageleefd.
Niet verenigbaar met de bepalingen tot afschaffing van de binnengrenscontroles zoals neergelegd in de Uitvoeringsovereenkomst zijn zogenaamde vervangende grenscontroles. Hiervan is sprake indien naar aanleiding van de grensoverschrijding systematisch personencontroles in het achterland of in bepaalde grenszones worden uitgevoerd. Onverlet blijft hierbij artikel 2, lid 2, van de Uitvoeringsovereenkomst.
In- en uitreis via lucht- of zeehavens kunnen uitsluitend zonder controle plaatsvinden, voorzover daarbij gemeenschappelijke grenzen worden overschreden. Dit geldt voor luchtvaart- en zeeverbindingen binnen het Schengengebied. Als gevolg van de automatische scheiding tussen reizigersstromen van intra- en extra-Schengenverkeer kan controlevrije overschrijding van de Schengenbinnengrenzen per vliegtuig of boot feitelijk alleen maar plaatsvinden, wanneer de lucht- en zeehavens over de noodzakelijke landings-, respectievelijk aanmeringsfaciliteiten beschikken.
De overeenkomstsluitende partijen informeren op passende wijze
— |
de bevolking, |
— |
de grensbewakingsautoriteiten en politiediensten, |
— |
de lucht en zeehavenexploitanten alsmede de vervoersmaatschappijen |
over alle aspecten van de nieuwe situatie welke na afschaffing van de controles aan de binnengrenzen ontstaat.
1.2. Opheffing van de verplichting om naar aanleiding van grensoverschrijding grensoverschrijdingsdocumenten over te leggen
Met de opheffing van de grenscontroles vervalt tegelijkertijd de verplichting om op grond van de overschrijding van de binnengrenzen een geldig grensoverschrijdingsdocument te tonen of over te leggen.
Onverlet blijven de voor het binnenland geldende nationale bepalingen inzake het bezitten, het meevoeren en het overleggen van documenten ten behoeve van de vaststelling van de identiteit en het recht op verblijf.
De onderscheidene delegaties doen vóór eind april 1994 de desbetreffende nationale bepalingen toekomen en delen mede welke identiteitsdocumenten in hun staat vereist zijn, alsmede welke controles naar nationaal recht kunnen worden uitgevoerd.
-
2.Aanpassingsmaatregelen met het oog op verwijdering van verkeersbelemmeringen en opheffing van verkeersbeperkingen aan rijwegovergangen
Afschaffing van de personencontroles is het belangrijkste element in het streven naar een „grenzenloos” vrij verkeer van personen. Voor de volledige totstandbrenging hiervan is het echter tevens noodzakelijk dat belemmeringen worden verwijderd welke in het verleden als controlefaciliteiten zijn aangebracht en thans de vrije doorgang belemmeren.
2.1. Algemene opmerkingen
a) |
De bestaande doorlaatposten aan de binnengrenzen — althans de grotere en belangrijkste — vormen een geheel van gebouwen en faciliteiten. De eerste fase der flankerende maatregelen tot afschaffing van de controles dient uitsluitend te bestaan uit werkzaamheden welke rechtstreeks op een ongehinderde grensoverschrijding zijn gericht. Verwijdering of gewijzigde bestemming van andere gebouwen, welke de herinnering aan de slagbomen van weleer levendig houden, alsmede de uitvoering van grootschalige werkzaamheden om bijvoorbeeld het tracé van de wegen recht te maken, dienen in een tweede fase te worden uitgevoerd. |
b) |
De meeste Schengenstaten hebben op grond van bilaterale overeenkomsten bewerkstelligd dat controle van grensoverschrijdend verkeer op gemeenschappelijke grondslag kan geschieden, en wel hetzij op het eigen grondgebied hetzij op het grondgebied van de nabuurstaat. Op basis hiervan zijn praktische afspraken gemaakt om aan nagenoeg alle grensovergangen een gezamenlijke controle uit te voeren. Voor het aanbrengen van wijzigingen zoals deze uit de Schengenuitvoeringsovereenkomst voortvloeien, is bijgevolg de instemming van beide staten vereist. De overeenkomstsluitende partijen dienen derhalve zo spoedig mogelijk daaromtrent afspraken te maken en het Uitvoerend Comité daarover medededeling te doen. |
2.2. Bouwkundige/technische aanpassingsmaatregelen
In het bijzonder zouden allereerst een aantal bouwkundige/technische aanpassingsmaatregelen moeten worden voorbereid:
— |
Aan verschillende, vooral op autosnelwegen gelegen overgangen bestaan rijstroken voor het doorgaand verkeer welke evenwel door slagbomen of een vangrail zijn versperd. Tot openstelling van deze rijstroken kan en moet snel worden overgegaan. |
— |
De controlehokjes welke zich tussen de verkeerstroken bevinden — dit is met name op autosnelwegen het geval — bevinden zich te dicht bij de rijweg en brengen de veiligheid van het met hoge snelheid voorbijkomende verkeer in gevaar. Zij dienen derhalve te worden verwijderd. |
— |
Met het oog op de hogere toegestane snelheden dienen overkappingen van de rijbaan aan grensovergangen te worden verwijderd, teneinde beperking van het zicht en hinderlijke luchtdrukverschillen te vermijden. |
2.3. Opheffing van verkeersbeperkingen
Zodra de noodzakelijke aanpassingsmaatregelen zijn uitgevoerd, kunnen de thans nog geldende snelheidsbeperkingen worden opgeheven. Eventuele nieuwe snelheidsbeperkingen kunnen, indien de verkeersveiligheid dit vereist, worden ingevoerd.
2.4. Voorzieningen voor de tijdelijke herinvoering van binnengrenscontroles
Bij tijdelijke herinvoering van controles aan de binnengrenzen in de omstandigheden zoals bedoeld in artikel 2, lid 2, van de Schengenuitvoeringsovereenkomst kunnen de mobiele grensbewakingsautoriteiten door middel van tijdelijk te plaatsen borden snelheidsbeperkingen opleggen met het oog op de uitvoering van controles. Voor deze gevallen hoeven derhalve geen duurzame verkeerstekens te worden aangebracht.
Met het oog op de uitvoering van een verbod op binnenreis, dienen evenwel technische voorzieningen te worden aangebracht om het keren mogelijk te maken. Derhalve dienen op autosnelwegen en vergelijkbare wegen in de vangrail tussen beide verkeersstroken scharnierende gedeelten te worden aangebracht, welke zo nodig onmiddellijk kunnen worden geopend.
2.5. Actieprogramma's
De overeenkomstsluitende partijen werken ten behoeve van de infrastructurele aanpassing van de grensovergangen in de eerste fase gedetailleerde programma's uit met het oog op de concrete toepassing van de Schengenuitvoeringsovereenkomst en leggen deze voor aan het Uitvoerend Comité.
Tijdig vóór het tijdstip van inwerkingstelling van de Schengenuitvoeringsovereenkomst dienen de navolgende maatregelen te zijn uitgevoerd:
— |
openstelling van rijbanen en stroken welke tot dusverre in verband met de uitvoering van controles waren afgesloten, in het bijzonder bij grensovergangen op autosnelwegen; |
— |
verwijdering van controlehokjes tussen de rijbanen, teneinde te voorkomen dat de veiligheid van het met grote snelheid voorbijkomende verkeer in gevaar wordt gebracht; |
— |
verwijdering van overkappingen van de rijbaan bij grensovergangen, teneinde beperking van het zicht en hinderlijke luchtdrukverschillen te vermijden; |
— |
opheffing van snelheidsbeperkingen, waarbij eventuele nieuwe snelheidsvoorschriften uitsluitend op basis van de verkeersveiligheid worden vastgesteld; |
— |
aanbrenging van technische voorzieningen om het keren mogelijk te maken op autosnelwegen en vergelijkbare wegen ten behoeve van tijdelijke herinvoering van controles aan de binnengrenzen om redenen verband houdende met de openbare orde of veiligheid of met het oog op de uitvoering van een verbod op binnenreis. |
De uitvoering van de programma's dient onder verantwoordelijkheid van de nationale autoriteiten te geschieden en — voorzover dit vanuit juridisch of praktisch oogpunt noodzakelijk of doelmatig is — in onderling overleg of door middel van een gecoördineerde actie. De onderscheidene partnerstaten rapporteren over de door hen getroffen maatregelen aan het secretariaat-generaal.
-
3.Informatieverstrekking over opheffing van controles waartoe reeds vóór de inwerkingstelling van de Schengenuitvoeringsovereenkomst wordt overgegaan
De grondgedachte van de Schengenuitvoeringsovereenkomst berust op afschaffing van de binnengrenscontroles gekoppeld aan voorafgaande totstandbrenging van compenserende mechanismen.
Eén van de belangrijste mechanismen, het Schengeninformatiesysteem, is nog niet voltooid, zodat de personencontroles in beginsel dienen te worden gehandhaafd.
De partnerstaten achten het in voorkomend geval gerechtvaardigd om op basis van bilaterale afspraken in een aantal gevallen thans reeds symbolisch en bij wijze van proef de binnengrenscontroles op te heffen, voorzover tenminste daardoor de veiligheidsbelangen niet of niet ernstig worden geschaad.
Indien zij overwegen over te gaan tot een dergelijke vervroegde opheffing van controles, doen zij daarvan mededeling aan het Uitvoerend Comité.
-
4.Raadpleging in geval van vervangende grenscontroles
Volgens artikel 2, lid 2, van de Schengenuitvoeringsovereenkomst hebben de overeenkomstsluitende partijen de verplichting de andere partijen te raadplegen wanneer zij gedurende een beperkte periode aan de binnengrenzen, op grond van de openbare orde of de nationale veiligheid, nationale grenscontroles willen uitvoeren.
Naar de geest van deze bepaling geldt deze verplichting eveneens wanneer in het achterland of in bepaalde grenszones vervangende grenscontroles worden uitgevoerd (cf. punt 1.1).
Indien een dergelijke maatregel wordt beoogd, dient de betrokken partnerstaat de overige partnerstaten hiervan in kennis te stellen, en wel op dezelfde wijze als in gevallen waarin grenscontroles tijdelijk direct aan de binnengrenzen worden uitgevoerd.
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 26 april 1994
betreffende de afgifte van eenvormige visa aan de grens
(SCH/Com-ex(94) 2)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 132,
Gelet op artikel 17, lid 3, onder c) en d), van deze Overeenkomst,
BESLUIT:
De afgifte van eenvormige visa aan de grens geschiedt volgens de gemeenschappelijk vastgestelde beginselen welke in het aangehechte document zijn vervat.
Gedaan te Bonn, 26 april 1994.
De voorzitter
Bernd SCHMIDBAUER
BIJLAGE BETREFFENDE AFGIFTE VAN EENVORMIGE VISA AAN DE GRENS
1. |
In artikel 12, lid 1, van de Uitvoeringsovereenkomst is bepaald dat het eenvormige visum wordt afgegeven door de diplomatieke en consulaire autoriteiten van de overeenkomstsluitende partijen en, in voorkomend geval, door de bij of krachtens artikel 17 aangewezen autoriteiten. In artikel 17, lid 3, onder c), wordt in het bijzonder bepaald dat het Uitvoerend Comité de nodige beslissingen inzake visumverlening aan de grens neemt. Voorts wordt in het gemeenschappelijk handboek (deel II, punt 5) bepaald dat, indien blijkt dat een vreemdeling wegens tijdgebrek en om dringende redenen geen gelegenheid heeft gehad een visum aan te vragen, de bevoegde autoriteiten in exceptionele gevallen een visum voor kort verblijf aan de grens kunnen afgeven. Voor afgifte hiervan wordt in het gemeenschappelijk handboek een aantal voorwaarden gesteld:
|
2. |
Hieruit blijkt duidelijk dat het visum normaliter door de diplomatieke en consulaire posten wordt afgegeven, dat visumafgifte aan de grens derhalve een uitzonderlijk karakter heeft en deze afgifte slechts in precieze, naar behoren gemotiveerde gevallen geschiedt. |
3. |
Aan de grens kunnen afhankelijk van het geval, met inachtneming van de nationale regelgeving en onder naleving van bovengenoemde voorwaarden de volgende visa worden afgegeven:
In beide gevallen mag het afgegeven visum niet voor meer dan één binnenkomst geldig zijn. In het geval van een visum voor kort verblijf mag de geldigheidsduur niet meer dan 15 dagen bedragen. |
4. |
In het geval van vreemdelingen behorende tot de categorieën personen waarvoor raadpleging van de centrale autoriteiten van een of meer andere overeenkomstsluitende partijen is voorgeschreven, mag in beginsel aan de grens geen visum worden afgegeven, aangezien hiervoor een antwoordtermijn van ten minste zeven dagen geldt. Bij wijze van uitzondering kan aan deze categorieën personen echter toch een visum aan de grens worden afgegeven. De territoriale geldigheid daarvan is evenwel tot de staat van afgifte beperkt. Een dergelijk visum mag alleen worden afgegeven in de gevallen zoals bedoeld in artikel 5, lid 2, van de Uitvoeringsovereenkomst, te weten op grond van humanitaire overwegingen, om redenen van nationaal belang of wegens internationale verplichtingen. De afgifte van een dergelijk visum dient onverwijld aan de centrale autoriteiten van de overige overeenkomstsluitende partijen te worden medegedeeld. |
5. |
Visumafgifte aan de grens geschiedt door de met de controles aan de grens belaste autoriteiten en volgens de nationale bepalingen. Het visum wordt zichtbaar gemaakt door aanbrenging van hetzij de Schengenvisumsticker hetzij een speciaal stempel. |
6. |
De aan de grens afgegeven visa dienen op een statistische lijst te worden genoteerd. De overeenkomstsluitende partijen wisselen bedoelde lijsten maandelijks uit via het secretariaat-generaal. |
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 21 november 1994
betreffende de invoering van een geautomatiseerde procedure voor raadpleging van de centrale autoriteiten zoals voorzien in artikel 17, lid 2, van de Overeenkomst
(SCH/Com-ex(94) 15, herz.)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 132,
Gelet op artikel 17, lid 2, van deze Overeenkomst,
BESLUIT:
1. |
De geautomatiseerde procedure voor raadpleging van de centrale autoriteiten van de overige partnerstaten in het kader van visumafgifte geschiedt vanaf het tijdstip van inwerkingstelling van de Schengenuitvoeringsovereenkomst — in overeenstemming met de voorschriften van de gemeenschappelijke visuminstructie — met inachtneming van de beginselen zoals deze in de als bijlage opgenomen gegevenscatalogus (doc. SCH/II-Vision(93) 20, 3e herz. (************************)) zijn neergelegd. Voorzover partnerstaten na de inwerkingstelling van de Uitvoeringsovereenkomst nog niet aan de voorwaarden voor toepassing van de geautomatiseerde procedure voldoen, worden de raadplegingsgegevens voor deze staten in overeenstemming met de voorschriften van de gemeenschappelijke visuminstructie en met behulp van conventionele communicatiemiddelen overgedragen. |
2. |
Het Uitvoerend Comité verzoekt alle staten zo spoedig mogelijk de technische voorwaarden voor toepassing van de geautomatiseerde procedure te creëren. |
3. |
Voorzover het voor de overdracht van raadplegingsgegevens voorziene Sirene-netwerk (fase II) nog niet beschikbaar is op het tijdstip waarop bovenbedoelde procedurebeginselen toepassing zullen vinden, bewerkstelligen de betrokken partnerstaten dat de overdracht van de gegevens via openbare lijnen kan geschieden. De partnerstaten dragen zorg voor een adequate beveiliging van de gegevensoverdracht. |
4. |
Elk der overeenkomstsluitende partijen draagt zelf de kosten welke in zijn staat verbonden zijn aan de voor de geautomatiseerde procedure te treffen voorzieningen. Eventuele compenserende betalingen voor de gegevenstransmissie zullen door de overeenkomstsluitende partijen twaalf maanden na de inbedrijfstelling van het netwerk en met inachtneming van het beginsel „de veroorzaker betaalt” worden besproken. In dit verband houden de overeenkomstsluitende partijen rekening ermee dat in het kader van de raadplegingsprocedure door de geraadpleegde staat ook de gegronde veiligheidsbelangen van de raadplegende staat in acht worden genomen. De overeenkomstsluitende partijen registreren de kosten welke vanaf de inbedrijfstelling van het systeem aan de toepassing van de raadplegingsprocedure zijn verbonden en stellen uiterlijk na twaalf maanden overzichten hiervan beschikbaar. |
Gedaan te Heidelberg, 21 november 1994.
De voorzitter
Bernd SCHMIDBAUER
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 21 november 1994
betreffende de aanschaf van de gemeenschappelijke in- en uitreisstempel
(SCH/Com-ex(94) 16 herz.)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 132,
Gelet op artikel 6 van deze Overeenkomst,
Neemt met instemming kennis van document SCH/I-front(94) 43 en
BESLUIT:
De aanschaf door de overeenkomstsluitende partijen van de gemeenschappelijke in- en uitreisstempel geschiedt volgens de in document SCH/Gem-Handb(93)15 (*************************) neergelegde beginselen.
Gedaan te Heidelberg, 21 november 1994.
De voorzitter
Bernd SCHMIDBAUER
AANSCHAF VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE IN- EN UITREISSTEMPEL
SCH/I-Front(94) 43
De overeenkomstsluitende partijen zullen bij de aanschaf van stempels welke voor het bewijs van in- en uitreis via de buitengrenzen dienen te worden gebruikt, uitgaan van het bestek voor de gemeenschappelijke in- en uitreisstempel (doc. SCH/Gem-Handb(93) 15 d.d. 17 september 1993). In dit bestek wordt in het bijzonder in het gebruik van een tweekleurig stempel voorzien.
Bij wijze van uitzondering kunnen de eenkleurige gemeenschappelijke in- en uitreisstempels welke reeds zijn aangeschaft en onder de grensposten zijn verspreid, zolang worden gebruikt totdat nieuwe stempels ter vervanging worden aangeschaft. De vervangende stempels dienen in ieder geval tweekleurig te zijn.
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 22 december 1994
betreffende de invoering en toepassing van de Schengenregeling op verkeersluchthavens en secundaire luchthavens
(SCH/Com-ex(94) 17, 4e herz.)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 132,
Gelet op de artikelen 4 en 6 van deze Overeenkomst,
Neemt met instemming kennis van het document betreffende de invoering en toepassing van de Schengenregeling op verkeersluchthavens en secundaire luchthavens (SCH/I-front(94) 39, 9e herz.) en
BESLUIT:
Met het oog op de invoering en toepassing van de Schengenregeling op verkeersluchthavens en secundaire luchthavens worden de in de bijlage vermelde maatregelen uitgevoerd.
Gedaan te Bonn, 22 december 1994.
De voorzitter
Bernd SCHMIDBAUER
BESLUIT
inzake de invoering en toepassing van de Schengenregeling op verkeersluchthavens en secundaire luchthavens
SCH/I-Front(94) 39, 9e herz.
Bij de invoering van de Schengenregeling op verkeersluchthavens en secundaire luchthavens dient rekening te worden gehouden met het belang van het luchtvaartverkeer voor de illegale immigratie, alsmede met het gegeven dat de luchthavens binnen- en buitengrenzen vormen. De partnerstaten achten het noodzakelijk de volgende aanvullende voorzieningen te treffen.
1. |
Gezien het vereiste dat passagiers van buitenvluchten zich, voordat zij bij aankomst in de luchthavengebouwen de inreiscontrole door de grensbewakingsautoriteiten en bij vertrek de uitreiscontrole door de grensbewakingsautoriteiten hebben ondergaan, niet met intra-Schengenpassagiers mogen vermengen, en gezien het vereiste dat met het oog hierop de bouwkundige maatregelen ten behoeve van fysieke scheiding van de passagiers op het tijdstip van inwerkingstelling van de Schengenuitvoeringsovereenkomst op alle luchthavens dienen te zijn voltooid — voor de luchthaven Amsterdam/Schiphol is als uitzonderingsregeling een termijn tot eind 1995 toegekend, met dien verstande dat gedurende deze termijn een duidelijke scheiding van de passagiersstromen door middel van procedurele maatregelen dient te worden gewaarborgd — wordt de Schengenuitvoeringsovereenkomst ook voor het luchtvaartverkeer op het door het Uitvoerend Comité vastgestelde tijdstip in werking gesteld (********************** 1 2 *************************** 4 5 ****************************************** ********************************************** ***************************************************************** ***************************************************************** 157 158 160 161 ***************************************************************** *****************************************************************). De overeenkomstsluitende partijen informeren elkaar tijdens de voorbereidingsfase van 22 december 1994 tot 26 maart 1995 over de getroffen maatregelen. |
2. |
Ter beperking van de wachttijden welke als gevolg van controle van buitenvluchten ontstaan voor begunstigden op grond van het Gemeenschapsrecht, die in de regel slechts een identiteitscontrole ondergaan, dienen aparte controleposten te worden ingericht; de aanduiding van deze controleposten dient in alle Schengenstaten in zoverre eenvormig te zijn, dat ten minste het symbool van de Europese Unie en de letters EU in de sterrenkring worden afgebeeld. De controleposten voor vreemdelingen dienen met het opschrift „Non-EU-Nationals” te worden aangeduid. In de Romaanse talen luiden deze afkortingen „UE”, respectievelijk „Non-UE”. |
3. |
Op secundaire luchthavens — te weten luchthavens welke naar nationaal recht niet als verkeersluchthaven worden aangemerkt doch officieel voor internationale vluchten zijn opengesteld — dienen dezelfde voorwaarden voor controle te gelden als op de verkeersluchthavens, met dien verstande dat de volgende uitzonderingen van toepassing zijn.
In het gemeenschappelijk handboek worden aanvullende voorschriften voor secundaire luchthavens opgenomen. |
INVOERING VAN DE SCHENGENREGELING OP VERKEERSLUCHTHAVENS EN SECUNDAIRE LUCHTHAVENS
De luchthavens vormen een belangrijke factor in het Schengensysteem. Enerzijds zijn zij van groot belang als toegangspoort voor gestaag groeiende reizigersstromen en derhalve ook voor illegale immigranten, anderzijds vormen zij zowel binnen- als buitengrenzen en doen zich hier bijgevolg een reeks van specifieke problemen voor.
De navolgende aspecten dienen in dit verband nader te worden besproken:
— |
inwerkingstelling van de Schengenuitvoeringsovereenkomst; |
— |
kanalisering van de reizigersstromen op de luchthavens; |
— |
aanpassing van de normen van de burgerluchtvaart aan de Schengenstandaard; |
— |
bijzonderheden voor secundaire luchthavens. |
-
1.Inwerkingstelling van de Schengenuitvoeringsovereenkomst voor verkeersluchthavens
Met de Schengenregelgeving wordt op dit gebied een belangrijke vernieuwing ingevoerd: reizigers van binnenvluchten ondergaan, ongeacht hun nationaliteit, geen personencontroles meer, terwijl reizigers van derde staten naar gelang van hun nationaliteit in meerdere of mindere mate grondig bij in- en uitreis worden gecontroleerd. Teneinde beide doelen gelijktijdig te verwezenlijken, is een scheiding van deze twee reizigerscategorieën noodzakelijk. Voortaan dient immers vermeden te worden dat enerzijds passagiers van binnenvluchten aan controle worden onderworpen en anderzijds passagiers van buitenvluchten zonder controle het grondgebied van de Schengenstaten binnenkomen.
Een volledige scheiding kan slechts fysiek tot stand worden gebracht, hetgeen betekent dat passende bouwkundige voorzieningen moeten worden getroffen. Het betreft hier de aanbrenging van wanden in bestaande controleruimten, het gebruik van verschillende ruimten in bestaande gebouwen of de afwikkeling van het verkeer via gescheiden terminals.
Gezien het vereiste dat de bouwkundige voorzieningen op het tijdstip van inwerkingstelling van de Schengenuitvoeringsovereenkomst op alle luchthavens dienen te zijn voltooid — voor de luchthaven Amsterdam/Schiphol is als uitzonderingsregeling een termijn tot eind 1995 toegekend, met dien verstande dat gedurende deze termijn een duidelijke scheiding van de passagiersstromen door middel van procedurele maatregelen dient te worden gewaarborgd —, wordt de Schengenuitvoeringsovereenkomst ook voor het luchtvaartverkeer op het door het Uitvoerend Comité vastgestelde tijdstip in werking gesteld (********************** 1 2 *************************** 4 5 ****************************************** ********************************************** ***************************************************************** ***************************************************************** 157 158 160 161 ***************************************************************** *****************************************************************).
De overeenkomstsluitende partijen informeren elkaar tijdens de voorbereidingsfase van 22 december 1994 tot 26 maart 1995 over de getroffen maatregelen.
-
2.Kanalisering van de verkeersstromen op luchthavens
Aan de hand van proeven is vastgesteld dat toepassing van de Schengencontrolebepalingen, in het bijzonder ten aanzien van vreemdelingen, tot een aanzienlijke verlenging van de controletijd leidt en derhalve langere wachttijden tot gevolg heeft. Teneinde ten minste de door de controles veroorzaakte wachttijden voor begunstigden op grond van het Gemeenschapsrecht binnen de perken te houden, dient voor deze personen intensiever een versnelde afwikkeling van de controles te worden nagestreefd.
Met het oog hierop kan worden gedacht aan gescheiden controleposten voor begunstigden op grond van het Gemeenschapsrecht, opdat deze categorie van reizigers die in de regel slechts een minimale controle dient te ondergaan, geen vertraging oploopt doordat aan dezelfde balie ook vreemdelingen grondig en derhalve langduriger worden gecontroleerd. De ervaring leert echter dat de reizigers zich slechts ordelijk in de verschillende controlecategorieën schikken, wanneer deze op een voor eenieder duidelijke wijze zijn aangegeven. Daarbij geldt: hoe eenvormiger de schriftelijke instructies, hoe beter deze zullen worden gevolgd. De Schengenstaten dienen dan ook praktische afspraken hieromtrent te maken.
Voor begunstigden op grond van het Gemeenschapsrecht dienen derhalve aparte controleposten te worden ingericht; de aanduiding van deze controleposten dient in alle Schengenstaten in zoverre eenvormig te zijn, dat ten minste het symbool van de Europese Unie en de letters EU in de sterrenkring worden afgebeeld. De controleposten voor vreemdelingen dienen met het opschrift „Non-EU-Nationals” te worden aangeduid. In de Romaanse talen luiden deze afkortingen „UE”, respectievelijk „Non-UE”.
-
3.Aanpassing van de in het luchtvaartverkeer toegepaste controlenormen aan de Schengenstandaard
Voor de uit te voeren controle op luchthavens welke een buitengrens vormen, gelden dezelfde beginselen als voor de controle van reizigers bij grensdoorlaatposten aan rijwegen. In tegenstelling tot deze laatste controles speelt echter in het luchtvaartverkeer het tijdselement — wegens de onderlinge aansluitingen — een bijzondere rol.
Dit spanningsveld tussen controle-intensiteit en tijddruk dient — waar mogelijk — rekening houdend met beide belangen te worden opgeheven; bij twijfel dient evenwel voorrang te worden gegeven aan het veiligheidsaspect.
De duur van de gehele controleprocedure is, afgezien van de omvang van de activiteiten van de grensbewakingsautoriteiten, van een reeks andere factoren afhankelijk, zoals het aantal reizigers, de samenstelling van de reizigersstromen, de bouwkundige voorzieningen, enz. De omstandigheden verschillen van luchthaven tot luchthaven. Uit onderzoek van de IATA is gebleken dat overschrijding van een gemiddelde zuivere controletijd van 40 seconden per passagier een aanzienlijke verstoring van de bestaande bedrijfsvoering tot gevolg heeft. Dit is op basis van met de Schengenstandaard uitgevoerde tests bevestigd. Deze problemen kunnen wegens de beperkte ruimte- en onderbrengingscapaciteiten evenwel niet van vandaag op morgen worden opgelost, ook niet door personeelsuitbreiding.
Bijgevolg dienen voor luchthavens naast opvoering van de personeelssterkte speciale procedures te worden ontwikkeld, welke ertoe bijdragen dat het Schengencontroleniveau in acht wordt genomen, en wel zodanig dat de controleduur niet fundamenteel in strijd is met de tijdsvereisten van andere betrokken systemen, zoals het internationale luchtvaartverkeer.
Daarbij dient een onderscheid te worden gemaakt tussen enerzijds op korte termijn te realiseren maatregelen van organisatorische en tactische aard en anderzijds maatregelen welke op een complexe techniek zijn gebaseerd en slechts op langere termijn te realiseren zijn.
De overeenkomstsluitende partijen zullen de navolgende punten op hun doelmatigheid beoordelen.
3.1. Organisatorische en tactische methoden
Deze categorie van maatregelen is gericht op rationalisering en versnelling van de controleprocedures, zonder dat dit evenwel tot veiligheidstekorten leidt.
— |
Door de inrichting van een tweede controlelijn zou het personeel aan de controlebalies de mogelijkheid hebben om moeilijke gevallen door te verwijzen naar tweedelijnambtenaren, teneinde aldus een vlotte afwikkeling van de reizigersstroom te handhaven. |
— |
Zoals in het op 6 november 1992 door de ministers en staatssecretarissen genomen besluit wordt bepaald, zijn de buitengrenscontroles effectief in de zin van de Schengenuitvoeringsovereenkomst indien de intensiteit daarvan in overeenstemming is met van de onderscheidene derde staten uitgaande gevaren en risico's. De Schengenstaten informeren elkaar over de wijze waarop een en ander in de praktijk zijn beslag krijgt. Met het oog hierop zijn de overeenkomstsluitende partijen voornemens om op korte termijn door hun veiligheidsdiensten te laten onderzoeken welke risico's en gevaren van de onderscheidene derde staten uitgaan. |
— |
Een ander middel om tot een snellere afwikkeling van de reizigersstromen te komen, waaraan bovendien een personeelsbesparing zou zijn verbonden, is geautomatiseerde afhandeling van de grenscontroles. Dit zou kunnen worden bereikt door hetzij elektronische lezing van het grensoverschrijdingsdocument hetzij door gebruikmaking van speciaal hiervoor bestemde chipkaarten. Bespoediging zou met name kunnen worden bereikt door een veelvoud van dergelijke systemen te gebruiken. Hiervoor zou niet veel ruimte benodigd zijn en bovendien zouden de hieraan verbonden kosten aanzienlijk lager liggen dan die van een door personeel bemande controlepost. Met een dergelijke procedure kunnen alle voorwaarden voor binnenkomst zowel door de geautomatiseerde raadpleging van de opsporingsregisters als door vaststellingen vóór de afgifte van de autorisatie alsmede herhalingschecks volledig en op basis van de jongste gegevens worden vervuld. Daarbij zou het te allen tijde mogelijk zijn aanvullende controles door grensbewakingsambtenaren te laten uitvoeren. |
3.2. „Advanced-Passenger-Information-System”
Met het oog op aanpassing van de normen voor controle van luchtvaartverkeer aan de Schengenstandaard dienen nieuwe wegen te worden bewandeld. Daar de controleduur na aankomst van het vliegtuig niet ad libitum kan worden verlengd, dient de controle van de reizigers eerder, d.w.z. voordat het vliegtuig landt, plaats te vinden. Dergelijke procedures vinden gedeeltelijk reeds in de internationale luchtvaart toepassing en voorzien erin dat de gegevens van de reizigers na het vertrek van het vliegtuig aan de luchthaven van bestemming worden doorgegeven, waar de grensbewakingsautoriteiten onmiddellijk kunnen aanvangen met de toetsing van de persoonsgevens aan hun informatie- en opsporingsbestanden. Hiervoor hebben zij in de regel voldoende tijd.
3.3. „Pre-Flight-Inspections”
Een andere mogelijkheid om de passagiers vooraf te controleren, is de „Pre-Flight-Inspection” van uit derde staten afkomstige vluchten. Daartoe kunnen de controleambtenaren van de staat van bestemming op de luchthaven van vertrek op grond van een volkenrechtelijke overeenkomst controles uitvoeren, ten einde vast te stellen of de passagiers aan bepaalde voorwaarden voor binnenkomst in de Schengenstaat van bestemming voldoen en zich voor de vlucht mogen inschepen. Het betreft bijgevolg een maatregel welke een aanvulling, doch geen vervanging vormt voor de inreiscontrole op de luchthaven van bestemming.
-
4.Bijzonderheden voor secundaire luchthavens
Op secundaire luchthavens welke naar het nationale recht van de onderscheidene overeenkomstsluitende partijen niet als verkeersluchthaven worden aangemerkt maar wel officieel voor internationale vluchten zijn opengesteld, worden passagiers van buitenvluchten aan personencontrole onderworpen (deel II, punt 3.3.3, van het gemeenschappelijk handboek (*********************** ************************** ***************************** ° ******************************************* *********************************************** 147 159)).
Ter voorkoming van gevaren dient controle van passagiers te worden uitgevoerd bij vluchten waarvoor niet zonder meer kan worden vastgesteld dat zij uitsluitend van en naar het grondgebied van de Schengenstaten hebben plaatsgevonden zonder dat een tussenlanding op het gebied van een derde staat is gemaakt.
Indien de intensiteit van het vliegverkeer op de secundaire luchthavens hiertoe geen noodzaak vormt, hoeft geen permanente controlebezetting aanwezig te zijn, voorzover is gewaarborgd dat de controleambtenaren indien nodig tijdig ter plaatse kunnen zijn. De luchthavenbeheerder dient ertoe te zijn gehouden, de bevoegde grensbewakingsautoriteiten van de aankomst en het vertrek van een vliegtuig naar of van een derde staat tijdig in kennis te stellen. De inzet van hulppolitieambtenaren is toegestaan, voorzover de nationale wetgeving daarin voorziet.
Gelet op het in het algemeen slechts sporadische vliegverkeer kan bij de secundaire luchthavens in beginsel worden afgezien van faciliteiten voor een fysieke scheiding tussen reizigers van binnenvluchten en die van buitenvluchten.
In het gemeenschappelijk handboek worden aanvullende voorschriften voor secundaire luchthavens opgenomen.
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 22 december 1994
betreffende de uitwisseling van statistische gegevens betreffende visumafgifte
(SCH/Com-ex(94) 25)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 132,
Gelet op artikel 12, lid 3 van deze Overeenkomst,
BESLUIT:
1. |
De overeenkomstsluitende partijen wisselen onderling statistische informatie uit met betrekking tot de afgifte van eenvormige visa. Het als bijlage opgenomen overzicht bevat de in het kader van bedoelde informatie-uitwisseling te verstrekken gegevens en de in acht te nemen periodiciteit. |
2. |
De overeenkomstsluitende partijen doen de statistische informatie aan het secretariaat-generaal toekomen. Het secretariaat-generaal bundelt deze en stelt voor elke periode totaaloverzichten samen, welke aan de overeenkomstsluitende partijen ter beschikking worden gesteld. |
3. |
Het voorgaande laat de mogelijkheid onverlet om ook ter plekke in het kader van de consulaire samenwerking en volgens een aldaar overeengekomen procedure statistische informatie uit te wisselen. |
Gedaan te Bonn, 22 december 1994.
De voorzitter
Bernd SCHMIDBAUER
Uitwisseling van statistische gegevens betreffende visumafgifte
SCH/II-Visa(94) 33, herz.
Aard van het visum |
Periodiciteit |
Te verstrekken gegevens |
||||||||
Eenvormig visum van diplomatieke en consulaire posten |
Halfjaarlijks |
|
||||||||
Eenvormig visum (afgegeven aan de grens) |
Driemaandelijks |
|
||||||||
Visum met territoriaal beperkte geldigheid |
Driemaandelijks |
(Het bijhouden van statistieken laat de verplichting tot inkennisstelling van de overige overeenkomstsluitende partijen onverlet.) |
||||||||
Visum afgegeven na raadpleging van de centrale autoriteiten van andere overeenkomstsluitende partijen |
Jaarlijks |
|
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 5 mei 1995
betreffende het gemeenschappelijk visumbeleid,
opgenomen in het verslag van de op 28 april 1995 in Brussel gehouden vergadering van het Uitvoerend Comité
(SCH/Com-ex(95) PV 1, herz., punt 8)
-
8.Diversen
Visumbeleid ten aanzien van Indonesië
Het Uitvoerend Comité heeft het agendapunt van het follow-upcomité over het visumbeleid ten aanzien van Indonesië hernomen en heeft bij wijze van uitzondering en voorlopig de volgende oplossing afgesproken:
1. |
Visumaanvragen van Indonesische onderdanen die verklaren voornemens te zijn het Portugese grondgebied te betreden dan wel via het Portugese grondgebied naar een andere staat verder te reizen,
|
2. |
Visumaanvragen van Indonesische onderdanen die verklaren niet voornemens te zijn het Portugese grondgebied te betreden noch via het Portugese grondgebied naar een andere staat verder te reizen,
|
Het Uitvoerend Comité zal dit punt op het einde van het jaar opnieuw behandelen.
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 20 december 1995
betreffende de snelle uitwisseling tussen de Schengenstaten van statistische en concrete gegevens welke wijzen op een eventuele disfunctionaliteit van de buitengrenzen
(SCH/Com-ex(95) 21)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 132,
Gelet op de artikelen 7 en 131 van deze Overeenkomst,
BESLUIT:
De Schengenstaten dienen zo spoedig mogelijk statistische en concrete gegevens uit te wisselen welke een eventuele disfunctionaliteit aan de buitengrenzen releveren.
De partnerstaten zijn verplicht de concrete gegevens waarvan zij kennis hebben, mede te delen aan het voorzitterschap via het secretariaat-generaal.
De subgroep Grenzen dient ter gelegenheid van elke vergadering deze gegevens te onderzoeken en concrete oplossingen voor te stellen.
Gedaan te Oostende, 20 december 1995.
De voorzitter
-
J.VANDE LANOTTE
NOTA AAN DE CENTRALE GROEP
SCH/I-Front (95)45, 2e herz. corr.
Ten vervolge op het op 24 oktober 1995 door het Uitvoerend Comité aan de Centrale Groep verleende mandaat, is de subgroep Grenzen opgedragen de met betrekking tot de buitengrenscontroles ondervonden problemen te bestuderen.
Ten behoeve daarvan is — met toepassing van het bepaalde in artikel 7 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst en teneinde een concrete inhoud te geven aan het bepaalde in punt 4.1 van het gemeenschappelijk handboek — een statistisch werkinstrument tot stand gebracht, gebaseerd op de in het kader van het Cirefi (CIBGGI) verrichte werkzaamheden.
De respectieve Schengenstaten zeggen toe, uiterlijk op de dertigste dag volgend op de maand waarin de cijfergegevens zijn ingewonnen, het Schengensecretariaat statistieken — in de vorm van de als bijlage opgenomen tabellen — te doen toekomen op basis waarvan een doeltreffendere controle en een beter inzicht in de migratiefenomenen mogelijk is.
Het Schengensecretariaat is belast met het onverwijld retourneren van deze informatie aan alle Schengenstaten.
Het Schengensecretariaat maakt hiervan — in samenwerking met de FMAD's — een synthese. De FMAD's kunnen namens het voorzitterschap overgaan tot een eerste analyse van de problemen welke bij bestudering van bedoelde informatie kunnen opduiken. Het blijft de respectieve Schengenstaten trouwens vrijstaan zelf vraagstukken te releveren welke hun van belang lijken te zijn.
Parallel aan de transmissie van statistieken dienen de respectieve Schengenstaten informatie mede te delen betreffende de huidige, aan de uitoefening van buitengrenscontroles gerelateerde moeilijkheden, welke eveneens aan een analyse zoals bedoeld in voorgaande alinea, kunnen worden onderworpen.
Te dien einde verzamelen de nationale controleautoriteiten van de Schengenstaten via hun met de grensbewaking belaste diensten en de contactambtenaren — voorzover in de desbetreffende bilaterale overeenkomsten in deze bevoegdheid is voorzien — alle gegevens omtrent concrete problemen welke aan de buitengrenzen worden ondervonden en op onvolmaakte werking van de buitengrenscontroles wijzen. De nationale controleautoriteiten bundelen en onderzoeken deze gegevens en stellen het voorzitterschap via het secretariaat van hun bevindingen in kennis.
Tijdens elke vergadering van de subgroep Grenzen dient een agendapunt aan eventuele opmerkingen bij deze statistieken en problemen te worden gewijd.
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 27 juni 1996
betreffende de afgifte van Schengenvisa op grond van artikel 30, lid 1, onder a), van de Schengenovereenkomst
(SCH/Com-ex(96) 13, herz.)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 132,
Gelet op de artikelen 9, 17 en 30 van deze Overeenkomst,
In aanmerking nemend dat alle Schengenpartners belang hebben bij de vaststelling van de rechten en verplichtingen van het vertegenwoordigd worden en vertegenwoordigen. Immers alle Schengenlanden kennen diplomatieke of consulaire posten, waar zij andere partners vertegenwoordigen, evenals locaties waar zij worden vertegenwoordigd,
In aanmerking nemend dat het belangrijkste beginsel voor de samenwerking tussen de Schengenpartners is dat er volledig vertrouwen bestaat over de wijze waarop vertegenwoordiging in de Schengenpraktijk wordt toegepast,
BESLUIT:
De afgifte van Schengenvisa in derde staten waar niet alle Schengenstaten zijn vertegenwoordigd in relatie tot artikel 30, lid 1, onder a), van de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, geschiedt op basis van de navolgende uitgangspunten:
a) |
De vertegenwoordiging inzake afgifte van visa geldt voor de in het kader van de Schengenuitvoeringsovereenkomst en overeenkomstig de gemeenschappelijke visuminstructie afgegeven eenvormige transitvisa voor luchthavenpassagiers, doorreisvisa en visa voor kort verblijf. Het is de plicht van de vertegenwoordigende staat de bepalingen van de gemeenschappelijke visuminstructie met dezelfde spoed toe te passen als bij de afgifte van eigen visa van dezelfde soort en geldigheidsduur. |
b) |
Behoudens expliciete bilaterale afspraken, geldt de vertegenwoordiging niet voor visa afgegeven met het oog op het uitoefenen van een bezoldigde beroepsactiviteit of van een activiteit welke voorafgaand dient te worden goedgekeurd door de staat waar die plaats zal vinden. Deze visumaanvragers dienen zich te richten tot de geaccrediteerde consulaire post van de staat waar genoemde activiteit dient te worden uitgeoefend. |
c) |
Schengenlidstaten zijn niet verplicht in elk derde land voor visumafgifte vertegenwoordigd te zijn. Lidstaten kunnen besluiten dat visumaanvragen in bepaalde derde landen of aanvragen voor een bepaalde categorie visa dienen te worden gericht tot een beroepspost van de staat van het hoofdreisdoel. |
d) |
De beoordeling van het gevaar voor illegale immigratie bij de visumaanvraag berust ten volle bij de diplomatieke of consulaire post, die de visumaanvraag behandelt. |
e) |
De vertegenwoordigde staten aanvaarden de verantwoordelijkheid voor asielverzoeken ingediend door houders van visa afgegeven door vertegenwoordigende staten ten behoeve van de vertegenwoordigde staten, zoals blijkt uit de expliciete vermelding op het visum (conform bijlage 13 bij de gemeenschappelijke visuminstructie) (3). |
f) |
In uitzonderlijke gevallen kan in bilaterale afspraken worden aangegeven dat visumaanvragen van bepaalde categorieën vreemdelingen door de vertegenwoordigende staten óf worden voorgelegd aan de autoriteiten van de vertegenwoordigde staat waar het reisdoel is gelegen, dan wel worden doorverwezen naar een beroepspost van deze staat. Deze categorieën zullen (eventueel per diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging) schriftelijk dienen te worden vastgelegd. De visumverstrekking wordt dan geacht te zijn gedaan met machtiging van de vertegenwoordigde staat zoals bedoeld in artikel 30, lid 1, onder a), van de Uitvoeringsovereenkomst van Schengen. |
g) |
Op grond van nationale evaluaties van de in een bepaalde periode eventueel ingediende asielverzoeken door houders van in vertegenwoordiging afgegeven visa en van andere relevante gegevens inzake deze visaverstrekking, kunnen de bilaterale afspraken in de loop der tijd worden bijgesteld. Ook kan naar aanleiding van de uitkomsten worden overeengekomen, dat bij bepaalde posten (eventueel ook ten aanzien van bepaalde nationaliteiten) wordt afgezien van vertegenwoordiging. |
h) |
Vertegenwoordiging vindt alleen plaats ter zake van de visumverlening. Indien het visum niet kan worden verleend, omdat de vreemdeling onvoldoende heeft kunnen aantonen dat hij aan de voorwaarden voldoet, dient de vreemdeling te worden gewezen op de mogelijkheid zijn aanvraag bij een beroepspost van de lidstaat, waar zijn reisdoel is gelegen, in te dienen. |
i) |
Een verdere verfijning met betrekking tot vertegenwoordiging kan worden aangebracht door een uitbreiding van het raadplegingsnetwerk middels een verdere ontwikkeling van software, waardoor vertegenwoordigende posten op eenvoudige wijze de centrale autoriteiten van de vertegenwoordigde staat kunnen consulteren. |
j) |
Als bijlage bij dit document is gevoegd de tabel betreffende de vertegenwoordiging inzake afgifte van Schengenvisa in derde staten waar niet alle Schengenstaten zijn vertegenwoordigd. De Centrale Groep neemt kennis van de, in onderling overleg tussen de betrokken lidstaten vastgestelde, wijzigingen in deze tabel (****************************). |
Gedaan te Den Haag, 27 juni 1996.
De voorzitter
-
M.PATIJN
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 19 december 1996
betreffende de visumafgifte aan de grens aan zeelieden op doorreis
(SCH/Com-ex(96) 27)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 132,
Gelet op artikel 134 van genoemde Overeenkomst,
Gelet op artikel 17, lid 3, onder c) en d), van genoemde Overeenkomst,
BESLUIT:
De afgifte van visa aan de grens aan zeelieden op doorreis geschiedt volgens de gemeenschappelijke beginselen vastgelegd in de als bijlage opgenomen documenten (SCH/II-Visa(96) 11, 4e herz.; SCH/I-Front(96) 58, 3e herz.; SCH/I-Front(96) 78, 2e herz. corr. en SCH/SG(96) 62, herz.). Deze instructies worden met ingang van 1 februari 1997 toegepast.
Gedaan te Luxemburg, 19 december 1996.
De voorzitter
-
M.FISCHBACH
AFGIFTE VAN VISA AAN TRANSITERENDE ZEELIEDEN
SCH/II-Visa(96) 11, 4e herz.
De visumafgifte aan zeelieden levert enige speciale moeilijkheden op, omdat vaak niet van tevoren bekend is, welke havens schepen zullen aandoen en omdat daardoor zeelieden veelal niet weten waar zij zullen afmonsteren. Ook komt het voor dat zij zich op het laatste moment dienen te vervoegen in een haven voor aanmonstering. Door de onvoorzienbaarheid van de plaatsen waarheen wordt gereisd en de beperkte tijdspanne, komt het in de praktijk — zowel in zeehavens als ook op vliegvelden — vaak voor dat een visumplichtige zeeman arriveert bij een Schengenbuitengrens zonder in het bezit te zijn van een visum.
Voor de inwerkingstelling van de Uitvoeringsovereenkomst van Schengen konden in dergelijke gevallen aan de binnengrenzen visa worden verleend voor doorreis. Deze binnengrenzen kunnen nu echter ongecontroleerd worden gepasseerd.
Teneinde enerzijds de nakoming van de Schengenvisumregels te waarborgen en anderzijds de belangen van de scheepvaart niet te schaden, zijn toepassingsmodaliteiten noodzakelijk om toegang en/of doorreis aan de Schengenbuitengrenzen aan aan- of afmonsterende zeelieden mogelijk te maken.
a) |
Visumplichtige zeelieden die ter fine van aanmonstering, afmonstering of doormonstering door het Schengengebied transiteren, dienen in beginsel in het bezit te zijn van een uniform Schengenvisum. |
b) |
Visumplichtige zeelieden, die zich wegens tijdsgebrek en om dringende redenen zonder visum voor inreis aan de buitengrens melden, kunnen voor verstrekking van een visum aan de grens in aanmerking komen (conform het besluit SCH/Com-ex(94) 2) op voorwaarde dat zij niet behoren tot de categorie vreemdelingen aan wie geen visum mag worden verleend zonder voorafgaande consultatie zoals bedoeld in bijlage 5 B bij de gemeenschappelijke visuminstructie. Dit zal een doorreisvisum dienen te zijn met een geldigheid van maximaal vijf dagen. In dit visum dient melding ervan te worden gemaakt dat het een zeeman betreft. |
c) |
Aan visumplichtige zeelieden die wel behoren tot de categorie vreemdelingen aan wie geen visum mag worden verleend zonder voorafgaande consultatie zoals bedoeld in bijlage 5 B bij de gemeenschappelijke visuminstructie kan (conform het gestelde in besluit SCH/Com-ex(94) 2) een tot het grondgebied van de visumverlenende staat beperkt visum worden afgegeven. |
d) |
Aan de grens dient te worden gecontroleerd of de zeeman die niet in het bezit is van een Schengenvisum, aan de voorwaarden voor binnenkomst voldoet. |
e) |
Teneinde de feitelijke situatie te kunnen doorzien en meer in het bijzonder om informatie inzake scheepsverplaatsingen, monsterrollen en aankomende of vertrekkende zeelieden te kunnen controleren, dient een systeem van informatievoorziening tussen de autoriteiten aan de buitengrenzen te worden ingericht. |
f) |
Mede aan de hand van de middels dit informatiesysteem verkregen noodzakelijke inlichtingen moet worden gecontroleerd of de zeeman voldoet aan de voorwaarden voor binnenkomst. In het bevestigende geval kan de zeevarende in aanmerking komen voor visumverlening aan de grens. |
g) |
Alvorens kan worden overgegaan tot verstrekking van een visum aan de grens dient ten behoeve van transiterende zeelieden een document (kennisgevingsformulier) aanwezig te zijn, waarin een aantal gegevens met betrekking tot de zeeman, het schip, de reder, vertrekdata enz. zijn opgenomen. |
h) |
Het verdient de voorkeur de regeling met betrekking tot visumverstrekking aan de grens ten behoeve van transiterende zeelieden op te nemen in het gemeenschappelijk handboek (bijlage 14) en in de gemeenschappelijke visuminstructie. |
i) |
Het vraagstuk inzake de in hierboven bedoelde omstandigheden aan voorafgaande raadpleging onderworpen zeelieden die door twee of meer Schengenstaten wensen te transiteren, zal later opnieuw worden bestudeerd in het licht van de opgedane ervaringen. |
CONCEPTWERKINSTRUCTIE (********************** 1 2 *************************** 4 5 ****************************************** ********************************************** ***************************************************************** ***************************************************************** 157 158 160 161 ***************************************************************** *****************************************************************) VOOR VISUMVERLENING AAN DE GRENS AAN TRANSITERENDE VISUMPLICHTIGE ZEELIEDEN
SCH/I-Front(96) 58, 3e herz.
Deze werkinstructie, welke op basis van document SCH/II-Visa(96) 11, 3e herz. is uitgewerkt, heeft uitsluitend tot doel te voorzien in een regeling voor de informatie-uitwisseling tussen de autoriteiten belast met de grensbewaking van verschillende Schengenlidstaten ten aanzien van transiterende visumplichtige zeelieden. Voorzover op basis van de uitgewisselde informatie wordt overgegaan tot afgifte van een visum aan de grens ligt de verantwoordelijkheid hiervoor bij de Schengenlidstaat die het visum verstrekt.
-
I.Aanmonsteren op een schip gelegen of verwacht in een Schengenhaven
-
a)Inreis Schengengebied via een luchthaven gelegen in een andere Schengenlidstaat
— |
De rederij of scheepsagent stelt de autoriteiten belast met de grensbewaking in de Schengenhaven waar het schip ligt of wordt verwacht, op de hoogte van de inreis van visumplichtige zeelieden via een Schengenluchthaven. De rederij of scheepsagent ondertekent ten behoeve van deze zeelieden een garantieverklaring; |
— |
de hierbedoelde autoriteiten verifiëren op zo kort mogelijke termijn de exactheid van de elementen medegedeeld door de rederij of scheepsagent, en gaan na of aan de overige voorwaarden zoals bedoeld in het gemeenschappelijk handboek en waarvan zij kennis kunnen hebben, voor inreis in het Schengengebied wordt voldaan. In het kader van dit onderzoek wordt ook de reisroute, bijvoorbeeld aan de hand van de vliegtickets, binnen het Schengengebied geverifieerd: |
— |
de autoriteiten belast met de grensbewaking van de Schengenhaven brengen door middel van een volledig ingevuld Schengenformulier (zie bijlage I) de autoriteiten belast met de grensbewaking van de Schengenluchthaven van inreis, bij voorkeur per fax (voor fax en telefoonnummers van de contactpunten aan de belangrijkste buitengrensposten zie bijlage II), op de hoogte van de resultaten van het verificatieonderzoek en geven daarbij aan of op basis hiervan in principe tot afgifte van een visum aan de grens kan worden overgegaan; |
— |
de autoriteiten belast met de grensbewaking van de Schengenluchthaven van in- of uitreis kunnen bij positief resultaat van de verificatie der beschikbare gegevens en als gebleken is dat de uitkomst hiervan overeenstemt met hetgeen de zeeman verklaart of kan aantonen met documenten, overgaan tot afgifte aan de grens van een Schengendoorreisvisum met een geldigheidsduur van maximaal vijf dagen. In dit geval wordt het bovenbedoelde reisdocument van de zeeman van een Schengenin- of -uitreisstempel voorzien en aan de desbetreffende zeeman overhandigd. |
-
b)Inreis Schengengebied via een land- of zeegrens gelegen in een andere Schengenlidstaat
— |
Dezelfde procedure als hierboven ten aanzien van de inreis via een Schengenluchthaven wordt gehanteerd, met dat verschil dat de autoriteiten belast met de grensbewaking van de doorlaatpost, via waar de betrokken zeelieden het Schengengebied inreizen, worden ingelicht. |
II. Afmonsteren van een schip dat een Schengenhaven is binnengevaren
-
a)Uitreis Schengengebied via een luchthaven gelegen in een andere Schengenlidstaat
— |
De rederij of scheepsagent stelt de autoriteiten belast met de grensbewaking in de hierbedoelde Schengenhaven op de hoogte van de inreis van visumplichtige zeelieden die afmonsteren en via een Schengenluchthaven het Schengengebied zullen verlaten. De rederij of scheepsagent ondertekent ten behoeve van deze zeelieden een garantieverklaring; |
— |
de hierbedoelde autoriteiten belast met de grensbewaking verifiëren op zo kort mogelijke termijn de exactheid van de elementen medegedeeld door de rederij of scheepsagent en gaan na of aan de overige voorwaarden zoals bedoeld in het gemeenschappelijk handboek en waarvan zij kennis kunnen hebben, voor inreis in het Schengengebied wordt voldaan. In het kader van dit onderzoek wordt ook de reisroute, bijvoorbeeld aan de hand van de vliegtickets, binnen het Schengengebied geverifieerd; |
— |
ingeval de ingestelde verificatie der beschikbare gegevens een positief resultaat heeft, kunnen de autoriteiten belast met de grensbewaking overgaan tot afgifte van een Schengendoorreisvisum met een geldigheidsduur van maximaal vijf dagen. |
-
b)Uitreis Schengengebied via een land- of zeegrens gelegen in een andere Schengenlidstaat
— |
Dezelfde procedure als hierboven ten aanzien van de uitreis via een Schengenluchthaven wordt gehanteerd. |
III. Overmonsteren van een schip dat een Schengenhaven is binnengevaren, naar een schip dat vanuit een haven gelegen in een andere Schengenlidstaat, vertrekt
— |
De rederij of scheepsagent stelt de autoriteiten belast met de grensbewaking in de hierbedoelde Schengenhaven op de hoogte van de inreis van visumplichtige zeelieden die afmonsteren en via een in een andere Schengenlidstaat gelegen haven het Schengengebied weer zullen verlaten. De rederij of scheepsagent ondertekent ten behoeve van deze zeelieden een garantieverklaring; |
— |
de hierbedoelde autoriteiten belast met de grensbewaking stellen op zo kort mogelijke termijn een onderzoek in naar het bonafide karakter van de melding door de rederij of scheepsagent en gaan na of aan de overige voorwaarden als bedoeld in het gemeenschappelijk handboek en waarvan zij kennis kunnen hebben, voor inreis in het Schengengebied wordt voldaan. In het kader van het in te stellen onderzoek zal contact worden opgenomen met de autoriteiten belast met de grensbewaking van de Schengenhaven vanwaar de zeelieden per schip het Schengengebied weer verlaten. Hierbij zal gecontroleerd worden of het schip waarop aangemonsterd wordt, aldaar ligt of verwacht wordt. In het kader van dit onderzoek wordt ook de reisroute binnen het Schengengebied geverifieerd; |
— |
ingeval de ingestelde verificatie der beschikbare gegevens een positief resultaat heeft, kunnen de autoriteiten belast met de grensbewaking overgaan tot afgifte van een Schengendoorreisvisum met een geldigheidsduur van maximaal vijf dagen. |
I Schengenformulier voor transiterende zeelieden
II Lijst met gegevens van de contactpunten van de grensdoorlaatposten
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 15 december 1997
betreffende de harmonisatie van het visumbeleid
(SCH/Com-ex(97) 32)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 132,
Gelet op artikel 9 van deze Overeenkomst,
Overwegende dat het in het belang van de Schengenpartnerstaten is, in het kader van hun gemeenschappelijk beleid op het gebied van het personenverkeer hun visumbeleid in onderling overleg te harmoniseren, teneinde mogelijke negatieve gevolgen met betrekking tot binnenkomst en de nationale veiligheid te vermijden,
Geleid door de wens, de thans tussen de Schengenpartnerstaten nog bestaande verschillende visumregelingen met betrekking tot de in bijlage 1, deel III, bij de gemeenschappelijke visuminstructie opgesomde staten zo spoedig mogelijk ongedaan te maken,
Voortbouwende op het op 15 december 1992 te Madrid door de ministers en staatssecretarissen vastgestelde document „Basiscriteria voor opneming in de gemeenschappelijke lijst van visumplichtige staten” (SCH/M(92) 32, herz.),
Geleid door het beginsel van solidariteit tussen de Schengenpartnerstaten,
BESLUIT:
1. |
De Schengenstaten entameren tijdig de vereiste maatregelen met het oog op de afschaffing van de visumplicht voor de onderdanen van Australië, Brunei, Costa Rica, Kroatië, El Salvador, Guatemala, Honduras, Maleisië, Nicaragua, Panama, Paraguay, Singapore en Venezuela, opdat deze uiterlijk per 1 januari 1999 van kracht worden. |
2. |
Bijlage 1, deel I, bij de gemeenschappelijke visuminstructie (gemeenschappelijke lijst van staten welker onderdanen aan de visumplicht zijn onderworpen (******************************)) wordt met de staten Bosnië-Herzegovina, Jamaica, Kenia en Malawi aangevuld. |
3. |
De visumplicht voor onderdanen van de in punt 2 genoemde staten treedt uiterlijk met ingang van 1 januari 1999 in werking. |
4. |
Tot slot verbinden de Schengenstaten zich ertoe om uiterlijk op 1 januari 1999 de ter uitvoering van het bepaalde in artikel 100 C van het EG-Verdrag te verwezenlijken oplossing ten aanzien van Bolivia, Colombia en Ecuador te bereiken. |
Gedaan te Wenen, 15 december 1997.
De voorzitter
-
K.SCHLÖGL
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 15 december 1997
betreffende de toepassing van het gemeenschappelijk optreden inzake een uniform model voor verblijftitels
(SCH/Com-ex(97) 34, herz.)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de 19 juni 1990 te Schengen ondertekende Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen (hierna „Schengenovereenkomst” genoemd), inzonderheid op artikel 132, lid 2,
Gelet op artikel 134 van deze Overeenkomst,
Met inachtneming van het op 14 mei 1997 door de Centrale Groep genomen besluit,
Gelet op de uitkomst van de op 28 oktober 1997 gehouden vergadering van de Centrale Groep,
BESLUIT:
De Schengenstaten beijveren zich ervoor, Gemeenschappelijk Optreden 97/11/JBZ van 16 december 1996 inzake een uniform model voor verblijfstitels, verschenen in PB. L 7 van 10.1.1997, blz. 1, zo spoedig mogelijk, in voorkomend geval stapsgewijs, nog vóór het verstrijken van de in het gemeenschappelijk optreden genoemde overgangstermijnen toe te passen.
Gedaan te Wenen, 15 december 1997.
De voorzitter
-
K.SCHLÖGL
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 15 december 1997
betreffende de leidraad voor bewijsmiddelen en indicaties in het kader van overnameovereenkomsten tussen Schengenstaten
(SCH/Com-ex(97) 39, herz.)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 132,
Gelet op artikel 23, lid 4, van deze Overeenkomst,
BESLUIT:
Het in bijlage opgenomen document SCH/II-Read(97) 3, 7e herz. betreffende de leidraad voor bewijsmiddelen en indicaties in het kader van overnameovereenkomsten tussen Schengenstaten wordt goedgekeurd. Aanbevolen wordt om bedoelde leidraad vanaf het tijdstip van vaststelling van dit besluit toe te passen.
Gedaan te Wenen, 15 december 1997.
De voorzitter
-
K.SCHLÖGL
Betreft: Leidraad voor bewijsmiddelen en indicaties in het kader van overnameovereenkomsten tussen Schengenstaten
SCH/II-Read(97) 3, 7e herz.
Overwegende dat bij de toepassing van de overnameovereenkomsten in de praktijk moeilijkheden zijn ondervonden, inzonderheid wat betreft de bewijsmiddelen op basis waarvan het verblijf op dan wel de doorreis door het grondgebied van de aangezochte overeenkomstsluitende partij van onregelmatig binnengekomen vreemdelingen kan worden vastgesteld,
wordt de volgende leidraad aangenomen, welke de overeenkomstsluitende partijen als richtsnoer kan dienen bij de toepassing van toekomstige overnameovereenkomsten, een en ander met inachtneming van het nationale recht:
1. |
Onder andere de navolgende documenten gelden ter staving van het verblijf of de doorreis:
|
2. |
Onder andere de navolgende indicaties gelden voor het aannemelijk maken van het verblijf of de doorreis:
|
3. |
Voorzover de Schengenpartnerstaten de in punt 1 genoemde bewijsmiddelen bij de sluiting van toekomstige overnameovereenkomsten in aanmerking nemen, leveren deze het volle bewijs van het verblijf of de doorreis. In beginsel wordt geen verder onderzoek verricht. Tegenbewijzen zijn toelaatbaar (bv. valse of vervalste documenten). |
4. |
Voorzover de Schengenpartnerstaten de in punt 2 genoemde indicaties bij de sluiting van toekomstige overnameovereenkomsten in aanmerking nemen, wordt daardoor het verblijf of de doorreis aannemelijk gemaakt. Bedoelde indicaties zijn door een tegenstrijdig element in beginsel weerlegbaar. |
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 21 april 1998
betreffende de rapportage van de task force
(SCH/Com-ex(98) 1, 2e herz.)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 132,
Gelet op artikel 6 van deze Overeenkomst,
BESLUIT:
In aanmerking genomen de stijging van de immigratie van vreemdelingen, in het bijzonder van Irakese en andere onderdanen, naar het grondgebied van de Schengenstaten, is het — in het kader van de in de Europese Unie geformuleerde en nog ter discussie staande aanbevelingen — zaak, op basis van een gemeenschappelijk plan ook de buitengrenscontrole te verscherpen en met het oog daarop concrete ondersteunende maatregelen te treffen.
In overeenstemming met de afbakening der bevoegdheden kan in het kader van Schengen de aandacht vooral op de „pull-factoren” van deze onregelmatige migratiebeweging worden gericht, zonder dat daarbij eraan wordt voorbijgezien dat ook andere gremia zich over de oorzaken van dit fenomeen in de herkomst- en doorreisregio's dienen te buigen.
Met inachtneming van de in het kader van de Europese Unie op andere domeinen geformuleerde aanbevelingen en met nadruk wijzende op de noodzaak, ook in het kader van de implementering van de Overeenkomst van Dublin gepaste stappen te ondernemen, stelt het Uitvoerend Comité de Schengenstaten de volgende maatregelen met betrekking tot de buitengrenscontrole voor, waarvan de omzetting onverwijld dient aan te vangen:
— |
versterking van de inreiscontroles aan de buitengrenzen, door de inzet van additionele personele en moderne technische middelen; |
— |
beveiliging van de niet-openbare zones op de luchthavens met betrekking tot extra-Schengenvluchten en transferpassagiers; parallelle maatregelen in de havens met internationaal verkeer; |
— |
wederzijdse steun bij de opleiding en bijscholing van het met de controle op de luchthavens en in de havens belaste personeel en van het personeel der luchtvaartmaatschappijen, bijvoorbeeld door middel van bilaterale uitwisselingsprogramma's; uitbouw van het gebruik en van het onderling beschikbaar stellen van moderne technische apparatuur, alsmede versterking van de ingezette personele middelen; |
— |
controle der veerboten reeds bij de inscheping en bij de afvaart; |
— |
uitvoering en bevordering van de harmonisatie van sancties tegen en afspraken met vervoerders die illegaal binnengekomen personen hebben vervoerd; |
— |
uitvoering van voorafgaande controles op nader te definiëren risico-opstapplaatsen; |
— |
uitwisseling van informatie omtrent smokkelroutes en -methodes, intensifiëring van de praktische samenwerking tussen politiediensten en grensbewakingsautoriteiten, intensifiëring van de samenwerking tussen deze autoriteiten en uit Schengenstaten afkomstige contactambtenaren die in derde staten werkzaam zijn; wederzijdse detachering, in onderlinge overeenstemming, van ambtenaren van de Schengenstaten ter waarneming van de doeltreffendheid van maatregelen ter bestrijding van illegale immigratie; |
— |
met inachtneming van het nationale recht, afname van vingerafdrukken van iedere illegaal binnengekomen vreemdeling wiens identiteit niet eenduidig op grond van geldige documenten vaststaat, alsmede bewaring ter fine van informatieverstrekking aan de autoriteiten van andere Schengenstaten, waarbij de beginselen van de binnen de Europese Unie overeengekomen wettelijke bepalingen inzake bescherming van persoonsgegevens in acht dienen te worden genomen; |
— |
met inachtneming van het nationale recht, verhinderen dat illegaal binnengekomen vreemdelingen wier identiteit niet eenduidig vaststaat, onderduiken, totdat volledige duidelijkheid over hun identiteit bestaat, dan wel tot uitvaardiging en uitvoering van de vereiste maatregelen door de vreemdelingenpolitie; |
— |
onverwijlde verwijdering van de illegaal op het grondgebied van de Schengenstaten binnengekomen vreemdelingen, voorzover geen blijfrecht bestaat; |
— |
ondersteuning van onderhandelingen over een overnameovereenkomst tussen de Schengenpartnerstaten enerzijds en Turkije, Tsjechië, Slowakije, Hongarije en Slovenië anderzijds; |
— |
verbetering van de praktische samenwerking tussen de Schengenstaten bij de toepassing van de Overeenkomst van Dublin. |
De uitvoering van deze maatregelen zal geschieden:
— |
met inachtneming van de soevereiniteit van elk der staten; |
— |
overeenkomstig de wetgeving van de overeenkomstsluitende partijen, dit wil zeggen, indien zulks op grond van de nationale wetgeving is toegestaan; |
— |
onverminderd de in de bestaande bilaterale overeenkomsten opgenomen bepalingen; |
— |
overeenkomstig het bepaalde in de Schengenuitvoeringsovereenkomst, meer bepaald in de artikelen 134 en 142 daarvan, inzonderheid wat de Overeenkomst van Dublin betreft. |
Gelet op de noodzaak, de uitvoering van deze maatregelen te sturen en deze verder te ontwikkelen, wordt het voorzitterschap verzocht, een task force in te stellen, welke ten minste uit vertegenwoordigers van de zes als voornaamste betrokken staten dient te bestaan. Deze task force dient regelmatig bijeen te komen en tijdens de eerstvolgende bijeenkomst van het Uitvoerend Comité verslag uit te brengen.
De omzetting van dit besluit dient in aanvulling op het actieplan van de Europese Unie plaats te vinden. De vereiste overeenstemming dient op het niveau van het K.4-comité/de Centrale Groep te worden bereikt.
Gedaan te Brussel, 21 april 1998.
De voorzitter
-
J.VANDE LANOTTE
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 21 april 1998
betreffende de samenwerking tussen de overeenkomstsluitende partijen inzake verwijdering van vreemdelingen per vliegtuig
(SCH/Com-ex(98) 10)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 132,
Gelet op artikel 23 van deze Overeenkomst,
BESLUIT:
Het in bijlage opgenomen document SCH/II-Read(97) 5, 5e herz. betreffende de samenwerking tussen de overeenkomstsluitende partijen bij de verwijdering van vreemdelingen door de lucht wordt goedgekeurd. Bedoelde beginselen vinden vanaf het tijdstip van vaststelling van dit besluit toepassing.
Gedaan te Brussel, 21 april 1998.
De voorzitter
-
J.VANDE LANOTTE
VERKLARING VAN HET OOSTENRIJKSE VOORZITTERSCHAP
SCH/II-Read (97) 5, 5e herz.
BETREFT: SAMENWERKING TUSSEN DE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN BIJ DE VERWIJDERING VAN VREEMDELINGEN DOOR DE LUCHT
Overwegende dat het noodzakelijk is de consensuele wil tot samenwerking tussen de overeenkomstsluitende partijen ter vergemakkelijking van de uitvoering van tot verwijdering uit de Schengenruimte strekkende maatregelen op doelmatige wijze vorm te geven,
In overweging nemende dat het bestaan van een gemeenschappelijke territoriale ruimte van vrij personenverkeer een aansporing dient te vormen opdat de met de grenscontroles en de met de toepassing van de vreemdelingenwetgeving belaste ambtenaren, telkens wanneer daartoe noodzaak bestaat, met elkaar samenwerken,
Gelet op de door de overeenkomstsluitende partijen ondervonden moeilijkheden met betrekking tot de verwijdering van vreemdelingen die een doorreis over het grondgebied van de overige overeenkomstsluitende partijen verrichten,
Rekening houdende met de aanbeveling van de Raad van de Europese Unie van 30 november 1992, betreffende de aanneming van een standaard-reisdocument voor de doorreis voor verwijdering, wordt voorgesteld dat de overeenkomstsluitende partijen één enkel document voor het verzoek om vergemakkelijking van doorreis voor de verwijdering van de vreemdeling gebruiken, in overeenstemming met het als bijlage opgenomen model.
Verzoek om vergemakkelijking van doorreis voor de verwijdering
Wat de parameters voor het gebruik van het bij dezen ter goedkeuring voorgestelde formulier betreft, zij zouden in hoofdzaak door de volgende beginselen en doelstellingen worden gekenmerkt:
— |
het verzoek om vergemakkelijking van doorreis dient de autoriteiten van de doorreisstaat zo spoedig mogelijk, in beginsel evenwel ten minste twee dagen op voorhand, ter hand te worden gesteld, behoudens in dienovereenkomstig gemotiveerde dringende gevallen; |
— |
het formulier dient alle essentiële elementen te bevatten betreffende de uit de Schengenruimte te verwijderen perso(o)n(en), met name de identiteit, de eindbestemming, het gebezigde document, de vluchtgegevens, alsmede de identificatie van de begeleidende ambtenaren en de vermelding van datum/uur/vlucht van aankomst op de luchthaven van de aangezochte overeenkomstsluitende partij; |
— |
alle op de hierboven genoemde wijze aangezochte partijen zeggen toe, de informatie met betrekking tot de geaccepteerde doorreis door te geleiden aan de verantwoordelijken voor de grensposten waar de doorreis zal plaatsvinden, opdat deze doorreis op een doelmatige wijze kan worden vergemakkelijkt; |
— |
het vergemakkelijken van de doorreis omvat — naast andere voorzorgsmaatregelen — telkens wanneer dit voor de goede uitvoering van de tot verwijdering strekkende maatregel onontbeerlijk is, de begeleiding vanaf de aankomst door een vertegenwoordiger van de grensbewakingsautoriteiten van de aangezochte staat, het gebruik van alle nodige voorzieningen van deze staat alsook eventuele contacten met andere vertegenwoordigers van de luchthaven, teneinde deze doelstelling te verwezenlijken; |
— |
het verzoek kan worden geweigerd, meer bepaald indien de voorgenomen termijn van de doorreis de op grond van de desbetreffende nationale wetgeving van de aangezochte staat toegestane termijn overschrijdt; |
— |
de overeenkomstsluitende partijen zeggen toe informatie te verstrekken over de respectieve bevoegde diensten en contactpersonen bij wie de betreffende verzoeken moeten worden ingediend. |
BIJLAGE
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 21 april 1998
betreffende de uitwisseling op lokaal niveau van statistische gegevens inzake visa-afgifte
(SCH/Com-ex(98) 12)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 9,
Gelet op artikel 16 van deze Overeenkomst,
Overwegende dat de onderscheidene diplomatieke en consulaire posten door het op lokaal niveau uitwisselen van statistische gegevens inzake afgegeven en formeel geweigerde visa inzicht kunnen krijgen in de globale ontwikkeling van de visumaanvragen binnen hun ressort, alsmede van eventuele verschuivingen van visumaanvragen van de ene post van een Schengenstaat naar de andere post van een Schengenstaat,
Overwegende dat op basis van het aldus verkregen inzicht in het kader van de consulaire samenwerking ter plaatse kan worden nagegaan hoe de geconstateerde ontwikkelingen — vooral wat betreft „visumshopping” — te verklaren zijn, en dat daaruit praktische conclusies kunnen worden getrokken en eventueel aanbevelingen aan de respectieve nationale autoriteiten kunnen worden gedaan,
Rekening houdend met de zware administratieve belasting welke voor de diplomatieke en consulaire posten bestaat door de verplichting om maandelijks statistische gegevens inzake afgifte en formele weigeringen van visa voor kort verblijf uit te wisselen, zoals in nota SCH/II(98) 50, 2e herz. van de werkgroep II aan de Centrale Groep wordt verzocht,
Overwegende dat afgifte van een VTBG slechts in uitzonderlijke omstandigheden kan plaatsvinden, dient het maandelijks uitwisselen van statistieken inzake afgifte van VTBG's op plaatselijk niveau te worden voortgezet,
BESLUIT:
1. |
De periodieke uitwisseling van statistische gegevens over afgegeven en formeel geweigerde visa voor kort verblijf, transitvisa en transitvisa voor luchthavens geschiedt op kwartaalbasis. |
2. |
Onverminderd de verplichtingen voortvloeiend uit artikel 16 van de Overeenkomst zoals deze in bijlage 14 van de gemeenschappelijke visuminstructie zijn vervat en op grond waarvan de Schengenstaten de gegevens over de afgifte van een VTBG binnen 72 uur dienen mede te delen, worden de diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen met nadruk gewezen op de verplichting (SCH/Com-ex decl. 4) om maandelijks hun statistische gegevens betreffende de in de voorgaande maand afgegeven VTBG's uit te wisselen en deze gegevens aan hun respectieve centrale autoriteiten door te geven. |
3. |
Hoofdstuk VIII van de gemeenschappelijke visuminstructie zal dienovereenkomstig worden aangevuld (*******************************). |
Gedaan te Brussel, 21 april 1998.
De voorzitter
-
J.VANDE LANOTTE
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 23 juni 1998
betreffende de te nemen maatregelen ten aanzien van staten die problemen opleveren op het gebied van afgifte van documenten op grond waarvan verwijdering uit de Schengenruimte mogelijk wordt
(SCH/Com-ex(98) 18, herz.)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 132,
Gelet op artikel 20, lid 3, van deze Overeenkomst,
BESLUIT:
De te nemen maatregelen ten aanzien van staten die problemen opleveren op het gebied van afgifte van documenten op grond waarvan verwijdering uit de Schengenruimte mogelijk wordt, worden volgens de in het bijgaande document omschreven procedure aangenomen.
Gedaan te Oostende, 23 juni 1998.
De voorzitter
-
L.TOBBACK
Betreft: Te nemen maatregelen ten aanzien van staten die problemen opleveren op het gebied van afgifte van documenten op grond waarvan verwijdering uit de Schengenruimte mogelijk wordt
SCH/II-Read(98) 2, 2e herz.
Het Belgische voorzitterschap heeft herhaaldelijk (Uitvoerend Comité van 15 december 1997 te Wenen, Centrale Groep van 14 januari 1998 te Brugge en van 23 februari 1998 te Luxemburg) het voornemen geuit, de aan de overname van illegale vreemdelingen gelieerde problemen op te lossen.
Het gaat meer bepaald om teruggeleidingen welke worden bemoeilijkt door het gebrek aan medewerking vanwege buitenlandse consulaten in de Schengenhoofdsteden bij de afgifte van doorlaatbewijzen. Momenteel worden op nationaal niveau eerste aanzetten tot een oplossing overwogen, doch een Schengenaanpak van de problematiek zou tot doelmatigere oplossingen kunnen leiden.
Eén van de voorstellen van het Belgische voorzitterschap bestaat erin, de volgende maatregelen te treffen. Indien een Schengenstaat constateert dat hij met ernstige moeilijkheden wordt geconfronteerd terzake van het bekomen van doorlaatbewijzen met het oog op de teruggeleiding van onregelmatig verblijvende vreemdelingen, brengt hij zijn ambassadeur in de betrokken staat van dit probleem op de hoogte en mandateert hij hem om — in samenwerking met zijn Schengenambtgenoten — ter plekke te treffen maatregelen uit te werken.
In een eerste stadium zouden de ambassadeurs van de Schengenstaten kunnen overwegen, contact op te nemen met de plaatselijke autoriteiten om hen bewust te maken van het probleem van overname van hun onderdanen en ad-hocoplossingen uit te werken. Het voordeel van een ter plekke ondernomen actie bestaat erin dat de nationale autoriteiten van de staat in kwestie soms méér dan hun consulaire ambtenaren in de Schengenhoofdsteden geneigd zijn, over de overname van hun onderdanen te onderhandelen.
De subgroep Overname zal op de hoogte worden gesteld van de ondernomen „plaatselijke acties”. Vervolgens zal de Centrale Groep het Uitvoerend Comité informeren over deze acties en de resultaten daarvan.
Indien deze contacten zonder resultaat blijven, dienen andere — wellicht meer dwingende — middelen (zoals het visumafgiftebeleid) te worden gevonden om de plaatselijke autoriteiten van deze problematiek bewust te maken. Deze maatregelen zouden in de subgroep Visa worden bestudeerd.
Het blijft de respectieve Schengenstaten vrijstaan, de eventueel voorgestelde retorsiemaatregelen al dan niet toe te passen.
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 23 juni 1998
betreffende de Monegaskische verblijfstitels
(SCH/Com-ex(98) 19)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Overwegende dat het vrije verkeer tussen Frankrijk en Monaco is ingesteld vóór de inwerkingtreding van de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen,
Overwegende dat de partijen bij de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen deze regeling inzake vrij verkeer niet ter discussie hebben gesteld,
Overwegende dat de Franse autoriteiten op basis van de nabuurschapovereenkomst tussen Frankrijk en Monaco van 18 mei 1963, zoals herzien en aangevuld bij de Frans-Monegaskische briefwisseling van 15 december 1997, bij de uitoefening van de controles met betrekking tot binnenkomst, verblijf en vestiging van vreemdelingen in het Prinsdom Monaco toepassing geven aan de voorschriften en controles waarin de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen voorziet,
— |
besluit de Monegaskische verblijfstitels op te nemen in het gedeelte van bijlage IV van de gemeenschappelijke visuminstructie (********************************) dat voor de Franse autoriteiten is bestemd; |
— |
besluit in bijlage I van het gemeenschappelijk handboek „Monaco-Héliport” en „Monaco-Port de la Condamine” toe te voegen aan de aangewezen grensdoorlaatposten voor het overschrijden van de buitengrenzen; |
— |
besluit de Monegaskische verblijfstitels op te nemen in het gedeelte dat in bijlage XI van het gemeenschappelijk handboek (*********************************) voor de Franse autoriteiten is bestemd; |
— |
besluit dat de afgifte of de verlenging van een Monegaskische verblijfstitel niet tot gevolg heeft, een overeenkomstsluitende partij ertoe te verplichten, over te gaan tot intrekking van een signalering ter fine van weigering van toegang in het SIS. |
Gedaan te Oostende, 23 juni 1998.
De voorzitter
-
L.TOBBACK
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 23 juni 1998
betreffende de afstempeling van het paspoort van visumaanvragers
(SCH/Com-ex(98) 21)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 9,
Gelet op artikel 17 van deze Overeenkomst,
Overwegende dat het in het belang van alle Schengenpartnerstaten is om in het kader van hun gemeenschappelijk beleid inzake personenverkeer in onderling overleg hun visumafgiftepraktijk te harmoniseren, teneinde te voorkomen dat eenzelfde persoon meervoudige of opeenvolgende visumaanvragen indient,
Verlangend om de consulaire samenwerking te versterken ten behoeve van de bestrijding van illegale immigratie en clandestiene netwerken,
Zich baserend op hoofdstuk VIII van de gemeenschappelijke visuminstructie (**********************************), dat betrekking heeft op de consulaire samenwerking,
Overwegende dat door wederzijdse kennisgeving tussen de Schengenpartnerstaten van het feit dat bij een van hen een visum is aangevraagd, kan worden voorkomen dat meervoudige of opeenvolgende visumaanvragen worden ingediend,
Overwegende dat door identificatie van visumaanvragen middels een stempel kan worden voorkomen dat eenzelfde persoon meervoudige of opeenvolgende visumaanvragen indient,
Overwegende dat de algemene invoering van de praktijk om een stempel aan te brengen voor elke visumaanvraag die in enig land wordt ingediend, ertoe bijdraagt dat de eventuele terughoudendheid welke door een onderling afwijkende praktijk zou kunnen bestaan, wordt verminderd,
BESLUIT:
1. |
Het stempel wordt aangebracht in het paspoort van alle visumaanvragers. Voor diplomatieke en dienstpaspoorten wordt het besluit om al dan niet een stempel aan te brengen, overgelaten aan de terzake bevoegde diplomatieke of consulaire post waar de aanvraag is ingediend. |
2. |
Het stempel bevat een derde ruimte voor de vermelding van de code van het type visum dat is aangevraagd. |
3. |
Het stempel kan worden aangebracht wanneer een visum voor verblijf van langere duur wordt aangevraagd. |
4. |
Het stempel wordt aangebracht wanneer een staat als vertegenwoordiger van een andere Schengenstaat optreedt. In dat geval wordt in de derde ruimte van het stempel, die bestemd is voor de code van het type aangevraagde visum, tevens aangegeven dat de staat als vertegenwoordiger optreedt. |
5. |
In uitzonderlijke gevallen waarin aanbrenging van het stempel onmogelijk blijkt, doet de diplomatieke of consulaire post die het voorzitterschap vervult, na daarover op plaatselijk niveau consulair overleg te hebben gepleegd, daarvan mededeling aan de terzake bevoegde Schengenwerkgroep en verzoekt hij deze om goedkeuring van alternatieve maatregelen, zoals de uitwisseling van fotokopieën van paspoorten of van lijsten van afgewezen visumaanvragen met vermelding van de grond voor afwijzing. |
6. |
Op grond van hetgeen voorafgaat, wordt hoofdstuk VIII, punt 2, van de gemeenschappelijke visuminstructie (***********************************) als volgt gewijzigd: „Door onderlinge informatie-uitwisseling en identificatie van visumaanvragen door middel van een stempel of door andere maatregelen dient te worden voorkomen dat eenzelfde persoon, hetzij tijdens de toetsing van een aanvraag hetzij na afwijzing van een aanvraag, bij eenzelfde post dan wel bij verschillende posten meerdere gelijktijdige of opeenvolgende visumaanvragen indient. Onverminderd de onderlinge raadpleging en informatie-uitwisseling waartoe de posten kunnen overgaan, brengt de post die een visumaanvraag ontvangt, in het paspoort van iedere visumaanvrager een stempel aan met de vermelding: „Visum aangevraagd op … te …”. In de ruimte na „op”. worden zes cijfers ingevuld (twee voor de dag, twee voor de maand en twee voor het jaar); in de tweede ruimte wordt de diplomatieke of consulaire post vermeld; in de derde ruimte wordt aangegeven welk type visum is aangevraagd. Voor diplomatieke en dienstpaspoorten wordt het besluit om al dan niet een stempel aan te brengen, overgelaten aan de terzake bevoegde diplomatieke of consulaire post waar de aanvraag is ingediend. Het stempel kan worden aangebracht wanneer een visum voor verblijf van langere duur wordt aangevraagd. In het geval van een in vertegenwoordiging afgegeven visum wordt in de derde ruimte van het stempel, na de vermelding van de code van het type aangevraagde visum, een „R”. met de code van de vertegenwoordigde staat aangebracht. Indien tot afgifte van het visum wordt overgegaan, wordt de sticker — voorzover mogelijk — op het identificatiestempel aangebracht. In uitzonderlijke gevallen waarin aanbrenging van het stempel onmogelijk blijkt, stelt de diplomatieke of consulaire post die het voorzitterschap vervult, de terzake bevoegde Schengenwerkgroep daarvan in kennis en verzoekt hij deze om goedkeuring van alternatieve maatregelen, zoals de uitwisseling van fotokopieën van het paspoort of van lijsten van afgewezen visumaanvragen met vermelding van de grond voor afwijzing. Op initiatief van het voorzitterschap stellen de hoofden van de diplomatieke en consulaire posten op plaatselijk niveau complementaire preventieve maatregelen vast, indien dergelijke maatregelen nodig blijken te zijn.”. |
Gedaan te Oostende, 23 juni 1998.
De voorzitter
-
L.TOBBACK
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 16 september 1998
betreffende de verstrekking van het gemeenschappelijk handboek aan de kandidaat-lidstaten van de Europese Unie
(SCH/Com-ex(98) 35, 2e herz.)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 132,
Overwegende dat het Schengenacquis op grond van het desbetreffende protocol bij het Verdrag van Amsterdam in het kader van de Europese Unie wordt opgenomen,
Gelet op het feit dat het Schengenacquis op grond van artikel 8 van dit protocol als een acquis geldt dat door alle toetredingskandidaten volledig dient te worden overgenomen, en dat deze staten op adequate wijze daarop dienen te worden voorbereid,
Overwegende dat het in het kader van deze informatieverstrekking noodzakelijk is om de staten waarmee concrete toetredingsonderhandelingen worden gevoerd, in het bezit te stellen van het gemeenschappelijk handboek inzake controle aan de buitengrenzen, met uitzondering van bepaalde bijlagen daarvan, alsmede van andere documenten, ook wanneer het vertrouwelijke documenten betreft
Gelet op het feit dat het eveneens nodig kan zijn openbare besluiten en verklaringen van het Uitvoerend Comité ter beschikking te stellen,
Gelet op het feit dat inzonderheid het gemeenschappelijk handboek inzake controle aan de buitengrenzen een belangrijk onderdeel van het Schengenacquis vormt, waarover de staten waarmee thans concrete toetredingsonderhandelingen worden gevoerd, reeds nu dienen te worden geïnformeerd, opdat zij zich op de overname van dit acquis kunnen instellen,
Overwegende dat het Schengenacquis op grond van het desbetreffende protocol bij het Verdrag van Amsterdam in het kader van de Europese Unie wordt opgenomen,
Gelet op het feit dat het Schengenacquis op grond van artikel 8 van dit protocol als een acquis geldt dat door alle toetredingskandidaten volledig dient te worden overgenomen, en dat deze staten op adequate wijze daarop dienen te worden voorbereid,
Overwegende dat het in het kader van deze informatieverstrekking noodzakelijk is om de staten waarmee concrete toetredingsonderhandelingen worden gevoerd, in het bezit te stellen van het gemeenschappelijk handboek inzake controle aan de buitengrenzen, met uitzondering van bepaalde bijlagen daarvan, alsmede van andere documenten, ook wanneer het vertrouwelijke documenten betreft
Gelet op het feit dat het eveneens nodig kan zijn openbare besluiten en verklaringen van het Uitvoerend Comité ter beschikking te stellen,
BESLUIT:
1. |
Het fungerend voorzitterschap kan het gemeenschappelijk handboek inzake controle aan de buitengrenzen, zonder de bijlagen 6b, 6c en 14b, ter beschikking stellen aan de staten waarmee concrete onderhandelingen over toetreding tot de Europese Unie worden gevoerd. |
2. |
De Centrale Groep wordt ertoe gemachtigd, in concrete gevallen te beslissen over het ter beschikking stellen van andere vertrouwelijke documenten aan staten waarmee concrete onderhandelingen over toetreding tot de Europese Unie worden gevoerd. |
3. |
Bij het ter beschikking stellen van de in de punten 1 en 2 bedoelde documenten dient erop te worden gewezen dat het vertrouwelijke documenten betreft. Een staat aan wie het gemeenschappelijk handboek inzake controle aan de buitengrenzen of een ander als vertrouwelijk aangemerkt document ter beschikking wordt gesteld, dient zich ertoe te verplichten de daarin opgenomen informatie vertrouwelijk te behandelen. |
4. |
Daarenboven kan het fungerend voorzitterschap openbare besluiten en verklaringen van het Uitvoerend Comité alsmede andere, niet als vertrouwelijk aangemerkte documenten ter beschikking stellen van staten en andere diensten voor intern gebruik, wanneer wordt aangetoond dat een gegrond belang bestaat. |
Gedaan te Königswinter, 16 september 1998.
De voorzitter
-
M.KANTHER
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 27 oktober 1998
betreffende het actieplan ter bestrijding van illegale immigratie
(SCH/Com-ex(98) 37, def. 2)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 132,
Gelet op artikel 6 van deze Overeenkomst,
— |
Nadrukkelijk wijzend op de noodzaak tot naleving van de mensenrechten en met onderstreping van de verplichtingen die voor de respectieve partnerstaten voortvloeien uit het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en de protocollen bij dat verdrag, het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen en het Protocol van New York, het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen, alsmede het Verdrag inzake de rechten van het kind; |
— |
Rekening houdend met de door en in het kader van de Europese Unie genomen maatregelen ter bestrijding van de illegale immigratie en de noodzaak onderkennend tot een geïntegreerde aanpak van het probleem; |
— |
Zich rekenschap ervan gevend dat een beleid ter bestrijding van illegale immigratie dient te voorzien in een adequate behandeling van asielverzoeken in overeenstemming met de bepalingen van het volkenrecht; |
BESLUIT:
De Schengenstaten worden thans op bijzondere wijze met grote immigratiegolven geconfronteerd.
De Schengenstaten achten het noodzakelijk om de volgende maatregelen daartegen te nemen:
1. |
Opstelling en regelmatige bijwerking van een rapport inzake de actuele situatie, alsmede uitwerking van voorstellen op basis waarvan de task force tot aanpassing van de maatregelen kan overgaan. |
2. |
Nauwe samenwerking met de verantwoordelijke diensten van de herkomst- en doorreisstaten, rekening houdend met het nationale recht van de Schengenstaten, en wel in de vorm van adviezen van en ondersteuning door contactambtenaren van de Schengenstaten. |
3. |
Het — onder de in punt 2 vermelde voorwaarden — ondersteunen van de herkomst- en doorreisstaten door contactambtenaren van de Schengenstaten, die adviezen kunnen verstrekken om op basis van het nationale recht van het desbetreffende land illegale migratie te verhinderen, teneinde onregelmatige binnenkomst in een Schengenstaat tegen te gaan. |
4. |
Permanente wederzijdse informatieverstrekking over de bevindingen van deskundigenteams die de herkomst- en doorreisstaten, en met name de staten die kandidaat zijn voor toetreding tot de Europese Unie, hebben bezocht, zodat daarmee rekening kan worden gehouden bij het vaststellen van ondersteunende maatregelen. |
5. |
Uitvoering van intensieve controles op de aangewezen grensdoorlaatposten aan de buitengrenzen volgens de Schengenstandaard, waarbij men zich vooral dient te richten op de grenszones waar immigratie plaatsvindt. |
6. |
Een zo volledig mogelijke bewaking van de land- en zeegrenzen tussen de aangewezen grensdoorlaatposten en van het gebied achter de grenzen, en in het bijzonder van de grensvakken die door illegale migratie worden getroffen, door een op de omstandigheden afgestemde inzet van mobiele bewakingseenheden. |
7. |
Controle van niet-openbare zones van havens met internationaal scheepvaartverkeer. |
8. |
Controle van het veerverkeer reeds bij de inscheping en afvaart. |
9. |
Intensivering van op het nationale recht gegronde politiële maatregelen in het binnenland, vooral op grote doorgaande verkeersroutes, zo mogelijk in overleg en in nauwe samenwerking met de overige Schengenstaten. |
10. |
Het afnemen van vingerafdrukken van iedere onregelmatig binnengekomen vreemdeling wiens identiteit niet met volledige zekerheid kan worden vastgesteld, en bewaring van deze vingerafdrukken met het oog op informatieverstrekking aan de autoriteiten van andere Schengenstaten, waarbij het nationale recht alsmede de in Schengen- en EU-verband geldende wettelijke beginselen inzake gegevensbescherming in acht dienen te worden genomen. |
11. |
Het — met inachtneming van het nationale recht — verhinderen dat illegaal binnengekomen vreemdelingen wier identiteit niet eenduidig kon worden vastgesteld, in de illegaliteit verdwijnen, totdat hun identiteit volledig vaststaat dan wel totdat de vereiste vreemdelingenrechtelijke maatregelen zijn vastgesteld en uitgevoerd. |
12. |
Het onverwijld en consequent teruggeleiden van onregelmatig in de Schengenstaten binnengekomen vreemdelingen, voorzover zij geen blijfrecht hebben en geen beletselen bestaan welke op zwaarwegende humanitaire gronden of op internationaal recht berusten. |
13. |
Het opleggen van sancties tegen vervoerders die passagiers zonder de vereiste documenten met het oog op binnenkomst in dan wel doorreis naar een Schengenstaat vervoeren. |
14. |
Het uitwisselen van informatie - in samenwerking met Europol, voorzover dit bij persoonsgegevens is toegestaan en voorzover de in de Europol-overeenkomst voorziene organen daarvoor hun toestemming geven - tussen de door de Schengenstaten aangewezen centrale diensten over de actuele situatie, genomen maatregelen en verrichte aanhoudingen, alsmede in het bijzonder over mensensmokkelorganisaties en smokkelroutes, en versnelde doorgeleiding van deze informatie aan de verantwoordelijke diensten. |
15. |
Het coördineren van de bestrijding van mensensmokkelcriminaliteit door informatie-uitwisseling - in samenwerking met Europol, voorzover dit bij persoonsgegevens is toegestaan en voorzover de in de Europol-overeenkomst voorziene organen daarvoor hun toestemming geven - tussen de bij het onderzoek betrokken diensten, met inachtneming van de bepalingen van de Schengenuitvoeringsovereenkomst en de bepalingen van het nationale recht, waarbij een onderlinge afstemming van de operationele maatregelen dient plaats te vinden. |
16. |
Het op adequate wijze uitvoering geven aan de relevante maatregelen van het op 26 januari 1998 door de Raad vastgestelde EU-actieplan „Toestroom van migranten uit Irak en het omliggende gebied” (EU-doc. 5573/98). |
BESLUIT VAN DE CENTRALE GROEP
van 27 oktober 1998
betreffende het actieplan ter bestrijding van de illegale immigratie
(SCH/C(98) 117)
DE CENTRALE GROEP,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 132, in verbinding met het besluit van het Uitvoerend Comité van 16 september 1998,
BESLUIT:
Het actieplan houdende maatregelen ter bestrijding van de illegale immigratie (SCH/Com-ex(98) 37, 5e herz.) wordt, overeenkomstig de taakopdracht van het Uitvoerend Comité van 16 september 1998, na herziening en afronding in de als bijlage opgenomen versie (SCH/Com-ex(98) 37, def.) in werking gesteld.
Gedaan te Brussel, 27 oktober 1998.
De voorzitter
-
B.SCHATTENBERG
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 16 december 1998
inzake de afschaffing van de grijze lijst van staten waarvan de onderdanen niet door alle Schengenstaten aan de visumplicht zijn onderworpen
(SCH/Com-ex(98) 53, 2e herz.)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 132,
Gelet op artikel 9 van deze Overeenkomst,
Overwegende dat het in het belang van alle Schengenstaten is om, in het kader van hun gemeenschappelijk beleid op het gebied van personenverkeer, hun visumbeleid in onderling overleg te harmoniseren, teneinde mogelijke negatieve consequenties met betrekking tot inreis en de binnenlandse veiligheid te vermijden,
Geleid door de wens om de thans nog bestaande onderlinge verschillen met betrekking tot de visumregeling voor de in deel III van bijlage I bij de gemeenschappelijke visuminstructie (************************************) vermelde staten Bolivia en Ecuador zo snel mogelijk op te heffen,
Gelet op het op 15 december 1992 door de ministers en staatssecretarissen te Madrid vastgestelde document „Basiscriteria voor opneming in de lijst van visumplichtige staten” (doc. SCH/M(92) 32, herz.), alsmede op het besluit van het Uitvoerend Comité zoals vastgesteld op 15 december 1997 te Wenen (doc. SCH/Com-ex(97) 32),
Zich ervan bewust zijnde dat met de maatregelen zoals vervat in de punten 1 tot en met 3 van het op 15 december 1997 door het Uitvoerend Comité vastgestelde besluit (doc. SCH/Com-ex(97) 32) een aanvang is gemaakt,
BESLUIT:
1. |
Bolivia en Ecuador worden opgenomen in de lijst van staten waarvan de onderdanen door geen enkele Schengenstaat aan de visumplicht zijn onderworpen. |
2. |
De Schengenstaten treffen vóór 1 maart 1999 de voor afschaffing van de visumplicht voor Estland, Letland en Litouwen vereiste maatregelen. |
3. |
De Schengenstaten verzoeken de Baltische staten tot het VN-Verdrag van 28 september 1954 betreffende de status van staatlozen toe te treden, zodat de gehele bevolking van de Baltische staten in de toekomst aan het visumvrije reisverkeer in de Schengenstaten zal kunnen deelnemen. |
Dit besluit treedt in werking zodra de Schengenstaten kennis hebben gegeven van de uitvoering van de maatregelen.
Gedaan te Berlijn, 16 december 1998.
De voorzitter
-
C.H. SCHAPPER
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 16 december 1998
betreffende de uitwerking van een handboek met documenten waarin een visum kan worden aangebracht
(SCH/Com-ex(98) 56)
Overeenkomstig artikel 17, lid 3, onder a), van de Schengenuitvoeringsovereenkomst heeft het Uitvoerend Comité in bijlage 11 van de gemeenschappelijke visuminstructie (*************************************) beginselen vastgesteld met betrekking tot de mogelijkheid om in reisdocumenten een visum aan te brengen.
Hierop voortbouwend heeft de subgroep Visa de onder een aantal voorzitterschappen verrichte werkzaamheden inzake de bundeling en toetsing van alle wereldwijd gangbare reisdocumenten afgerond. Dankzij de tot stand gebrachte bundeling van reisdocumenten waarin een visum kan worden aangebracht, kan uitvoering worden gegeven aan de in de Schengenuitvoeringsovereenkomst neergelegde procedure waarbij een voor alle Schengenstaten geldig visum slechts kan worden afgegeven, wanneer het reisdocument waarin het visum dient te worden aangebracht, door alle Schengenstaten als inreisdocument wordt erkend.
Met betrekking tot de documenten waarin een visum kan worden aangebracht, wordt een handboek uitgewerkt dat uit de volgende delen is samengesteld (deel I is reeds voltooid):
Deel I |
Reisdocumenten waarin een visum kan worden aangebracht |
Deel II |
Vreemdelingenpaspoorten van de Schengenstaten waarin een visum kan worden aangebracht |
Deel III |
Lijst van reisdocumenten van internationale organisaties |
Deel IV |
Geleidelijke totstandbrenging van een documentatie, bestaande uit kopieën van de originelen |
Deel V |
Informatie met betrekking tot bekende fantasiepaspoorten. |
Zodra een deel is voltooid, wordt dit ter beschikking van de buitenlandse vertegenwoordigingen gesteld. De verspreiding van voltooide delen onder de consulaire posten is bijgevolg niet van de voltooiing van andere delen afhankelijk.
Het Uitvoerend Comité neemt kennis van het feit dat het uitgewerkte deel I „Reisdocumenten waarin een visum kan worden aangebracht” met het oog op toepassing daarvan aan de buitenlandse vertegenwoordigingen is toegezonden (cf. bijlage: doc. SCH/II-Visa(98) 59, 6e herz.) en geeft opdracht om vóór juni 1999 over de doelmatigheid daarvan te rapporteren. Bedoelde vertegenwoordigingen is verzocht, de doelmatigheid van het document te beoordelen en hierover in maart 1999 te rapporteren.
De bijwerking van het handboek kan op basis van desbetreffende nota's van de delegaties door het secretariaat-generaal worden voorbereid.
Gedaan te Berlijn, 16 december 1998.
De voorzitter
-
C.H. SCHAPPER
OVERZICHT VAN REISDOCUMENTEN WELKE RECHT GEVEN OP OVERSCHRIJDING DER BUITENGRENZEN EN WAARIN EEN VISUM KAN WORDEN AANGEBRACHT
SCH/II-Visa (96) 59, 7e herz.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Collectieve paspoorten:
Portugal en Spanje erkennen alleen de collectieve paspoorten welke zijn afgegeven in overeenstemming met de Europese Overeenkomst van 16 december 1961 betreffende het reizen van jeugdige personen op collectieve paspoorten tussen de landen die lid zijn van de Raad van Europa (en, wat Portugal betreft, voor een maximaal aantal van 25 personen). Portugal aanvaardt evenwel de aanbrenging van een eenvormig visum door de partnerstaten. In concrete gevallen aanvaardt Spanje ook andere collectieve paspoorten, met inachtneming van het reciprociteitbeginsel. Het visum wordt op een apart inlegvel aangebracht.
Reisdocumenten voor staatlozen:
Oostenrijk, Portugal en IJsland zijn geen partij bij het op 28 september 1954 te New York tot stand gekomen Verdrag betreffende de status van staatlozen. Oostenrijk en Portugal aanvaarden niettemin dat de partnerstaten een eenvormig visum aanbrengen in de door de ondertekenende staten van dit Verdrag afgegeven documenten. IJsland zal zijn standpunt later mededelen.
Doorlaatbewijs:
Een doorlaatbewijs wordt in de regel alleen aanvaard voor de doorreis met het oog op terugkeer naar de staat van afgifte.
De volgende bepalingen vinden toepassing met betrekking tot Duitsland:
De door één van de door Duitsland op internationaal niveau erkende staten afgegeven officiële identiteitsdocumenten als bedoeld onder de punten 1 tot en met 9 welke nog niet formeel zijn erkend, worden onder bepaalde voorwaarden en in overeenstemming met de in dezen van toepassing zijnde wettelijke bepalingen als paspoorten of paspoortvervangende documenten aanvaard, zelfs indien zij onbekend zijn, en kunnen worden geviseerd, zolang hun niet-erkenning niet formeel is geconstateerd. Wat betreft de overige Schengenstaten kan in de documenten geen visum worden aangebracht indien zij niet de volgende indicatieve elementen en kenmerken bevatten: naam en voornaam, geboortedatum, nationaliteit (behalve voor paspoorten van vluchtelingen en staatlozen), foto, handtekening van de houder en machtiging tot terugkeer, voorzover het document aan andere personen dan eigen onderdanen wordt afgegeven: op deze documenten wordt een kruisje met een asterisk X* aangebracht.
De volgende bepalingen vinden toepassing met betrekking tot Oostenrijk:
Voorzover een reisdocument in de voorliggende lijst niet uitdrukkelijk als „niet erkend” is aangemerkt, kan het - ook indien het niet van een „X” is voorzien - voor Oostenrijk worden geviseerd, indien:
— |
het document door een daartoe gemachtigd volkenrechtelijk subject is afgegeven; |
— |
de identiteit van de houder van het document daarin ondubbelzinnig is weergegeven; |
— |
het document tijdelijk geldig is; |
— |
het document ook voor de Republiek Oostenrijk geldig is en |
— |
een machtiging tot terugkeer naar de staat die het document heeft afgegeven, gewaarborgd is. |
Legenda:
1 |
gewoon paspoort |
2 |
diplomatiek paspoort |
3 |
dienstpaspoort |
4 |
bijzonder paspoort |
5 |
collectief paspoort |
6 |
identiteitstitel voor kinderen |
7 |
zeemansboekje |
8 |
reistitel voor vluchtelingen (Verdrag van Genève van 28 juli 1951) |
9 |
reistitel voor staatlozen (Verdrag van New York van 28 september 1954) |
10 |
reistitel voor vreemdelingen |
11 |
andere reisdocumenten |
X |
Het document geeft recht op buitengrensoverschrijding. In het document kan een visum worden aangebracht |
O |
Het document wordt niet erkend door de betreffende overeenkomstsluitende partij |
„Het document bestaat niet” of „De overeenkomstsluitende partij(en) heeft (hebben) geen gegevens verstrekt”. Het document wordt als niet-erkend document behandeld O. Indien het reisdocument aan de door Oostenrijk genoemde bepalingen voldoet, kan daarin voor Oostenrijk een visum worden aangebracht. |
|
(X) |
Het staat niet vast dat het document wordt afgegeven |
— ANDORRA
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||
3 |
|||||||||||||||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
|||||||||||||||
8 |
|||||||||||||||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
— VERENIGDE ARABISCHE EMIRATEN
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
X |
X |
X |
||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
O |
X |
X |
|||||||||||
8 |
|||||||||||||||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
||||||||||||||
|
— AFGHANISTAN
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
|||||||||||||||
8 |
|||||||||||||||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X |
X |
X |
— ANTIGUA en BARBUDA
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||
4 |
|||||||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
9 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
10 |
|||||||||||||
11 |
— ALBANIË
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
O |
O |
||||||||||||||
7 |
X |
||||||||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
O |
O |
X |
— ARMENIË
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
O |
||||||||||||||
7 |
|||||||||||||||
8 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X (6 ******************************************** ************************************************ 148) |
— ANGOLA
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X (7 ********************************************* ************************************************* 149) |
X (8 ************************************************** 150) |
X (8 ************************************************** 150) |
||||||||||||
|
O |
— ARGENTINIË
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
X |
X |
||||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||
10 (° *************************************************** 151) |
O |
||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
||||||||||||||
|
X (9 **************************************************** 152) |
||||||||||||||
|
X (10 ***************************************************** 153) |
— AUSTRALIË
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
||||||||||||||
8 (° ****************************************************** 154) |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X (11 ******************************************************* 155) |
X (11 ******************************************************* 155) |
X (11 ******************************************************* 155) |
O |
O |
O |
O |
X (11 ******************************************************* 155) |
|||||||
|
X (11 ******************************************************* 155) |
X (11 ******************************************************* 155) |
O |
O |
O |
O |
X (11 ******************************************************* 155) |
||||||||
|
O |
— AZERBEIDZJAN
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
4 |
|||||||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
||||||||||
8 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
9 |
X |
X |
X |
X |
|||||||||
10 |
|||||||||||||
11 |
— BOSNIË-HERZEGOVINA
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
4 |
|||||||||||||
5 |
O |
O |
|||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
|||||||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
9 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
10 |
|||||||||||||
11 |
— BARBADOS
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||||||||
8 |
|||||||||||||||
9 (° ******************************************************** 156) |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
O |
|||||||||||||
|
O |
O |
O |
— BANGLADESH
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
3 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
4 |
|||||||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
X |
O |
X |
X |
|||||||||
8 |
|||||||||||||
9 |
|||||||||||||
10 |
|||||||||||||
11 |
— BURKINA FASO
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
|||||||||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 |
O |
||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
O |
O |
||||||||||||
|
O |
||||||||||||||
|
O |
— BULGARIJE
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
X |
O |
O |
||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 (° ********************************************************* *****************************************************************) |
X (12 ********************************************************** *****************************************************************) |
O |
|||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X |
X |
O |
O |
|||||||||||
|
X |
X (13 *********************************************************** *****************************************************************) |
— BAHREIN
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
3 |
|||||||||||||||
4 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
|||||||||||||||
8 |
|||||||||||||||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X (14 ************************************************************ *****************************************************************) |
— BURUNDI
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
4 |
|||||||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
|||||||||||||
8 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
9 |
|||||||||||||
10 |
|||||||||||||
11 |
— BENIN
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
4 |
|||||||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
X |
X |
|||||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
9 |
|||||||||||||
10 |
|||||||||||||
11 |
— BRUNEI
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||||||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
|||||||||||||||
8 |
|||||||||||||||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
X (15 ************************************************************* *****************************************************************) |
O |
||||||||||||
|
O |
— BOLIVIA
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
4 |
X |
||||||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
|||||||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
9 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
10 |
|||||||||||||
11 |
— BRAZILIË
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||||
10 (° ************************************************************** *****************************************************************) |
X |
X |
O |
O |
X (16 *************************************************************** *****************************************************************) |
||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
X (17 **************************************************************** *****************************************************************) |
|||||||||||||
|
O |
||||||||||||||
|
X (18 ***************************************************************** *****************************************************************) |
||||||||||||||
|
O |
— BAHAMA'S
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X |
|||||||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
O |
O |
— BHUTAN
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
2 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||
4 |
|||||||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
|||||||||||||
8 |
|||||||||||||
9 |
|||||||||||||
10 |
|||||||||||||
11 |
— BOTSWANA
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
4 |
|||||||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
|||||||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
9 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
10 |
|||||||||||||
11 |
— BELARUS
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
O |
X |
X |
X |
X |
||||||||||
8 |
|||||||||||||||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X (19 ***************************************************************** *****************************************************************) |
— BELIZE
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
||||||||||||||
|
O |
— CANADA
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
||||||||||||||
4 |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
O |
O |
O |
O |
||||||||||
|
X (20 ***************************************************************** *****************************************************************) |
— CONGO (DEMOCRATISCHE REPUBLIEK)
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 (∞ ***************************************************************** *****************************************************************) |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
2 (° ***************************************************************** *****************************************************************) |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
X |
O |
X |
X |
|||||||||
8 |
X |
X |
X |
X |
X (21 ***************************************************************** *****************************************************************) |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
9 |
|||||||||||||
10 |
|||||||||||||
11 |
— CENTRAAL-AFRIKAANSE REPUBLIEK
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
|||||||||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
O |
|||||||||||||
|
O |
O |
|||||||||||||
|
O |
||||||||||||||
|
O |
— CONGO BRAZZAVILLE
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 (° ***************************************************************** *****************************************************************) |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 (∞ ***************************************************************** *****************************************************************) |
X (22 ***************************************************************** *****************************************************************) |
X |
O |
||||||||||||
7 |
X |
O |
X |
X |
X |
X |
|||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X (23 ***************************************************************** *****************************************************************) |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
||||||||||||||
|
O |
||||||||||||||
|
O |
— ZWITSERLAND
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||||
5 |
X |
X (24 *****************************************************************) |
X |
X (24 *****************************************************************) |
X |
X |
|||||||||
6 |
X |
X |
X |
X |
|||||||||||
7 |
X |
X |
X |
X |
X |
||||||||||
8 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||
10 (° *****************************************************************) |
X |
O |
X |
||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
— IVOORKUST
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X |
||||||||||||||
|
O |
— CHILI
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
X |
X |
X |
X |
|||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 (° *****************************************************************) |
X |
O |
O |
||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
||||||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X |
||||||||||||||
|
X |
||||||||||||||
|
O |
||||||||||||||
|
X (25 *****************************************************************) |
— KAMEROEN
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
O |
O |
|||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
O |
— CHINA
— COLOMBIA
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
X |
|||||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
O |
|||||||||||||
|
X (31 *****************************************************************) |
X (32 *****************************************************************) |
— COSTA RICA
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
|||||||||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||||
10 (° *****************************************************************) |
O |
O |
O |
O |
|||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X (33 *****************************************************************) |
O |
O |
||||||||||||
|
X |
— CUBA
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X (34 *****************************************************************) |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 (° *****************************************************************) |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||||||||
8 |
|||||||||||||||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
— KAAPVERDIË
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
X |
|||||||||||
8 |
|||||||||||||||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
— CYPRUS
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
X |
||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
O |
X |
X |
||||||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X |
X |
O |
O |
X |
O |
X (35 *****************************************************************) |
— TSJECHIË (TSJECHISCHE REPUBLIEK)
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
X |
|||||||||||
8 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 (° *****************************************************************) |
X (36 *****************************************************************) |
O |
O |
||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X |
X (37 *****************************************************************) |
— DJIBOUTI
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
||||||||||||||
|
O |
— DOMINICA
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
4 |
|||||||||||||||
5 |
O |
||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X (38 *****************************************************************) |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
||||||||||||||
|
O |
||||||||||||||
|
O |
— DOMINICAANSE REPUBLIEK
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
4 |
|||||||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
X (39 *****************************************************************) |
X |
X |
X |
|||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
9 |
|||||||||||||
10 |
|||||||||||||
11 |
— ALGERIJE
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X (40 *****************************************************************) |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X |
||||||||||||||
|
X (41 *****************************************************************) |
— ECUADOR
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
4 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||||||
5 |
X |
||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
X |
||||||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
9 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
10 |
|||||||||||||
11 |
— ESTLAND
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
|||||||||||||||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X (42 *****************************************************************) |
O |
X (42 *****************************************************************) |
O |
X |
|||||||||
8 (43 *****************************************************************) |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 (° *****************************************************************) |
X |
X |
X (44 *****************************************************************) |
X |
O |
X |
X |
X |
X (45 *****************************************************************) |
X |
|||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
O |
O |
X |
X |
||||||||||
|
X (46 *****************************************************************) |
— EGYPTE
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||||||||
5 |
X |
O |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||||||
8 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X |
X (47 *****************************************************************) |
O |
||||||||||||
|
X |
X (48 *****************************************************************) |
O |
||||||||||||
|
O |
O |
|||||||||||||
|
O |
— ERITREA
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
|||||||||||||||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
|||||||||||||||
8 |
|||||||||||||||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X |
— ETHIOPIË
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
||||||||||||||
4 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X |
|||||||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X |
O |
O |
||||||||||||
|
X |
O |
O |
— FIJI
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
|||||||||||||||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
||||||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
O |
O |
— MICRONESIË
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
2 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
4 |
|||||||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
|||||||||||||
8 |
|||||||||||||
9 |
|||||||||||||
10 |
|||||||||||||
11 |
— MONACO
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
|||||||||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
— GABON
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
4 |
O |
||||||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
||||||||||
8 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
9 |
|||||||||||||
10 |
|||||||||||||
11 |
— GRENADA
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
X |
X |
||||||||||
8 |
|||||||||||||||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
||||||||||||||
|
O |
— GEORGIË
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X (49 *****************************************************************) |
X |
X |
||||||||||||
8 |
|||||||||||||||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X (50 *****************************************************************) |
||||||||||||||
|
O |
O |
— GHANA
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||||||||
8 |
X |
X |
X (51 *****************************************************************) |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
O |
O |
||||||||||||
|
O |
O |
— GAMBIA
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
2 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
3 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
4 |
|||||||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
X |
||||||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
9 |
|||||||||||||
10 |
|||||||||||||
11 |
— GUINEE
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
X |
|||||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
||||||||||||||
|
X |
— EQUATORIAAL-GUINEA
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
3 (∞ *****************************************************************) |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
4 |
X |
||||||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
X |
||||||||||||
7 |
|||||||||||||
8 (° *****************************************************************) |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
9 |
|||||||||||||
10 |
|||||||||||||
11 |
— GUATEMALA
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
4 |
|||||||||||||||
5 |
O |
O |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
||||||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X |
X |
|||||||||||||
|
O |
— GUINEE-BISSAU
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||||||||
8 (° *****************************************************************) |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X (52 *****************************************************************) |
||||||||||||||
|
O |
— GUYANA
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||||||||
8 |
|||||||||||||||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
— HONDURAS
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
X |
X (53 *****************************************************************) |
X |
||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X (54 *****************************************************************) |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||||
8 (° *****************************************************************) |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
O |
— KROATIË
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
X (55 *****************************************************************) |
X (56 *****************************************************************) |
O |
||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X (56 *****************************************************************) |
X |
X |
X |
X |
|||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||
10 (° *****************************************************************) |
O |
O |
|||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X |
X (56 *****************************************************************) |
O |
||||||||||||
|
X (57 *****************************************************************) |
X (58 *****************************************************************) |
X (58 *****************************************************************) |
— HAÏTI
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
|||||||||||||||
8 (° *****************************************************************) |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
— HONGARIJE
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
O |
||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||||||
8 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 (° *****************************************************************) |
O |
X |
X (59 *****************************************************************) |
O |
O |
X (60 *****************************************************************) |
|||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X |
O |
O |
X |
O |
||||||||||
|
O |
X (61 *****************************************************************) |
X (60 *****************************************************************) |
X (60 *****************************************************************) |
|||||||||||
|
O |
— INDONESIË
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X |
O |
X |
X |
||||||||||
8 |
|||||||||||||||
9 |
|||||||||||||||
10 (° *****************************************************************) |
O |
O |
O |
O |
|||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
X |
|||||||||||||
|
O |
O |
O |
— ISRAËL
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
X |
||||||||||||||
5 |
X |
||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
||||||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||
10 (° *****************************************************************) |
X |
X |
X |
X |
O |
X |
X |
X (62 *****************************************************************) |
X (63 *****************************************************************) |
||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
X |
|||||||||||||
|
X (64 *****************************************************************) |
X (64 *****************************************************************) |
X (64 *****************************************************************) |
— INDIA
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
4 |
|||||||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 (° *****************************************************************) |
X |
O |
X |
X |
X |
||||||||
8 |
|||||||||||||
9 |
|||||||||||||
10 (° *****************************************************************) |
O |
X (65 *****************************************************************) |
|||||||||||
11 |
— IRAK
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 (° *****************************************************************) |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||||
4 |
X |
||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
O |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||||
8 |
|||||||||||||||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X |
X |
— IRAN
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||||
8 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X (66 *****************************************************************) |
— JAMAICA
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
2 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
3 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
4 |
|||||||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
X |
X* |
O |
X |
X |
X |
|||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
9 |
|||||||||||||
10 |
|||||||||||||
11 |
— JORDANIË
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 (° *****************************************************************) |
X |
||||||||||||||
8 |
|||||||||||||||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
O |
— JAPAN
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
O |
X |
||||||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 (° *****************************************************************) |
X |
X (67 *****************************************************************) |
O |
O |
X |
X |
|||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X (68 *****************************************************************) |
— KENIA
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
|||||||||||||||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
|||||||||||||||
8 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
— KIRGIZIË
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
2 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
4 |
|||||||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
X |
O |
X |
X |
|||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
9 |
|||||||||||||
10 |
|||||||||||||
11 |
— CAMBODJA
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
O |
O |
X |
|||||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X (69 *****************************************************************) |
X (69 *****************************************************************) |
— KIRIBATI
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
3 |
|||||||||||||||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
|||||||||||||||
8 |
|||||||||||||||
9 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
O |
O |
||||||||||||
|
O |
O |
O |
O |
— COMOREN
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
4 |
|||||||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
|||||||||||||
8 |
|||||||||||||
9 |
|||||||||||||
10 |
|||||||||||||
11 |
— SAINT KITTS EN NEVIS
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
3 |
X |
X |
X |
||||||||||
4 |
|||||||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
X |
O |
X |
X |
|||||||||
8 |
|||||||||||||
9 |
|||||||||||||
10 |
|||||||||||||
11 |
— NOORD-KOREA
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
O |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
2 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
O |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
3 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
O |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
4 |
|||||||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
X |
O |
|||||||||||
8 |
|||||||||||||
9 |
|||||||||||||
10 |
|||||||||||||
11 |
— ZUID-KOREA
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X* |
O |
X |
X |
X |
|||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X |
X |
X |
O |
X |
X |
— KOEWEIT
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
||||||||||||||
4 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
O |
||||||||||||||
8 |
|||||||||||||||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X (70 *****************************************************************) |
X |
|||||||||||||
|
O |
O |
— KAZACHSTAN
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X (71 *****************************************************************) |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
4 |
|||||||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
|||||||||||||
8 |
|||||||||||||
9 |
|||||||||||||
10 (° *****************************************************************) |
X (72 *****************************************************************) |
O |
X |
||||||||||
11 |
— LAOS
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
O |
O |
O |
||||||||||||
8 |
|||||||||||||||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X (73 *****************************************************************) |
— LIBANON
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
|||||||||||||||
4 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
|||||||||||||||
8 |
|||||||||||||||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
O |
O |
||||||||||||
|
X |
O |
X |
X (74 *****************************************************************) |
X |
O |
— SAINT LUCIA
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
2 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
3 |
X |
X |
X |
X |
|||||||||||
4 |
|||||||||||||||
5 (° *****************************************************************) |
O |
||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||||||
8 |
|||||||||||||||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
||||||||||||||
|
O |
||||||||||||||
|
O |
— LIECHTENSTEIN
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
|||||||||
6 |
X |
X |
X* |
X |
X |
||||||||||
7 |
|||||||||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 (° *****************************************************************) |
X |
O |
|||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
— SRI LANKA
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||||||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
O |
X |
X |
|||||||||||
8 |
|||||||||||||||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
||||||||||||||
|
O |
— LIBERIA
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
4 |
|||||||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
9 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
10 |
|||||||||||||
11 |
— LESOTHO
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||||
4 |
|||||||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
|||||||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
9 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
10 |
|||||||||||||
11 |
— LITOUWEN
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
|||||||||||||||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 (°) |
X |
X |
O |
X |
X |
||||||||||
7 |
X |
X |
O |
X |
X |
X |
|||||||||
8 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
X |
||||||||||||||
10 |
X |
||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X (75) |
X (75) |
X |
— LETLAND
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
|||||||||||||||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
O |
X |
X |
X |
X |
X |
||||||||
8 (°) |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 (∞) |
X |
X |
X (78) |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||||
11 |
|||||||||||||||
|
X (76) |
X (77) |
X |
— LIBIË
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X (79) |
X |
X |
X (79) |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X (80) |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X (80) |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
4 |
X (80) |
||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X* |
X |
X |
X |
||||||||||
8 |
|||||||||||||||
9 (°) |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
O |
|||||||||||||
|
X |
O |
X |
O |
O |
||||||||||
|
O |
— MAROKKO
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
2 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
3 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
4 |
X |
X |
X |
X |
X |
||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||||
8 |
X |
X |
O |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
9 |
|||||||||||||
10 |
|||||||||||||
11 |
— MOLDAVIË
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
|||||||||||||||
8 |
|||||||||||||||
9 |
|||||||||||||||
10 (°) |
O |
O |
O |
||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X (81) |
X (82) |
— MADAGASKAR
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
X |
|||||||||||
8 (°) |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X (83) |
O |
O |
— MARSHALLEILANDEN
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
|||||||||||||||
8 |
|||||||||||||||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
O |
— VOORMALIGE JOEGOSLAVISCHE REPUBLIEK MACEDONIË (84)
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
O |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
O |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
O |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
X |
O |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
|||||||||||||||
8 |
X |
X |
X |
(X) |
O |
X |
X |
X |
|||||||
9 |
(X) |
X |
X |
||||||||||||
10 (°) |
O |
O |
O |
X |
|||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X (85) |
— MALI
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||||||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
|||||||||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X |
O |
|||||||||||||
|
O |
— MYANMAR
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
3 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
4 |
X |
||||||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
|||||||||||||
8 |
|||||||||||||
9 |
|||||||||||||
10 |
|||||||||||||
11 |
— MONGOLIË
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
4 |
|||||||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
|||||||||||||
8 |
|||||||||||||
9 |
|||||||||||||
10 |
|||||||||||||
11 |
— MAURITANIË
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
2 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
3 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
4 |
|||||||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
|||||||||||||
8 (°) |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
9 |
|||||||||||||
10 |
|||||||||||||
11 |
— MALTA
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||
4 |
|||||||||||||||
5 |
X |
X |
X (87) |
X |
X |
X (87) |
|||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||||||||
8 (°) |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||||
|
X (88) |
||||||||||||||
|
O |
— MAURITIUS
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
3 |
|||||||||||||
4 |
|||||||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||||
8 |
|||||||||||||
9 |
|||||||||||||
10 |
|||||||||||||
11 |
— MALDIVEN
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
O |
X |
|||||||||||||
8 |
|||||||||||||||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
O |
X |
— MALAWI
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
|||||||||||||||
8 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X (89) |
X (90) |
|||||||||||||
|
X (91) |
— MEXICO
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||||||||
8 |
|||||||||||||||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
— MALEISIË
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X |
|||||||||||||
8 |
|||||||||||||||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
O |
O |
O |
O |
||||||||||
|
O |
O |
X (92) |
O |
— MOZAMBIQUE
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
O |
X |
X |
||||||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
||||||||||||||
|
O |
— NAMIBIË
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
|||||||||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 (°) |
X |
O |
|||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X (93) |
||||||||||||||
|
X (94) |
— NIGER
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
|||||||||||||||
8 (°) |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
— NIGERIA
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
X |
X |
||||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X (95) |
— NICARAGUA
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
X |
||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
|||||||||||||||
8 (°) |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 (∞) |
X |
O |
O |
||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
O |
O |
||||||||||||
|
X (96) |
||||||||||||||
|
X (97) |
— NEPAL
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
|||||||||||||||
8 |
|||||||||||||||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
— NAURU
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
2 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
3 |
|||||||||||||
4 |
|||||||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
|||||||||||||
8 |
|||||||||||||
9 |
|||||||||||||
10 |
|||||||||||||
11 |
— NIEUW-ZEELAND
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
4 |
|||||||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
X |
|||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
9 |
|||||||||||||
10 (°) |
X (98) |
O |
O |
O |
X (98) |
||||||||
11 |
— OMAN
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
X |
X |
|||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
|||||||||||||||
8 |
|||||||||||||||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X (99) |
||||||||||||||
|
O |
— PANAMA
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
X |
X |
O |
X |
|||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
O |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X |
||||||||||||||
|
X |
||||||||||||||
|
O |
— PERU
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||
4 |
X |
X |
X |
X |
|||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
X |
|||||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
— PAPOEA-NIEUW-GUINEA
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
O |
X |
X |
|||||||||||
8 (°) |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
||||||||||||||
|
— FILIPIJNEN
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X |
O |
X |
X |
||||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X |
O |
— PAKISTAN
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
4 |
|||||||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
X |
O |
X |
X |
|||||||||
8 |
|||||||||||||
9 |
|||||||||||||
10 |
|||||||||||||
11 |
— POLEN
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
X (100) |
X (101) |
O |
||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||||
8 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 (°) |
X (102) |
O |
O |
O |
|||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X |
X (104) |
|||||||||||||
|
X |
O |
|||||||||||||
|
O |
||||||||||||||
|
X (103) |
X (105) |
X |
— PALAU
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
4 |
|||||||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
|||||||||||||
8 |
|||||||||||||
9 |
|||||||||||||
10 |
|||||||||||||
11 |
— PARAGUAY
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
2 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
4 |
X |
||||||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
|||||||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
9 |
|||||||||||||
10 |
|||||||||||||
11 |
— QATAR
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
X |
X |
X |
X |
|||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
|||||||||||||||
8 |
|||||||||||||||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
X (106) |
|||||||||||||
|
O |
— ROEMENIË
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
X (107) |
||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||||
8 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X |
X (108) |
O |
X (109) |
X (109) |
||||||||||
|
X |
O |
O |
||||||||||||
|
O |
O |
|||||||||||||
|
O |
O |
O |
||||||||||||
|
X (108) |
— RUSLAND
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X (110) |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X |
O |
O |
||||||||||||
|
X (111) |
X |
— RWANDA (°)
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
|||||||||||||||
8 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
— SAOEDI-ARABIË
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
||||||||||||||
4 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
|||||||||||||||
8 |
|||||||||||||||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X (112) |
O |
— SALOMONSEILANDEN
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
2 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
3 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
4 |
|||||||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
9 |
|||||||||||||
10 |
|||||||||||||
11 |
— SEYCHELLEN
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||||||||
8 (°) |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
— SUDAN
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||||
4 |
X |
||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
O |
X |
||||||||||||
8 |
X |
X |
X (113) |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
— SINGAPORE
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
X |
|||||||||||
8 |
|||||||||||||||
9 |
|||||||||||||||
10 |
X |
O |
|||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X |
O |
|||||||||||||
|
X |
O |
|||||||||||||
|
X |
X (114) |
X (115) |
X |
— SLOVENIË
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
X (116) |
||||||||||||||
5 |
O |
X |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
X |
|||||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 (°) |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||
10 (∞) |
O |
O |
|||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X |
O |
|||||||||||||
|
X |
O |
X |
||||||||||||
|
X |
X (117) |
— SLOWAKIJE
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
X |
||||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
||||||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 (°) |
X |
X |
O |
O |
|||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X |
X (118) |
X (119) |
— SIERRA LEONE
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
4 |
|||||||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
X |
O |
X |
X |
|||||||||
8 (°) |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
9 |
|||||||||||||
10 |
|||||||||||||
11 |
— SAN MARINO
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||||||||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
|||||||||||||||
8 |
|||||||||||||||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||||
|
X |
X |
|||||||||||||
|
X |
X |
— SENEGAL
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
3 |
X |
X |
X (120) |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
4 |
|||||||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
9 |
|||||||||||||
10 |
|||||||||||||
11 |
— SOMALIË
AT (°) |
BNL (°) |
D (°) |
DK (°) |
E (°) |
F (°) |
GR (°) |
I (°) |
IS |
N |
P (°) |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
O |
|||
2 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
O |
|||
3 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
O |
|||
4 |
|||||||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
X |
O |
X |
||||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||
10 |
|||||||||||||
11 |
— SURINAME
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
3 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X |
|||||||||||||
8 (°) |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 (∞) |
X (121) |
O |
|||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X |
X (122) |
|||||||||||||
|
O |
— SAO TOMÉ EN PRINCIPE
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
4 |
|||||||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
X |
O |
X |
X |
X |
||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
9 |
|||||||||||||
10 |
|||||||||||||
11 |
— EL SALVADOR
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
3 |
X |
X |
X (123) |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
4 |
|||||||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
|||||||||||||
8 (124) |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
9 |
|||||||||||||
10 |
|||||||||||||
11 |
— SYRIË
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
3 |
X |
X |
O |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
4 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
||||||||||||
8 |
|||||||||||||||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X |
X (125) |
— SWAZILAND
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
3 |
|||||||||||||
4 |
|||||||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
|||||||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
9 |
|||||||||||||
10 |
|||||||||||||
11 |
— TSJAAD
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
X |
X |
|||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
|||||||||||||||
8 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
O |
O |
||||||||||||
|
O |
O |
O |
O |
— TOGO
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
X |
|||||||||||
8 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
O |
O |
||||||||||||
|
O |
O |
O |
||||||||||||
|
O |
O |
|||||||||||||
|
O |
O |
O |
— THAILAND
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
O |
||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
||||||||||||||
8 |
|||||||||||||||
9 |
|||||||||||||||
10 (°) |
X (126) |
O |
|||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X |
X (127) |
|||||||||||||
|
X (128) |
||||||||||||||
|
O |
— TADZJIKISTAN
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
3 |
X |
X |
X |
X |
|||||||||
4 |
|||||||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
X |
|||||||||
8 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
9 |
|||||||||||||
10 |
|||||||||||||
11 |
— TURKMENISTAN
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 (°) |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
4 |
|||||||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
X |
O |
|||||||||||
8 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
9 |
|||||||||||||
10 |
|||||||||||||
11 |
— TUNESIË
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||||||
4 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||||
5 |
X |
||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
O |
— TONGA
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
O |
X |
||||||||||||
8 |
|||||||||||||||
9 |
|||||||||||||||
10 |
O |
||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
O |
O |
O |
O |
||||||||||
|
O |
||||||||||||||
|
O |
— TURKIJE
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||
5 |
X |
X |
X (129) |
X |
X |
X |
X |
||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
O |
X |
O |
|||||||||||
8 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
9 |
|||||||||||||||
10 |
X |
O |
|||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X |
X (130) |
— TRINIDAD en TOBAGO
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
X |
||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
X |
|||||||||||
8 |
|||||||||||||||
9 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X |
O |
|||||||||||||
|
X |
X |
X |
— TUVALU
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
3 |
|||||||||||||||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
||||||||||||||
8 (°) |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
— TAIWAN
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P (°) |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
O |
X |
X |
2 |
X |
X |
O |
O |
O |
X |
X |
O |
X |
O (131) |
|||
3 |
X |
X |
O |
O |
O |
X |
X |
O |
O (131) |
||||
4 |
|||||||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
|||||||||||||
8 |
|||||||||||||
9 |
|||||||||||||
10 |
|||||||||||||
11 |
— TANZANIA
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||||||
8 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
— OEKRAÏNE
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 (°) |
X |
X |
X |
X |
|||||||||||
7 |
X |
X (132) |
X |
X |
X |
X |
X |
||||||||
8 |
|||||||||||||||
9 |
|||||||||||||||
10 (∞) |
O |
||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X (133) |
— UGANDA
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 |
X* (134) |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
2 |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
3 |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
4 |
|||||||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
|||||||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
9 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
10 |
|||||||||||||
11 |
— VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
4 |
|||||||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
||||||||||
8 |
X |
||||||||||||
9 |
|||||||||||||
10 (°) |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||||
11 |
— URUGUAY
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
4 |
|||||||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
9 |
|||||||||||||
10 (°) |
X (135) |
X (135) |
O |
X (135) |
X (135) |
||||||||
11 |
— OEZBEKISTAN
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
|||||||||||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
|||||||||||||||
8 |
|||||||||||||||
9 |
|||||||||||||||
10 (°) |
O |
||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X |
O |
— VATICAANSTAD
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
3 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
4 |
|||||||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
|||||||||||||
8 (°) |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
9 (°) |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
10 |
|||||||||||||
11 |
— SAINT VINCENT EN DE GRENADINES
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
O |
X |
X |
|||||||||||
8 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X (136) |
— VENEZUELA
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
X |
X |
|||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
O |
X |
X |
|||||||||||
8 |
|||||||||||||||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X |
X (137) |
X |
O |
X |
X |
X |
X |
|||||||
|
O |
O |
— VIETNAM
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 (°) |
X |
O |
X |
X |
|||||||||||
8 |
|||||||||||||||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X (138) |
— VANUATU
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
4 |
|||||||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
|||||||||||||
8 |
|||||||||||||
9 |
|||||||||||||
10 |
|||||||||||||
11 |
— WEST-SAMOA (EILANDEN)
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
|||||||||||||||
8 (°) |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
— PALESTIJNSE AUTORITEIT
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X (139) |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
2 |
|||||||||||||
3 |
|||||||||||||
4 (VIP) |
X |
X |
X (139) |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 |
|||||||||||||
8 |
|||||||||||||
9 |
|||||||||||||
10 |
|||||||||||||
11 |
— JEMEN
AT |
BNL |
D (140) |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
2 |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
4 |
X |
X |
X |
||||||||||
5 |
|||||||||||||
6 |
|||||||||||||
7 (°) |
X |
||||||||||||
8 (°) |
X |
X |
X* |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
9 |
|||||||||||||
10 |
|||||||||||||
11 |
— JOEGOSLAVIË (SERVIË EN MONTENEGRO)
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
O |
O |
X |
||||||||||||
6 |
X |
O |
O |
||||||||||||
7 |
X |
X |
X |
X |
X |
||||||||||
8 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||||
10 (°) |
O |
O |
|||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X |
O |
O |
||||||||||||
|
X (141) |
X |
— ZUID-AFRIKA
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
X |
X |
|||||||||||||
7 |
X |
X |
|||||||||||||
8 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
|||||||||||||||
10 (°) |
X (142) |
O |
X |
||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
X (145) |
X (143) |
X (144) |
X (143) |
X (145) |
X |
X |
||||||||
|
X (143) |
— ZAMBIA
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||||||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
X |
X |
|||||||||||||
8 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
9 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
O |
O |
||||||||||||
|
O |
O |
— ZIMBABWE
AT |
BNL |
D |
DK |
E |
F |
GR |
I |
IS |
N |
P |
S |
FIN |
|||
1 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
2 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
3 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||
4 |
|||||||||||||||
5 |
|||||||||||||||
6 |
|||||||||||||||
7 |
|||||||||||||||
8 |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
9 |
|||||||||||||||
10 |
|||||||||||||||
11 |
|||||||||||||||
|
O |
O |
O |
X |
|||||||||||
|
O |
O |
|||||||||||||
|
X |
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 28 april 1999
inzake de opstelling van een handboek van de documenten waarin een visum kan worden aangebracht
(SCH/Com-ex (99) 14)
Het Uitvoerend Comité heeft op 16 december 1998 te Berlijn besloten een handboek op te stellen van documenten waarin een visum kan worden aangebracht (SCH/Com-ex (98) 56).
Daarin zullen de volgende onderdelen worden opgenomen:
Deel I |
Reisdocumenten waarin een visum kan worden aangebracht |
Deel II |
Vreemdelingenpaspoorten van de Schengenstaten waarin een visum kan worden aangebracht |
Deel III |
Lijst met reisdocumenten van internationale organisaties |
Deel IV |
Geleidelijk aan te leggen documentatiebestand bestaande uit kopieën van de originelen |
Deel V |
Informatie over bekende fantasiepaspoorten |
Het Uitvoerend Comité neemt kennis van het feit dat naast het op 16 december 1998 reeds beschikbare deel I „Reisdocumenten waarin een visum kan worden aangebracht”, thans eveneens de delen II, III en V gereed zijn (cf. bijlagen (**************************************)).
Daarmee zijn de essentiële delen van het handboek over documenten waarin een visum kan worden aangebracht, gereed. Het geleidelijk aanleggen van een documentatiebestand van kopieën van de originelen zal in het kader van de werkzaamheden van de Europese Unie gebeuren. Als hulp kan het door Interpol uitgegeven handboek over echte documenten worden gebruikt.
De delen II, III en V en het inmiddels geactualiseerde deel I worden de buitenlandse vertegenwoordigingen en de consulaire posten ter beschikking gesteld. Zij kunnen eveneens de grensdiensten en andere voor vreemdelingenrechtelijke aangelegenheden bevoegde autoriteiten ter beschikking worden gesteld.
De beschikbare delen van het handboek van documenten waarin een visum kan worden aangebracht dienen vanaf 1 juli 1999, indien nodig elk kwartaal, te worden geactualiseerd.
Luxemburg, 28 april 1999.
De voorzitter
-
C.H. SCHAPPER
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 16 december 1998
betreffende de invoering van een geharmoniseerd formulier ter staving van een uitnodiging, een garantstellingsverklaring (-toezegging) of huisvestingsverklaring
(SCH/Com-ex (98) 57)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,
Gelet op artikel 9 van deze overeenkomst,
Overwegende dat het in het belang van alle Schengenstaten is om, in het kader van hun gemeenschappelijk beleid op het gebied van het personenverkeer, de visumafgifte op eenvormige wijze te regelen, teneinde mogelijke negatieve consequenties met betrekking tot inreis en de binnenlandse veiligheid te vermijden,
Geleid door de wens om de goede ervaringen die thans met de Gemeenschappelijke Visuminstructie zijn opgedaan, verder uit te bouwen, alsmede om de afgifteprocedure verder te harmoniseren,
Geleid door het beginsel van solidariteit tussen de Schengenstaten,
BESLUIT:
In de Gemeenschappelijke Visuminstructie, hoofdstuk V, onder punt 1.4 „Controle van de overige reisdocumenten naar gelang van de aanvraag”, is voorzien in het gebruik van een geharmoniseerd formulier ter staving van een toezegging tot logiesverstrekking.
Het uitgewerkte formulier staat een grote flexibiliteit toe en maakt een op de juridische situatie van de desbetreffende staat afgestemd gebruik mogelijk (de Schengenstaten gebruiken momenteel namelijk onderling sterk afwijkende formulieren met een sterk verschillend aantal te vervullen voorwaarden).
Aangezien deze verschillen het gevaar van misbruik vergroten, wordt een document ingevoerd dat specifieke kenmerken ter voorkoming van namaak en vervalsing bezit.
Eenvormig zijn
— |
de opbouw en de structuur, |
— |
alsmede de veiligheidsparameters van deze documenten. |
Het geharmoniseerde formulier zal in de loop van 1999 worden ingevoerd in de staten waar de Schengenuitvoeringsovereenkomst wordt toegepast, voorzover tenminste het nationale recht van die landen in een dergelijke staving voorziet.
1. |
Aan de tekst van punt 1.4, hoofdstuk V, van de GVI wordt de volgende zin toegevoegd: „Daar waar volgens het nationale recht van de Schengenstaten ter staving van een uitnodiging van privé-personen of zakenlieden een garantstellingsverklaring (-toezegging) dan wel bewijsstukken inzake huisvesting worden verlangd, geschiedt dit door middel van een geharmoniseerd formulier (146) |
2. |
De Schengenstaten vullen het geharmoniseerde formulier met inachtneming van het nationale recht in. |
3. |
Het door de Schengenstaten te gebruiken geharmoniseerde formulier voor een garantstellingsverklaring (-toezegging)/uitnodiging dan wel ter staving van de overnachting wordt op basis van de in bijlage A (veiligheidstechnische beschrijving) en de bijlagen A1 en A2 (referentiespecimen) opgenomen veiligheids- en productietechnische richtsnoeren centraal vervaardigd. De eenvormige, verplichte elementen van het geharmoniseerde formulier zijn opgenomen in bijlage B. |
4. |
Als bijlage 15 bij de GVI worden specimina van de door de Schengenstaten vervaardigde documenten opgenomen. |
5. |
De voor de productie noodzakelijke films worden door Frankrijk aan de overige Schengenstaten geleverd. De daaraan verbonden kosten worden aan de Schengenstaten in rekening gebracht. |
6. |
Periodiek (eventueel om de twee jaar) wordt het veiligheidstechnische concept van dit document getoetst. Onafhankelijk van algemene veranderingen die noodzakelijk worden omdat valse of vervalste documenten opduiken of omdat andere veiligheidstechnische beschermingsmaatregelen zijn ontwikkeld, worden de beveiligingskenmerken van de documenten om de twee jaar aangepast. |
7. |
Het document wordt in ten minste drie talen gesteld. |
8. |
Het besluit treedt in werking zodra de overeenkomstsluitende staten kennis hebben gegeven van de uitvoering van de maatregelen. |
Berlijn, 16 december 1998.
De voorzitter
-
C.H. SCHAPPER
VERTROUWELIJK
Bijlage A
Technische beschrijving van het formulier.
Bijlage A1
Bijlage A2
Bijlage B
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 16 december 1998
betreffende de gecoördineerde inzet van documentenadviseurs
(SCH/Com-ex (98) 59 herz.)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,
Gelet op de artikelen 12 en 26 van deze overeenkomst,
Gelet op zijn verklaring van 16 september 1998 (document SCH/Com-ex (98) decl 3),
BESLUIT:
1. |
Het concept voor de gecoördineerde inzet van documentenadviseurs in het lucht- en zeeverkeer en bij consulaire vertegenwoordigingen (document SCH/I-Front (98) 171, 4e herz.) wordt vastgesteld. |
2. |
Het overzicht van de plaatsen die volgens de huidige beoordeling in beginsel voor inzet van documentenadviseurs in aanmerking komen, alsmede de vaststelling van de plaatsen en regio's waar zulk een inzet momenteel noodzakelijk is (document SCH/I-Front (98) 184, 3e herz.), worden ter kennis genomen. |
Berlijn, 16 december 1998.
De voorzitter
-
C.H. SCHAPPER
UITVOERINGSCONCEPT
SCH/I-Front (98) 171, 4e herz.
Tijdens zijn bijeenkomst van 16 september 1998 heeft het Uitvoerend Comité het uitzonderlijke belang van de inzet van documentadviseurs bij de bestrijding van de illegale migratie naar het Schengengebied onderstreept (confer SCH/Com-ex (98) decl 3).
Bovendien heeft het Uitvoerend Comité opdracht gegeven om een concreet concept uit te werken, dat hierbij wordt voorgesteld.
De gecoördineerde inzet van documentadviseurs in het lucht- en zeeverkeer en bij consulaire vertegenwoordigingen dient volgens onderstaande richtlijnen te verlopen:
-
1.Modaliteiten met betrekking tot de vorming van gemeenschappelijke teams van documentadviseurs
a) |
De Schengenstaten organiseren, ter bestudering van specifieke gevallen, informatiebijeenkomsten waarvan de deelnemers en de duur per geval verschillen en die gericht zijn op de volgende thema's: Deze activiteiten vinden plaats: het herkennen van valse en vervalste documenten, modi operandi, aanschaf van apparatuur voor de opsporing van valse en vervalste documenten, rechts- en controlevoorschriften. Deze activiteiten vinden plaats: ten gunste van lucht- en zeevaartondernemingen, ter ondersteuning van consulaire vertegenwoordigingen van één of meerdere Schengenstaten in een derde staat, ter ondersteuning van grensautoriteiten of vreemdelingendiensten op uitreislucht- en -zeehavens in derde staten. Voorts ondersteunen de documentadviseurs vervoersondernemingen en controlepersoneel bij de uitvoering van preboarding-checks in de uitreislucht- en -zeehavens. De Schengenstaten streven over het algemeen naar een detachering van twee tot drie weken. De mogelijkheid tot eenzijdige nationale vervolgmaatregelen blijft open. |
b) |
De Schengenstaten benoemen centrale contactpunten, via dewelke de adviesbehoefte en ondersteuningscapaciteit worden medegedeeld, alle organisatorische aspecten worden afgehandeld en informatie in verband met documentadvies wordt doorgeleid. De praktische coördinatie (voorbereiding, uitvoering en nabespreking van onderscheidene uitwisselingsacties) ligt in handen van het centrale contactpunt van de partnerstaat die het voorstel voor de uitvoering van de betreffende missie heeft ingediend. Zowel het voorzitterschap als het verantwoordelijke contactpunt houden rekening met parallelle activiteiten in het kader van de Europese Unie. |
c) |
De centrale contactpunten werken rechtstreeks in goed vertrouwen samen. |
d) |
De centrale contactpunten bekijken regelmatig de behoefte aan opleidingsmateriaal, passen dit op grond van praktijkervaring eventueel aan en verwittigen elkaar onverwijld over nieuwe modi operandi. |
e) |
Het fungerend voorzitterschap informeert zich ten gepaste tijde bij de delegaties over de behoefte aan EU-subsidies (Odysseus) en legt — wat de praktische bepalingen met betrekking tot de organisatie van de opleidingsactiviteiten, de ondersteuning en de totstandbrenging van opleidingsmateriaal betreft — via het fungerend EU-voorzitterschap een aanvraag tot financiële bijstand uit het Odysseus-programma ter goedkeuring aan de EU-Commissie voor. Indiening van een eerste aanvraag, met omschrijving van het uit te voeren project (deelnemende staten, coördinatie van de groepen, plaats van inzet, financiële ondersteuning), zal uiterlijk 31 maart 1999 geschieden (indieningstermijn). |
-
2.Keuze van plaatsen die in aanmerking komen voor ondersteuning door documentadviseurs
De keuze van de plaatsen met consulaire vertegenwoordiging en (of) buitenlandse bureaus van vervoersondernemingen die, gelet op de actuele situatie, in beginsel voor ondersteuning door documentadviseurs in aanmerking komen, wordt door de subgroep Grenzen afzonderlijk vastgelegd.
Voorzover in bovenstaande opsomming niet afzonderlijk vermeld, dient ook aan het personeel van de verschillende nationale lucht- en scheepvaartmaatschappijen die personen uit deze staten naar de Schengenruimte brengen, volgens de beschikbare capaciteit een opleiding te worden aangeboden.
Bovendien kan, indien de noodzakelijke capaciteit beschikbaar is, ook documentadvies aan die vervoersmaatschappijen worden aangeboden die niet rechtstreeks bestemmingen in het Schengengebied aandoen, maar wel personen vervoeren die op dergelijke lucht- en zeeverbindingen overstappen.
In elk geval dient na vastlegging van de verschillende adviesprojecten onverwijld met de consulaire vertegenwoordigingen en vervoersmaatschappijen contact te worden opgenomen. In beginsel worden alle consulaire vertegenwoordigingen van de Schengenstaten over een geplande detachering van documentadviseurs ter plekke geïnformeerd.
-
3.Vaststelling van plaatsen en regio's waar inzet noodzakelijk is
Het inzetten van documentadviseurs vindt plaats op basis van de beoordeling van de actuele situatie. De subgroep Grenzen stelt de plaatsen en regio's waar inzet noodzakelijk is, afzonderlijk vast.
-
4.Profiel van het voor het documentadvies ingezette personeel
Als documentadviseur in te zetten personen dienen hiervoor zowel vanuit persoonlijk als vanuit beroepsmatig oogpunt geschikt te zijn. Een dienstverband van minimaal vijf jaar in een operationele dienst is gewenst.
Documentadviseurs dienen voldoende kennis van de op de betreffende plaats gangbare taal in het lucht- en zeevaartverkeer te kunnen bewijzen en de Engelse luchtvaart- en documenttechnische vaktermen (IATA-opleidingsdocumenten) te beheersen. Voorts dienen ambtenaren die als documentadviseur zullen worden ingezet, over het voor deze vaardigheid noodzakelijke pedagogisch-didactisch talent te beschikken.
-
5.Rapportagevoorschriften en conceptuele verdere ontwikkeling
Na afloop van hun opdracht stellen de documentadviseurs een schriftelijk rapport op, waarin het verloop van de inzet alsmede de ontdekte zwakke punten, de geconstateerde modi operandi en de reeds getroffen tegenmaatregelen dienen te worden beschreven. Het rapport wordt via de leidinggevende staat aan het secretariaat-generaal doorgeleid, met het oog op de verspreiding ervan onder de delegaties in subgroep Grenzen.
Het fungerend voorzitterschap werkt na elk halfjaar een algemeen rapport en een evaluatie uit over de in het afgelopen halfjaar ontvouwde activiteiten, die aan werkgroep I — Politie en Veiligheid — worden voorgelegd.
Voorts werkt het voorstellen uit met betrekking tot de verdere aanpak, in het bijzonder met het oog op de planning van verdere adviseringsmaatregelen en technische en tactische verbeteringsmogelijkheden, en legt het deze aan de subgroep Grenzen voor.
GECOÖRDINEERDE INZET VAN DOCUMENTADVISEURS IN LUCHT- EN ZEEVERKEER EN BIJ CONSULAIRE VERTEGENWOORDIGINGEN
SCH/I-Front (98) 184, 3e herz.
Keuze van de plaatsen die volgens de huidige beoordeling in beginsel voor ondersteuning door documentadviseurs in aanmerking komen en vaststelling van plaatsen en regio's waar inzet momenteel noodzakelijk is
-
I.Keuze van plaatsen die volgens de huidige beoordeling voor ondersteuning door documentadviseurs in aanmerking komen
Gelet op de huidige situatie komen de volgende plaatsen met consulaire posten en/of buitenlandse bureaus van lucht- en scheepvaartmaatschappijen in beginsel voor ondersteuning door documentadviseurs in aanmerking (zo nodig, wordt dit overzicht bijgewerkt):
— |
Abidjan (Ivoorkust)
|
— |
Abu Dhabi (Verenigde Arabische Emiraten)
|
— |
Accra (Ghana)
|
— |
Ankara (Turkije)
|
— |
Bamako (Mali)
|
— |
Bangkok (Thailand)
|
— |
Bissau (Guinee-Bissau)
|
— |
Brazzaville (Congo)
|
— |
Casablanca (Marokko)
|
— |
Colombo (Sri Lanka)
|
— |
Dhaka (Bangladesh)
|
— |
Dakar (Senegal)
|
— |
Douala (Kameroen)
|
— |
Dubai (Verenigde Arabische Emiraten)
|
— |
Haïti
|
— |
Ho Chi Minhstad (Vietnam):
|
— |
Hong Kong
|
— |
Islamabad (Pakistan)
|
— |
Istanbul (Turkije)
|
— |
Karachi (Pakistan)
|
— |
Kiev (Oekraïne)
|
— |
Koeweit
|
— |
Lagos (Nigeria)
|
— |
Lima (Peru)
|
— |
Luanda (Angola)
|
— |
Macau
|
— |
Malabo (Equatoriaal-Guinea)
|
— |
Maputo (Mozambique)
|
— |
Moskou (Rusland)
|
— |
Nador (Marokko)
|
— |
Nairobi (Kenia)
|
— |
Peking (China)
|
— |
Praia (Kaapverdië)
|
— |
Rabat (Marokko)
|
— |
Rio de Janeiro (Brazilië)
|
— |
Sao Tomé (Sao Tomé en Principe)
|
— |
Sal (Kaapverdië)
|
— |
Sanaa (Jemen)
|
— |
Santo Domingo (Dominicaanse Republiek)
|
— |
Sjanghai (China)
|
— |
Skopje (Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië)
|
— |
Tanger (Marokko)
|
— |
Tetouan (Marokko)
|
— |
Tirana (Albanië)
|
— |
Tunis (Tunesië)
|
— |
Yaoundé (Kameroen)
|
II. Vaststelling van plaatsen en regio's waar inzet momenteel noodzakelijk is
Het inzetten van documentadviseurs gebeurt op basis van de actuele beoordeling van de situatie en wordt op de navolgende genoemde plaatsen van de onder I bepaalde keuze momenteel als uiterst dringend aangemerkt. Het gaat daarbij niet om een definitieve opsomming. Zo nodig, wordt deze lijst bijgewerkt, rekening houdend met de actuele behoeften van de geplande inzet.
— |
Abidjan |
— |
Abu Dhabi |
— |
Accra |
— |
Bamako |
— |
Brazzaville |
— |
Casablanca |
— |
Dakar |
— |
Dubai |
— |
Istanbul |
— |
Lagos |
— |
Moskou |
— |
Tirana |
— |
Tunis |
Een gecoördineerde detachering van documentadviseurs naar deze plaatsen dient onverwijld te worden nagestreefd.
Voorts dienen documentadviseurs zo spoedig mogelijk naar de plaatsen in onderstaande volgorde te worden gestuurd:
— |
Bangkok |
— |
Ankara |
— |
Karachi |
— |
Nairobi |
— |
Sanaa |
— |
Skopje |
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 28 april 1999
betreffende de nieuwe versies van het Gemeenschappelijk Handboek en van de Gemeenschappelijke Visuminstructie
(SCH/Com-ex (99) 13)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen,
Gelet op de artikelen 3, 5, 6, 7, 8, 11, 12, 17, 18 en 25 van deze overeenkomst enerzijds, alsmede op de artikelen 9 en 17 van deze overeenkomst anderzijds,
Overwegende dat het in het belang van alle Schengenpartnerstaten is om in het kader van hun gemeenschappelijk beleid inzake personenverkeer te voorzien in een eenvormige wijze van visumafgifte, teneinde mogelijke negatieve gevolgen met betrekking tot de binnenkomst en de nationale veiligheid te vermijden,
Geleid door de wens om de thans met de Gemeenschappelijke Visuminstructie opgedane goede ervaringen verder uit te bouwen, alsook door het streven om de visumafgifteprocedure verder te harmoniseren,
Geleid door het beginsel van solidariteit tussen de Schengenstaten,
BESLUIT:
I. |
|
II. |
De in aanhangsel 3 vermelde documenten die in het verleden met betrekking tot de Gemeenschappelijke Visuminstructie, het Gemeenschappelijk Handboek en de bijlagen daarbij werden vastgesteld, vinden vanaf de vaststelling van deze aangepaste versie niet langer toepassing. |
III. |
Het document over vertegenwoordiging bij visumafgifte is ter informatie toegevoegd (aanhangsel 4 (*****************************************)). |
IV. |
Dit besluit treedt in werking op de dag dat het wordt vastgesteld. |
Luxemburg, 28 april 1999.
De voorzitter
-
C.H. SCHAPPER
Aanhangsel 1
GEMEENSCHAPPELIJKE INSTRUCTIE AAN DE DIPLOMATIEKE EN CONSULAIRE BEROEPSPOSTEN
INHOUDSOPGAVE
I. |
Algemene bepalingen |
||||||||||||||||||||||
1. |
Toepassingsgebied |
||||||||||||||||||||||
2. |
Visa: begripsomschrijving en soorten
|
||||||||||||||||||||||
II. |
Bevoegde diplomatieke of consulaire post |
||||||||||||||||||||||
1. |
Vaststelling van de bevoegde overeenkomstsluitende partij
|
||||||||||||||||||||||
2. |
Raadpleging van de eigen centrale autoriteiten, de centrale autoriteit(en) van een andere staat of van andere staten overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de Uitvoeringsovereenkomst
|
||||||||||||||||||||||
3. |
Visumaanvragen door niet-ingezetenen van de staat waar de aanvraag wordt ingediend |
||||||||||||||||||||||
4. |
Bevoegdheid tot afgifte van een eenvormig visum |
||||||||||||||||||||||
III. |
Ontvangst van de visumaanvraag |
||||||||||||||||||||||
1. |
Visumaanvraagformulier; aantal exemplaren per aanvraag |
||||||||||||||||||||||
2. |
Bij te voegen stukken |
||||||||||||||||||||||
3. |
Aannemelijkheid van de terugkeer en middelen van bestaan |
||||||||||||||||||||||
4. |
Persoonlijke verschijning van de visumaanvrager |
||||||||||||||||||||||
IV. |
Rechtsgrond |
||||||||||||||||||||||
V. |
Behandeling en beslissing |
||||||||||||||||||||||
Bij de behandeling te hanteren basiscriteria |
|||||||||||||||||||||||
1. |
Behandeling van de visumaanvraag
|
||||||||||||||||||||||
2. |
Procedure inzake beslissing over visumaanvragen
|
||||||||||||||||||||||
3. |
Visum met territoriaal beperkte geldigheid |
||||||||||||||||||||||
VI. |
Invulling van de visumsticker |
||||||||||||||||||||||
1. |
Zone 8: gemeenschappelijke gegevens
|
||||||||||||||||||||||
2. |
Zone 9: nationale gegevens (opmerkingen) |
||||||||||||||||||||||
3. |
Zone 4: stempel van de afgevende post |
||||||||||||||||||||||
4. |
Zone 5: machineleesbare zone |
||||||||||||||||||||||
5. |
Overige bij invulling van de visumsticker relevante aspecten
|
||||||||||||||||||||||
VII. |
Beheer en organisatie |
||||||||||||||||||||||
1. |
Organisatie van de dienst „Visa” |
||||||||||||||||||||||
2. |
Bestanden en archivering van de aanvragen |
||||||||||||||||||||||
3. |
Visumregister |
||||||||||||||||||||||
4. |
Legeskosten voor visumafgifte |
||||||||||||||||||||||
VIII. |
Consulaire samenwerking ter plekke |
||||||||||||||||||||||
1. |
Richtlijnen voor de consulaire samenwerking ter plekke |
||||||||||||||||||||||
2. |
Voorkoming van gelijktijdige of na recente weigering opnieuw ingediende visumaanvragen |
||||||||||||||||||||||
3. |
Toetsing van de bonafiditeit van de visumaanvragers |
||||||||||||||||||||||
4. |
Uitwisseling van statistieken |
BIJLAGEN BIJ DE GEMEENSCHAPPELIJKE VISUMINSTRUCTIE
1. |
|
2. |
Regeling voor reisverkeer van houders van diplomatieke, officiële of dienstpaspoorten, alsmede voor houders van door bepaalde internationale intergouvernementele organisaties aan hun ambtenaren afgegeven vrijgeleides |
3. |
Lijst van staten wier onderdanen of houders van door deze staten afgegeven reisdocumenten aan de transitvisumplicht voor luchthavens zijn onderworpen |
4. |
Lijst van documenten die recht geven op visumvrije binnenkomst |
5. |
Lijst van gevallen waarin overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de Uitvoeringsovereenkomst voor visumafgifte de centrale autoriteiten van de eigen staat, van een andere staat of van andere staten dienen te worden geraadpleegd |
6. |
Lijst van honorair consuls die bij wijze van uitzondering en als overgangsmaatregel tot visumafgifte bevoegd zijn |
7. |
Jaarlijks voor grensoverschrijding door de nationale autoriteiten vastgestelde richtbedragen |
8. |
Modellen van de visumsticker en informatie betreffende de veiligheidskenmerken |
9. |
Gegevens welke de onderscheidene staten eventueel in de zone „opmerkingen” zullen opnemen |
10. |
Voorschriften voor invulling van de machineleesbare zone |
11. |
Criteria voor de vaststelling of in een reisdocument een visum kan worden aangebracht |
12. |
Legeskosten (in EUR) voor visumafgifte |
13. |
Aanwijzingen voor invulling van de visumsticker |
14. |
Beginselen en procedures voor mededeling aan de overeenkomstsluitende partijen bij afgifte van een visum met territoriaal beperkte geldigheid, alsmede bij annulering, intrekking en beperking van de geldigheidsduur van visa en bij afgifte van nationale verblijfstitels |
15. |
Modellen van de door de Schengenstaten vervaardigde geharmoniseerde formulieren ter staving van een uitnodiging, een garantstellingsverklaring (-toezegging) of huisvestingsverklaring |
GEMEENSCHAPPELIJKE VISUMINSTRUCTIE
aan de diplomatieke en consulaire beroepsposten van de staten die partij zijn bij het Akkoord van Schengen
VOORWAARDEN VOOR DE AFGIFTE VAN EEN VOOR HET GRONDGEBIED VAN ALLE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN VAN HET AKKOORD VAN SCHENGEN GELDIG EENVORMIG VISUM
-
I.ALGEMENE BEPALINGEN
-
1.Toepassingsgebied
Krachtens de bepalingen van hoofdstuk III, afdelingen 1 en 2, van de „Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen”, ondertekend op 19 juni 1990, waartoe vervolgens Italië, Spanje, Portugal, Griekenland en Oostenrijk zijn toegetreden, zijn onderstaande gemeenschappelijke regelingen van toepassing terzake van de behandeling van de aanvragen voor visa voor verblijf van ten hoogste drie maanden, met inbegrip van visa voor doorreis, welke voor het grondgebied van alle overeenkomstsluitende partijen van het Akkoord van Schengen geldig zijn (********************** 1 2 *************************** 4 5 ****************************************** ********************************************** ***************************************************************** ***************************************************************** 157 158 160 161 ***************************************************************** *****************************************************************).
Voor visa voor een verblijf van langer dan drie maanden blijven de nationale regelingen van toepassing; bedoelde visa zijn slechts geldig voor verblijf op het nationale grondgebied. De houder van dergelijke visa mag evenwel over het grondgebied van de overige overeenkomstsluitende partijen reizen teneinde zich te begeven naar het grondgebied van de overeenkomstsluitende partij die het visum heeft verleend, tenzij hij niet kan voldoen aan de in artikel 5, lid 1, onder a), d) en e), bedoelde voorwaarden voor binnenkomst, of gesignaleerd staat op de nationale signaleringslijst van de overeenkomstsluitende partij over wier grondgebied hij wenst te reizen.
-
2.Visa: begripsomschrijving en soorten
2.1. Eenvormig visum
Machtiging of beslissing welke zichtbaar wordt gemaakt door aanbrenging door een overeenkomstsluitende partij van een sticker in een paspoort, reisdocument of enig ander geldig grensoverschrijdingsdocument. Vreemdelingen die aan dit vereiste zijn onderworpen, mogen zich bij een buitengrensdoorlaatpost van de visumafgevende overeenkomstsluitende partij of van een andere overeenkomstsluitende partij melden en aldaar, naar gelang van het soort visum, om doorreis of verblijf verzoeken, voorzover zij aan de overige voorwaarden voor doorreis of binnenkomst voldoen. Aan het bezit van een visum kan als zodanig geen onherroepelijk recht op binnenkomst worden ontleend.
2.1.1. Transitvisum voor luchthavens
Visum waarmee vreemdelingen die aan dit bijzonder vereiste zijn onderworpen, zich tijdens tussenlandingen bij een vluchtdeel of internationale vlucht in de internationale transitzone van een luchthaven mogen ophouden, zonder toegang tot het nationale grondgebied van de betrokken overeenkomstsluitende partij te verkrijgen. Deze visumplicht vormt een uitzondering op de algemene faciliteit zich zonder visum in genoemde internationale transitzone te mogen ophouden.
Dit soort visum is verplicht voor onderdanen van de staten welke in bijlage 3 zijn vermeld, alsmede voor andere ingezetenen van deze staten, die in het bezit zijn van een door de autoriteiten van de desbetreffende staat afgegeven reisdocument.
Uitzonderingen op de transitvisumplicht voor luchthavens worden in deel III van bijlage 3 geregeld.
2.1.2. Doorreisvisum
Visum waarmee vreemdelingen over het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen mogen reizen, teneinde zich vanuit een derde staat naar het grondgebied van een andere derde staat te begeven.
Het doorreisvisum is geldig voor één, twee of, bij wijze van uitzondering, verscheidene doorreizen, met dien verstande dat de duur van elke doorreis niet meer dan vijf dagen mag bedragen.
2.1.3. Visum voor kort verblijf of reisvisum; meervoudig visum
Visum waarmee vreemdelingen voor andere dan met immigratie verband houdende doeleinden om binnenkomst van het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen mogen verzoeken, waarbij, te rekenen vanaf de datum van eerste binnenkomst, noch de duur van een ononderbroken verblijf, noch de totale duur van de achtereenvolgende verblijven meer dan drie maanden per zes maanden mogen bedragen. In de regel kan dit visum voor één of meerdere binnenkomsten worden afgegeven.
Aan vreemdelingen die zich bijvoorbeeld voor zakenreizen veelvuldig naar één of meerdere overeenkomstsluitende partijen dienen te begeven, mag een visum voor kort verblijf worden afgegeven, dat geldig is voor meervoudige verblijven waarvan de totale duur niet meer dan drie maanden per zes maanden mag bedragen. De geldigheidsduur van dit meervoudig visum mag één jaar bedragen en voor bepaalde categorieën van personen bij wijze van uitzondering meer dan één jaar (zie V, 2, punt 2.1).
2.1.4. Collectief visum
Doorreisvisum of visum voor een verblijfsduur van ten hoogste 30 dagen, dat op een collectief paspoort kan worden aangebracht, tenzij de nationale wetgeving zich daartegen verzet, en dat wordt afgegeven aan een groep vreemdelingen die, voordat zij besloten de reis te maken, sociaal of institutioneel zijn georganiseerd, voorzover binnenkomst en verblijf op, alsmede vertrek uit het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen geschiedt door de leden als groep.
Het collectieve visum wordt afgegeven voor een groep van minimaal 5 en maximaal 50 personen. Er dient steeds een groepsverantwoordelijke te zijn, die houder is van een paspoort en, indien nodig, van een individueel visum.
2.2. Visum voor verblijf van langere duur
Visa voor een verblijf van langer dan drie maanden zijn nationale visa welke door iedere overeenkomstsluitende partij overeenkomstig de eigen wetgeving worden afgegeven.
Dit visum wordt evenwel aangemerkt als eenvormig doorreisvisum op grond waarvan de houder zich naar het grondgebied van de visumafgevende overeenkomstsluitende partij mag begeven, met dien verstande dat de duur van de doorreis niet meer dan vijf dagen mag bedragen, te rekenen vanaf de datum van binnenkomst, behoudens wanneer hij niet voldoet aan de voorwaarden voor binnenkomst, of ter fine van weigering vermeld staat op de nationale lijst van de overeenkomstsluitende partij of partijen over wier grondgebied hij wenst te reizen (zie bijlage 4).
2.3. Visum met territoriaal beperkte geldigheid
Visum dat bij wijze van uitzondering in een paspoort, reisdocument of enig ander geldig grensoverschrijdingsdocument wordt aangebracht in de gevallen waarin het verblijf uitsluitend op het grondgebied van één of meer overeenkomstsluitende partijen is toegestaan, voorzover in- en uitreis eveneens via het grondgebied van deze overeenkomstsluitende partij of partijen geschiedt (zie punt V, 3).
2.4 Aan de grens afgegeven visum (*********************** ************************** ***************************** ° ******************************************* *********************************************** 147 159)
II. BEVOEGDE DIPLOMATIEKE OF CONSULAIRE POST
Een visumplichtige vreemdeling (bijlage 1) die het grondgebied van een overeenkomstsluitende partij wenst binnen te komen, dient zich tot de dienst „Visa” van de bevoegde diplomatieke of consulaire post te richten.
-
1.Vaststelling van de bevoegde overeenkomstsluitende partij
1.1. Overeenkomstsluitende partij die voor de behandeling van de visumaanvraag bevoegd is
De bevoegdheid voor behandeling van en beslissing op een aanvraag voor een eenvormig visum voor kort verblijf of doorreis berust volgens onderstaande rangorde bij:
a) |
|
b) |
|
1.2. Overeenkomstsluitende partij die als vertegenwoordiger van de voor visumbehandeling bevoegde overeenkomstsluitende partij optreedt
a) |
Wanneer de voor visumbehandeling bevoegde overeenkomstsluitende partij als bedoeld in artikel 12 van de Uitvoeringsovereenkomst geen diplomatieke of consulaire post in een bepaalde staat heeft, mag een visum worden afgegeven door de diplomatieke of consulaire post van een overeenkomstsluitende partij die de belangen van de voor visumbehandeling bevoegde overeenkomstsluitende partij vertegenwoordigt. Visumafgifte geschiedt in dit geval na machtiging van en namens de vertegenwoordigde overeenkomstsluitende partij, zo nodig na het volgen van de raadplegingsprocedure tussen de centrale autoriteiten. Voorzover een Benelux-staat over een diplomatieke of consulaire post beschikt, neemt deze ambtshalve de vertegenwoordiging van de overige Benelux-staten op zich. |
b) |
Indien de voor de visumbehandeling bevoegde overeenkomstsluitende partij een diplomatieke of consulaire post in de hoofdstad van een bepaalde staat heeft maar niet in het ressort waar de aanvraag wordt ingediend, en indien een of meerdere andere overeenkomstsluitende partijen in dat ressort wèl een consulaire post hebben, kan het visum bij wijze van uitzondering en slechts in staten met een uitgestrekt grondgebied, door een andere overeenkomstsluitende partij worden afgegeven door middel van vertegenwoordiging van de voor visumbehandeling verantwoordelijke overeenkomstsluitende partij, indien er tussen beide overeenkomstsluitende partijen een expliciete afspraak omtrent vertegenwoordiging bestaat en er nauwgezet volgens de voorwaarden hiervan wordt gehandeld. |
c) |
De regeling als bedoeld onder de punten a) en b) biedt in ieder geval aan de visumaanvrager de keuze zich te richten tot hetzij de vertegenwoordigende diplomatieke of consulaire post, hetzij de vertegenwoordiging van de voor visumbehandeling bevoegde overeenkomstsluitende partij. |
d) |
De subgroep „Visa” werkt een overzicht uit van de overeengekomen vertegenwoordigingsregelingen en draagt zorg voor de periodieke bijwerking van dit overzicht. |
e) |
De afgifte van Schengenvisa in derde staten waar niet alle Schengenstaten vertegenwoordigd zijn, in relatie tot artikel 30, lid 1, onder a), van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen, geschiedt op basis van navolgende uitgangspunten:
|
-
2.Raadpleging van de eigen centrale autoriteiten, de centrale autoriteit(en) van een andere staat of van andere staten overeenkomstig artikel 17, lid 2 van de Uitvoeringsovereenkomst
2.1. Verplichte voorafgaande raadpleging van de eigen centrale autoriteit
De diplomatieke of consulaire post die de visumaanvraag behandelt, dient zijn consulaire centrale autoriteit om machtiging te verzoeken, te raadplegen of deze vooraf mededeling te doen van de beslissing welke hij overweegt te nemen, voor de bij wet en de nationale praktijk vastgestelde gevallen, met inachtneming van de toepasselijke procedures en termijnen. De gevallen waarin interne raadpleging geschiedt, zijn opgenomen in bijlage 5, deel A.
2.2. Verplichte voorafgaande raadpleging van de centrale autoriteiten van een of meer andere overeenkomstsluitende partijen
De diplomatieke of consulaire post die de visumaanvraag behandelt, dient zijn eigen centrale autoriteit in het consulaire ressort om machtiging te verzoeken, die de aanvraag op haar beurt aan de bevoegde centrale autoriteiten van een of meerdere andere overeenkomstsluitende partijen doorgeleidt (deel V, 2, punt 2.3). Zolang het Uitvoerend Comité de lijst van aan raadpleging van andere centrale autoriteiten onderworpen gevallen niet heeft vastgesteld, dient de bij deze instructie gevoegde bijlage 5, deel B te worden gebruikt.
2.3. Raadplegingsprocedure in geval van vertegenwoordiging
a) |
Worden visumaanvragen met betrekking tot onderdanen van in bijlage 5, deel C, opgenomen staten in een diplomatieke of consulaire beroepspost van een in vertegenwoordiging van een partnerstaat optredende Schengenstaat ingediend, dan wordt de vertegenwoordigde staat geraadpleegd. |
b) |
De informatie welke met betrekking tot deze visumaanvragen wordt uitgewisseld, stemt overeen met de informatie welke thans in het kader van de raadpleging bedoeld in bijlage 5, deel B, wordt verstrekt. Op het formulier dient evenwel in een verplichte rubriek voor verwijzingen naar het grondgebied van de vertegenwoordigde staat te worden voorzien. |
c) |
Voor de termijnen, de verlenging daarvan en het soort antwoord gelden de huidige bepalingen van de Gemeenschappelijke Visuminstructie. |
d) |
De overeenkomstig bijlage 5, deel B, voorziene raadplegingen worden door de vertegenwoordigde staat verricht. |
-
3.Visumaanvraag door niet-ingezetenen van de staat waar de aanvraag wordt ingediend
Wordt een aanvraag in een andere staat dan die van de woonplaats van de aanvrager ingediend en bestaat er twijfel over de werkelijke intenties (in het bijzonder indien er sprake is van gevaar van illegale immigratie), dan kan het visum slechts worden afgegeven na voorafgaande raadpleging van de diplomatieke of consulaire post van de staat waar de aanvrager is gevestigd en/of de centrale autoriteit.
-
4.Bevoegdheid tot afgifte van een eenvormig visum
Voor afgifte van een eenvormig visum zijn alleen de diplomatieke en consulaire posten van de staten die partij zijn bij het Akkoord van Schengen bevoegd, behoudens de uitzonderingsgevallen als bedoeld in bijlage 6.
III. ONTVANGST VAN DE VISUMAANVRAAG
-
1.Visumaanvraagformulier; aantal exemplaren per aanvraag
Een visumplichtige vreemdeling die het grondgebied van een overeenkomstsluitende partij wenst binnen te komen, dient het desbetreffende formulier voor aanvraag van een eenvormig visum in te vullen.
Het aanvraagformulier dient in ten minste één exemplaar te worden ingevuld en kan onder andere voor de raadpleging van de centrale autoriteiten gebruikt worden. Voorzover de nationale procedures daartoe nopen, kunnen de overeenkomstsluitende partijen een groter aantal exemplaren verlangen.
-
2.Bij te voegen stukken
Een visumplichtige vreemdeling die het grondgebied van een overeenkomstsluitende partij wenst binnen te komen, dient bij de aanvraag onderstaande stukken te voegen:
a) |
een geldig reisdocument waarin een visum kan worden aangebracht; |
b) |
in voorkomend geval, documenten ter staving van het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf. |
Indien de aanvrager volgens de inlichtingen waarover de diplomatieke of consulaire post beschikt te goeder naam en faam bekend staat, kan het met de visumafgifte belaste personeel afzien van de eis dat hij bovenbedoelde bewijsstukken overlegt.
-
3.Aannemelijkheid van de terugkeer en middelen van bestaan
Een visumplichtige vreemdeling die het grondgebied van een overeenkomstsluitende partij wenst binnen te komen, dient de aangezochte diplomatieke of consulaire post ervan te overtuigen dat hij over voldoende middelen van bestaan beschikt en dat er waarborgen bestaan voor de terugkeer naar zijn land van herkomst.
-
4.Persoonlijke verschijning van de visumaanvrager
Persoonlijke verschijning bij de diplomatieke of consulaire post dient in beginsel te worden verlangd ter fine van mondelinge toelichting op de aanvraag, in het bijzonder wanneer gerede twijfel bestaat omtrent het effectieve reisdoel of de werkelijke intenties inzake terugkeer van de aanvrager naar diens land van herkomst.
Van dit beginsel kan worden afgeweken indien de aanvrager goed bekend is en zich op verre afstand van de diplomatieke of consulaire post bevindt, voorzover er geen twijfel omtrent zijn goede trouw bestaat en, ingeval van groepsreizen, indien een bekende en betrouwbare organisatie instaat voor de goede trouw van de aanvrager.
IV. RECHTSGROND
Eenvormige visa mogen slechts worden afgegeven voorzover aan de voorwaarden voor binnenkomst als bedoeld in de artikelen 15 en 5 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst van 19 juni 1990 is voldaan. Deze voorwaarden zijn:
Artikel 15
De visa als bedoeld in artikel 10 mogen in beginsel slechts worden afgegeven, voorzover de vreemdeling aan de in artikel 5, lid 1, onder a), c), d) en e), gestelde voorwaarden voor binnenkomst voldoet.
Artikel 5
-
1.Aan een vreemdeling die aan onderstaande voorwaarden voldoet, kan toegang worden verleend tot het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen voor een verblijf van ten hoogste drie maanden:
a) |
in het bezit zijn van een geldig grensoverschrijdingsdocument of van de geldige grensoverschrijdingsdocumenten, aangewezen door het Uitvoerend Comité; |
b) |
indien vereist, in het bezit zijn van een geldig visum; |
c) |
het, zo nodig, overleggen van documenten ter staving van het doel van het voorgenomen verblijf en de verblijfsomstandigheden alsmede het beschikken over voldoende middelen van bestaan, zowel voor de duur van het voorgenomen verblijf als voor de terugreis naar het land van oorsprong of voor de doorreis naar een derde staat, waar de toelating is gewaarborgd, dan wel in staat zijn deze middelen rechtmatig te verwerven; |
d) |
niet ter fine van weigering van toegang gesignaleerd staan; |
e) |
niet worden beschouwd als een gevaar voor de openbare orde, de nationale veiligheid of de internationale betrekkingen van één der overeenkomstsluitende partijen. |
-
2.Aan een vreemdeling die niet voldoet aan het geheel van deze voorwaarden, moet de toegang tot het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen worden geweigerd, tenzij een overeenkomstsluitende partij op grond van humanitaire overwegingen, om redenen van nationaal belang of wegens internationale verplichtingen een afwijking daarvan noodzakelijk acht. In dat geval dient de toegang te worden beperkt tot het grondgebied van de overeenkomstsluitende partij die de overige overeenkomstsluitende partijen daarvan in kennis moet stellen.
De bijzondere bepalingen inzake het asielrecht en het bepaalde in artikel 18 blijven onverlet.
Visa met territoriaal beperkte geldigheid kunnen alleen onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 11, lid 2, artikel 14, lid 1 en artikel 16 juncto artikel 5, lid 2, worden afgegeven (zie V, 3).
Artikel 11, lid 2
-
2.Het bepaalde in lid 1 laat onverlet dat een overeenkomstsluitende partij in voorkomend geval in de loop van de desbetreffende periode van zes maanden een ander visum verleent waarvan de geldigheid is beperkt tot haar grondgebied.
Artikel 14, lid 1
-
1.Er mag geen visum worden aangebracht in een reisdocument indien dit voor geen der overeenkomstsluitende partijen geldig is. Is het reisdocument slechts voor één of meer overeenkomstsluitende partijen geldig, dan dient de geldigheid van het aan te brengen visum tot deze overeenkomstsluitende partij of partijen te worden beperkt.
Artikel 16
Indien een overeenkomstsluitende partij het om één van de in artikel 5, lid 2, genoemde redenen noodzakelijk acht om af te wijken van het in artikel 15 neergelegde beginsel en aan een vreemdeling die niet aan alle in artikel 5, lid 1, genoemde voorwaarden voor binnenkomst voldoet, een visum te verlenen, wordt de geldigheid van dit visum territoriaal beperkt tot het grondgebied van deze partij, die de overige overeenkomstsluitende partijen hiervan in kennis dient te stellen.
-
V.BEHANDELING EN BESLISSING
De diplomatieke of consulaire post controleert eerst alle overgelegde stukken (1) en neemt na bestudering hiervan een beslissing over de visumaanvraag (2).
Bij de behandeling te hanteren basiscriteria:
Gememoreerd zij dat de behandeling van de visumaanvraag aan de volgende fundamentele criteria moet worden getoetst: de veiligheid van de overeenkomstsluitende partijen, de bestrijding van de illegale immigratie alsmede andere aspecten van de internationale betrekkingen. Naar gelang van de betrokken staat kan aan één van deze criteria meer gewicht worden toegekend, doch alle dienen steeds in aanmerking te worden genomen.
Wat de veiligheid betreft, dient te worden nagegaan of de vereiste controles werden verricht: bevraging — via het SIS — van het bestand van ter fine van weigering van toegang gesignaleerde personen, raadpleging van de centrale autoriteiten voor de staten waarvoor deze procedure verplicht is.
De beoordeling van het gevaar voor illegale immigratie berust ten volle bij de diplomatieke en consulaire posten. De behandeling van visumaanvragen heeft tot doel de aanvragers te onderkennen die voornemens zijn te emigreren en door middel van een visum voor toeristische, studie- of zakelijke doeleinden, dan wel voor familiebezoek pogen de Schengenruimte binnen te komen en er zich te vestigen. Aanvragen welke worden ingediend door personen uit „risicogroepen” (werklozen, personen zonder bestaansmiddelen) vereisen bijzondere aandacht. In geval van twijfel omtrent de authenticiteit van de documenten of de betrouwbaarheid van de bewijsstukken, dient van visumafgifte te worden afgezien.
De controleprocedure dient evenwel te worden versoepeld ten aanzien van aanvragers die bekend staan als bonafide personen, wier gegevens in het kader van de consulaire samenwerking onderling worden uitgewisseld.
-
1.Behandeling van de visumaanvraag
1.1. Controle van de visumaanvraag
— |
de aangevraagde verblijfsduur dient met het doel van het verblijf overeen te stemmen; |
— |
de diverse rubrieken van het formulier dienen volledig en plausibel ingevuld te zijn; voorts dient het formulier een foto van de aanvrager te bevatten en, zo mogelijk, het hoofdreisdoel te vermelden. |
1.2. Controle van de identiteit van de aanvrager
Controle van de identiteit van de aanvrager en nagaan of hij ter fine van weigering van toegang in het geautomatiseerde Schengeninformatiesysteem (SIS) is gesignaleerd, dan wel of andere (veiligheids)risico's bestaan die zich tegen visumafgifte verzetten, dan wel of betrokkene een immigratiegevaar oplevert doordat hij tijdens een vorig verblijf de hem toegestane verblijfduur heeft overschreden.
1.3. Controle van het reisdocument
— |
toetsing van de rechtmatigheid van het document: het moet volledig zijn en mag niet gewijzigd, nagemaakt of vervalst zijn; |
— |
toetsing van de territoriale geldigheid van het reisdocument; het document dient voor binnenkomst op het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen geldig te zijn; |
— |
toetsing van de geldigheidsduur van het reisdocument; de geldigheidsduur van het reisdocument zou drie maanden langer moeten zijn dan die van het visum (artikel 13, lid 2, van de Schengenuitvoeringsovereenkomst). |
— |
om dringende humanitaire redenen, redenen van nationaal belang of wegens internationale verplichtingen kan evenwel, bij wijze van hoge uitzondering, een visum worden aangebracht in een reisdocument dat een kortere geldigheidsduur heeft dan bovengenoemde termijn (drie maanden), mits de geldigheidsduur langer is dan die van het visum en de terugkeer van de vreemdeling naar zijn land mogelijk is; |
— |
toetsing van de duur van eerdere verblijven op het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen. |
1.4. Controle van andere stukken naar gelang van de aanvraag
Aantal en aard van de stukken hangen af van het mogelijke gevaar voor illegale immigratie en van de plaatselijke omstandigheden (bijvoorbeeld converteerbare valuta) en kunnen van staat tot staat verschillen. Bij de beoordeling van de bewijsstukken kunnen de diplomatieke en consulaire posten een aan de plaatselijke omstandigheden aangepaste praktijk uitwerken.
Deze bewijsstukken dienen verplicht betrekking te hebben op het reisdoel, de vervoermiddelen, de terugreis, de middelen van bestaan en de logiesomstandigheden.
— |
Bewijsstukken met betrekking tot het reisdoel, bijvoorbeeld:
|
— |
Bewijsstukken met betrekking tot de reisroute, vervoermiddelen en terugreis, bijvoorbeeld:
|
— |
Bewijsstukken met betrekking tot de middelen van bestaan.
|
— |
Bewijsstukken met betrekking tot logies:
|
— |
Overige, in voorkomend geval vereiste documenten:
|
1.5. Toetsing van de goede trouw van de visumaanvrager
Ten behoeve van deze toetsing wordt nagegaan of de visumaanvrager in het kader van de plaatselijke consulaire samenwerking als bonafide persoon bekendstaat.
Tevens worden hierbij de onder punt VIII, 3, van deze instructie genoemde uitgewisselde informatie geraadpleegd.
-
2.Procedure inzake beslissing over visumaanvragen
2.1. Keuze van het soort visum en aantal binnenkomsten
Het eenvormige visum kan zijn (artikel 11):
— |
een voor één of meer binnenkomsten geldig reisvisum, waarbij, te rekenen vanaf de datum van eerste binnenkomst, noch de duur van een ononderbroken verblijf, noch de totale duur van de achtereenvolgende verblijven meer dan drie maanden per zes maanden mag bedragen; |
— |
een voor meerdere binnenkomsten geldig visum met een geldigheidsduur van één jaar waarmee verblijf van drie maanden per zes maanden mogelijk is; een dergelijk visum kan worden afgegeven aan aanvragers die de nodige waarborgen bieden en voor één der overeenkomstsluitende partijen van bijzonder belang zijn. Bij wijze van uitzondering kan aan bepaalde categorieën van personen een visum worden afgegeven met een geldigheidsduur van meer dan één, tot ten hoogste vijf jaar waarmee verscheidene binnenkomsten mogelijk zijn; |
— |
een doorreisvisum op grond waarvan de houder één, twee of bij wijze van uitzondering verscheidene keren over het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen mag reizen om zich naar een derde staat te begeven, zonder dat de duur van de doorreis meer dan vijf dagen mag bedragen, voorzover hem de toegang tot de betrokken derde staat vooraf is verzekerd en de te volgen reisroute redelijkerwijs over het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen loopt. |
2.2. Administratieve verantwoordelijkheid van de post welke de aanvraag behandelt
De diplomatieke vertegenwoordiger of het hoofd van de consulaire post draagt, overeenkomstig hun nationale bevoegdheden, de volledige verantwoordelijkheid voor de praktische aspecten van de visumafgifte door hun post en plegen onderling overleg.
De diplomatieke of consulaire post beslist op grond van alle hem ter beschikking zijnde gegevens, daarbij rekening houdend met de concrete situatie van elke visumaanvrager.
2.3. Bijzondere procedure voor gevallen waarin voorafgaande raadpleging van de centrale autoriteiten van de andere overeenkomstsluitende partijen is vereist
Voor raadpleging van de centrale autoriteiten hebben de overeenkomstsluitende partijen besloten dat een systeem zal worden ingevoerd.
Wanneer het technische systeem voor de raadplegingen uitvalt, kunnen in een overgangsperiode en afhankelijk van het geval, onderstaande maatregelen worden toegepast:
— |
beperking van het aantal raadplegingen tot strikt noodzakelijk geachte gevallen; |
— |
gebruikmaking van het plaatselijke netwerk van diplomatieke en consulaire posten van de betrokken overeenkomstsluitende partijen voor kanalisering van de raadplegingen; |
— |
gebruikmaking van het netwerk van de in de respectieve overeenkomstsluitende partijen gevestigde ambassades van de onderscheidene overeenkomstsluitende partijen, hetzij a) in de raadplegende overeenkomstsluitende partij, hetzij b) in de geraadpleegde overeenkomstsluitende partij; |
— |
gebruikmaking van conventionele communicatiemiddelen (fax, telefoon, etc.) tussen de verschillende contactpunten; |
— |
vergrote aandacht voor de bewaking van het gemeenschappelijk belang. |
Voor afgifte van het eenvormige visum voor bepaalde in bijlage 5, deel B, genoemde categorieën van aanvragers voor wie raadpleging van een centrale autoriteit, van het ministerie van Buitenlandse Zaken of van andere autoriteiten is vereist (artikel 17, lid 2, van de Schengenuitvoeringsovereenkomst) geldt de volgende procedure:
De diplomatieke of consulaire post welke een visumaanvraag ontvangt van personen die behoren tot een dezer categorieën waarvoor raadpleging van de centrale autoriteit is vereist, dient in de eerste plaats na te gaan of de aanvrager van het visum ter fine van weigering van toegang in het Schengeninformatiesysteem is gesignaleerd.
Tevens dient de diplomatieke of consulaire post de volgende procedure te volgen:
a) |
Procedure
|
b) |
Doorgeleiding van de aanvraag aan de eigen centrale autoriteit
|
c) |
Inhoud van de raadpleging
|
d) |
Doorgeleiding van de eigen centrale autoriteit aan de overige centrale autoriteit(en)
|
e) |
Antwoordtermijn; verlenging
|
f) |
Beslissing naar gelang van het resultaat der raadpleging
|
g) |
Doorgeleiding van specifieke stukken
|
2.4. Weigering van visumaanvraag of visumafgifte
Indien een diplomatieke of consulaire post van één der overeenkomstsluitende partijen een aanvraag of afgifte van een eenvormig visum weigert, kan hiertegen naar nationaal recht van de betrokken overeenkomstsluitende partij beroep worden ingesteld.
Ingeval een visum wordt afgewezen en in de nationale rechtsbepalingen in motivering van deze weigering is voorzien, moet deze op basis van de onderstaande formulering geschieden:
„Ingevolge artikel 15 juncto artikel 5 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 19 juni 1990 is uw visumaanvraag afgewezen, daar u niet voldoet aan de in artikel 5, lid 1, onder a), c), d), e) gestelde voorwaarden (desbetreffende letter aankruisen), waarin wordt bepaald dat … (tekst van de desbetreffende voorwaarde of voorwaarden).”
Deze tekst kan in voorkomend geval worden aangevuld met meer gedetailleerde informatie, dan wel andere informatie bevatten, wanneer het nationale recht in een dergelijke verplichting voorziet.
Indien een diplomatieke of consulaire post die als vertegenwoordiger van een andere partnerstaat optreedt, zich ertoe genoodzaakt ziet om niet tot behandeling van een visumaanvraag over te gaan, wordt dit de aanvrager medegedeeld en wordt deze tevens ervan in kennis gesteld dat hij zich kan wenden tot de diplomatieke of consulaire post van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
-
3.Visum met territoriaal beperkte geldigheid
Een visum waarvan de territoriale geldigheid tot het grondgebied van een of meer overeenkomstsluitende partijen is beperkt, kan worden afgegeven, indien:
1. |
de diplomatieke of consulaire post om één der in artikel 5, lid 2, van de Schengenuitvoeringsovereenkomst genoemde redenen (humanitaire overwegingen, nationaal belang of internationale verplichtingen) afwijking van het in artikel 15 neergelegde beginsel (artikel 16) noodzakelijk acht; |
2. |
het een geval betreft als bedoeld in artikel 14 van de Uitvoeringsovereenkomst, luidende als volgt:
|
3. |
de diplomatieke of consulaire post uit spoedeisende overwegingen (humanitaire overwegingen, nationaal belang of internationale verplichtingen) niet tot raadpleging van de centrale autoriteiten overgaat of indien daartegen bepaalde bezwaren worden gemaakt; |
4. |
de diplomatieke of consulaire post aan de aanvrager die binnen een tijdsbestek van zes maanden reeds een visum van drie maanden heeft benut, om dringende redenen een nieuw visum voor een verblijf binnen dezelfde periode van zes maanden verstrekt. In de onder 1, 3 en 4 genoemde gevallen kan de geldigheid van het visum territoriaal beperkt worden tot het grondgebied van één overeenkomstsluitende partij, van de Benelux of van twee Benelux-staten. In het onder punt 2 genoemde geval kan de geldigheid van het visum territoriaal beperkt worden tot het grondgebied van één of meer overeenkomstsluitende partijen, tot de Benelux of tot dat van twee Benelux-staten. De diplomatieke of consulaire posten van de overige overeenkomstsluitende partijen dienen hiervan in kennis te worden gesteld. |
VI. INVULLING VAN DE VISUMSTICKER
De bijlagen 13 en 8 behelzen voorbeelden van ingevulde visumstickermodellen alsmede informatie betreffende de veiligheidskenmerken.
-
1.Zone 8: gemeenschappelijke gegevens
1.1. Rubriek „GELDIG VOOR”
Met de rubriek „GELDIG VOOR” wordt het grondgebied aangeduid waarop de houder van het visum zich mag ophouden.
Slechts drie vermeldingen kunnen in de rubriek worden aangebracht:
a) |
overeenkomstsluitende partijen; |
b) |
overeenkomstsluitende partij(en) tot wier grondgebied de geldigheid is beperkt (in dit geval worden de volgende landencodes gebruikt: A voor Oostenrijk, F voor Frankrijk, D voor Duitsland, E voor Spanje, GR voor Griekenland, P voor Portugal, I voor Italië, L voor Luxemburg, N voor Nederland en B voor België); |
c) |
Benelux. |
— |
Indien de visumsticker wordt gebruikt voor afgifte van hetzij het eenvormige visum als bedoeld in de artikelen 10 en 11 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst, hetzij een visum waarvan de geldigheid niet is beperkt tot het grondgebied van de visumafgevende overeenkomstsluitende partij, wordt in de rubriek „GELDIG VOOR” in de taal van de overeenkomstsluitende partij van afgifte „Schengenstaten” ingevuld. |
— |
Indien de visumsticker wordt gebruikt voor afgifte van een visum op grond waarvan verblijf, alsmede in- en uitreis tot een bepaald grondgebied is beperkt, wordt in bedoelde rubriek, in de officiële landstaal, de naam vermeld van de desbetreffende overeenkomstsluitende partij, tot wiens grondgebied het verblijf alsmede de in- en uitreis van de houder zich dienen te beperken. |
— |
In de gevallen voorzien in artikel 14 van de Uitvoeringsovereenkomst mag de territoriale geldigheid tot het grondgebied van één of meerdere overeenkomstsluitende partijen worden beperkt. Bij toepassing hiervan dient de naam van de betrokken staten op de sticker te worden ingevuld. |
— |
Bedoelde beperkte territoriale geldigheid kan evenmin gelden voor een gebied dat kleiner is dan het grondgebied van één der overeenkomstsluitende partijen. |
1.2. Rubriek „VAN … TOT …”:
De rubriek „VAN … TOT …” vermeldt de periode gedurende welke de houder van het visum tot verblijf gerechtigd is.
Na „VAN” wordt de datum aangeduid van de eerste dag waarop de houder van het visum het grondgebied mag binnenkomen waarvoor het visum geldig is; de vermelding van deze datum bestaat uit:
— |
twee cijfers ter aanduiding van het nummer van de dag; indien het nummer van de dag uit één cijfer bestaat, is het eerste cijfer een nul; |
— |
horizontaal streepje; |
— |
twee cijfers ter aanduiding van de maand; indien het nummer van de maand uit één cijfer bestaat, is het eerste cijfer een nul; |
— |
horizontaal streepje; |
— |
twee cijfers ter aanduiding van het jaar, welke de laatste twee cijfers van het nummer van het jaar zijn. |
— |
Voorbeeld: 15-04-94 = vijftien april 1994. |
Na „TOT” wordt de datum van de laatste dag van het toegestane verblijf aangeduid; de visumhouder dient het grondgebied waarvoor het visum geldig is vierentwintig uur vóór bedoelde dag te verlaten.
Deze datum wordt op dezelfde wijze vermeld als die waarmee de eerste dag van het verblijf wordt aangeduid.
1.3. Rubriek „AANTAL BINNENKOMSTEN”
Deze rubriek vermeldt het aantal malen dat de houder van het visum het grondgebied waarvoor het geldig is, mag binnenkomen; hiermee wordt met andere woorden het aantal verblijfsperioden aangeduid waarover de houder van het visum het aantal onder rubriek 1.4 aangeduide dagen kan spreiden.
Het aantal binnenkomsten kan één, twee of meer (onbepaald) bedragen; dit wordt op de rechterzijde van de visumsticker aangeduid, en wel respectievelijk met „01”, „02”, of, indien de visumhouder tot meer dan twee binnenkomsten gerechtigd is, met het woord „MULT”.
Bij een doorreisvisum kan slechts toestemming voor één of twee binnenkomsten worden verleend; dit wordt respectievelijk met „01” of „02” aangeduid. Alleen in uitzonderingsgevallen kan een zelfde visum recht geven op meer dan twee doorreizen, hetgeen wordt aangeduid met de afkorting „MULT”.
Wanneer het aantal uitreizen en binnenkomsten identiek is, verliest het visum zijn geldigheid, ook indien de totale verblijfduur nog niet is verstreken.
1.4. Rubriek „DUUR VAN HET VERBLIJF … DAGEN”
De rubriek „DUUR VAN HET VERBLIJF … DAGEN” vermeldt het aantal dagen gedurende welke de visumhouder tot verblijf gerechtigd is op het grondgebied waarvoor het visum geldig is, hetzij gedurende een ononderbroken periode, hetzij gedurende verscheidene verblijfsperioden, voorzover deze binnen de in rubriek 1.2 aangeduide data zijn gelegen en het aantal in rubriek 1.3 vermelde binnenkomsten niet wordt overschreden (7 ********************************************* ************************************************* 149).
In de vrije ruimte tussen de woorden „DUUR VAN HET VERBLIJF” en het woord „DAGEN” wordt met twee cijfers, waarvan het eerste een nul is indien het aantal dagen uit één cijfer bestaat, het aantal verblijfsdagen aangeduid waarop het visum recht geeft.
In deze rubriek mag maximaal negentig dagen per zes maanden worden vermeld.
1.5. Rubriek „AFGEGEVEN TE … OP …”
De rubriek „AFGEGEVEN TE … OP …” vermeldt, in de taal van de overeenkomstsluitende partij van afgifte, de naam van de stad waar de diplomatieke of consulaire post van afgifte is gevestigd (de naam wordt tussen „TE” en „OP” geplaatst), alsmede, na „OP”, de datum van afgifte.
De datum van afgifte wordt op dezelfde wijze vermeld als de in rubriek 1.2 bedoelde data.
De visumafgevende autoriteit kan worden afgeleid uit het in zone 4 aangebrachte stempel.
1.6. Rubriek „PASPOORTNUMMER”
De rubriek „PASPOORTNUMMER” vermeldt het nummer van het paspoort waarin de visumsticker wordt aangebracht. Na het laatste cijfer van het paspoort wordt het aantal meereizende minderjarigen en, in voorkomend geval, de meereizende echtgenoot die in het paspoort van de houder zijn vermeld, als volgt aangebracht: een cijfer voor het aantal minderjarigen, gevolgd door een „X” (bij- voorbeeld „1X” = 1 minderjarige, „3X” = 3 minderjarigen) en een „Y” voor de echtgenoot.
Het paspoortnummer is het serienummer dat op alle of op de meeste bladzijden van het paspoort is gedrukt of door middel van een perforeerstempel is aangebracht.
1.7. Rubriek „TYPE VISUM”
Teneinde identificatie door de controleambtenaren te vergemakkelijken, wordt in de rubriek „TYPE VISUM”door middel van de letters A, B, C en D het type visum vermeld waarop de visumsticker betrekking heeft.
A: |
transitvisum voor luchtvaartpassagiers |
B: |
doorreisvisum |
C: |
visum voor kort verblijf |
D: |
nationaal visum voor verblijf van langere duur |
Voor visa met territoriaal beperkte geldigheid en collectieve visa worden, afhankelijk van het van toepassing zijnde geval, de letters A, B of C gebruikt.
-
2.Zone 9: nationale gegevens (opmerkingen)
In tegenstelling tot zone 8 (gemeenschappelijke en verplichte gegevens), is deze zone voorbehouden aan gegevens welke krachtens nationale voorschriften moeten worden vermeld. In beginsel staat het elke delegatie vrij de door haar wenselijk geachte gegevens te vermelden: voor een goed begrip van de gegevens dienen deze de overige overeenkomstsluitende partijen te worden meegedeeld (zie bijlage 9).
-
3.Zone 4: stempel van de afgevende post
Het stempel van de afgevende post wordt, horizontaal gezien, aangebracht in de rechthoek tussen de linkerzijde van de sticker en de rubriek „OPMERKINGEN”, en, verticaal gezien, tussen de voor plaatdruk bestemde zone en de machineleesbare zone.
Afmetingen, opschrift en inktsoort voor de stempel zullen door elke overeenkomstsluitende partij afzonderlijk worden vastgesteld.
-
4.Zone 5: machineleesbare zone
Zowel het formaat van de visumsticker als dit van de machineleesbare zone werden op voorstel van de overeenkomstsluitende partijen door de ICAO goedgekeurd. Genoemde zone behelst twee regels met elk 36 karakters (OCR B-10 karakters/inch). Bijlage 10 behelst de wijze waarop genoemde zone dient te worden ingevuld.
-
5.Overige bij invulling van de visumsticker relevante aspecten
5.1. Ondertekening van het visum
Indien naar het nationale recht of de nationale praktijk van een overeenkomstsluitende partij handgeschreven ondertekening van het visum verplicht is, dient het visum door de bevoegde persoon te worden ondertekend nadat het in het paspoort is aangebracht.
Ondertekening geschiedt ter rechterzijde van de voor opmerkingen bestemde zone, op zodanige wijze dat de lijnen ervan de rand van de sticker overschrijden en ten dele op de bladzijde van het paspoort, respectievelijk reisdocument komen te staan, zonder daarbij evenwel de machineleesbare zone te overlappen.
5.2. Annulering van een reeds ingevulde visumsticker
Een visumsticker mag geen correcties of doorhalingen te zien geven. Indien bij invulling een vergissing wordt gemaakt, dient de visumsticker op de volgende wijze te worden te worden geannuleerd:
— |
indien de vergissing wordt geconstateerd vóór aanbrenging van de sticker in het reisdocument: door materiële vernietiging of door de sticker overhoeks door te knippen; |
— |
indien de vergissing wordt geconstateerd na aanbrenging van de sticker in het reisdocument: door overhoekse doorhaling met een rode streep, waarna een nieuwe sticker in het paspoort wordt aangebracht. |
5.3. Aanbrenging van de visumsticker in het paspoort
De visumsticker wordt ingevuld voordat hij in het paspoort wordt aangebracht. Stempeling en ondertekening geschieden nadat de visumsticker in het paspoort of het reisdocument is aangebracht.
Wanneer de visumsticker correct is ingevuld, wordt deze aangebracht op de eerste bladzijde van het paspoort waarop geen stempel (met uitzondering van het aanvraagidentificatiestempel) of enige aantekening is geplaatst. Wordt geweigerd: een paspoort waarin niet voldoende ruimte voor aanbrenging van de visumsticker aanwezig is, het paspoort waarvan de geldigheidsduur is verstreken of waarmee de uitreis tijdens de geldigheidsduur alsmede de terugkeer naar de staat van oorsprong of de binnenkomst in een derde staat niet mogelijk zijn (artikel 13 van de Uitvoeringsovereenkomst).
5.4. Paspoorten en reisdocumenten waarin een eenvormig visum kan worden aangebracht
De criteria voor de vaststelling of in een reisdocument een visum kan worden aangebracht overeenkomstig artikel 17, lid 3, onder a), van de Uitvoeringsovereenkomst zijn in bijlage 11 vervat.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 14 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst mag geen visum worden aangebracht in een reisdocument indien dit voor geen der overeenkomstsluitende partijen geldig is. Is het reisdocument slechts voor één of meer overeenkomstsluitende partijen geldig, dan dient de geldigheidsduur van het aan te brengen visum tot deze overeenkomstsluitende partij of partijen te worden beperkt.
Indien het reisdocument niet als geldig is erkend door één of meer overeenkomstsluitende partijen, kan het visum worden afgegeven in de vorm van een visumverklaring. Deze op een afzonderlijk inlegvel aangebrachte visumverklaring geldt alleen als visum met territoriaal beperkte geldigheid.
VII. BEHEER EN ORGANISATIE
-
1.Organisatie van de dienst „Visa”
De organisatie van de eigen dienst „Visa” valt onder de bevoegdheid van de respectieve overeenkomstsluitende partijen.
De hoofden van de posten dienen zich ervan te vergewissen dat de voor visumafgifte bevoegde dienst „Visa” zodanig is georganiseerd, dat onzorgvuldigheid, welke diefstal en vervalsing tot gevolg kan hebben, wordt tegengegaan.
— |
Op het voor de visumafgifte bevoegde personeel mag ter plaatse geen druk worden uitgeoefend. |
— |
Vermeden moet worden (bijvoorbeeld door regelmatige postenruil van de ambtenaren) dat „gewoonten” worden gecreëerd, waardoor geringere waakzaamheid in de hand wordt gewerkt. |
— |
Voor de bewaring en het gebruik van visumstickers dienen dezelfde veiligheidsmaatregelen als bij andere te beveiligen waardepapieren te worden getroffen. |
-
2.Bestanden en archivering van de aanvragen
Iedere overeenkomstsluitende partij is verantwoordelijk voor het beheer van de bestanden en het archief der aanvraagformulieren en, bij visumafgifte waarvoor raadpleging van de centrale autoriteiten is vereist, voor de foto van de visumaanvrager.
De bewaartermijn van de aanvraagformulieren bedraagt minimum één jaar indien een visum werd afgegeven en minimum vijf jaar indien het werd geweigerd.
Teneinde de raadpleging tussen de centrale autoriteiten te vergemakkelijken, worden bij raadpleging de referenties van het bestand en het archief vermeld.
-
3.Visumregister
Iedere overeenkomstsluitende partij registreert de afgegeven visa volgens de eigen voorschriften. Geannuleerde visumstickers dienen als zodanig te worden geregistreerd.
-
4.Legeskosten bij visumafgifte
De legeskosten bij visumafgifte zijn opgenomen in bijlage 12.
VIII. CONSULAIRE SAMENWERKING TER PLEKKE
-
1.Richtlijnen voor de consulaire samenwerking ter plekke
De consulaire samenwerking ter plekke is in het algemeen gericht op de evaluatie van het migratierisico en, in het bijzonder op de vaststelling van gemeenschappelijke criteria voor de behandeling van visumaanvragen, de informatie-uitwisseling inzake falsificaten, mogelijke netwerken van illegale immigratie en weigering van kennelijk ongegronde of frauduleuze visumaanvragen. Door middel van de samenwerking kan tevens informatie betreffende bonafide visumaanvragers worden uitgewisseld en kan de aan het publiek te verstrekken informatie inzake de voorwaarden voor het verkrijgen van een eenvormig visum gemeenschappelijk worden bijgewerkt. Bij de consulaire samenwerking ter plekke wordt rekening gehouden met de administratieve werkelijkheid en de plaatselijke sociaal-economische structuur.
Het personeel van de posten komt op gezette tijden bijeen — naar gelang van de omstandigheden en op het door dit personeel wenselijk geacht ambtelijk niveau — en brengt over deze vergaderingen aan de eigen centrale autoriteit verslag uit. Het voorzitterschap kan verzoeken om overlegging van een halfjaarlijks algemeen verslag.
-
2.Voorkoming van gelijktijdige of na recente weigering opnieuw ingediende visumaanvragen
Door onderlinge informatie-uitwisseling en identificatie van de visumaanvraag door middel van stempels of andere vervangende of aanvullende maatregelen dient te worden voorkomen dat een visumaanvrager verscheidene visumaanvragen indient — gelijktijdig of opeenvolgend na een recente weigering — bij één of meer diplomatieke of consulaire posten.
Onverminderd de raadpleging die de diplomatieke en consulaire posten kunnen uitvoeren, alsmede de informatie-uitwisseling, brengen zij in het paspoort van iedere aanvrager het volgende stempel aan: „VISUM AANGEVRAAGD OP … TE …”. In de eerste zone worden zes cijfers aangebracht: twee voor de dag, twee voor de maand en twee voor het jaar; in de tweede wordt de naam van de diplomatieke of consulaire post van de overeenkomstsluitende partij vermeld. Daaraan dient de code van het aangevraagde type visum te worden toegevoegd.
Voor diplomatieke en dienstpaspoorten wordt het besluit om al dan niet een stempel aan te brengen, overgelaten aan de terzake bevoegde diplomatieke of consulaire post waar de aanvraag is ingediend.
Het stempel kan eveneens worden aangebracht wanneer een visum voor verblijf van langere duur wordt aangevraagd.
Bij een uit hoofde van vertegenwoordiging afgegeven visum wordt in het stempel, na de code van het aangevraagde type visum, de letter „R” gevolgd door de code van de vertegenwoordigde staat vermeld.
Bij de afgifte van het visum wordt de visumsticker indien mogelijk op het identificatiestempel aangebracht.
In uitzonderlijke gevallen waarin aanbrenging van het stempel onmogelijk blijkt, doet de diplomatieke of consulaire post die het voorzitterschap vervult, daarvan mededeling aan de terzake bevoegde Schengenwerkgroep en verzoekt hij deze om goedkeuring van alternatieve maatregelen, zoals de uitwisseling van fotokopieën van paspoorten of van lijsten van afgewezen visumaanvragen met vermelding van de grond voor afwijzing.
Op initiatief van het voorzitterschap of op eigen initiatief, beslissen de hoofden van de diplomatieke en consulaire posten ter plekke of vervangende of aanvullende voorzorgsmaatregelen nodig zijn.
-
3.Toetsing van de bonafiditeit van de visumaanvragers
Teneinde toetsing van de goede trouw van visumaanvragers te vergemakkelijken, kunnen de diplomatieke en consulaire posten, conform hun nationale wetgeving, op basis van plaatselijk gemaakte afspraken in het kader van hun samenwerking en in overeenstemming met het bepaalde onder punt 1 van dit hoofdstuk informatie uitwisselen.
Periodiek kan informatie worden uitgewisseld over visumaanvragers wier visum werd geweigerd omdat zij gebruik hebben gemaakt van gestolen, verduisterde of valse documenten, de uitreisdatum van een eerder afgegeven visum niet hebben gerespecteerd, een gevaar voor de veiligheid zouden vormen en in het bijzonder wegens verdenking van poging tot illegale emigratie naar het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen.
Deze gemeenschappelijk uitgewisselde of vergaarde informatie vormt een hulpmiddel bij de beoordeling van de visumaanvragen. Zij mag evenwel niet worden gezien als vervanging van de toetsing van de concrete visumaanvraag noch van de bevraging van het Schengeninformatiesysteem of de raadpleging van de centrale autoriteiten die daarom verzoeken.
-
4.Uitwisseling van statistieken
4.1. De uitwisseling van statistieken over afgegeven en formeel afgewezen visa voor kort verblijf, voor doorreis en voor luchthaventransit vindt op kwartaalbasis plaats.
4.2. Onverminderd de op grond van artikel 16 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen bestaande verplichting, die in bijlage 14 bij de Gemeenschappelijke Visuminstructie duidelijk wordt geformuleerd en op grond waarvan de Schengenstaten binnen 72 uur de gegevens voor afgifte van een territoriaal beperkt visum dienen te verstrekken, wordt de diplomatieke en consulaire posten van de Schengenstaten opgedragen, maandelijks hun statistieken over de in de voorafgaande maand afgegeven territoriaal beperkte visa uit te wisselen en deze aan hun centrale autoriteiten te doen toekomen.
BIJLAGE 1
I. |
Gemeenschappelijke lijst van staten wier onderdanen aan de visumplicht zijn onderworpen |
II. |
Bijgewerkt overzicht van staten wier onderdanen door geen enkele Schengenstaat aan de visumplicht zijn onderworpen |
III. |
Bijgewerkt overzicht van staten wier onderdanen door één of meer Schengenstaten aan de visumplicht zijn onderworpen |
Onderstaande lijsten bevatten een overzicht van de door het Uitvoerend Comité van Schengen tot en met 1 mei 1999 genomen besluiten. Voor informatie betreffende eventuele wijzigingen na 1 mei 1999 wende men zich tot de bevoegde diensten van de Commissie of van het secretariaat-generaal van de Raad.
I. |
Gemeenschappelijke lijst (********************** 1 2 *************************** 4 5 ****************************************** ********************************************** ***************************************************************** ***************************************************************** 157 158 160 161 ***************************************************************** *****************************************************************) van staten wier onderdanen aan de visumplicht zijn onderworpen
|
II. |
Bijgewerkt overzicht van staten wier onderdanen door geen enkele Schengenstaat aan de visumplicht zijn onderworpen
|
III. |
Bijgewerkt overzicht van Staten wier onderdanen door één of meer Schengenstaten aan de visumplicht zijn onderworpen
|
Uitsplitsing van de lijst van landen wier onderdanen door een of meerdere Schengenstaten aan de visumplicht zijn onderworpen
Benelux |
Duitsland |
Griekenland |
Spanje |
Frankrijk |
Italië |
Oostenrijk |
Portugal |
|
Colombia |
V |
V |
V |
V |
BIJLAGE 2
Regeling voor reisverkeer van houders van diplomatieke, officiële of dienstpaspoorten, alsmede voor houders van door bepaalde internationale intergouvernementele organisaties aan hun ambtenaren afgegeven vrijgeleides
-
I.Regeling voor reisverkeer aan de buitengrenzen
-
1.De gemeenschappelijke lijst van visumplichtige staten laat de regeling voor reisverkeer van houders van bovengenoemde paspoorten onverlet. De staten verbinden zich evenwel ertoe de overige staten vooraf op de hoogte te stellen van wijzigingen welke zij voornemens zijn aan te brengen in de regeling voor reisverkeer van houders van deze paspoorten en rekening te houden met het belang van de overige Schengenstaten.
-
2.Teneinde op bijzonder flexibele wijze harmonisatie van de regeling voor reisverkeer van houders van deze categorie paspoorten na te streven, zal bij de Gemeenschappelijke Visuminstructie ter informatie een overzicht worden opgenomen van staten wier onderdanen in een of meerdere Schengenstaten niet visumplichtig zijn, wanneer zij houder zijn van een diplomatiek paspoort en/of een dienst- of speciaal paspoort, niettegenstaande de geldende visumplicht voor uit deze staten afkomstige houders van een gewoon paspoort. Tevens zal een overzicht worden opgenomen van staten waarvoor het omgekeerde geldt. Het Uitvoerend Comité zal erop toezien dat beide overzichten worden bijgewerkt.
-
3.De in dit document vervatte regeling inzake reisverkeer is niet van toepassing op zogeheten gewone paspoorten voor openbare aangelegenheden, noch op dienst-, officiële en bijzondere paspoorten waarvan afgifte door derde staten niet overeenstemt met de door de Schengenstaten gevolgde internationale praktijk. Daartoe kan het Uitvoerend Comité, op voorstel van een groep van deskundigen, een lijst opstellen van andere dan gewone paspoorten aan wier houders door de Schengenstaten geen bevoorrechte behandeling zal worden gegeven.
-
4.Personen die voor de eerste maal in een Schengenstaat een visum ter accreditering hebben ontvangen, kunnen ten minste over het grondgebied van de overige staten reizen tot aan het grondgebied van de staat die het visum volgens de in artikel 18 van de Uitvoeringsovereenkomst bepaalde voorwaarden heeft afgegeven.
-
5.Reeds geaccrediteerde leden van diplomatieke of consulaire posten en hun gezinsleden die houder zijn van een door het ministerie van Buitenlandse Zaken afgegeven kaart, kunnen met het oog op binnenkomst van het Schengengebied de buitengrens overschrijden op vertoon van deze kaart en, indien nodig, van hun reisdocument.
-
6.Over het algemeen zijn houders van diplomatieke, officiële of dienstpaspoorten, ook al zijn zij aan de in voorkomend geval bestaande visumplicht onderworpen, niet verplicht aan te tonen dat zij over voldoende middelen van bestaan beschikken. Wanneer het echter privé-reizen betreft, kunnen indien nodig dezelfde bewijsstukken worden gevraagd als bij aanvragen voor visa op een gewoon paspoort.
-
7.In geval van een dienstreis dient een verbale nota van het ministerie van Buitenlandse Zaken of van een diplomatieke vertegenwoordiging (indien de visumaanvraag in een derde land wordt ingediend) elke visumaanvraag voor een diplomatiek, officieel of dienstpaspoort te vergezellen. In geval van een privé-reis kan eveneens een verbale nota worden verlangd.
8.1 Het systeem van voorafgaande raadpleging van de centrale autoriteiten van andere staten is van toepassing op visumaanvragen welke door houders van een diplomatiek, officieel of dienstpaspoort worden ingediend. Voorafgaande raadpleging wordt niet uitgevoerd ten aanzien van de staat welke een overeenkomst inzake afschaffing van de visumplicht voor houders van een diplomatiek en/of dienstpaspoort heeft gesloten met het land voor wier onderdanen raadpleging, conform de in onderhavige instructie opgenomen bijlage 5, is vereist.
Indien een der staten bezwaar aantekent, kan de Schengenstaat die over de visumaanvraag moet beslissen een visum met territoriaal beperkte geldigheid afgeven.
8.2 De Schengenstaten verbinden zich ertoe in de toekomst, zonder voorafgaande instemming van de overige Schengenstaten, geen overeenkomsten te sluiten strekkende tot afschaffing van de visumplicht voor houders van een diplomatiek, officieel of dienstpaspoort, met staten voor wier onderdanen een andere Schengenstaat voorafgaande raadpleging voorschrijft.
8.3 Met betrekking tot afgifte van een visum ter accreditering van een vreemdeling die ter fine van weigering van toegang is gesignaleerd en voor wie voorafgaande raadpleging is voorgeschreven, wordt de raadplegingsprocedure overeenkomstig het bepaalde in artikel 25 van de Uitvoeringsovereenkomst gevolgd.
-
9.Wanneer een staat gebruikmaakt van de uitzonderingen als bedoeld in artikel 5, lid 2, van de Uitvoeringsovereenkomst, is ook de toelating van houders van diplomatieke, officiële of dienstpaspoorten beperkt tot het nationale grondgebied van de desbetreffende Schengenstaat, die hiervan de overige Schengenstaten in kennis dient te stellen.
II. Regeling voor reisverkeer aan de binnengrenzen
In algemene zin is op houders van diplomatieke en dienstpaspoorten de in artikel 19 e.v. van de Uitvoeringsovereenkomst neergelegde regeling voor reisverkeer van toepassing, behoudens wanneer een territoriaal beperkt visum is afgegeven.
Houders van bovengenoemde paspoorten kunnen gedurende drie maanden te rekenen vanaf de datum van binnenkomst (indien zij niet aan de visumplicht zijn onderworpen) of gedurende de geldigheidsduur van het afgegeven visum binnen het Schengengebied reizen.
Geaccrediteerde leden van diplomatieke of consulaire posten en hun gezinsleden die houder zijn van een door het ministerie van Buitenlandse Zaken afgegeven kaart, kunnen gedurende een periode van maximaal drie maanden over het grondgebied van de overige Schengenstaten reizen, op vertoon van genoemde kaart en, indien nodig, van hun reisdocument.
III. De in dit document vervatte regeling geldt voor vrijgeleides welke door internationale intergouvernementele organisaties waarbij alle Schengenstaten partij zijn, aan hun ambtenaren worden afgegeven, indien deze ambtenaren krachtens de constituerende verdragen van genoemde organisaties van de registratieplicht van vreemdelingen alsmede van de verplichting over een verblijftitel te beschikken, zijn vrijgesteld (zie Gemeenschappelijk Handboek, blz. 66).
Regeling voor reisverkeer toepasselijk op houders van diplomatieke, officiële en dienstpaspoorten
Overzicht A
Staten wier onderdanen in een of meerdere Schengenstaten NIET visumplichtig zijn voorzover zij houder zijn van een diplomatiek, officieel of dienstpaspoort, en WEL visumplichtig zijn voorzover zij houder zijn van een gewoon paspoort
BNL |
D |
GR |
E |
F |
I |
AU |
P |
|
Antigua en Barbuda |
DD |
|||||||
Albanië |
DD |
D |
||||||
Angola |
DD |
|||||||
Bosnië-Herzegovina |
D |
D |
||||||
Barbados |
DD |
DD |
||||||
Burkina Faso |
DD |
|||||||
Bulgarije |
D |
DD |
D |
D |
D |
D |
||
Benin |
DD |
|||||||
Bahama's |
DD |
|||||||
Botswana |
DD |
|||||||
Ivoorkust |
DD |
DD |
DD |
DD |
||||
Kaapverdië |
DD |
|||||||
Dominica |
DD |
|||||||
Dominicaanse Republiek |
DD |
|||||||
Algerije |
DD |
|||||||
Egypte |
DD |
|||||||
Fiji (eilanden) |
DD |
|||||||
Gabon |
D |
|||||||
Ghana |
DD |
|||||||
Gambia |
DD |
|||||||
Guyana |
DD |
|||||||
India |
D |
|||||||
Jamaica |
DD |
|||||||
Koeweit |
DD |
|||||||
Lesotho |
DD |
|||||||
Marokko |
DD |
D |
DD |
D |
D |
DD |
DD |
DD |
Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië |
D |
DD |
D |
|||||
Mauritanië |
DD |
|||||||
Maldiven |
DD |
|||||||
Malawi |
DD |
|||||||
Mozambique |
DD |
|||||||
Niger |
DD |
|||||||
Peru |
DD |
DD |
DD |
|||||
Filipijnen |
DD |
DD |
DD |
DD |
DD |
|||
Pakistan |
DD |
DD |
DD |
|||||
Roemenië |
D |
D |
D |
D |
D |
D |
D |
|
Seychellen |
D |
|||||||
Senegal |
DD |
DD |
D |
DD |
DD |
|||
Sao Tomé en Principe |
DD |
|||||||
Swaziland |
DD |
|||||||
Tsjaad |
D |
DD |
||||||
Togo |
DD |
|||||||
Thailand |
DD |
DD |
DD |
DD |
||||
Tunesië |
DD |
DD |
D |
D |
DD |
DD |
DD |
|
Turkije |
DD |
DD |
DD |
DD |
DD |
DD |
DD |
|
Trinidad en Tobago |
DD |
|||||||
Oeganda |
DD |
|||||||
Venezuela |
D |
|||||||
West-Samoa |
DD |
|||||||
Federatieve Republiek Joegoslavië |
DD |
DD |
||||||
Zuid-Afrika |
DD |
|||||||
Zimbabwe |
DD |
|||||||
DD: Houders van diplomatieke en dienstpaspoorten zijn van de visumplicht vrijgesteld. D: Alleen houders van diplomatieke paspoorten zijn van de visumplicht vrijgesteld. |
Overzicht B
Staten wier onderdanen in een of meerdere Schengenstaten WEL visumplichtig zijn voorzover zij houder zijn van een diplomatiek, officieel of dienstpaspoort, en NIET visumplichtig zijn voorzover zij houder zijn van een gewoon paspoort.
BNL |
D |
GR |
E |
F |
I |
AU |
P |
|
Australië |
X |
|||||||
Chili |
X |
|||||||
Israël |
X |
|||||||
Mexico |
X |
|||||||
Paraguay |
X |
|||||||
Verenigde Staten |
X |
BIJLAGE 3
Lijst van staten wier onderdanen of houders van door deze staten afgegeven reisdocumenten aan de transitvisumplicht voor luchthavens zijn onderworpen (********************** 1 2 *************************** 4 5 ****************************************** ********************************************** ***************************************************************** ***************************************************************** 157 158 160 161 ***************************************************************** *****************************************************************)
De Schengenstaten verbinden zich ertoe bijlage 3, deel I, niet te wijzigen zonder voorafgaande instemming van de overige partnerstaten.
Indien een partnerstaat deel II van deze bijlage wenst te wijzigen, verbindt hij zich ertoe de partners op de hoogte te brengen en rekening te houden met hun belangen.
DEEL I
Gemeenschappelijke lijst van staten wier onderdanen of houders van door deze staten afgegeven reisdocumenten door alle Schengenstaten aan de transitvisumplicht voor luchthavens (TVL) zijn onderworpen (*********************** ************************** ***************************** ° ******************************************* *********************************************** 147 159) (6 ******************************************** ************************************************ 148)
AFGHANISTAN |
BANGLADESH |
CONGO (Democratische Republiek) (7 ********************************************* ************************************************* 149) |
ERITREA (8 ************************************************** 150) |
ETHIOPIË |
GHANA |
IRAK |
IRAN |
SRI LANKA |
NIGERIA |
PAKISTAN |
SOMALIË |
Deze personen zijn niet aan de visumplicht onderworpen, indien zij in het bezit zijn van één van de in deel III van deze bijlage opgesomde verblijfstitels van een EER-staat (deel A), of van een bepaalde, navolgend genoemde verblijfstitel van Andorra, Canada, Japan, Monaco, San Marino, de Verenigde Staten van Amerika of Zwitserland, waardoor een onvoorwaardelijk recht op terugkeer wordt gegarandeerd (deel B).
Deze verblijfstitels worden in het kader van de subgroep Visa in onderlinge overeenstemming aangevuld en periodiek getoetst. Bij eventuele problemen kunnen de Schengenstaten deze maatregelen opschorten totdat deze in onderlinge overeenstemming zijn verduidelijkt. De Schengenstaten kunnen bepaalde verblijfstitels van vrijstelling uitsluiten, indien zulks in deel III is vermeld.
Met betrekking tot de houders van diplomatieke, dienst- of andere officiële paspoorten beslist elk der Schengenstaten over de uitzonderingen op de transitvisumplicht voor luchthavens.
DEEL II
Lijst van staten wier onderdanen of houders van door deze staten afgegeven reisdocumenten door sommige Schengenstaten aan de transitvisumplicht voor luchthavens zijn onderworpen
BNL (° *************************************************** 151) |
D |
GR |
E (9 **************************************************** 152) |
F (10 ***************************************************** 153) |
I (° ****************************************************** 154) |
AU (11 ******************************************************* 155) |
P |
|
Albanië |
X |
|||||||
Angola |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
Bulgarije |
X |
|||||||
Ivoorkust |
X |
|||||||
India |
X |
X (° ******************************************************** 156) |
X |
X |
X |
|||
Gambia |
X |
|||||||
Guinee-Bissau |
X |
|||||||
Haïti |
X |
|||||||
Indonesië |
X |
|||||||
Jordanië |
X |
|||||||
Libanon |
X |
X |
||||||
Liberia |
X |
X |
X |
X |
||||
Libië |
X |
|||||||
Mali |
X |
|||||||
Roemenië |
X |
|||||||
Soedan |
X |
X |
||||||
Sierra Leone |
X |
X |
||||||
Senegal |
X |
X |
X |
|||||
Syrië |
X |
X |
X |
|||||
Togo |
X |
|||||||
Turkije |
X |
X (° ******************************************************** 156) |
X |
DEEL III
A. |
Lijst van verblijfstitels van EER-staten waarvan de houders van de transitvisumplicht voor luchthavens zijn vrijgesteld:
|
B. |
Lijst van verblijfstitels met een onvoorwaardelijk recht op terugkeer waarvan de houders van de transitvisumplicht voor luchthavens zijn vrijgesteld:
|
BIJLAGE 4
Lijst van documenten die recht geven op visumvrije binnenkomst
BELGIË
— |
Identiteitskaart voor vreemdelingen Carte d'identité d'étranger Personalausweis für Ausländer |
— |
Bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister Certificat d'inscription au registre des étrangers Bescheinigung der Eintragung im Ausländerregister |
— |
Door het ministerie van Buitenlandse Zaken afgegeven bijzondere verblijfstitels
|
— |
Door een Belgisch gemeentebestuur aan een kind beneden de twaalf jaar afgegeven identiteitsbewijs met foto Certificat d'identité avec photographie délivré par une administration communale belge à un enfant de moins de douze ans Von einer belgischen Gemeindeverwaltung einem Kind unter dem 12. Lebensjahr ausgestellter Personalausweis mit Lichtbild |
— |
Reizigerslijst voor schoolreizen binnen de Europese Unie |
DUITSLAND
— |
Aufenthaltserlaubnis für die Bundesrepublik Deutschland (Verblijfstitel voor de Bondsrepubliek Duitsland) |
— |
Aufenthaltserlaubnis für Angehörige eines Mitgliedstaates der EG (Verblijfstitel voor de onderdanen van de EEG) |
— |
Aufenthaltsberechtigung für die Bundesrepublik Deutschland (Verblijfsvergunning voor de Bondsrepubliek Duitsland) |
— |
Aufenthaltsbewilligung für die Bundesrepublik Deutschland (Machtiging tot verblijf voor de Bondsrepubliek Duitsland) |
— |
Aufenthaltsbefugnis für die Bundesrepublik Deutschland (Machtiging tot verblijf voor de Bondrepubliek Duitsland) Bovenstaande verblijfstitels geven als vervanging van het visum alleen recht op visumvrije binnenkomst indien zij in een paspoort zijn aangebracht, dan wel als visumverklaring bij een paspoort zijn gevoegd; zij geven geen recht op visumvrije binnenkomst indien zij als nationaal identiteitsdocument in een paspoortvervangend document zijn aangebracht. De verblijfstitels „Aussetzung der Abschiebung (Duldung)” (opgeschorte uitzettingsmaatregel), alsmede „Aufenthaltsgestattung für Asylbewerber” (voorlopige verblijfstitel voor asielzoekers) geven evenmin recht op visumvrije binnenkomst. |
— |
De door het Bondsministerie van Buitenlandse Zaken afgegeven verblijfstitels zijn:
|
— |
De door de deelstaten afgegeven bijzondere verblijfstitels zijn:
|
— |
Reizigerslijst voor schoolreizen binnen de Europese Unie |
GRECIA
— |
Αδεια παραμονής αλλοδαπού για εργασία (Werkvergunning) |
— |
Αδεια παραμονής μελών οικογενείας αλλοδαπού (In het kader van gezinshereniging afgegeven verblijfstitel) |
— |
Αδεια παραμονής αλλοδαπού για σπουδές (Verblijfstitel voor studiedoeleinden) |
— |
Αδεια παραμονής αλλοδαπού (χρώμα λευκό) (Verblijfsvergunning voor vreemdelingen) (witkleurig) (Wordt afgegeven aan vreemdelingen die met Griekse onderdanen zijn gehuwd; zij heeft een geldigheidsduur van een jaar en wordt telkens verlengd zolang het huwelijk bestaat.) |
— |
Δελτίο ταυτότητας αλλοδαπού (χρώμα πράσινο) (Identiteitskaart voor vreemdelingen) (groenkleurig) (Wordt uitsluitend afgegeven aan vreemdelingen van Griekse oorsprong; de geldigheidsduur bedraagt twee of vijf jaar.) |
— |
Ειδικό Δελτίο Ταυτότητας Ομογενούς (χρώμα μπέζ) (Identiteitskaart voor vreemdelingen) (groenkleurig) (Wordt uitsluitend afgegeven aan vreemdelingen van Griekse oorsprong; de geldigheidsduur bedraagt twee of vijf jaar.) |
— |
Reizigerslijst voor schoolreizen binnen de Europese Unie |
SPANJE
Houders van een geldige terugkeerautorisatie (autorización de regreso) kunnen zonder visum binnenkomen.
De geldige verblijfstitels op grond waarvan een vreemdeling, die uit hoofde van zijn nationaliteit aan de visumplicht zou zijn onderworpen, zonder visum het Spaanse grondgebied kan binnenkomen, zijn de volgende:
— |
Permiso de Residencia Inicial (Voorlopige verblijfsvergunning) |
— |
Permiso de Residencia Ordinario (Gewone verblijfsvergunning) |
— |
Permiso de Residencia Especial (Bijzondere verblijfsvergunning) |
— |
Tarjeta de Estudiante (Studentenkaart) |
— |
Permiso de Residencia tipo A (Verblijfsvergunning type A) |
— |
Permiso de Residencia tipo b (Verblijfsvergunning type b) |
— |
Permiso de Trabajo y de Residencia tipo B (Werk- en verblijfsvergunning type B) |
— |
Permiso de Trabajo y de Residencia tipo C (Werk- en verblijfsvergunning type C) |
— |
Permiso de Trabajo y de Residencia tipo d (Werk- en verblijfsvergunning type d) |
— |
Permiso de Trabajo y de Residencia tipo D (Werk- en verblijfsvergunning type D) |
— |
Permiso de Trabajo y de Residencia tipo E (Werk- en verblijfsvergunning type E) |
— |
Permiso de Trabajo fronterizo tipo F (Werkvergunning voor grensarbeiders type F) |
— |
Permiso de Trabajo y Residencia tipo P (Werk- en verblijfsvergunning type P) |
— |
Permiso de Trabajo y Residencia tipo Ex (Werk- en verblijfsvergunning type Ex) |
— |
Tarjeta de Reconocimiento de la excepción a la necesidad de obtener Permiso de Trabajo y Permiso de Residencia (art. 16 Ley 7/85) (Bewijs of vergunning houdende ontheffing van de verplichting tot het verkrijgen van een werkvergunning of een verblijfsvergunning — artikel 16 Wet 7/85) |
— |
Permiso de Residencia para Refugiados (Verblijfsvergunning voor vluchtelingen) |
— |
Lista de Personas que participan en un viaje escolar dentro de la Unión Europea (Reizigerslijst voor schoolreizen binnen de Europese Unie) |
— |
Tarjeta de Familiar Residente Comunitario (Document van een gezinslid van een EG-ingezetene) |
— |
Tarjeta temporal de Familiar de Residente Comunitario (Tijdelijk document van een gezinslid van een EG-ingezetene) |
Houders van onderstaande door het ministerie van Buitenlandse Zaken afgegeven legitimatiebewijzen kunnen zonder visum het land binnenkomen:
— |
Tarjeta especial (Bijzondere kaart, rode kleur) met de vermelding „Cuerpo Diplomático. Embajador. Documento de Identidad” (Corps diplomatique. Ambassadeur. Identiteitsdocument), afgegeven aan de geaccrediteerde ambassadeurs |
— |
Tarjeta especial (Bijzondere kaart, rode kleur) met de vermelding „Cuerpo Diplomático. Documento de Identidad” (Corps diplomatique. Identiteitsdocument), afgegeven aan het geaccrediteerde personeel in een diplomatieke post met diplomatiek statuut. Aan de kaart die aan de echtgenoot en de kinderen wordt afgegeven, wordt een F toegevoegd |
— |
Tarjeta especial (Bijzondere kaart, gele kleur) met de vermelding „Misiones Diplomáticas. Personal Administrativo y Técnico. Documento de Identidad” (Diplomatieke posten. Administratief en technisch personeel. Identiteitsdocument), afgegeven aan de administratieve functionarissen van een geaccrediteerde diplomatieke post. Aan de kaart die aan de echtgenoot en de kinderen wordt afgegeven, wordt een F toegevoegd |
— |
Tarjeta especial (Bijzondere kaart, rode kleur) met de vermelding „Tarjeta Diplomática de identidad” (Diplomatieke Identiteitskaart), afgegeven aan het personeel met diplomatiek statuut van het Bureau van de Arabische Liga en aan het geaccrediteerde personeel van het Bureau (Oficina de la Delegación General) van Palestina. Aan de kaart die aan de echtgenoot en de kinderen wordt afgegeven, wordt een F toegevoegd |
— |
Tarjeta especial (Bijzondere kaart, rode kleur) met de vermelding „Organismos Internacionales. Estatuto Diplomático. Documento de Identidad” (Internationale organisaties. Diplomatiek statuut. Identiteitsdocument), afgegeven aan bij internationale organisaties geaccrediteerd personeel met diplomatiek statuut. Aan de kaart die aan de echtgenoot en de kinderen wordt afgegeven, wordt een F toegevoegd |
— |
Tarjeta especial (Bijzondere kaart, blauwe kleur) met de vermelding „Organismos Internacionales. Personal Administrativo y Técnico. Documento de Identidad” (Internationale organisaties. Administratief en technisch personeel. Identiteitsdocument), afgegeven aan bij internationale organisaties geaccrediteerde administratieve functionarissen. Aan de kaart die aan de echtgenoot en de kinderen wordt afgegeven, wordt een F toegevoegd |
— |
Tarjeta especial (Bijzondere kaart, groene kleur) met de vermelding „Functionario Consular de Carrera. Documento de Identidad” (Consulaire beroepsfunctionaris. Identiteitsdocument), afgegeven aan in Spanje geaccrediteerde consulaire beroepsfunctionarissen. Aan de kaart die aan de echtgenoot en de kinderen wordt afgegeven, wordt een F toegevoegd |
— |
Tarjeta especial (Bijzondere kaart, groene kleur) met de vermelding „Empleado Consular. Expedida a favor de … Documento de Identidad” (Consulaire bediende. Afgegeven aan … Identiteitsdocument), afgegeven aan in Spanje geaccrediteerde administratieve consulaire functionarissen. Aan de kaart die aan de echtgenoot en de kinderen wordt afgegeven, wordt een F toegevoegd |
— |
Tarjeta especial (Bijzondere kaart, grijze kleur) met de vermelding „Personal de Servicio. Misiones Diplomáticas, Oficinas Consulares y Organismos Internacionales. Expedida a favor de … Documento de Identidad” (Dienstpersoneel. Diplomatieke en consulaire posten en internationale organisaties. Afgegeven aan … Identiteitsdocument). Wordt afgegeven aan het huispersoneel van de consulaire en diplomatieke posten en de internationale organisaties (dienstpersoneel) en aan het personeel met diplomatieke of consulaire beroepsstatus (eigen huisknechten). Aan de kaart die aan de echtgenoot en de kinderen wordt afgegeven, wordt een F toegevoegd |
FRANKRIJK
1. |
Meerderjarige vreemdelingen dienen in het bezit te zijn van één der onderstaande documenten:
|
2. |
Minderjarige vreemdelingen dienen in het bezit te zijn van één der onderstaande documenten:
|
3. |
Reizigerslijst voor schoolreizen binnen de Europese Unie |
NOOT 1:
Gewezen zij op het feit dat de ontvangstbewijzen van een eerste aanvraag van een verblijfstitel niet geldig zijn. Ontvangstbewijzen van verzoeken tot hernieuwing of wijziging van de verblijfstitel worden als geldig beschouwd, voorzover deze bij de oorspronkelijke verblijfstitel zijn gevoegd.
NOOT 2:
De „attestations de fonctions” délivrées par le protocole du ministère des Affaires Étrangères (beroepsgetuigschriften afgegeven door het protocol van het ministerie van Buitenlandse Zaken) worden niet als verblijfstitel aangemerkt. De houders van deze documenten dienen tevens over één of meerdere verblijfstitels op grond van het Gemeenschapsrecht te beschikken (cf. de nummers 1 t/m 6 van onderhavige lijst).
ITALIË
— |
Carta di soggiorno (validità illimitata) (Verblijfskaart) (onbepaalde duur) |
— |
Permesso di soggiorno con esclusione delle sottoelencate tipologie: (Verblijfsvergunning met uitzondering van de volgende documenten)
|
— |
Carta d'identità MAE — Corpo Diplomatico (Identiteitskaart MBZ — Diplomatiek corps) |
— |
Carta d'identità — Organizzazioni internazionali e Missioni Estere Speciali (Identiteitskaart — Internationale organisaties en bijzondere buitenlandse zendingen) |
— |
Carta d'identità — Rappresentanze Diplomatiche (Identiteitskaart — Diplomatieke vertegenwoordigingen) |
— |
Carta d'identità — Corpo Consolare (Identiteitskaart — Consulair corps) |
— |
Carta d'identità — Uffici Consolari (Identiteitskaart — Consulaire diensten) |
— |
Carta d'identità Rappresentanze Diplomatiche (personale amministrativo e tecnico) (Identiteitskaart — Diplomatieke vertegenwoordigingen (administratief en technisch personeel)) |
— |
Carta d'identità — Rappresentanze Diplomatiche e Consolari (personale di servizio) (Identiteitskaart — Diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen (dienstpersoneel)) |
— |
Reizigerslijst voor schoolreizen binnen de Europese Unie |
LUXEMBURG
— |
Carte d'identité d'étranger (Identiteitskaart voor vreemdelingen) |
— |
Autorisation de séjour provisoire apposée dans le passeport national (In het nationale paspoort aangebrachte machtiging tot voorlopig verblijf) |
— |
Carte diplomatique délivrée par le ministère des Affaires Etrangères (Door het ministerie van Buitenlandse Zaken afgegeven diplomatieke kaart) |
— |
Titre de légitimation délivré par le ministère des Affaires Etrangères au personnel administratif et technique des Ambassades (Legitimatietitel afgegeven door het ministerie van Buitenlandse Zaken aan het administratief en technisch personeel van de ambassades) |
— |
Titre de légitimation délivré par le ministère de la Justice au personnel des institutions et organisations internationales établies au Luxembourg (Legitimatietitel afgegeven door het ministerie van Justitie aan het personeel van in Luxemburg gevestigde internationale instellingen en organisaties) |
— |
Reizigerslijst voor schoolreizen binnen de Europese Unie |
NEDERLAND
— |
Het formulier genaamd:
|
— |
Vergunning tot verblijf (in de vorm van een stempel in het paspoort) |
— |
Vreemdelingendocument met daarop de lettercode: „A”, „B”, „C”, „D”, „E”, „F1”, „F2” of „F3” |
— |
Legitimatiebewijs voor leden van diplomatieke of consulaire posten |
— |
Legitimatiebewijs voor ambtenaren met een bijzondere status |
— |
Legitimatiebewijs voor ambtenaren van internationale organisaties |
— |
Identiteitskaart voor leden van internationale organisaties waarvan de zetel in Nederland is gevestigd |
— |
Visum voor terugkeer |
— |
Reizigerslijst voor schoolreizen binnen de Europese Unie |
Toelichting op streepje 1 en 2
De uitgifte van de onder streepje 1 en 2 genoemde verblijfsdocumenten is vanaf 1 maart 1994 (model „D” en de stempel in het paspoort: vanaf 1 juni 1994) gestaakt. De reeds in omloop zijnde documenten behouden hun geldigheid tot uiterlijk 1 januari 1997. |
Toelichting op streepje 3
Sinds 1 maart 1994 wordt het „vreemdelingendocument” uitgereikt. Dit document, in de vorm van een creditcard, zal gefaseerd de onder de streepje 1 en 2 genoemde verblijfsvergunningen vervangen. De lettercode per verblijfscategorie blijft gehandhaafd. |
Het „vreemdelingendocument” met de lettercode E wordt uitgereikt aan zowel EG-onderdanen als aan onderdanen van staten die partij zijn bij het Verdrag betreffende de Europese Economische Ruimte. |
De „voorwaardelijke vergunning tot verblijf” heeft de lettercode F1, F2 of F3. |
Toelichting op streepje 7
Het betreft volgende lijst van in Nederland gevestigde internationale organisaties, wier personeelsleden (inclusief inwonende gezinsleden) zich bedienen van niet door het ministerie van Buitenlandse Zaken afgegeven identiteitsdocumenten:
|
OOSTENRIJK
— |
Aufenthaltstitel in Form der Vignette entsprechend der Gemeinsamen Maßnahme der Europäischen Union vom 16. Dezember 1996 zur einheitlichen Gestaltung der Aufenthaltstitel (Verblijfstitel in de vorm van een zelfklever als bedoeld in het gemeenschappelijk optreden van 16 december 1996 door de Raad aangenomen op basis van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, inzake een uniform model voor verblijfstitels) (Vanaf 1 januari 1998 worden verblijfstitels uitsluitend in deze vorm afgegeven of verlengd; als „soort titel” wordt thans vermeld: „Niederlassungsbewilligung” (vestigingsvergunning), „Aufenthaltserlaubnis” (verblijfsvergunning), „Befr. Aufenthaltsrecht” (verblijfsvergunning voor beperkte duur)). |
— |
Vóór 1 januari 1998 afgegeven verblijfstitels in het kader van de — ook „onbeperkt” vermelde — geldigheidsduur:
|
— |
Konventionsreisepass, ausgestellt ab 1. Januar 1993 (Verdragspaspoort, afgegeven met ingang van 1 januari 1993) |
— |
Legitimationskarten für Träger von Privilegien und Immunitäten in den Farben rot, gelb und blau, ausgestellt vom Bundesministerium für auswärtige Angelegenheiten (Legitimatiekaarten voor dragers van privileges en immuniteiten, in de kleuren rood, geel en blauw, afgegeven door het Bondsministerie van Buitenlandse Zaken) |
— |
Reizigerslijst voor schoolreizen binnen de Europese Unie |
Gelden niet als verblijfstitel en geven bijgevolg geen recht op binnenkomst zonder visum in Oostenrijk:
— |
Lichtbildausweis für Fremde gemäß § 85 Fremdengesetz 1997 (Identiteitsbewijs met foto voor vreemdelingen op grond van § 85 van de Vreemdelingenwet van 1997) |
— |
Durchsetzungsaufschub und Abschiebungsaufschub nach Aufenthaltsverbot oder Ausweisung (Tenuitvoerleggingsopschorting en uitzettingsopschorting na verblijfsverbod of uitwijzing) |
— |
Bewilligung zur Wiedereinreise trotz bestehenden Aufenthaltsverbotes, in Form eines Visums erteilt, jedoch als eine solche Bewilligung gekennzeichnet (Machtiging tot terugkeer in spijt van een bestaand verblijfsverbod, afgegeven in de vorm van een visum, doch als een dergelijke machtiging aangeduid) |
— |
Vorläufige Aufenthaltsberechtigung gemäß § 19 Asylgesetz 1997, bzw. § 7 AsylG 1991 (Voorlopige machtiging tot verblijf op grond van § 19 van de Asielwet van 1997, resp. § 7 van de Asielwet van 1991) |
— |
Befristete Aufenthaltsberechtigung gemäß § 15 Asylgesetz 1997 bzw. § 8 AsylG 1991 als Duldung des Aufenthaltes trotz abgelehnten Asylantrags (Machtiging tot verblijf voor bepaalde duur op grond van § 15 van de Asielwet van 1997, resp. § 8 van de Asielwet van 1991, als dulding van het verblijf in spijt van een afgewezen asielverzoek) |
PORTUGAL
— |
Cartão de Identitade (emitido pelo Ministério dos Negócios Estrangeiros) (Identiteitsbewijs afgegeven door het ministerie van Buitenlandse Zaken) Corpo Consular, Chefe de Missão (Consulair corps, hoofd van de zending) |
— |
Cartão de Identitade (emitido pelo Ministério dos Negócios Estrangeiros) (Identiteitsbewijs afgegeven door het ministerie van Buitenlandse Zaken) Corpo Consular, Funcionário de Missão (Consulair corps, functionaris van de zending) |
— |
Cartão de Identitade (emitido pelo Ministério dos Negócios Estrangeiros) (Identiteitsbewijs afgegeven door het ministerie van Buitenlandse Zaken) Pessoal Auxiliar de Missão Estrangeira (Hulppersoneel van de buitenlandse zending) |
— |
Cartão de Identitade (emitido pelo Ministério dos Negócios Estrangeiros) (Identiteitsbewijs afgegeven door het ministerie van Buitenlandse Zaken) Funcionário Administrativo de Missão Estrangeira (Administratief functionaris van de buitenlandse zending) |
— |
Cartão de Identitade (emitido pelo Ministério dos Negócios Estrangeiros) (Identiteitsbewijs afgegeven door het ministerie van Buitenlandse Zaken) Corpo Diplomático, Chefe de Missão (Diplomatiek corps, hoofd van de zending) |
— |
Cartão de Identitade (emitido pelo Ministério dos Negócios Estrangeiros) (Identiteitsbewijs afgegeven door het ministerie van Buitenlandse Zaken) Corpo Diplomático, Funcionário de Missão (Diplomatiek corps, functionaris van de zending) |
— |
Título de Residência (1 ano) (Vergunning tot verblijf van 1 jaar) |
— |
Título de Residência Anual (1 ano) (Vergunning tot verblijf van 1 jaar) |
— |
Título de Residência Anual (cor de laranja) (Vergunning tot verblijf van 1 jaar — oranje kleur) |
— |
Título de Residência Temporário (5 anos) (Voorlopige vergunning tot verblijf van 5 jaar) |
— |
Título de Residência Vitalício (Permanente vergunning tot verblijf) |
— |
Cartão de Residência de Nacional de um Estado Membro da Comunidade Europeia (Verblijfskaart van een onderdaan van een lidstaat der Europese Gemeenschap) |
— |
Cartão de Residência Temporário (Voorlopige verblijfskaart) |
— |
Cartão de Residência (Verblijfskaart) |
— |
Autorização de Residência Provisória (Toelating tot voorlopig verblijf) |
— |
Título de Identitade de Refugiado (Identiteitsdocument voor vluchteling) |
VERTROUWELIJK
BIJLAGE 5
BIJLAGE 6
Lijst van honorair consuls die bij wijze van uitzondering en als overgangsmaatregel tot visumafgifte bevoegd zijn
Ingevolge het op 15 december 1992 door de ministers en staatssecretarissen genomen besluit, erkennen de overeenkomstsluitende partijen dat onderstaande honorair consuls voor de onderstaande termijn tot afgifte van eenvormige visa gemachtigd zijn:
De huidige honorair consul van Nederland
|
BIJLAGE 7
Jaarlijks voor grensoverschrijding door de nationale autoriteiten vastgestelde richtbedragen
BELGIË
In de wet is algemeen bepaald dat de beschikbaarheid van voldoende middelen van bestaan dient te worden vastgesteld, zonder dat evenwel dwangmiddelen worden gepreciseerd.
De bestuurlijke praktijk is de volgende:
— |
Bij een particulier verblijvende vreemdeling
|
— |
In een hotel verblijvende vreemdeling
|
DUITSLAND
Krachtens artikel 60, lid 2, van de Vreemdelingenwet van 9 juli 1990 (AuslG), kan een vreemdeling aan de grens onder meer de toegang worden geweigerd, wanneer daartoe termen aanwezig zijn.
Dit is bijvoorbeeld het geval, wanneer een vreemdeling voor zichzelf, voor zijn op het Duitse grondgebied verblijvende familieleden of voor inwonende personen op sociale bijstand beroep doet of moet doen (artikel 46, onder 6, Vreemdelingenwet).
Het met de controle belaste personeel beschikt niet over richtbedragen. In de praktijk wordt in beginsel uitgegaan van een bedrag per dag van 50 DEM. Bovendien dienen tickets voor de terugreis of voldoende middelen daartoe voorhanden te zijn.
De vreemdeling dient evenwel vóór weigering van toegang de mogelijkheid te worden geboden, de voor het verblijf in de Bondsrepubliek Duitsland vereiste financiële middelen op legale wijze binnen een passend tijdsbestek te verwerven, bijvoorbeeld door:
— |
een bankgarantie van een Duitse bankinstelling, |
— |
een garantieverklaring van de gastheer, |
— |
telegrafisch betalingsmandaat, |
— |
nederlegging van een borgsom bij de voor het verblijf bevoegde vreemdelingendienst. |
GRIEKENLAND
In het ministeriële besluit 3011/2/1f dd. 11 januari 1992 is de hoogte bepaald van de middelen van bestaan waarover vreemdelingen die het Griekse grondgebied wensen binnen te komen — met uitzondering van onderdanen van lidstaten van de Europese Gemeenschappen — dienen te beschikken.
Krachtens dit ministeriële besluit is voor binnenkomst op het Griekse grondgebied van onderdanen van niet-lidstaten van de Europese Gemeenschappen een bedrag vastgesteld van 5 000 GRD per dag (per persoon) in vreemde valuta, en een minimumbedrag van 35 000 GRD.
Voor minderjarige familieleden van een vreemdeling wordt het bedrag per dag met 50 procent verminderd.
Ten aanzien van onderdanen van niet-lidstaten van de Europese Gemeenschappen die Griekse onderdanen verplichten tot het wisselen van deviezen aan de grenzen, wordt om redenen van wederkerigheid dezelfde maatregel toegepast.
SPANJE
Vreemdelingen dienen aannemelijk te maken dat zij ten minste over de volgende bestaansmiddelen beschikken:
a) |
voor hun onderhoud gedurende hun verblijf in Spanje het bedrag van 5 000 ESP of een wettelijk gelijkwaardige som in vreemde valuta, per dag dat zij voornemens zijn in Spanje te verblijven en per gezinslid of andere persoon dat, resp. die hen vergezelt. Het bedrag dient in elk geval ten minste 50 000 ESP per persoon te bedragen, ongeacht de geplande duur van het verblijf; |
b) |
voor terugkeer naar het land van herkomst of voor doorreis naar derde landen (een) op naam gesteld(e), onoverdraagba(a)r(e) en gesloten reisbiljet(ten) voor het vervoermiddel dat zij voornemens zijn te gebruiken. |
De beschikbaarheid van voldoende middelen kan aannemelijk worden gemaakt door deze te tonen, voorzover de vreemdeling deze bij zich draagt, of door gewaarmerkte cheques, reischeques, kredietkaarten, kredietbrieven of een door de bank afgegeven garantieverklaring betreffende deze betaalmiddelen over te leggen. Indien geen dezer betaalmiddelen kan worden overgelegd, kan op andere, door de Spaanse grensbewakingsautoriteiten bevredigend geachte wijze de beschikbaarheid van voldoende middelen aannemelijk worden gemaakt.
FRANKRIJK
Het richtbedrag inzake voldoende middelen van bestaan voor de duur van het door een vreemdeling voorgenomen verblijf of voor zijn doorreis door Frankrijk naar een derde staat, stemt in Frankrijk overeen met het bedrag van het aan de economische groei gekoppelde minimumloon (SMIC), hetwelk dagelijks op basis van het op 1 januari van het lopende jaar vastgestelde percentage wordt berekend.
Dit bedrag wordt op basis van de ontwikkeling van de kosten voor levensonderhoud in Frankrijk periodiek herzien, en wel:
— |
automatisch, zodra het prijsindexcijfer een stijging van meer dan 2 % vertoont; |
— |
bij besluit van de regering, na advies van de Commission Nationale de négociation collective (Nationale Commissie voor collectieve onderhandeling), om een stijging toe te kennen welke hoger ligt dan de prijsontwikkeling. |
Per 1 juli 1998 bedraagt het dagelijkse bedrag van het aan de economische groei gekoppelde minimumloon (SMIC — Salaire Minimum Interprofessionnel de Croissance) 302 FRF.
Personen die in het bezit van een uitnodiging zijn, dienen voor verblijf in Frankrijk over bestaansmiddelen te beschikken die minimaal met de helft van het minimumloon, zijnde 151 FRF per dag, overeenkomen.
ITALIË
De richtbedragen voor de middelen van bestaan welke door de grensbewakingsambtenaren worden verlangd van niet-EG-onderdanen die een tijd in Italië wensen te verblijven, zijn nimmer precies vastgesteld, ofschoon daarnaar wordt verwezen in artikel 3, lid 5, van wet nr. 39 dd. 28 februari 1990 houdende „urgente bepalingen inzake asiel, binnenkomst en verblijf van niet-EG-onderdanen en regularisatie van de situatie van zich reeds op het grondgebied bevindende niet-EG-onderdanen en staatlozen”.
Het wordt aan de discretionaire bevoegdheid van het met de grenscontroles belaste personeel overgelaten om vast te stellen of de vreemdeling over toereikende middelen van bestaan beschikt; daarbij wordt in het bijzonder rekening gehouden met de duur en het doel van het verblijf, de nationaliteit (teneinde na te gaan of de vreemdeling afkomstig is uit een land dat gevaar oplevert voor illegale immigratie), de persoonlijke omstandigheden van de vreemdeling en het gebruikte vervoermiddel.
De beschikbaarheid van middelen van bestaan kan niet alleen door middel van het tonen van contant geld, maar ook door overlegging van kredietkaarten of andere betaalkaarten (bv. reischeques) worden aangetoond.
Krachtens artikel 3, lid 6, van bovengenoemde wet wordt een vreemdeling geacht niet zonder middelen van bestaan te zijn bij overlegging van documenten waaruit blijkt dat hij in Italië over goederen beschikt en bezoldigde arbeid verricht (bv. een verblijfsvergunning voor het verrichten van arbeid), dan wel wanneer hij beschikt over een toezegging van een bedrijf, vereniging of privé-persoon waarin waarborgen worden geboden voor huisvesting en onderhoud van de betrokken vreemdeling, alsmede voor diens terugreis naar zijn vaderland.
Afgezien daarvan dient de vreemdeling altijd over een retourbiljet, dan wel over gelijkwaardige middelen te beschikken (met inbegrip van het desbetreffende bedrag dat bij de voor de verblijfskosten noodzakelijk geachte middelen wordt opgeteld).
LUXEMBURG
In de Luxemburgse wetgeving is niet voorzien in richtbedragen voor de controles aan de grens. De controleambtenaar beslist per geval of een vreemdeling die zich aan de grens aanbiedt, over toereikende middelen van bestaan beschikt. Hiertoe houdt hij in het bijzonder rekening met het doel van het verblijf en de aard van de logies.
NEDERLAND
Het bedrag dat door de grensbewakingsambtenaren als uitgangspunt wordt gehanteerd bij de controle ten aanzien van het vereiste te beschikken over voldoende middelen van bestaan bedraagt thans 75 NLG per persoon per dag.
De aan voormeld uitgangspunt verbonden soepele toepassing blijft gehandhaafd, aangezien het antwoord op de vraag of de middelen waarover de vreemdeling kan beschikken toereikend zijn afhankelijk is en blijft van onder meer de duur van het voorgenomen verblijf, het reisdoel en de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene.
OOSTENRIJK
Overeenkomstig de Vreemdelingenwet, § 32, tweede alinea, punt 3, dienen vreemdelingen bij een grenscontrole te worden teruggewezen, indien zij geen woonplaats op het Oostenrijkse grondgebied hebben en niet over de middelen ter bestrijding van de kosten voor levensonderhoud en voor hun terugreis beschikken.
Richtbedragen bestaan evenwel niet. Naar gelang van het doel, de aard en de duur van het verblijf wordt per geval een beslissing genomen, waarbij naast baar geld naar gelang van de concrete omstandigheden ook reischeques, kredietkaarten, verklaringen van bankinstellingen of garantstellingen van in Oostenrijk levende personen met voldoende kredietwaardigheid als bewijs kunnen worden aanvaard.
PORTUGAL
Met het oog op binnenkomst en verblijf op het Portugese grondgebied dienen vreemdelingen over betaalmiddelen ter waarde van onderstaande bedragen te beschikken:
— |
15 000 PTE voor elke binnenkomst, |
— |
8 000 PTE voor elke verblijfsdag. |
Deze bedragen kunnen worden kwijtgescholden, indien de vreemdeling aantoont gedurende zijn verblijf over kost en inwoning te kunnen beschikken.
BIJLAGE 8
Modellen van de visumsticker en informatie betreffende de veiligheidskenmerken
Vanaf 7 september 1996 zijn de veiligheidskenmerken als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1683/95 van de Raad van 29 mei 1995 betreffende de invoering van een uniform visummodel van toepassing
VERORDENING (EG) Nr. 1683/95 VAN DE RAAD
van 29 mei 1995
betreffende de invoering van een uniform visummodel
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100 C, lid 3,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement,
Overwegende dat de Raad overeenkomstig artikel 100 C, lid 3, van het EG-Verdrag vóór 1 januari 1996 maatregelen dient te nemen betreffende de invoering van een uniform visummodel;
Overwegende dat de invoering van een uniform visummodel een belangrijke stap is op de weg naar de harmonisatie van het visumbeleid; dat in artikel 7 A van het Verdrag is bepaald dat het gemeenschappelijk doel een ruimte zonder binnengrenzen is waarin het vrije verkeer van personen overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag gewaarborgd is; dat die invoering samen met de maatregelen welke krachtens titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie worden genomen, een samenhangend geheel vormt;
Overwegende dat het van wezenlijk belang is dat het uniforme visummodel alle noodzakelijke gegevens bevat en aan zeer hoge technische normen, meer bepaald met betrekking tot de garanties tegen namaak en vervalsing, voldoet en voor alle lidstaten goed bruikbaar is; dat het model tevens met het blote oog duidelijk waarneembare algemeen herkenbare veiligheidskenmerken moet hebben;
Overwegende dat deze verordening slechts de niet-geheime specificaties van het model behelst; dat deze specificaties dienen te worden aangevuld met bijkomende specificaties, uitgezonderd persoonsgegevens of verwijzingen naar dergelijke gegevens, die geheim moeten blijven teneinde namaak en vervalsing te verhinderen; dat de Commissie de bevoegdheid tot vaststelling van bijkomende specificaties dient te worden verleend;
Overwegende dat het eveneens van wezenlijk belang is dat elke lidstaat niet meer dan één organisatie aanwijst die verantwoordelijk is voor het drukken van het uniforme visummodel teneinde te waarborgen dat de bedoelde informatie niet voor meer personen dan noodzakelijk, toegankelijk wordt, waarbij het de lidstaten vrij moet staan zo nodig van organisatie te veranderen; dat elke lidstaat om veiligheidsredenen de naam van de gekozen organisatie aan de Commissie en aan de andere lidstaten dient mede te delen;
Overwegende dat deze verordening, om doelmatig te zijn, voor alle in artikel 5 van deze verordening bedoelde visa dient te gelden; dat het de lidstaten daarnaast vrij moet staan het concept van het uniforme visummodel ook voor visa te gebruiken die voor andere dan de onder artikel 5 vallende doeleinden kunnen worden gebruikt, voorzover door middel van met het blote oog waarneembare verschillen verwarring met het uniforme visum uitgesloten wordt;
Overwegende dat, met het oog op de persoonsgegevens die overeenkomstig de bijlage bij deze verordening op het uniforme visummodel moeten worden vermeld, gewaarborgd dient te worden dat de bepalingen van de lidstaten inzake de bescherming van gegevens alsmede het Gemeenschapsrecht in dezen worden nageleefd,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De door de lidstaten afgegeven visa in de zin van artikel 5 worden vervaardigd in de vorm van een uniform visummodel (zelfklever). Zij moeten beantwoorden aan de in de bijlage vervatte specificaties.
Artikel 2
Bijkomende technische specificaties die het namaken en het vervalsen van het visum bemoeilijken, worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 6.
Artikel 3
-
1.De in artikel 2 bedoelde specificaties worden niet bekendgemaakt en zijn geheim. Zij worden uitsluitend aan de door de lidstaten aangewezen organisaties die verantwoordelijk zijn voor het drukken en aan door een lidstaat of de Commissie naar behoren gemachtigde personen verstrekt.
-
2.Elke lidstaat wijst één organisatie aan die voor het drukken van de visa van die lidstaat de verantwoordelijkheid draagt. De lidstaat deelt de naam van die organisatie mee aan de Commissie en aan de andere lidstaten. Twee of meer lidstaten kunnen daartoe één zelfde organisatie aanwijzen. Elke lidstaat heeft het recht om van organisatie te veranderen. Hij deelt dit aan de Commissie en aan de andere lidstaten mee.
Artikel 4
-
1.Onverminderd de relevante verdergaande bepalingen inzake gegevensbescherming hebben de personen aan wie een visum is afgegeven het recht de op het visum vermelde persoonsgegevens te verifiëren en zo nodig te verzoeken dat deze worden gecorrigeerd dan wel geschrapt.
-
2.Het uniforme visummodel bevat geen machineleesbare informatie die niet eveneens voorkomt in de rubrieken welke in de punten 6 tot en met 12 van de bijlage bij deze verordening zijn beschreven, of in het desbetreffende reisdocument.
Artikel 5
Voor de doeleinden van deze verordening wordt onder „visum” verstaan een door een lidstaat verleende machtiging of genomen besluit, vereist voor binnenkomst op zijn grondgebied met het oog op:
— |
een voorgenomen verblijf in de lidstaat of in verscheidene lidstaten van in totaal maximum drie maanden; |
— |
een doorreis over het grondgebied of via de transitzone van een luchthaven van die lidstaat of van verscheidene lidstaten. |
Artikel 6
-
1.Indien naar de in dit artikel omschreven procedure wordt verwezen, gelden de hiernavolgende bepalingen.
-
2.De Commissie wordt bijgestaan door een comité bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.
De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij stemming in het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.
3. |
|
Artikel 7
Indien de lidstaten het uniforme visummodel ook voor andere dan de onder artikel 5 vallende doeleinden gebruiken, moeten zij er door middel van passende maatregelen voor zorgen dat verwarring met het in artikel 5 bedoelde visum uitgesloten is.
Artikel 8
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Artikel 1 is van toepassing zes maanden na de aanneming van de in artikel 2 bedoelde maatregelen.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 mei 1995.
Voor de Raad
De voorzitter
-
H.de CHARETTE
BIJLAGE
Veiligheidskenmerken
1. |
In deze zone komt een waaiervormig teken dat bestaat uit negen ellipsen. |
2. |
In deze zone komt een optisch variabel beeldmerk („kinegram” of soortgelijk beeldmerk). Afhankelijk van de gezichtshoek worden twaalf sterren, het „E”-teken en een aardbol zichtbaar in verschillende grootten en kleuren. |
3. |
In deze zone komt het logo dat bestaat uit een letter of letters die de afgevende lidstaat (of „BNL” in het geval van de Benelux-staten, namelijk België, Luxemburg en Nederland) aanduiden met een latent beeldeffect. Dit logo is licht wanneer het horizontaal wordt gehouden en donker wanneer het 90° is gedraaid. De volgende logo's worden gebruikt: A voor Oostenrijk, BNL voor Benelux, D voor Duitsland, DK voor Denemarken, E voor Spanje, F voor Frankrijk, FIN voor Finland, GR voor Griekenland, I voor Italië, IRL voor Ierland, P voor Portugal, S voor Zweden, UK voor het Verenigd Koninkrijk. |
4. |
In het midden van deze zone komt het woord „visum” in hoofdletters in optisch variabele inkt. Afhankelijk van de gezichtshoek is de kleur groen of rood. |
5. |
Deze rubriek bevat het visumnummer dat voorgedrukt is en begint met de letter of letters waarmee het afgevende land is aangeduid zoals is beschreven in punt 3. Er wordt een bijzonder karakter gebruikt. |
In te vullen rubrieken
6. |
Deze rubriek begint met de woorden: „geldig voor”. De afgevende overheid geeft het grondgebied of de grondgebieden aan waarvoor het visum geldig is. |
7. |
Deze rubriek begint met het woord „van” en verder op de lijn komt het woord „tot”. De afgevende overheid dient hier de geldigheidsduur van het visum aan te geven. |
8. |
Deze rubriek begint met de woorden „aantal binnenkomsten” en verder op de lijn komt het woord. „verblijfsduur” (d.w.z. door de aanvragers beoogde verblijfsduur) en nog verder op de lijn het woord „dagen”. |
9. |
Deze rubriek begint met de woorden „afgegeven te” en dient om de plaats van afgifte te vermelden. |
10. |
Deze rubriek begint met het woord „op” (gevolgd door de datum van afgifte die door de afgevende overheid dient te worden ingevuld) en verder op de lijn komt het woord „paspoortnummer” (gevolgd door het paspoortnummer van de houder). |
11. |
Deze rubriek begint met de woorden „type visum”. De afgevende overheid vermeldt de visumcategorie overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 5 en 7. |
12. |
Deze rubriek begint met de woorden „opmerkingen”. Zij wordt door de afgevende overheid gebruikt voor bijkomende gegevens die zij noodzakelijk acht, mits beantwoordend aan het bepaalde in artikel 4 van deze verordening. De volgende tweeënhalve lijn worden voor dergelijke opmerkingen opengelaten. |
13. |
Deze rubriek bevat relevante rnachineleesbare informatie om controles aan de buitengrenzen te vergemakkelijken. |
Het papier is pastelgroen van kleur met rode en blauwe tekens.
De bewoordingen die de rubrieken aanduiden zijn in het Engels en in het Frans gesteld. De afgevende staat kan een derde officiële taal van de Gemeenschap daaraan toevoegen. Het woord „visum” op de bovenste lijn mag evenwel in eender welke officiële taal van de Gemeenschap voorkomen.
VERTROUWELIJK
BIJLAGE 9
VERTROUWELIJK
BIJLAGE 10
BIJLAGE 11
Criteria voor de vaststelling of in een reisdocument een visum kan worden aangebracht
Onderstaande reisdocumenten worden aangemerkt als reisdocumenten als bedoeld in artikel 17, lid 3, onder a), van de Schengenuitvoeringsovereenkomst, voorzover deze aan de in de artikelen 13 en 14 gestelde voorwaarden voldoen en daarin naar behoren de identiteit van de houder is vastgesteld alsmede, in de hieronder onder a) en b) genoemde gevallen, diens nationaliteit of staatsburgerschap:
a) |
reisdocumenten welke conform de internationaal gangbare praktijk worden afgegeven door staten of territoriale gebiedsdelen welke door alle overeenkomstsluitende partijen zijn erkend; |
b) |
paspoorten of reisdocumenten waarmee de terugkeer is gewaarborgd, ofschoon zij zijn afgegeven door staten of territoriale gebiedsdelen welke niet door alle overeenkomstsluitende partijen zijn erkend, voor zover het Uitvoerend Comité vaststelt dat in deze documenten een eenvormig visum kan worden aangebracht en met eenparigheid onderstaande lijsten goedkeurt:
Eventuele plaatsing op deze lijsten, welke slechts ertoe strekken toepassing te geven aan de Uitvoeringsovereenkomst, impliceert niet de erkenning door de overeenkomstsluitende partijen van niet-erkende staten of territoriale gebiedsdelen; |
c) |
het reisdocument voor vluchtelingen hetwelk is afgegeven krachtens het Verdrag van Genève van 1951 betreffende de status van vluchtelingen; |
d) |
het reisdocument voor staatlozen hetwelk is afgegeven krachtens het Verdrag van 1954 betreffende de status van staatlozen (********************** 1 2 *************************** 4 5 ****************************************** ********************************************** ***************************************************************** ***************************************************************** 157 158 160 161 ***************************************************************** *****************************************************************). |
BIJLAGE 12
Legesrechten (in EUR) voor visumafgifte
|
10 EUR |
||
|
10 EUR |
||
C1. Zeer kort verblijf (ten hoogste 30 dagen) |
15 tot 25 EUR |
||
C2. Kort verblijf (ten hoogste 90 dagen) |
30 EUR + 5 EUR met meerdere binnenkomsten, te rekenen vanaf de tweede binnenkomst |
||
C3. Meervoudige binnenkomsten, geldigheidsduur van één jaar |
50 EUR |
||
C4. Meervoudige binnenkomsten, geldigheidsduur tot 5 jaar |
50 EUR + 30 EUR per extra jaar |
||
|
Tarief wordt door de Schengenstaten vastgesteld; kan gratis zijn |
||
|
Tarief bedraagt ten minste 50 % van het voor de visa A, B of C vastgestelde bedrag |
||
|
Dubbel tarief van de voor het gewenste type visum geldende legesrechten; deze visa kunnen gratis worden afgegeven |
||
|
10 EUR + 1 EUR per persoon |
||
|
30 EUR + 1 EUR per persoon |
||
|
30 EUR + 3 EUR per persoon |
Beginselen
I. |
Voldoening van de legesrechten geschiedt op gepaste wijze in converteerbare valuta, respectievelijk in de valuta van de staat volgens de geldende officiële wisselkoersen. |
II. |
De legesrechten kunnen in individuele gevallen worden verlaagd of met inachtneming van de onderscheidene nationale rechtsbepalingen in het geheel niet worden geheven indien hiermee culturele, met de buitenlandse of ontwikkelingspolitiek verband houdende of andere belangrijke openbare belangen worden gediend. |
III. |
Collectieve visa worden met inachtneming van de onderscheidene nationale rechtsbepalingen afgegeven, en wel voor ten hoogste 30 dagen. |
BIJLAGE 13
Aanwijzingen voor invulling van de visumsticker
Waarschuwing: In beginsel mogen visa ten hoogste drie maanden vóór de datum van eerste gebruik worden afgegeven
TRANSITVISUM VOOR LUCHTHAVENS (TVL)
Een TVL is alleen voor onderdanen van bepaalde gevoelige staten (cf. bijlage 3) verplicht. De houder van een TVL kan zich niet ophouden buiten de internationale zone van de luchthaven via welke zijn doorreis leidt.
— |
Type visum: het TVL wordt aangegeven met de code A. |
— |
Het TVL verleent per definitie slechts toegang tot één staat (in dit voorbeeld Nederland). |
— |
De geldigheidsduur wordt berekend vanaf de datum van vertrek (bv. 01.03.00); aan de einddatum wordt een „marge” van zeven dagen toegevoegd, voor het geval de houder van het visum zijn vertrek zou uitstellen. |
— |
Het TVL geeft geen recht op verblijf; dientengevolge dient de rubriek „verblijfsduur” met XXX te worden ingevuld. |
— |
Een dubbel TVL geeft recht op doorreis via eenzelfde luchthaven bij aankomst en vertrek. |
— |
De geldigheidsduur wordt berekend volgens de formule „terugreisdatum + zeven dagen” (in dit voorbeeld: terugreisdatum 15.03.00). |
— |
Indien de doorreis via slechts één luchthaven geschiedt, wordt in de rubriek „geldig voor” de naam van de desbetreffende staat ingevuld (zie voorbeeld 2a). Indien de doorreis bij binnenkomst en vertrek bij wijze van uitzondering via twee verschillende Schengenstaten dient te geschieden, wordt „Schengenstaten” vermeld (zie voorbeeld 2b). |
In de rubriek „geldig voor” wordt „Schengenstaten” vermeld; doorreis via twee in twee verschillende staten gelegen luchthavens is toegestaan.
— |
In geval van een meervoudig TVL (meerdere doorreizen) wordt de geldigheidsduur berekend volgens de formule „datum eerste vertrek + drie maanden”. |
— |
Voor de invulling van de rubriek „geldig voor” is dezelfde regel van toepassing als voor het dubbel TVL. |
DOORREISVISUM (DV)
— |
Type visum: het doorreisvisum wordt aangegeven met de code B. Het verdient aanbeveling, voluit „TRANSIT” toe te voegen. |
— |
De geldigheidsduur wordt berekend vanaf de datum van vertrek (bv. 01.03.00), volgens de formule „datum van vertrek” + (ten hoogste vijf dagen) + zeven dagen („marge” voor het geval de houder van het visum zijn vertrek zou uitstellen). |
— |
De verblijfsduur mag niet meer dan vijf dagen bedragen. |
— |
Geldigheidsduur: indien de datum van de diverse doorreizen niet bekend is — hetgeen doorgaans het geval is — wordt de geldigheidsduur berekend volgens de formule „datum van vertrek + zes maanden”. |
— |
De verblijfsduur mag niet meer dan vijf dagen per doorreis bedragen. |
— |
De geldigheidsduur wordt op eendere wijze berekend als voor een dubbel doorreisvisum (voorbeeld 5). |
— |
De verblijfsduur per doorreis mag niet meer dan vijf dagen bedragen. |
VISUM VOOR KORT VERBLIJF (VKV)
— |
Type visum: het visum voor kort verblijf wordt aangegeven met de code C. |
— |
De geldigheidsduur wordt berekend vanaf de datum van vertrek (bv. 01.03.00), volgens de formule „datum van vertrek” + verblijfsduur + „marge” van 15 dagen. |
— |
De verblijfsduur mag niet méér dan 90 dagen per halfjaar bedragen (in het voorbeeld: 30 dagen). |
— |
De geldigheidsduur wordt berekend vanaf de datum van vertrek + ten hoogste zes maanden naar gelang van de overgelegde bewijsstukken. |
— |
De verblijfsduur mag niet méér dan 90 dagen per halfjaar bedragen (zie voorbeeld; kan echter korter zijn). De verblijfsduur wordt bepaald door optelling van de duur van de opeenvolgende verblijven, alsmede op basis van de overgelegde bewijsstukken. |
— |
Het betreft een visum voor kort verblijf met meerdere binnenkomsten, waarvan de geldigheidsduur méér dan zes maanden bedraagt: één, twee of drie jaar, en in uitzonderingsgevallen vijf jaar (VIP). In het voorbeeld bedraagt de geldigheidsduur drie jaar. |
— |
Voor de verblijfsduur gelden dezelfde regels als voor het meervoudig visum voor kort verblijf (ten hoogste 90 dagen). |
VISUM MET TERRITORIAAL BEPERKTE GELDIGHEID (TBV)
Het TBV kan hetzij een visum voor kort verblijf hetzij een doorreisvisum zijn. De beperkte geldigheid kan gelden voor één of meerdere staten.
— |
In het voorbeeld beperkt de territoriale geldigheid zich tot slechts één staat (België). |
— |
Het kort verblijf wordt aangegeven met de code C (evenals in voorbeeld nr. 7) |
— |
In dit geval worden in de rubriek „geldig voor” de beginletters ingevuld van de staten waarvoor het visum geldig is (België: B, Duitsland: D, Griekenland: GR, Spanje: E, Frankrijk: F, Italië: I, Luxemburg: L, Nederland: NL, Oostenrijk: A, Portugal: P. In het geval van de Benelux: BNL). |
— |
In het voorbeeld is de territoriale geldigheid beperkt tot Frankrijk en Spanje. |
— |
Het doorreisvisum wordt in de rubriek „type visum” met de code B aangegeven. |
— |
In het voorbeeld is de territoriale geldigheid tot België beperkt. |
VERGEZELDE PERSONEN
— |
Het betreft het geval dat in het paspoort één of meerdere kinderen, dan wel (in uitzonderingsgevallen) de echtgenoot zijn vermeld. |
— |
Indien het visum geldt voor één of meerdere in het reisdocument vermelde kinderen, wordt in de rubriek „paspoortnummer” na het nummer nX (n = aantal kinderen) + Y (indien een echtgenoot in het paspoort staat vermeld) toegevoegd. In het voorbeeld (gewoon kort verblijf, verblijfsduur 30 dagen) wordt het visum afgegeven voor de houder van het paspoort, drie kinderen en zijn echtgenote). |
VERTEGENWOORDIGING BIJ VISUMAFGIFTE
Het betreft het geval waarin een visum door een consulaire post van een Schengenstaat in vertegenwoordiging van een andere Schengenstaat wordt afgegeven.
In dat geval dient de rubriek „Opmerkingen” te worden gecompleteerd met de vermelding R, gevolgd door de code van het land waarvoor het visum is afgegeven.
De te gebruiken codes zijn:
België: B
Duitsland: D
Griekenland: GR
Spanje: E
Frankrijk: F
Italië: I
Luxemburg: L
Nederland: NL
Oostenrijk: A
Portugal: P
Bovenstaand voorbeeld betreft een geval waarin de ambassade van België (Nederland) te Brazzaville in vertegenwoordiging van Spanje een visum heeft afgegeven.
SCHEMATISCH OVERZICHT
„GELDIG VOOR” |
„TYPE” |
„AANTAL BINNENKOMSTEN” |
„VAN”„TOT” … |
„MAXIMALE DUUR VAN IEDER VERBLIJF” (in dagen) |
||
Transitvisum voor luchthavens |
NEDERLAND of SCHENGENSTATEN (bijvoorbeeld) |
A |
01 |
datum van vertrek |
datum van vertrek + 7 dagen |
XXX |
02 |
datum van vertrek |
terugreisdatum + 7 dagen |
||||
datum eerste vertrek |
datum eerste vertrek + aantal toegestane maanden (maximaal 3 maanden) |
|||||
Transitvisum |
SCHENGENSTATEN of NEDERLAND (bij voorbeeld) |
B |
01 |
datum van vertrek |
datum van vertrek + verblijfsduur + 7 dagen |
XXX of 1 t/m 5 |
02 |
datum eerste vertrek |
datum eerste vertrek + aantal toegestane maanden (maximaal 6 maanden) |
||||
datum eerste vertrek |
||||||
Visum voor kort verblijf |
SCHENGENSTATEN of NEDERLAND (bijvoorbeeld) |
C |
01 |
datum van vertrek |
datum van vertrek + verblijfsduur + 15 dagen |
1 t/m 90 |
datum eerste vertrek |
datum eerste vertrek + aantal toegestane maanden (maximaal 5 jaar) |
BIJLAGE 14
Beginselen en procedures voor mededeling aan de overeenkomstsluitende partijen bij afgifte van een visum met territoriaal beperkte geldigheid, alsmede bij annulering, intrekking en beperking van de geldigheidsduur van visa en bij afgifte van nationale verblijfstitels
-
1.MEDEDELING BIJ AFGIFTE VAN VISA MET TERRITORIAAL BEPERKTE GELDIGHEID
1.1. Algemeen
In beginsel dient een vreemdeling aan de in artikel 5, lid 1, van de Uitvoeringsovereenkomst neergelegde voorwaarden te voldoen, opdat hem toegang kan worden verleend tot het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen.
Indien een vreemdeling niet aan al deze voorwaarden voldoet, dient hem de toegang, respectievelijk de afgifte van een visum te worden geweigerd, tenzij een overeenkomstsluitende partij op grond van humanitaire overwegingen, om redenen van nationaal belang of wegens internationale verplichtingen een afwijking van dit beginsel noodzakelijk acht. In dat geval mag de betrokken overeenkomstsluitende partij slechts een visum met territoriaal beperkte geldigheid afgeven en dient zij de overige overeenkomstsluitende partijen daarvan in kennis te stellen (artikel 5, lid 2, en artikel 16, van de Uitvoeringsovereenkomst).
In beginsel geldt voor de afgifte van een visum met territoriaal beperkte geldigheid voor verblijf van korte duur op basis van het bepaalde in de Uitvoeringsovereenkomst en de Gemeenschappelijke Visuminstructie (doc. SCH/II-Visa (93) 11, 6e herz., 4e corr. hoofdstuk V, punt 3) het volgende:
a) |
Afgifte van een visum met territoriaal beperkte geldigheid op grond van artikel 5, lid 2, van de Uitvoeringsovereenkomst geschiedt slechts in uitzonderingsgevallen. De voorwaarden voor de afgifte van een dergelijk visum dienen in elk afzonderlijk geval zorgvuldig te worden getoetst. |
b) |
Het is niet te verwachten dat de overeenkomstsluitende partijen veelvuldig gebruik zullen maken van de mogelijkheid een visum met territoriaal beperkte geldigheid af te geven, hetgeen ook niet met de geest en de doelstelling van de Schengenregelgeving zou stroken. Aangezien derhalve niet van grote aantallen is uitgegaan, bestaat geen behoefte aan een geautomatiseerd systeem ten behoeve van bedoelde voorgeschreven mededeling aan de overige overeenkomstsluitende partijen. |
1.2. Procedureregels
Bij de vastlegging van procedureregels voor de mededeling aangaande visa met territoriaal beperkte geldigheid aan de overige overeenkomstsluitende partijen dient een onderscheid te worden gemaakt tussen visa welke door diplomatieke en consulaire posten en visa welke door de grensbewakingsautoriteiten worden afgegeven. De navolgende proceduregels dienen te worden gevolgd.
1.2.1. Afgifte van het visum door de diplomatieke en consulaire posten
Voor de mededeling aan de overige overeenkomstsluitende partijen zijn de in het kader van de voorlopige regeling voor raadpleging van de centrale autoriteiten (artikel 17, lid 2, van de Uitvoeringsovereenkomst) opgestelde voorschriften (cf. SCH/II-Visa (94) 7) van overeenkomstige toepassing. Afwijkende regelingen dienen door de betrokken overeenkomstsluitende partijen te worden medegedeeld. De doorgeleiding van de gegevens geschiedt in beginsel binnen 72 uur.
1.2.2. Afgifte van het visum door de grensbewakingsautoriteiten
In dit geval geschiedt de mededeling aan de overige overeenkomstsluitende partijen in beginsel binnen 72 uur via de centrale autoriteiten.
1.2.3. Het is noodzakelijk dat de overeenkomstsluitende partijen contactpunten aanwijzen, die de mededeling in ontvangst kunnen nemen.
1.2.4. Door middel van de invoering van een geautomatiseerd systeem voor raadpleging van de centrale autoriteiten (artikel 17, lid 2, van de Uitvoeringsovereenkomst) wordt bewerkstelligd dat aan de overige overeenkomstsluitende partijen mededeling wordt gedaan van de afgifte van een visum met territoriaal beperkte geldigheid, voorzover de afgifte daarvan vereist is omdat één (of meerdere) overeenkomstsluitende partij(en) in het kader van de raadplegingsprocedure bezwaren heeft/hebben geuit tegen de afgifte van een Schengenvisum. In alle andere gevallen waarin visa met territoriaal beperkte geldigheid worden afgegeven, kunnen de onderscheidene partnerstaten geen gebruik maken van deze wijze van mededeling.
1.2.5. De volgende gegevens worden aan de overige overeenkomstsluitende partijen doorgeleid:
Naam, voornaam en geboortedatum van de houder van het visum |
Nationaliteit van de houder van het visum |
Datum en plaats van afgifte van het visum met territoriaal beperkte geldigheid |
Redenen voor territoriale beperking van het visum:
|
-
2.ANNULERING, INTREKKING EN BEPERKING VAN DE GELDIGHEIDSDUUR VAN EENVORMIGE VISA
Op basis van de door het Uitvoerend Comité vastgestelde beginselen voor annulering, intrekking en beperking van de geldigheidsduur van eenvormige visa (doc. SCH/Com-ex (93) 24) bestaat voor de volgende gevallen een verplichting tot mededeling.
2.1. Annulering van visa
De annulering van een Schengenvisum dient ertoe de binnenkomst van personen op het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen te verhinderen, indien achteraf is vastgesteld dat niet aan de voorwaarden voor de visumafgifte is voldaan.
Voorzover een overeenkomstsluitende partij een door een andere overeenkomstsluitende partij afgegeven visum annuleert, dient zij in beginsel binnen 72 uur hiervan mededeling te doen aan de centrale autoriteiten van de afgevende overeenkomstsluitende partij.
De mededeling dient de volgende gegevens te bevatten:
Naam, voornaam en geboortedatum van de houder van het visum |
Nationaliteit van de houder van het visum |
Type en nummer van het reisdocument |
Nummer van het visum |
Visumcategorie |
Datum en plaats van afgifte van het visum |
Datum en gronden voor de annulering |
2.2. Intrekking van visa
Door intrekking van een visum wordt, nadat de binnenkomst reeds heeft plaatsgevonden, annulering van de resterende geldigheidsduur van het visum mogelijk gemaakt.
Een overeenkomstsluitende partij die de intrekking van een eenvormig visum gelast, dient de afgevende partij in beginsel binnen 72 uur hiervan mededeling te doen. Deze mededeling bevat dezelfde gegevens als beschreven onder punt 2.1.
2.3. Beperking van de geldigheidsduur van visa
In het geval een overeenkomstsluitende partij de geldigheidsduur beperkt van een visum dat door een andere overeenkomstsluitende partij is afgegeven, doet zij in beginsel binnen 72 uur hiervan mededeling aan de centrale autoriteiten van deze laatste partij. De mededeling bevat dezelfde gegevens als beschreven onder punt 2.1.
2.4. Procedure
De mededeling aan de overeenkomstsluitende partij die het visum heeft afgegeven, geschiedt bij de annulering, intrekking en beperking van de geldigheidsduur van visa in beginsel via de door de afgevende overeenkomstsluitende partij aangewezen centrale autoriteit.
-
3.MEDEDELING AFGIFTE VAN NATIONALE VERBLIJFSTITELS (ARTIKEL 25 VAN DE UITVOERINGSOVEREENKOMST)
In artikel 25, lid 1, van de Uitvoeringsovereenkomst wordt bepaald dat wanneer een overeenkomstsluitende partij overweegt een verblijfstitel af te geven aan een ter fine van weigering gesignaleerde vreemdeling, zij vooraf in overleg treedt met de signalerende overeenkomstsluitende partij en zij rekening houdt met de belangen van deze partij. De verblijfstitel kan slechts worden afgegeven om ernstige redenen, in het bijzonder uit humanitaire overwegingen of ingevolge internationale verplichtingen. In ieder geval dient sprake te zijn van gewichtige gronden.
In artikel 25, lid 1, tweede volzin, wordt bepaald dat de signalerende overeenkomstsluitende partij alsdan tot intrekking van de signalering overgaat, doch dat zij de vreemdeling op haar nationale signaleringslijst kan handhaven.
Voor de uitvoering van bovengenoemde bepalingen is derhalve vereist dat tweemaal contact wordt gelegd tussen de staat die de verblijfstitel wil afgeven en de signalerende staat:
— |
raadpleging vooraf met het oog op inachtneming van de belangen van de signalerende staat; |
— |
mededeling van de afgifte van de verblijfstitel, opdat de signalerende staat de signalering kan intrekken. |
Zoals in artikel 25, lid 2, van de Uitvoeringsovereenkomst wordt bepaald, is raadpleging van de signalerende partij tevens vereist wanneer achteraf, dat wil zeggen nadat de verblijfstitel is afgegeven, blijkt dat de houder van deze titel ter fine van weigering van toegang staat gesignaleerd.
Ook de afgifte van een verblijfstitel aan een vreemdeling die door een der overeenkomstsluitende partijen ter fine van weigering van toegang is gesignaleerd, zal naar de geest van de Uitvoeringsovereenkomst slechts tot uitzonderingsgevallen beperkt blijven.
Voor de communicatie als bedoeld in artikel 25 van de Uitvoeringsovereenkomst bestaat een nauw inhoudelijk verband met het gegevensbestand van het Schengeninformatiesysteem (SIS). Bestudeerd dient te worden of de doorgeleiding van de informatie door de toekomstige Sirene-procedure kan worden ondersteund.
De in deze nota vervatte procedurele regels worden met betrekking tot hun praktische toepasbaarheid ten laatste twaalf maanden na inwerkingstelling van de Schengenuitvoeringsovereenkomst opnieuw getoetst.
BIJLAGE 15
Modellen van de door de Schengenstaten vervaardigde geharmoniseerde formulieren ter staving van een uitnodiging, een garantstellingsverklaring (-toezegging) of huisvestingsverklaring
Aanhangsel 2
VERTROUWELIJK
GEMEENSCHAPPELIJK HANDBOEK
VERTROUWELIJK
Aanhangsel 3
De volgende besluiten van het Uitvoerend Comité en van de Centrale Groep worden opgeheven.
a) |
Besluiten van het Uitvoerend Comité
|
b) |
Besluiten van de Centrale Groep
|
2.3. POLITIËLE SAMENWERKING
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 16 december 1998
betreffende de grensoverschrijdende politiële samenwerking op verzoek ter voorkoming en opsporing van strafbare feiten
(SCH/Com-ex(98) 51, 3e herz.)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op de artikelen 39 en 132,
Nadrukkelijk wijzend op de noodzaak dat de Schengenstaten de voorkoming en opsporing van strafbare feiten door een intensivering van de samenwerking verder dienen te verbeteren,
Bevestigend het belang van de wederzijdse bijstand tussen de politiediensten bedoeld in artikel 39 van de hierboven genoemde overeenkomst voor de verwezenlijking van dit doel,
Ervan overtuigd dat in bepaalde gevallen waarin geen dwangmiddelen behoeven te worden toegepast, de samenwerking tussen de politiediensten — onder de leidinggevende bevoegdheid van de justitiële autoriteiten — direct nodig kan zijn om te voorkomen dat een onderzoek als gevolg van een laattijdig inwilligen van verzoeken niet het gewenste resultaat oplevert,
Overwegende dat het in het belang van de handelings- en rechtszekerheid geboden is, de voorwerpen van zulk een politiële samenwerking in een gemeenschappelijke lijst uit te werken en voor dat doel de geschikte kanalen voor de doorgeleiding van politiële verzoeken te bepalen,
BESLUIT:
1. |
De Schengenstaten zullen zich beijveren om, conform de doelstelling van artikel 39 van de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, bij de samenwerking tussen de politiediensten op het gebied van criminaliteitsbestrijding een niveau te halen dat aan de behoefte voldoet om snel en doeltreffend tegen internationaal opererende daders op te treden. Van bijzonder belang hiervoor is de uitwerking van een gemeenschappelijke lijst van handelingen waarom naar het recht van de Schengenstaten kan worden verzocht en waaraan uitvoering kan worden gegeven in de gevallen waarin de voorafgaande toestemming van de justitiële en/of bestuurlijke autoriteiten niet verplicht is, onverminderd de leidinggevende bevoegdheid van de justitiële autoriteiten. Indien overeenstemming over een dergelijke lijst wordt bereikt, is de Centrale Groep gemachtigd dienaangaande een definitief besluit vast te stellen. |
2. |
Afgezien van de vaststelling van de in punt 1 bedoelde gemeenschappelijke lijst werken de Schengenstaten overzichten uit van de handelingen in de zin van artikel 39, lid 1, van de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen waarom hun politiediensten volgens hun nationale recht en onder de voorwaarden bedoeld in punt 1 kunnen verzoeken en waaraan zij uitvoering kunnen geven, een en ander met het oog op de opname daarvan in de nationale fiches van de leidraad voor grensoverschrijdende politiële samenwerking. |
3. |
De Schengenstaten waarvan de nationale rechtsordes zulks toestaan, kunnen de politiële samenwerking op het gebied van de voorkoming en opsporing van strafbare feiten aanvullen door bilaterale akkoorden te sluiten, alsmede door voor andere handelingen dan die welke in de in punt 1 bedoelde gemeenschappelijk lijst zijn vastgelegd, te bepalen dat daarvoor politiële bijstand zonder inschakeling van de justitiële en/of bestuurlijke autoriteiten kan worden verleend. Voorts zou daarin moeten worden geregeld op welke wijze politiële verzoeken aan de bevoegde diensten worden overgebracht en op welke wijze het gebruik van verstrekte informatie als bewijsmiddel in een strafzaak kan worden vereenvoudigd. |
4. |
Werkgroep I brengt, in overleg met werkgroep III, de Centrale Groep jaarlijks op grond van de door de partnerstaten opgedane ervaringen verslag uit van de vooruitgang die kon worden geboekt in de verbetering van de politiële samenwerking bij de voorkoming en opsporing van strafbare feiten. |
Gedaan te Berlijn, 16 december 1998.
De voorzitter
-
C.H. SCHAPPER
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 16 december 1998
betreffende de leidraad voor grensoverschrijdende politiële samenwerking
(SCH/Com-ex(98) 52)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 132,
Gelet op artikel 2, lid 3, en de artikelen 7, 39 tot en met 41, 46, 47 en 92 van deze overeenkomst,
BESLUIT:
1. |
De Schengenleidraad voor grensoverschrijdende politiële samenwerking (document SCH/I(98) 90 (*****************************************************************)) wordt in de als bijlage opgenomen versie vastgesteld. Terzelfder tijd wordt de verklaring van het Uitvoerend Comité van 29 juni 1995 (document SCH/Com-ex(95) decl. 2) opgeheven. |
2. |
De Schengenhandleiding voor de samenwerking bij de politiële handhaving van openbare orde en veiligheid (document SCH/I(97) 36, 5e herz.) is in de leidraad voor grensoverschrijdende politiële samenwerking ingevoegd. Het besluit van het Uitvoerend Comité van 24 juni 1997 (document SCH/Com-ex(97) 6, 2e herz.) wordt opgeheven. |
3. |
De partnerstaten nemen de leidraad voor grensoverschrijdende politiële samenwerking in hun nationale instructies op en zenden hem door naar hun respectieve politiediensten, met het oog op de toepassing ervan. |
4. |
De redactionele follow-up van de leidraad, die de vorm van een losbladige bundel heeft, vindt in het Schengensecretariaat plaats. Met het oog daarop houden de partnerstaten het secretariaat-generaal permanent op de hoogte van wijzigingen in hun nationale fiches. |
5. |
Het fungerend voorzitterschap houdt halfjaarlijks een rondvraag onder de partnerstaten teneinde na te gaan of de algemene fiche eventueel behoeft te worden geactualiseerd; het draagt zorg voor de bijwerking van de leidraad. |
6. |
Het voorzitterschap zendt de Europese Unie deze leidraad ter kennisneming toe. |
Gedaan te Berlijn, 16 december 1998.
De voorzitter
-
C.H. SCHAPPER
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 28 april 1999
betreffende het Schengenacquis inzake telecommunicatie
(SCH/Com-ex(99) 6)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 132,
Gelet op artikel 44 van deze overeenkomst,
BESLUIT:
De in uitvoering van het in artikel 44 van de overeenkomst vervatte mandaat vastgelegde tactische en functionele vereisten ten aanzien van toekomstige grensoverschrijdende digitale radiocommunicatiesystemen van de politie- en douanediensten der Schengenstaten, alsmede de regels voor het tot stand brengen en het beheren van uniforme vercijferingsalgoritmes en de overige afspraken van de subgroep „Telecommunicatie”, beschreven in de volgende negen documenten, worden vastgesteld.
1. |
SCH/I-Telecom(92) 21, 2e herz. (*****************************************************************) dd. 12 juni 1992
|
2. |
SCH/I-Telecom(95) 18 (*****************************************************************) dd. 8 juni 1995
|
3. |
SCH/I-Telecom(96) 44, 5e herz. (*****************************************************************) dd. 14 november 1997
|
4. |
SCH/I-Telecom(95) 33, 2e herz. dd. (*****************************************************************) 6 december 1995
|
5. |
SCH/I-Telecom(95) 35 dd. (*****************************************************************) 21 november 1995
|
6. |
SCH/I-Telecom/Crypto(95) 37, 4e herz. dd. (*****************************************************************) 8 juli 1996
|
7. |
SCH/I-Telecom/Crypto(97) 7, 5e herz. dd. (*****************************************************************) 24 februari 1998
|
8. |
SCH/I-Telecom/Crypto(97) 10, 2e herz. dd. (*****************************************************************) 24 februari 1998
|
9. |
SCH/I (98) 17, 4e herz. dd. (*****************************************************************) 26 mei 1998
|
Gedaan te Luxemburg, 28 april 1999.
De voorzitter
-
C.H. SCHAPPER
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 28 april 1999
betreffende de verbindingsfunctionarissen
(SCH/Com-ex(99) 7, 2e herz.)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 132,
Gelet op de artikelen 7 en 47 van deze overeenkomst,
Gelet op zijn verklaring van 16 september 1998 (document SCH/Com-ex(98) decl. 2, herz.),
BESLUIT:
1. |
De ontwerp-tekst inzake onderlinge detachering van contactambtenaren met het oog op het verstrekken van advies en ondersteuning bij de uitvoering van bewakings- en controletaken aan de buitengrenzen (document SCH/I-Front(98) 170, 5e herz.) wordt goedgekeurd. |
2. |
De Schengenstaten wordt aanbevolen om zo spoedig mogelijk contactambtenaren te detacheren in de op basis van document SCH/I-Front(99) 9, 3e herz. vast te stellen plaatsen van hun keuze en daartoe de eventueel nog vereiste bilaterale akkoorden te sluiten. Deze indicatieve lijst is niet bindend, maar wordt naar gelang van de concrete situatie aangepast. |
Gedaan te Luxemburg, 28 april 1999.
De voorzitter
-
C.H. SCHAPPER
CONCEPT VOOR DE ONDERLINGE DETACHERING VAN CONTACTAMBTENAREN MET HET OOG OP HET VERSTREKKEN VAN ADVIES EN ONDERSTEUNING BIJ DE UITVOERING VAN BEWAKINGS- EN CONTROLETAKEN AAN DE BUITENGRENZEN
SCH/I-Front(98) 170, 5e herz.
Het Uitvoerend Comité heeft tijdens zijn op 16 september 1998 gehouden bijeenkomst, in een verklaring met kenmerk SCH/Com-ex(98) decl. 2, herz. de opdracht gegeven om na te gaan of het verlenen van advies en ondersteuning door ambtenaren van de ene Schengenstaat bij de uitvoering van de buitengrenscontroles in de andere Schengenstaat tot een betere beveiliging van de buitengrenzen kan leiden.
De subgroep „Grenzen” is tijdens haar op 28 september 1998 gehouden vergadering, na uitvoerige bespreking van de mogelijkheden tot het verstrekken van adviezen en ondersteuning door contactambtenaren aan de buitengrenzen, tot de conclusie gekomen dat de hierboven gestelde vraag positief dient te worden beantwoord.
Teneinde verdere uitvoering te geven aan de opdracht van het Uitvoerend Comité, wordt het onderstaande concept voor onderlinge detachering van contactambtenaren met het oog op het verstrekken van advies en ondersteuning bij de uitvoering van bewakings- en controletaken aan de buitengrenzen voorgelegd.
-
1.ALGEMEEN
1.1. Juridische voorwaarden
Detachering en actieve inzet van contactambtenaren vindt plaats op basis van artikel 47, leden 1 tot en met 3, en artikel 7, derde volzin, van de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen.
Op grond van het bepaalde in deze artikelen kan detachering van contactambtenaren voor onbepaalde of bepaalde duur plaatsvinden, met het doel de samenwerking tussen de Schengenstaten te bevorderen en te versnellen. Dit geldt uitdrukkelijk ook voor de onderlinge ondersteuning van de grensoverschrijdende autoriteiten aan de buitengrenzen.
De grondslag voor de concrete detachering blijven overigens evenwel steeds de bilaterale overeenkomsten tussen de betreffende partnerstaten, die in voorkomend geval door praktische afspraken tussen de betrokken administraties kunnen worden aangevuld. Bijgevolg kunnen tussen staten die contactambtenaren uitwisselen, van onderstaande beginselen afwijkende bilaterale regelingen worden getroffen. Het sluiten van bilaterale overeenkomsten staat evenwel geenszins gemeenschappelijk overleg en wederzijdse informatie in de weg.
1.2. Toepassingsgebieden
Detachering van contactambtenaren kan plaatsvinden bij de grensbewakings- en grenscontrolediensten die belast zijn met uitvoerende taken aan de zee- en landgrenzen, alsmede op luchthavens en bij de kustwacht. Na akkoord en met inachtneming van de instructies van de ontvangende dienst verstrekken de contactambtenaren, wanneer zij daarom worden verzocht, de medewerkers van de bevoegde operationele diensten van de Schengenstaten advies en ondersteuning bij de beveiligings- en controlemaatregelen aan de Schengenbuitengrenzen. Daarbij kunnen zij ook observerend optreden en verdachte elementen in verband met illegale immigratie en grensoverschrijdende criminaliteit verzamelen. Zij mogen echter generlei soevereine taken vervullen. De toepassing dient prioritair te zijn gericht op grensdoorlaatposten en grensvakken die van bijzonder belang zijn voor de illegale immigratie naar de Schengenruimte.
De soevereiniteit van de ondersteunde staat blijft door het werk van de contactambtenaren onverlet; de waarneming van de taken mag geen inbreuk vormen op nationale wettelijke of bestuurlijke voorschriften.
De uitvoering van de hieronder beschreven, als voorbeeld opgesomde taken van de contactambtenaren dient uitsluitend de adviesverstrekking aan en de ondersteuning van de met de waarneming der grenspolitietaken belaste autoriteiten van de ontvangende partnerstaten.
De uitvoering van deze taken geschiedt in elk geval
— |
naar gelang van het nationale recht; |
— |
met strikte inachtneming van de concrete regelingen in de desbetreffende bilaterale overeenkomsten, in voorkomend geval aangevuld door andere praktische afspraken, alsmede |
— |
in akkoord met de ontvangende diensten, respectievelijk met inachtneming van hun instructies. |
Taken in die zin kunnen zijn:
Taakopdracht „uitwisseling van informatie”
|
Taakopdracht „verstrekking van advies bij en ondersteuning van de werkzaamheden van de ambtenaren van de ontvangende staat”
|
Speciaal op lucht- en in zeehavens kunnen bovendien nog de volgende taken worden uitgevoerd:
— |
verstrekking van advies/informatie aan de diensten bij teruggeleidingsmaatregelen door de detacherende staat, met inachtneming van bestaande overnameovereenkomsten; |
— |
verstrekking van advies aan contactpersonen voor reizigers of vervoersondernemingen van de detacherende staat. |
1.3. Profiel van potentiële contactambtenaren
De te detacheren ambtenaren moeten zowel vanuit beroepsmatig als vanuit persoonlijk oogpunt geschikt zijn om eventueel ook voor langere tijd in het buitenland te verblijven. Voorts moeten de te detacheren ambtenaren ervaring hebben met het vervullen van grensbewakings- en grenscontroletaken, en zouden zij, voorzover mogelijk, een basiskennis van de betreffende landstaal moeten hebben, ten minste echter de op de plaats waar zij worden ingezet meest courante werktaal spreken.
Het verdient de voorkeur om enkel ambtenaren te detacheren die een hogere beroepsopleiding hebben genoten.
1.4. Logistieke aspecten
De ontvangende staat verleent de detacherende staat met inachtneming van de soevereiniteit van beide staten en naar gelang van de desbetreffende bilaterale overeenkomsten logistieke ondersteuning:
— |
De ontvangende dienst zou de contactambtenaren, voorzover de plaatselijke omstandigheden zulks mogelijk maken, een eigen bureau ter beschikking moeten stellen, dan wel ten minste het medegebruik van een gemeenschappelijk bureau mogelijk moeten maken. De contactambtenaar dient voorts gebruik te kunnen maken van de logistieke middelen van de gastdienst. |
— |
Huisvesting van de contactambtenaar dient door de detacherende staat te worden georganiseerd en bekostigd. De gaststaat biedt hulp daarbij. |
— |
De formele detachering van de contactambtenaren in het gastland (ambassade van de detacherende staat of ministerie/autoriteiten van de ontvangende staat) richt zich naar de regelingen opgenomen in de desbetreffende bilaterale overeenkomsten. |
— |
Geneeskundige verzorging:
|
-
2.LOCATIES WAAR DETACHERING PLAATSVINDT
De keuze van de plaatsen die de Schengenstaten voor detachering van contactambtenaren worden aanbevolen, wordt door de subgroep „Grenzen” afzonderlijk vastgelegd. Deze indicatieve lijst is niet op bindende wijze vastgelegd, maar wordt naar gelang van de concrete situatie aangepast.
-
3.EVALUATIE / FOLLOW-UP
De Schengenstaten wisselen hun ervaringen met de detachering van contactambtenaren zo nodig in het kader van de subgroep „Grenzen” (********************** 1 2 *************************** 4 5 ****************************************** ********************************************** ***************************************************************** ***************************************************************** 157 158 160 161 ***************************************************************** *****************************************************************) uit.
Onderlinge detachering van contactambtenaren met het oog op het verstrekken van advies en ondersteuning bij de uitvoering van bewakings- en controletaken aan de buitengrenzen
SCH/I-Front(99) 9, 3e herz.
Indicatieve lijst van de plaatsen die de Schengenstaten volgens de huidige beoordeling voor detachering van contactambtenaren worden aanbevolen
Navolgende selectie van plaatsen wordt de Schengenstaten volgens de huidige beoordeling voor detachering van contactambtenaren aanbevolen.
Deze indicatieve lijst is niet bindend, maar wordt naar gelang van de concrete situatie door de subgroep „Grenzen” (********************** 1 2 *************************** 4 5 ****************************************** ********************************************** ***************************************************************** ***************************************************************** 157 158 160 161 ***************************************************************** *****************************************************************) aangepast.
1. |
België
|
2. |
Duitsland
|
3. |
Frankrijk
|
4. |
Griekenland
|
5. |
Italië
|
6. |
Nederland
|
7. |
Oostenrijk
|
8. |
Spanje
|
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 28 april 1999
betreffende de algemene beginselen voor betaling van informanten en vertrouwenspersonen
(SCH/Com-ex(99) 8, 2e herz.)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 132,
Gelet op de artikelen 70 tot en met 76 van deze overeenkomst,
BESLUIT:
Het besluit van de Centrale Groep van 22 maart 1999 betreffende algemene beginselen voor betaling van informanten en vertrouwenpersonen (SCH/C(99) 25, SCH/Stup(98) 72, 2e herz.) wordt goedgekeurd.
Gedaan te Luxemburg, 28 april 1999.
De voorzitter
-
C.H. SCHAPPER
Betreft: algemene beginselen voor de betaling van informanten en vertrouwenspersonen
SCH/Stup(98) 72, 2e herz.
-
1.Inleiding
De drugscriminaliteit, alsook de overige zware criminaliteit en de georganiseerde criminaliteit nemen steeds grotere internationale vormen aan, ook in de Schengenruimte.
Steeds professionelere daders passen zich op flexibele wijze aan veranderde geopolitieke, wettelijke, economische en technologische omstandigheden aan en maken gebruik van ondernemersstructuren om, met name op het gebied van de sluikhandel in verdovende middelen, strafbare feiten te plegen; zij knopen illegale praktijken aan legale economische activiteiten vast en deinzen er niet voor terug om — in het bijzonder om hun winsten te maximaliseren en hun machtshonger te bevredigen — meedogenloos te werk te gaan teneinde hun doelstellingen te bereiken en daarbij ook geweld te gebruiken of met geweld tegen personen en goederen te dreigen en invloed uit te oefenen op politiek, economie en openbaar bestuur.
Specialisatie, werkverdeling en beslotenheid van de criminele drugsorganisaties, zowel naar buiten als naar binnen, kenmerken hun werkwijze. Illegale opbrengsten worden „herbelegd” in nieuwe criminele activiteiten of aangewend om aan invloed te winnen en criminele monopolies in legale economische kringlopen te verwerven.
Zelfs bijzondere opsporingsmethoden verliezen zo in toenemende mate hun effect. Het actief en onopvallend vergaren van informatie in verbinding met operationele onderzoeksmethodes en het systematisch evalueren van de vergaarde informatie zijn bijgevolg steeds belangrijkere methodes geworden om de georganiseerde criminaliteit op het terrein van verdovende middelen te onderkennen en te bestrijden. Bijzondere aandacht moet daarbij uitgaan naar het planmatig, gecoördineerd en doelgericht inzetten van vertrouwenspersonen en de gebruikmaking van informanten.
Vertrouwenspersonen en informanten dienen het vertrouwen van de daders te winnen, opdat zij in besloten criminele organisaties kunnen binnendringen en structuren kunnen blootleggen.
Vanuit dit perspectief heeft het voorzitterschap met document SCH/Stup(98) 25 een rondvraag onder de partnerstaten gehouden en de partnerstaten in document SCH/Stup(98) 60, herz. de ontvangen antwoorden ter beschikking gesteld. Uit het onderzoek blijkt dat de rechtssituatie en deels ook de rechtspraktijk met betrekking tot de betaling van vertrouwenspersonen en informanten in de partnerstaten zeer verschillend zijn. Gelet daarop is de werkgroep „Verdovende middelen” tijdens haar op 21 oktober 1998 gehouden vergadering overeengekomen, gemeenschappelijke, niet-bindende, richtinggevende beginselen voor de betaling van en het verschaffen van immateriële voordelen aan informanten en vertrouwenspersonen uit te werken.
De voorliggende algemene beginselen betreffende de betaling van vertrouwenspersonen en informanten dienen als niet-bindend richtsnoer in de Schengenruimte te worden toegepast en ertoe bij te dragen, de politie- en douanesamenwerking op dit gevoelige gebied verder te verbeteren. Terzelfder tijd dienen de algemene beginselen als oriëntatiehulp te dienen voor de partnerstaten die voornemens zijn, desbetreffende regelingen te formuleren of aan te vullen.
-
2.Algemeen
De beweegredenen van vertrouwenspersonen en informanten om met politie- of douanediensten samen te werken zijn dikwijls van financiële aard. Daarom dienen financiële prikkels te worden gecreëerd, die — rekening houdend met economische factoren — in overeenstemming zijn met hun persoonlijke levensomstandigheden, de specifieke capaciteiten en vaardigheden die voor een opdracht vereist zijn, het aan de opdracht verbonden risico alsook het resultaat van het onderzoek. Ook „procedurebesparende” overwegingen spelen daarbij een rol, aangezien het dikwijls voordeliger is, gebruik te maken van vertrouwenspersonen en informanten.
Een Schengenwijde aandacht voor onderstaande richtsnoeren is een belangrijke mogelijkheid om het vereiste te honoreren dat, indien ook bilaterale of regionale bijzonderheden dan wel bijzonderheden van het delict in kwestie in acht worden genomen, aan de tactische en wettelijke vereisten van drugsonderzoeken wordt voldaan en terzelfder tijd ongewenste bilaterale of Schengenwijde concurrentie tussen politie- en douanediensten die een beroep doen op vertrouwenspersonen en het daarmee gepaard gaande „toerisme van vertrouwenspersonen” worden tegengegaan.
-
3.Beginselen
Deze beginselen laten de nationale wet- en regelgeving onverlet. De betaling van een vertrouwenspersoon/informant zou in een gepaste verhouding moeten staan tot het door de strafvervolging beoogde onderzoeksresultaat en/of het door de maatregel afgeweerde gevaar enerzijds, en het commitment van en het gevaar voor de vertrouwenspersoon/informant anderzijds. De financiële prikkel die van een betaling uitgaat, mag niet ertoe aanzetten zelf initiatieven te nemen welke naar een strafbaar feit kunnen leiden.
Bijzondere criteria zijn:
— |
De kwantiteit van de informatie en van het daaruit voortvloeiende gevolg, zoals de waarde en het belang van de in beslag genomen drugs, het aantal en de kwaliteit van de aangehouden daders en/of van in beslag genomen vermogens. |
— |
De kwaliteit van de informatie, zoals strategisch of tactisch bruikbare informaties over modi operandi, logistiek van de daders, doelstellingen van de criminele organisatie, reactie van criminele structuren op maatregelen in het kader van de strafvervolging. |
— |
De persoonlijke kenmerken van de vertrouwenspersoon/informant, zoals intensiteit van de opdracht, bijzondere moeilijkheden, risico's en gevaren, betrouwbaarheid en motivatie. |
— |
De betekenis van de daderstructuur / van de organisatie, dan wel van de onderzoeksprocedure met het oog op de criminele energie van de leden, de invloed in het criminele milieu, de graad van infiltratie in openbare structuren, de daadwerkelijke of vermoedelijke schade, het maatschappelijke belang van het geval en de inbedding van het geval in de lokale omstandigheden van de criminaliteit, mede in het kader van strategische informatieverwerking. |
De betaling is in beginsel aan een gevalsgebonden samenwerking gekoppeld. Een verschaffing voor onbepaalde tijd van uitkeringen voor het levensonderhoud van de vertrouwenspersoon/informant is niet wenselijk.
Daarnaast kunnen ten behoeve van de vertrouwenspersoon/informant ook bijzondere beschermings- of nazorgmaatregelen (bijvoorbeeld bescherming van getuigen), alsmede maatregelen met betrekking tot de sociale zekerheid worden getroffen.
De in een concreet geval voor een vertrouwenspersoon/informant ontstane kosten (uitgaven) kunnen afzonderlijk worden vergoed.
De betaling vindt plaats na voltooiing van de opdracht. Gedeeltelijke betalingen zijn mogelijk na vervulling van deelopdrachten. Voorschotten zouden niet mogen worden betaald.
De nationale fiscale en sociaalrechtelijke regelingen voor de behandeling van dergelijke inkomsten blijven onverlet.
De kosten worden in beginsel gedragen door de politie- of douanedienst die het onderzoek voert. Indien meerdere Schengendiensten het onderzoek voeren, dient snel overeenstemming over de kostendeling te worden bereikt. Door derden uitgekeerde sommen gelds zouden in beginsel niet in mindering mogen worden gebracht van de betaling.
Met inachtneming van de geldende nationale bepalingen kunnen immateriële voordelen worden verleend. Deze voordelen kunnen in mindering worden gebracht van materiële uitkeringen. Hierbij kunnen in het bijzonder de aard van het voordeel, de betekenis ervan voor de vertrouwenspersoon/informant en de met de verschaffing van het voordeel op het nationale vlak gepaard gaande moeite in aanmerking worden genomen. Daartoe behoren ook beschermingsmaatregelen in geval van gevaar, verlening van strafverminderingen of, afhankelijk van de nationale rechtssituatie, ook gedeeltelijke of gehele strafkwijtschelding.
Indien de vertrouwenspersoon/informant niet doet wat van hem/haar wordt verwacht, bijvoorbeeld indien deze in een concreet geval in strijd met gemaakte afspraken handelt of strafbare feiten pleegt, met opzet of lichtvaardig valse informatie verstrekt, of indien hem/haar kan worden verweten van ontvangen aanwijzingen af te wijken of eigenmachtig tactische instructies te negeren, kunnen betalingen, met inachtneming van de mate waarin verkeerd is gehandeld, worden beperkt, geweigerd of teruggevorderd. In deze gevallen — voorzover twee of meer Schengenpartnerstaten geïnvolveerd zijn of zouden kunnen zijn — stellen de betrokken nationale diensten elkaar tijdig daarvan in kennis („waarschuwingsbericht”).
Tussen de bevoegde nationale centrale diensten zou informatie moeten worden uitgewisseld over de geldende nationale richtbedragen voor betalingen.
BESLUIT VAN DE CENTRALE GROEP
van 22 maart 1999
betreffende de algemene beginselen voor de betaling van informanten en vertrouwenspersonen
(SCH/C(99) 25)
Vertrouwenspersonen en informanten zijn belangrijke hulpmiddelen ter bestrijding van de grensoverschrijdende zware criminaliteit, met name de drugscriminaliteit, daar deze personen doorgaans het vertrouwen van de daders hebben gewonnen en aldus de mogelijkheid bieden, een algemeen inzicht in de activiteiten van besloten criminele organisaties en structuren te verwerven.
De werkgroep „Verdovende middelen” heeft zich onder Duits voorzitterschap over dit thema gebogen en de rechtssituatie alsmede de rechtspraktijk met betrekking tot de betaling van vertrouwenspersonen en informanten in de onderscheidene Schengenstaten nader bestudeerd. Op basis van de uitkomst van deze bestudering heeft de werkgroep „Verdovende middelen” gemeenschappelijke, richtinggevende beginselen voor de betaling van en het verschaffen van immateriële voordelen aan informanten en vertrouwenspersonen uitgewerkt. De voorliggende algemene beginselen betreffende de betaling van vertrouwenspersonen en informanten dienen als niet-bindend richtsnoer in de Schengenruimte te worden toegepast en ertoe bij te dragen, de politie- en douanesamenwerking op dit gevoelige gebied verder te verbeteren. Terzelfder tijd dienen de algemene beginselen als oriëntatiehulp te dienen voor de partnerstaten die voornemens zijn, desbetreffende regelingen te formuleren of aan te vullen.
De Centrale Groep neemt onder voorbehoud van goedkeuring door het Uitvoerend Comité instemmend kennis van de niet-bindende „algemene beginselen voor de betaling van informanten en vertrouwenspersonen” (doc. SCH/Stup(98) 72, 2e herz.).
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 28 april 1999
betreffende de verbetering van de politiële samenwerking bij de voorkoming en opsporing van strafbare feiten
(SCH/Com-ex(99) 18)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 132,
Gelet op artikel 39 van deze overeenkomst,
Ten vervolge van het streven naar een verbetering van de raamvoorwaarden voor de grensoverschrijdende politiële samenwerking,
In aanmerking genomen het besluit van het Uitvoerend Comité van 16 december 1998 (document SCH/Com-ex(98) 51, 3e herz.),
BESLUIT:
De in de nota van het voorzitterschap van 28 april 1999 (document SCH/I(98) 75, 5e herz.) opgenomen beginselen voor de politiële samenwerking bij de voorkoming en opsporing van strafbare feiten worden aangenomen.
Gedaan te Luxemburg, 28 april 1999.
De voorzitter
-
C.H. SCHAPPER
Betreft: Toepassing van artikel 39 van de Uitvoeringsovereenkomst (SUO)
Ref.: Verbetering van de politiële samenwerking bij de voorkoming en opsporing van strafbare feiten
SCH/I(98) 75, 5e herz.
Het Duitse Schengenvoorzitterschap streeft naar een verbetering van de politiële samenwerking tussen de Schengenstaten bij de opsporing van strafbare feiten. Het Duitse voorzitterschap heeft reeds tijdens de op 14 september 1998 gehouden vergadering van werkgroep I een nota voorgelegd waarin de problemen worden gereleveerd en een aanzet voor mogelijke oplossingen wordt gegeven (SCH/I(98) 55, herz.).
Alle delegaties zijn het erover eens dat de tekortkomingen bij de politiële samenwerking op het gebied van de vervolging van strafbare feiten door een eenvormige interpretatie en gerichte toepassing van de bepalingen van de SUO duidelijk kunnen worden gereduceerd.
Daarbij bestaat tussen de Schengenstaten overeenstemming over het feit dat een verbetering van de politiële samenwerking bij de opsporing van strafbare feiten geen afbreuk mag doen aan de uiteindelijke bevoegdheid van de justitiële autoriteiten.
Op korte termijn kunnen de volgende oplossingen worden gerealiseerd:
-
1.Catalogusoplossing
In uitvoering van artikel 39 van de SUO en ter verbetering van het opsporen en het voorkomen van strafbare feiten kunnen de politiediensten van de Schengenstaten informatie uitwisselen, op voorwaarde dat:
— |
voor de uitwisseling van informatie geen dwangmiddelen behoeven te worden toegepast; |
— |
deze uitwisseling in overeenstemming is met het nationale recht van de aangezochte overeenkomstsluitende partij en het stellen van de handelingen niet uitsluitend aan de justitiële autoriteiten is voorbehouden of aan toestemming onderworpen is. |
De verbetering van het opsporen en het voorkomen van strafbare feiten dient te worden bewerkstelligd door samenwerking tussen de politiediensten van de Schengenstaten in een situatie waarin sprake is van een concrete verdenking of een concreet gevaar, zonder inschakeling van de justitiële autoriteiten, in het bijzonder bij de uitvoering van in onderstaande catalogus opgenomen maatregelen. Deze lijst heeft een niet-uitputtend karakter. De navolgend genoemde handelingen worden uitgevoerd voor zover zulks naar het nationale recht van de aangezochte en van de verzoekende staat is toegestaan:
— |
vaststelling van de houder van een motorvoertuig en onderzoek naar de bestuurder; |
— |
aanvragen van rijbewijzen; |
— |
vaststelling van verblijf- en woonplaats; |
— |
vaststelling van de houder van telefoon, fax of Internet-aansluitingen, voorzover het daarbij om openbaar geregistreerde nummers gaat; |
— |
het door de politie inwinnen van informatie op vrijwillige basis bij de desbetreffende personen (********************** 1 2 *************************** 4 5 ****************************************** ********************************************** ***************************************************************** ***************************************************************** 157 158 160 161 ***************************************************************** *****************************************************************); |
— |
identiteitscontroles; |
— |
doorgeleiding van informatie uit politiële informatiesystemen en politiële stukken, voor zover zulks volgens de relevante bepalingen inzake bescherming van persoonsgegevens is toegestaan; |
— |
voorbereiding van plannen en coördinatie van maatregelen op het gebied van opsporing en inleiding van opsporingen in spoedeisende gevallen (los van de SIS-opsporing); |
— |
aanvragen over de weg die een gekocht goed heeft gevolgd, in het bijzonder met betrekking tot wapens en voertuigen; |
— |
sporenonderzoek (bijv. het in ogenschouw nemen van schade aan motorvoertuigen in geval van doorrijden na ongeval, raderingen op documenten, enz.). |
De Schengenstaten kunnen overeenkomstig artikel 39 van de SUO voor wat betreft hun betrekkingen met afzonderlijke of alle partnerstaten bijkomende punten toevoegen welke het voorwerp zijn van politiële bijstand zonder inschakeling van de justitiële autoriteiten.
-
2.Toepassing van het voorbehoud van toestemming door de justitiële autoriteiten (artikel 39, lid 2, van de SUO)
Het tijdige gebruik van informatie als bewijsmiddel voor ten laste gelegde feiten is alleen mogelijk, indien daarvoor door de aangezochte staat naast het reeds gedane politiële verzoek niet ook nog een additioneel formeel rechtshulpverzoek wordt verlangd. De beperkte middelen van de met strafvervolging belaste autoriteiten moeten voor de dringende problemen van de criminaliteitsbestrijding worden ingezet; er mag geen onnodig beslag op worden gelegd door eventuele goedkeuringsvoorbehouden.
In artikel 39, lid 2, van de SUO is geenszins bepaald, op welke wijze de toestemming van de justitiële autoriteiten voor het opnemen van documenten als bewijsmiddel dient te worden verkregen. De procedure ter verkrijging van deze toestemming is derhalve afhankelijk van de manier waarop hieraan is vormgegeven door de Schengenstaten.
De Schengenstaten zijn het erover eens dat de politiediensten of de justitiële autoriteiten voor het verzenden van verzoeken om het verlenen van toestemming en van met de afhandeling verband houdende stukken gebruik kunnen maken van elk communicatiemiddel dat een snelle verzending mogelijk maakt, op voorwaarde dat het gekozen communicatiemiddel (bijv. fax, e-mail) een schriftelijk spoor van de verzender nalaat.
-
3.Vereenvoudiging van procedures
Aan een bespoediging bij de opsporing van strafbare feiten, met name in spoedeisende gevallen, kan eveneens worden bijgedragen door een vereenvoudiging van de procedures. Bijvoorbeeld zij gewezen op de tussen twee Schengenstaten reeds bestaande regeling op grond waarvan de politiële autoriteiten bij dreigend gevaar op last van een justitiële autoriteit rechtstreeks samenwerken en elkaar bijstaan door het verrichten van politiële ondervragingen, fouilleringen en de inbeslagneming van voorwerpen.
De Schengenstaten zullen op basis van met de toepassing van deze of soortgelijke afspraken opgedane ervaringen nagaan of desbetreffende procedures voor alle Schengenstaten kunnen worden ontwikkeld.
2.4. JUSTITIËLE SAMENWERKING
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 14 december 1993
betreffende de verbetering van de praktijk inzake justitiële samenwerking op het gebied van de bestrijding van sluikhandel in verdovende middelen
(SCH/Com-ex(93) 14)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 132,
Gelet op de artikelen 48 tot en met 53 en 70 tot en met 76 van deze overeenkomst,
BESLUIT:
Teneinde de praktijk inzake justitiële samenwerking op het gebied van de bestrijding van sluikhandel in verdovende middelen te verbeteren, verbinden de overeenkomstsluitende partijen zich ertoe dat, indien een aangezochte partij voornemens is een rechtshulpverzoek niet of slechts gedeeltelijk uit te voeren, deze aan de verzoekende partij de gronden van de weigering alsmede, zo mogelijk, de voorwaarden waaraan dient te worden voldaan opdat het verzoek kan worden uitgevoerd, mededeelt.
Dit besluit treedt in werking nadat alle staten die partij zijn bij de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen hebben medegedeeld dat de door hun rechtsstelsel vereiste procedures, waardoor deze bepalingen op hun grondgebied rechtskracht hebben, zijn voltooid.
Gedaan te Parijs, 14 december 1993.
De voorzitter
-
A.LAMASSOURE
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 28 april 1999
betreffende de overeenkomst inzake samenwerking in procedures wegens inbreuken op de verkeerswetgeving
(SCH/Com-ex(99) 11, 2e herz.)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 132,
Gelet op de gemeenschappelijke verklaring van de ministers en staatssecretarissen, bijeen te Schengen op 19 juni 1990,
BESLUIT:
De overeenkomst inzake samenwerking in procedures wegens inbreuken op de verkeerswetgeving en bij de tenuitvoerlegging van terzake opgelegde geldelijke sancties (SCH/III (96) 25, 18 herz.) wordt vastgesteld.
De vertegenwoordigers der delegaties wordt verzocht, een toelichtend rapport bij de overeenkomst op te stellen, waarin inzonderheid de als bijlage bij het onderhavige besluit genoemde punten in aanmerking worden genomen.
Gedaan te Luxemburg, 28 april 1999.
De voorzitter
-
C.H. SCHAPPER
OVEREENKOMST INZAKE SAMENWERKING IN PROCEDURES WEGENS INBREUKEN OP DE VERKEERSWETGEVING EN BIJ DE TENUITVOERLEGGING VAN TERZAKE OPGELEGDE GELDELIJKE SANCTIES
SCH/III(96) 25, 18e herz.
Het KONINKRIJK BELGIË, de BONDSREPUBLIEK DUITSLAND, de FRANSE REPUBLIEK, het GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG en het KONINKRIJK DER NEDERLANDEN, overeenkomstsluitende partijen van de op 19 juni 1990 te Schengen gesloten Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de BONDSREPUBLIEK DUITSLAND en de FRANSE REPUBLIEK betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, hierna genoemd „de Overeenkomst van 1990”, en de ITALIAANSE REPUBLIEK, het KONINKRIJK SPANJE en de PORTUGESE REPUBLIEK, de HELLEENSE REPUBLIEK, de REPUBLIEK OOSTENRIJK, en het KONINKRIJK DENEMARKEN, het KONINKRIJK ZWEDEN en de REPUBLIEK FINLAND, die door middel van de overeenkomsten van respectievelijk 27 november 1990, 25 juni 1991, 6 november 1992, 28 april 1995 en 19 december 1996 tot de Overeenkomst van 1990 zijn toegetreden, alsmede de regeringen van het Koninkrijk Noorwegen en de Republiek IJsland, die met eerstgenoemde op 19 december 1996 een samenwerkingsovereenkomst hebben ondertekend, hierna genoemd „de overeenkomstsluitende partijen”,
Overwegende dat het vrije verkeer van personen, zoals bedoeld in de Overeenkomst van 1990, de interne circulatie van burgers bevordert,
Overwegende dat het algemeen bekend is dat burgers van de Schengenlanden ook tijdens hun verblijf op het grondgebied van een andere overeenkomstsluitende partij dan de overeenkomstsluitende partij op het grondgebied waarvan zij regelmatig verblijven, inbreuken op de verkeerswetgevingen plegen,
Gelet op het feit dat is gebleken dat het ondanks intensief optreden tegen deze inbreuken op de verkeerswetgeving niet altijd mogelijk is de identiteit van de plegers daarvan nog voor hun terugkeer naar het grondgebied van de overeenkomstsluitende partij op het grondgebied waarvan zij regelmatig verblijven, te achterhalen en hen de aan de inbreuk verbonden boete te doen betalen,
Ervan overtuigd dat het wenselijk is dat de overeenkomstsluitende partijen ook op dit terrein met elkaar samenwerken, ongehinderd door het feit dat de handhaving in de overeenkomstsluitende partijen aan verschillende autoriteiten is opgedragen,
Uitvoering gevend aan de gemeenschappelijke verklaring van de ministers en staatssecretarissen van 19 juni 1990 waarin werd vastgelegd dat besprekingen zouden worden geopend over de verbetering van samenwerking bij de vervolging van verkeersovertredingen, alsmede over mogelijkheden tot wederzijdse tenuitvoerlegging van terzake opgelegde geldelijke sancties,
ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:
HOOFDSTUK I
Begripsomschrijvingen
Artikel 1
In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
Inbreuk op de verkeerswetgeving
|
Geldelijke sanctie
|
Bevoegde autoriteit
|
Beslissing
|
Verzoekende autoriteit
|
Aangezochte autoriteit
|
Verzoekende overeenkomstsluitende partij
|
Aangezochte overeenkomstsluitende partij
|
HOOFDSTUK II
Beginselen
Artikel 2
-
1.De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe in procedures inzake inbreuken op de verkeerswetgeving, alsmede bij de wederzijdse tenuitvoerlegging van beslissingen, zoveel mogelijk samen te werken op de wijze als voorzien in deze overeenkomst.
-
2.Het bepaalde in lid 1 laat de toepasselijkheid van verdergaande bepalingen van bestaande bilaterale of multilaterale verdragen die van kracht zijn tussen de overeenkomstsluitende partijen, onverlet.
-
3.Hoofdstuk IV van deze Overeenkomst vindt geen toepassing:
a) |
op de tenuitvoerlegging van een beslissing die een vrijheidsstraf als hoofdstraf inhoudt; |
b) |
op verkeersovertredingen die samenvallen met strafbare feiten die niet alleen het wegverkeer betreffen, tenzij deze verkeersovertredingen afzonderlijk of uitsluitend worden vervolgd. |
HOOFDSTUK III
Samenwerking in procedures wegens inbreuken op de verkeerswetgeving
Artikel 3
-
1.De bevoegde autoriteiten kunnen via hun nationale verkeersregistratiedienst aan de hand van een kenteken gegevens doen opvragen bij de verkeersregistratiediensten van de andere overeenkomstsluitende partijen over het type en het merk van het daarbij behorende motorvoertuig en de identiteit en het adres van de persoon of personen die ten tijde van het plegen van de inbreuk op de verkeerswetgeving in verband met dit motorvoertuig zijn geregistreerd.
-
2.De verkeersregistratiediensten van de overeenkomstsluitende partijen verstrekken elkaar rechtstreeks de in lid 1 bedoelde gegevens met het oog op de doorgeleiding aan de bevoegde autoriteit. Indien het niet om dezelfde autoriteiten gaat, verstrekken zij eveneens de naam en het adres van de aangezochte autoriteit.
-
3.Een overeenkomstsluitende partij kan een andere centrale dienst aanwijzen voor de uitwisseling van de in lid 2 bedoelde gegevens.
-
4.De relevante bepalingen van de Overeenkomst van 1990, en met name het bepaalde in de artikelen 126 tot en met 128 van de Overeenkomst van 1990, zijn van toepassing op de krachtens lid 1 verstrekte persoonsgegevens.
Artikel 4
-
1.De verzoekende autoriteit kan personen aan wie een inbreuk op de verkeerswetgeving wordt toegeschreven, rechtstreeks alle mededelingen over de gevolgen die daaraan worden verbonden en beslissingen terzake toezenden. Het bepaalde in artikel 52 van de Overeenkomst van 1990 is van overeenkomstige toepassing.
-
2.Mededelingen en beslissingen als bedoeld in lid 1 bevatten of gaan vergezeld van alle informatie die geadresseerde nodig heeft voor een reactie, in het bijzonder:
a) |
de aard van de inbreuk op de verkeerswetgeving, de plaats en het tijdstip van het plegen ervan, alsmede de wijze van constatering; |
b) |
het kenteken en, indien mogelijk, het type en het merk van het motorvoertuig waarmee de inbreuk op de verkeerswetgeving is gepleegd of, bij ontbreken daarvan, alle gegevens ter identificatie van het voertuig; |
c) |
de hoogte van de geldelijke sanctie welke kan worden toegepast, of eventueel de geldelijke sanctie welke is opgelegd, alsmede de termijn waarbinnen en de wijze waarop betaling ervan dient te geschieden; |
d) |
de mogelijkheid om ontlastende omstandigheden kenbaar te maken, alsmede de termijn waarbinnen en de wijze waarop dit dient te geschieden; |
e) |
de rechtsmiddelen die tegen beslissingen openstaan, de termijn waarbinnen en de wijze waarop daarvan gebruik kan worden gemaakt, alsmede de instantie, met haar gegevens, waarbij beroep dient te worden aangetekend. |
Artikel 5
-
1.Indien op mededelingen of beslissingen zoals bedoeld in artikel 4 binnen de gestelde termijn niet wordt gereageerd of de verzoekende autoriteit voor de toepassing van de overeenkomst aanvullende informatie noodzakelijk acht, kan deze de aangezochte autoriteit rechtstreeks om bijstand verzoeken. Dergelijke verzoeken dienen van een vertaling in de officiële taal dan wel in één van de officiële talen van de aangezochte overeenkomstsluitende partij te worden vergezeld.
-
2.Op verzoeken zoals bedoeld in lid 1 is het bepaalde in titel III, hoofdstuk 2, van de Overeenkomst van 1990 van toepassing.
HOOFDSTUK IV
Wederzijdse tenuitvoerlegging van beslissingen
Artikel 6
-
1.Op grond van deze overeenkomst kan uitsluitend om overname van de tenuitvoerlegging van beslissingen worden verzocht, indien:
a) |
tegen de beslissing geen rechtsmiddel meer openstaat en deze op het grondgebied van de verzoekende overeenkomstsluitende partij voor tenuitvoerlegging vatbaar is; |
b) |
de bevoegde autoriteiten, in het bijzonder ter uitvoering van het bepaalde in artikel 4, de betrokkene tevergeefs hebben verzocht de bij beslissing opgelegde geldelijke sanctie te voldoen; |
c) |
de geldelijke sanctie volgens het recht van de verzoekende overeenkomstsluitende partij niet is verjaard; |
d) |
de beslissing een persoon betreft die op het grondgebied van de aangezochte overeenkomstsluitende partij zijn vaste woon- of verblijfplaats heeft; |
e) |
de opgelegde geldelijke sanctie ten minste 40 EUR bedraagt. |
-
2.De overeenkomstsluitende partijen kunnen bilateraal het toepassingsbereik van het bepaalde in lid 1, onder e), wijzigen.
Artikel 7
-
1.De overname van de tenuitvoerlegging van een beslissing kan niet worden geweigerd, tenzij naar het oordeel van de aangezochte overeenkomstsluitende partij:
a) |
de aan de beslissing ten grondslag liggende inbreuk op de verkeerswetgeving niet voorkomt in het recht van de aangezochte overeenkomstsluitende partij; |
b) |
de inwilliging van het verzoek niet verenigbaar is met de toepassing van het beginsel „ne bis in idem”, zoals bedoeld in de artikelen 54 tot en met 58 van de Overeenkomst van 1990; |
c) |
de geldelijke sanctie naar het recht van de aangezochte overeenkomstsluitende partij is verjaard; |
d) |
de betrokkene onder een amnestie- of gratiebeslissing van de aangezochte overeenkomstsluitende partij zou vallen, indien de inbreuk op het grondgebied van de aangezochte overeenkomstsluitende partij zou zijn begaan. |
-
2.De aangezochte partij stelt de verzoekende partij, met opgave van redenen, zo spoedig mogelijk in kennis van de afwijzing van het verzoek.
Artikel 8
-
1.Een beslissing wordt door de bevoegde autoriteiten van de aangezochte overeenkomstsluitende partij onmiddellijk ten uitvoer gelegd.
-
2.De tenuitvoerlegging geschiedt in de munteenheid van de aangezochte overeenkomstsluitende partij. Bepalend voor de omrekening is de op het tijdstip van de in artikel 1 bedoelde beslissing geldende officiële wisselkoers.
-
3.Indien na omrekening blijkt dat het bedrag van de bij de beslissing opgelegde geldelijke sanctie, de maximale geldelijke sanctie die naar het recht van de aangezochte overeenkomstsluitende partij terzake van dezelfde soort inbreuk op de verkeerswetgeving kan worden opgelegd te boven gaat, wordt de tenuitvoerlegging van de beslissing beperkt tot de hoogte van de maximale geldelijke sanctie.
-
4.Bij de nederlegging van zijn akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring kan elke staat, om redenen van grondwettelijke aard of om andere redenen van vergelijkbaar belang, afwijken van de toepassing van het bepaalde in lid 1, door het afleggen van een verklaring waarin de gevallen worden omschreven waarin de ten uitvoer te leggen geldelijke sanctie voorafgaand aan de tenuitvoerlegging bij en krachtens een rechterlijke beslissing van de aangezochte overeenkomstsluitende partij uitvoerbaar moet worden verklaard. Deze rechterlijke beslissing betreft evenwel niet de inhoud noch het bedrag van de ten uitvoer te leggen beslissing van de verzoekende overeenkomstsluitende partij.
Artikel 9
-
1.Het recht van de aangezochte overeenkomstsluitende partij is op de tenuitvoerlegging van de beslissing van toepassing.
-
2.Elk deel van de geldelijke sanctie dat reeds door de verzoekende overeenkomstsluitende partij ten uitvoer is gelegd, wordt van de in de aangezochte overeenkomstsluitende partij ten uitvoer te leggen boete of straf in mindering gebracht.
-
3.Indien de tenuitvoerlegging van een geldelijke sanctie geheel of gedeeltelijk onmogelijk blijkt te zijn, kan deze sanctie door de aangezochte overeenkomstsluitende partij worden omgezet in een vervangende gevangenisstraf of hechtenis, indien door beide overeenkomstsluitende partijen daarin is voorzien en de verzoekende partij dit niet uitdrukkelijk heeft uitgesloten.
Artikel 10
Na een verzoek tot overname van de tenuitvoerlegging van een beslissing mag de verzoekende overeenkomstsluitende partij niet meer overgaan tot tenuitvoerlegging van die beslissing. Het recht tot tenuitvoerlegging herleeft alleen, nadat van de aangezochte overeenkomstsluitende partij een mededeling is ontvangen dat het verzoek tot overname wordt geweigerd, dan wel dat de tenuitvoerlegging in de aangezochte overeenkomstsluitende partij onmogelijk is gebleken.
Artikel 11
De aangezochte overeenkomstsluitende partij dient de tenuitvoerlegging van de beslissing te beëindigen, zodra zij door de verzoekende overeenkomstsluitende partij in kennis is gesteld van enige beslissing of maatregel, dan wel een andere omstandigheid ten gevolge waarvan de beslissing niet meer voor tenuitvoerlegging vatbaar is.
Artikel 12
-
1.Verzoeken tot overname van de tenuitvoerlegging van een beslissing en alle daaruit voortvloeiende mededelingen worden schriftelijk gedaan. Deze kunnen worden doorgeleid langs elke geschikte weg welke een schriftelijk stuk oplevert, met inbegrip van de telefax.
-
2.Het schriftelijke verkeer geschiedt rechtstreeks tussen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende partijen, die uit de mededeling van de verkeersregistratiedienst (artikel 3, lid 2) blijken. Het schriftelijke verkeer geschiedt via de daartoe aangewezen centrale autoriteiten van de overeenkomstsluitende partijen, indien de bevoegde autoriteit niet uit de in de eerste volzin genoemde gegevens blijkt.
Artikel 13
-
1.Bij een verzoek om overname van de tenuitvoerlegging van een beslissing wordt een afschrift van de beslissing gevoegd, alsmede een verklaring van de bevoegde autoriteit van de verzoekende overeenkomstsluitende partij waarin wordt gesteld dat de voorwaarden als bedoeld in artikel 6, lid 1, onder a), b) en c), zijn vervuld.
-
2.In voorkomend geval voegt de verzoekende overeenkomstsluitende partij bij haar verzoek andere dienstige mededelingen welke verband houden met de overname van de tenuitvoerlegging van een beslissing, in het bijzonder informatie met betrekking tot de bijzondere omstandigheden waaronder de overtreding is begaan en welke voor vaststelling van de geldelijke sanctie in aanmerking zijn genomen.
-
3.Indien de aangezochte overeenkomstsluitende partij van oordeel is dat de door de verzoekende overeenkomstsluitende partij verstrekte inlichtingen onvoldoende zijn om haar in staat te stellen aan deze overeenkomst toepassing te geven, verzoekt zij om de noodzakelijke aanvullende inlichtingen.
-
4.Een vertaling van de in dit artikel bedoelde documenten in de officiële taal of in één der officiële talen van de aangezochte overeenkomstsluitende partij dient te worden bijgevoegd.
Artikel 14
De bevoegde autoriteiten van de aangezochte overeenkomstsluitende partij lichten de bevoegde autoriteiten van de verzoekende overeenkomstsluitende partij in over de tenuitvoerlegging van de geldelijke sanctie of, in voorkomend geval, over de onmogelijkheid tot tenuitvoerlegging van de beslissing.
Artikel 15
In de tenuitvoerlegging worden de geldelijke sanctie en de voor de verzoekende overeenkomstsluitende partij ontstane procedurekosten opgenomen. De opbrengst uit de tenuitvoerlegging van de beslissingen komt toe aan de aangezochte overeenkomstsluitende partij.
Artikel 16
De overeenkomstsluitende partijen zien wederzijds af van onderlinge vergoeding van de uit de toepassing van deze overeenkomst voortvloeiende kosten.
HOOFDSTUK V
Slotbepalingen
Artikel 17
-
1.Het Uitvoerend Comité ingesteld bij de Overeenkomst van 1990 heeft de algemene taak toe te zien op de juiste toepassing van deze overeenkomst. Het bepaalde in artikel 132 van de Overeenkomst van 1990 is van toepassing.
-
2.De door de Overeenkomst van 1990 ingestelde gemeenschappelijke controle-autoriteit is bevoegd om terzake van de bescherming van persoonsgegevens een advies uit te brengen met betrekking tot de gemeenschappelijke aspecten verbonden aan de toepassing van de onderhavige overeenkomst.
-
3.Op voorstel van een overeenkomstsluitende partij kan het Uitvoerend Comité besluiten het in artikel 6, lid 1, onder e), vermelde bedrag te wijzigen.
Artikel 18
Deze overeenkomst is van toepassing op het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen. Overeenkomstig artikel 138 van de Overeenkomst van 1990 is onderhavige overeenkomst echter voor wat betreft de Franse Republiek slechts van toepassing op het Europese grondgebied van de Franse Republiek, en voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden slechts op het grondgebied van het Rijk in Europa. Overeenkomstig artikel 5, lid 1, van de toetredingsovereenkomst van het Koninkrijk Denemarken tot de Overeenkomst van 1990 is deze overeenkomst niet van toepassing op de Faeröer en Groenland.
Artikel 19
-
1.Deze overeenkomst vindt eveneens toepassing op inbreuken op de verkeerswetgeving die vóór de inwerkingtreding daarvan zijn begaan.
-
2.Bij de nederlegging van zijn akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring kan elke overeenkomstsluitende partij verklaren dat deze overeenkomst voor hem in zijn betrekkingen met de overeenkomstsluitende partijen die eenzelfde verklaring hebben afgelegd, alleen van toepassing is op verkeersovertredingen die na de inwerkingtreding of na de toepasbaarheid van deze overeenkomst zijn begaan.
Artikel 20
-
1.Deze overeenkomst dient te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden bij de regering van het Groothertogdom Luxemburg nedergelegd; deze laatste geeft alle overeenkomstsluitende partijen kennis van de nederlegging.
-
2.Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum van nederlegging van de laatste akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van de staten waarvoor de Overeenkomst van 1990 in werking is gesteld overeenkomstig lid 1, tweede alinea, van de slotakte van genoemde overeenkomst.
De regering van het Groothertogdom Luxemburg geeft alle overeenkomstsluitende partijen kennis van de datum van inwerkingtreding.
Voor de overige staten treedt de overeenkomst in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum van de nederlegging van hun akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring, evenwel ten vroegste op de datum waarop een toetredingsovereenkomst bij de Overeenkomst van 1990 dan wel de samenwerkingsovereenkomst van 1996 voor deze staten in werking wordt gesteld.
-
3.Elke staat die op het tijdstip van nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring de Overeenkomst van 1990 in werking heeft gesteld, kan tot de inwerkingtreding van deze overeenkomst bij de nederlegging of op een later tijdstip verklaren dat deze overeenkomst ten aanzien van die staat van toepassing is in zijn betrekking met de staten die eenzelfde verklaring hebben afgelegd. Deze verklaring treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de nederlegging daarvan.
Artikel 21
-
1.Elk der overeenkomstsluitende partijen kan de depositaris een voorstel tot wijziging van deze overeenkomst doen toekomen. De depositaris doet de overige overeenkomstsluitende partijen mededeling van dit voorstel.
-
2.De overeenkomstsluitende partijen stellen in onderlinge overeenstemming de in deze overeenkomst aan te brengen wijzigingen vast.
-
3.De wijzigingen treden in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum van nederlegging van de laatste akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.
Artikel 22
-
1.Elke staat deelt de depositaris uiterlijk bij de nederlegging van zijn akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring de benaming en de adressen van de autoriteiten in de zin van de artikelen 1 en 3 en artikel 11, lid 2, mede.
-
2.De in lid 1 bedoelde lijsten van autoriteiten kunnen in afwijking van het bepaalde in artikel 19, lid 1, later te allen tijde door middel van een kennisgeving aan de depositaris worden gewijzigd.
-
3.De depositaris stelt elk der overeenkomstsluitende partijen in kennis van de aangewezen autoriteiten, alsmede van latere wijzigingen.
Artikel 23
Deze overeenkomst staat open voor toetreding door staten die toetreden tot de Overeenkomst van 1990.
Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, deze overeenkomst hebben ondertekend.
Gedaan te Luxemburg, op achtentwintig april negentienhonderdnegenennegentig, in één origineel, in de Duitse, de Engelse, de Franse, de Italiaanse, de Spaanse, de Portugese, de Nederlandse en de Griekse taal, zijnde de teksten in elk van deze talen gelijkelijk authentiek. De teksten in de Deense, de Zweedse, de Finse, de Noorse en de IJslandse taal, die na de ondertekening zullen worden toegezonden, zijn eveneens gelijkelijk authentiek.
VERKLARING VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 26 juni 1996
inzake de uitlevering
(SCH/Com-ex(96) decl. 6, 2e herz.)
Overwegende dat het vrije verkeer van personen, als bedoeld in het akkoord en de uitvoeringsovereenkomst van Schengen, gepaard gaat met compensatoire maatregelen die ertoe strekken de veiligheid op het grondgebied van de Schengenlanden te waarborgen;
Overwegende dat de strafrechtelijke samenwerking een belangrijk onderdeel van deze maatregelen vormt;
Overwegende dat de uitvoeringsovereenkomst van Schengen bepalingen bevat die de strafrechtelijke samenwerking, in het bijzonder de uitlevering, vereenvoudigen;
Gelet op de ervaring die sedert de inwerkingstelling van de uitvoeringsovereenkomst met de uitlevering, in het bijzonder in zaken waarin het gaat om strafbare feiten van terroristische aard, is opgedaan;
Rekening houdend met het belang dat de overeenkomstsluitende partijen hechten aan een effectieve bestrijding van terrorisme op het gemeenschappelijk grondgebied;
Rekening houdend met de verklaring van het Uitvoerend Comité bijeen op 21 februari 1996 in Den Haag met betrekking tot de bestrijding van terrorisme;
Verheugd over het op 26 juni 1996 tussen de lidstaten van de Europese Unie tot stand gekomen akkoord inzake een overeenkomst ter verbetering van de uitlevering, welke een positieve ontwikkeling op het terrein van de samenwerking tussen de lidstaten vormt;
DE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN VERKLAREN:
1. |
Als aangezochte staat bij de behandeling van een uitleveringsverzoek rekening te houden met de noodzaak voor alle overeenkomstsluitende partijen om de door Schengen gevormde ruimte van vrijheid en veiligheid te vrijwaren. |
2. |
Dat iedere aangezochte staat de vereiste actie onderneemt opdat bij de beslissingen over schorsing van de uitleveringsdetentie van de opgeëiste persoon passende maatregelen kunnen worden getroffen opdat de betrokkene niet de gelegenheid heeft om zich na een beslissing tot uitlevering aan zijn uitlevering te onttrekken, alsmede zich ertoe verbindt om, indien het nationale recht geen toereikende rechtsgrondslag voor het vaststellen van bedoelde maatregelen biedt, met inachtneming van de constitutionele regels, de wettelijke maatregelen vast te stellen om bovenbedoelde doelstelling te verwezenlijken. |
3. |
Als aangezochte staat, de verzoekende staat terstond te informeren indien de uitleveringsdetentie van de opgeëiste persoon wordt geschorst. |
4. |
In afwachting van een overeenkomst inzake de in punt 2 bedoelde juridische grondslag, zullen de betrokken partijen op bilateraal niveau alle vereiste maatregelen treffen om enige handeling te voorkomen welke de openbare orde van een partnerstaat in gevaar zou kunnen brengen. |
VERKLARING VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 9 februari 1998
betreffende de ontvoering van minderjarigen
(SCH/Com-ex(97) decl. 13, 2e herz.)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op het feit dat de ontvoering van minderjarigen of het wederrechtelijk onttrekken van minderjarigen door één van hun ouders aan het gezag van hun wettelijke bewaarder een ernstig probleem vormt voor de staten die partij zijn bij de Schengenuitvoeringsovereenkomst,
Met inachtneming van artikel 93 van deze overeenkomst, waarin wordt bepaald dat het Schengeninformatiesysteem tot doel heeft de openbare orde en veiligheid alsmede de toepassing van de daarin opgenomen bepalingen inzake het personenverkeer te doen handhaven,
Gelet op het feit dat het aan de betrokken staat is om volgens de nationale rechtsbepalingen te besluiten of signalering van de ontvoerder of van de ouder die de minderjarige wederrechtelijk aan het gezag van zijn wettelijke bewaarder heeft onttrokken, in het Schengeninformatiesysteem kan plaatsvinden,
Gelet op het feit dat het niet mogelijk is de noodzakelijke gegevens op te nemen in de signalering van de minderjarige op grond van artikel 97 van deze overeenkomst,
Overwegende dat een eenvormige oplossing dient te worden gevonden, die het mogelijk maakt minderjarigen, in geval van ontvoering dan wel wederrechtelijke onttrekking door een ouder aan het gezag van hun wettelijke bewaarder, zo snel mogelijk terug te vinden en terug te brengen naar de personen die rechtmatig de voogdij over het kind uitoefenen,
DOET DE NAVOLGENDE AANBEVELING:
1. |
Indien een minderjarige persoon door een ouder of door een derde persoon wederrechtelijk aan het gezag van zijn wettelijke bewaarder is onttrokken, verdient het in elk geval aanbeveling om onverwijld tot signalering van de minderjarige op grond van artikel 97 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst over te gaan. |
2. |
Voor deze signalering zal een M-formulier worden opgesteld, dat aan alle Sirene-bureaus zal worden toegezonden en dat alle gegevens zal bevatten over de omstandigheden waaronder de minderjarige is verdwenen, alsmede gegevens ter identificatie van de ontvoerder(s) en de perso(o)n(en) of instelling die gerechtigd is of zijn de ouderlijke macht dan wel de voogdij over de minderjarige uit te oefenen. |
3. |
Indien deze gegevens om redenen verband houdend met nationale procedures niet, zoals in punt 2 is bepaald, worden verstrekt, dienen zij bij een HIT zo snel mogelijk te worden verstrekt aan het Sirene-bureau van de staat die de HIT heeft geboekt. |
4. |
De autoriteiten die signaleringen in het Schengeninformatiesysteem invoeren, wordt aanbevolen deze procedure te volgen en het desbetreffende Sirene-bureau alle vereiste informatie te verstrekken, opdat deze vervolgens via een M-formulier kan worden verspreid. |
5. |
Tevens is het absoluut noodzakelijk dat de met de grensbewaking belaste autoriteiten systematische controle van de identiteits- of reisdocumenten van minderjarigen aan de buitengrenzen uitvoeren. Dit is in het bijzonder noodzakelijk wanneer minderjarigen onder begeleiding van slechts één volwassene reizen. |
6. |
De controle van documenten zou, voorzover mogelijk, ook bij de uitvoering van controlemaatregelen of in het kader van soortgelijke procedures in het binnenland moet plaatsvinden. |
2.5. SIS
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 14 december 1993
inzake de financiële regeling betreffende de kosten voor de installatie en exploitatie van het Schengen-C.SIS
(SCH/Com-ex(93) 16)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 132,
Gelet op de artikelen 92 en 119 van deze overeenkomst,
BESLUIT:
Het aangehechte financieel reglement betreffende de kosten voor de installatie en exploitatie van de technisch ondersteunende functie van het Schengen-informatiesysteem (C.SIS) wordt vastgesteld (*****************************************************************).
Dit besluit treedt in werking nadat alle staten die partij zijn bij de overeenkomst hebben meegedeeld dat de door hun rechtsstelsel vereiste procedures, waardoor deze bepalingen op hun grondgebied rechtskracht hebben, zijn voltooid.
Gedaan te Parijs, 14 december 1993.
De voorzitter
-
A.LAMASSOURE
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 25 april 1997
betreffende de aanbesteding van de voorstudie inzake SIS II
(SCH/Com-ex(97) 2, 2e herz.)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 132,
Gelet op het tijdens de op 19 december 1996 te Luxemburg gehouden bijeenkomst vastgestelde besluit tot installatie van een SIS tweede generatie (SIS II), waarin niet alleen alle Schengenstaten kunnen worden geïntegreerd, doch tevens nieuwe functionaliteiten zijn voorzien,
Gelet op het feit dat de installatie van het SIS II een voorstudie vereist, waarin de architectuur van het toekomstige systeem wordt omschreven, en dat ten behoeve van deze voorstudie een aanbestedingsprocedure dient te worden gestart overeenkomstig Richtlijn 92/50/EEG van de Raad van 18 juni 1992 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening,
BESLUIT:
1. |
Portugal wordt mandaat verleend om, in nauwe relatie met de overige Schengenstaten, tot aanbesteding van de voorstudie SIS II over te gaan, door het starten van een aanbestedingsprocedure overeenkomstig Richtlijn 92/50/EEG van de Raad van 18 juni 1992 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening alsmede overeenkomstig het van toepassing zijnde Portugese recht. |
2. |
Portugal wordt met de leiding alsmede met het begrotingsbeheer van dit project belast, in nauwe relatie met de overige Schengenstaten. |
3. |
Ter regeling van de budgettaire aspecten met betrekking tot de voorstudie SIS II zal een financieel reglement worden opgesteld; dit reglement dient Portugal alle juridische en financiële waarborgen te bieden. |
4. |
Tevens wordt een administratief reglement opgesteld waarin duidelijk de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van alle betrokken partijen zijn omschreven, te weten: de aanbestedende dienst, de Schengenstaten en het Schengensecretariaat. |
5. |
De projectcoördinatie, zijnde het administratief beheer alsmede de contacten tussen de diverse Schengenwerkgroepen, is een bevoegdheid van het Schengensecretariaat, in nauwe samenwerking met de projectleider en de verantwoordelijke voor het begrotingsbeheer. |
6. |
Het Uitvoerend Comité verstrekt de Centrale Groep het mandaat zorg te dragen voor de begeleiding van het project; het betreft met name:
|
Gedaan te Lissabon, 25 april 1997.
De voorzitter
-
F.SEIXAS da COSTA
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 7 oktober 1997
betreffende het aandeel van Noorwegen en IJsland in de kosten voor de inrichting en werking van het C.SIS
(SCH/Com-ex(97) 18)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 132,
Gelet op de artikelen 92 en 119 van deze overeenkomst,
Gelet op de artikelen 2 en 3 van de samenwerkingsovereenkomst tussen de staten die partij zijn bij het akkoord en de uitvoeringsovereenkomst van Schengen, enerzijds, en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen, anderzijds,
BESLUIT:
1. |
Aandelen van IJsland en Noorwegen, hierna „staten van de samenwerkingsovereenkomst” genoemd, in de kosten voor de inrichting en de werking van het C.SIS: Het aandeel van de staten van de samenwerkingsovereenkomst wordt vastgesteld op basis van hun aandeel in de som van het bruto binnenlands product van de overeenkomstsluitende partijen en van de staten van de samenwerkingsovereenkomst. De aandelen van de overeenkomstsluitende partijen worden op grond van het bepaalde in artikel 119, lid 1, van de Schengenuitvoeringsovereenkomst berekend. |
2. |
Berekeningsmethode:
|
3. |
Als referentiedatum voor de voldoening van de bijdragen door de noordse staten wordt 1 januari 1997 vastgesteld. |
Gedaan te Wenen, 7 oktober 1997.
De voorzitter
-
K.SCHLÖGL
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 7 oktober 1997
betreffende de ontwikkeling van het SIS
(SCH/Com-ex(97) 24)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 132,
Gelet op artikel 92, lid 3, van deze overeenkomst,
Overwegende de door de stuurgroep „SIS” verrichte analyses (document SCH/OR.SIS(97) 146, 2e herz.),
BESLUIT:
Parallel aan de werkzaamheden ten behoeve van het SIS II wordt het huidige C.SIS voor de werking met tien staten vernieuwd. Het systeem wordt evenwel reeds zodanig voor de werking met 15 staten voorbereid, dat de integratie van de noordse staten meteen na de stabilisering van het SIS met tien staten op het nieuwe platform kan plaatsvinden.
De noordse staten dienen zo snel mogelijk in de loop van het jaar 2000 te worden geïntegreerd.
Bij de uitvoering hiervan moeten de volgende richtlijnen in acht worden genomen:
1. |
Bij de parallelle ontwikkeling van het SIS I en het SIS II blijft de ontwikkeling van het SIS II als strategische doelstelling onverminderd bestaan. Wezenlijke technische eisen welke ten aanzien van het SIS bestaan, kunnen slechts bij de totstandbrenging van het SIS II worden gerealiseerd. |
2. |
De verwezenlijking van dit voornemen dient door een beperkte aanbestedingsprocedure, welke door Frankrijk ter hand wordt genomen, te worden gewaarborgd. |
3. |
Voor de parallelle ontwikkeling van het SIS I en het SIS II dienen alle staten de bereidheid en de wil te hebben om de noodzakelijke financiële en personele middelen beschikbaar te stellen. |
Gedaan te Wenen, 7 oktober 1997.
De voorzitter
-
K.SCHLÖGL
Betreft: Verdere ontwikkeling van het SIS
SCH/OR.SIS(97) 146, 2e herz.
1. |
Tijdens de op 23 juni 1997 gehouden vergadering van de Centrale Groep werd de door de PWG en de stuurgroep opgestelde nota betreffende de verdere ontwikkeling van het SIS (doc. SCH/OR.SIS(97) 105, herz.) voorgelegd. Over de verder te volgen procedure werd tijdens deze vergadering geen overeenstemming bereikt. |
2. |
Tijdens de op 8 juli 1997 gehouden vergadering heeft de stuurgroep de PWG mandaat verleend om de verkozen scenario's opnieuw in technisch opzicht te analyseren en een overzicht van de te realiseren technische kenmerken alsmede van de kosten op te stellen. |
3. |
De intensieve werkzaamheden van de PWG tijdens de zomermaanden hebben geleid tot de als bijlage opgenomen nota betreffende de mogelijkheden tot „upgrading” van het bestaande systeem met integratie van de noordse staten in het SIS (doc. SCH/OR.SIS-SIS(97) 425, herz.). Tijdens deze werkzaamheden en in het bijzonder in het kader van besprekingen met het consortium is gebleken dat een besluit over een „upgrade” van het SIS snel dient te worden genomen. Indien het systeem niet van nieuwe apparatuur en programmatuur wordt voorzien, zal het systeem de datumomstelling bij de eeuwwisseling waarschijnlijk niet aankunnen. Het consortium stelt zich op het officiële standpunt dat geen garantie kan worden gegeven dat de problemen van het huidige systeem kunnen worden opgelost. Bovendien is het consortium van oordeel dat de wijzigingen niet in het kader van de bestaande onderhoudscontracten zouden kunnen worden gerealiseerd. |
4. |
Gelet op de technische gegevenheden is het niet mogelijk de noordse staten vóór de eeuwwisseling in het SIS te integreren. |
Na analyse van de door de PWG verrichte studiewerkzaamheden beveelt de stuurgroep de Centrale Groep aan voor de volgende aanpak te kiezen
Onverwijlde besluitvorming over de hieronder beschreven procedure en — in het licht van de bestaande besluiten op het niveau van het Uitvoerend Comité — voorlegging van deze aangelegenheden aan het Uitvoerend Comité met het oog op nieuwe besluitvorming.
|
De noordse staten dienen zo snel mogelijk in de loop van het jaar 2000 te worden geïntegreerd. Met het oog daarop omvatten de werkzaamheden voor vernieuwing en uitbreiding van het SIS twee fasen. In de eerste fase worden de apparatuur en de technische specificaties voor de werking met 15 staten voorbereid en wordt de implementering voor tien staten gerealiseerd. De tweede fase omvat de integratie van de noordse staten. |
Bij de uitvoering hiervan moeten de volgende richtlijnen in acht worden genomen:
|
De stuurgroep wijst met nadruk op het feit dat een vertraging van dit besluit de werking van het systeem vanaf 1 januari 2000 in gevaar brengt. |
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 15 december 1997
betreffende de wijziging van het financieel reglement van het C.SIS
(SCH/Com-ex(97) 35)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 132,
Gelet op de artikelen 92 en 119 van deze overeenkomst,
Gelet op de artikelen 2 en 3 van de samenwerkingsovereenkomst tussen de staten die partij zijn bij het akkoord en de uitvoeringsovereenkomst van Schengen, enerzijds, en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen, anderzijds,
BESLUIT:
Het financieel reglement betreffende de installatie- en exploitatiekosten van het Schengen-C.SIS in de versie van 20 december 1996 (doc. SCH/Com-ex(93) 16, herz.) wordt als volgt gewijzigd.
Gedaan te Wenen, 15 december 1997.
De voorzitter
-
K.SCHLÖGL
SCH/Com-ex(93) 16, 2e herz.
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 132,
Gelet op de artikelen 92 en 119 van deze overeenkomst,
Gelet op de artikelen 2 en 3 van de samenwerkingsovereenkomst tussen de staten die partij zijn bij het akkoord en de uitvoeringsovereenkomst van Schengen, enerzijds, en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen, anderzijds,
BESLUIT:
Het aangehechte financieel reglement betreffende de kosten voor de installatie en exploitatie van de technisch ondersteunende functie van het Schengeninformatiesysteem (C.SIS) wordt vastgesteld.
FINANCIEEL REGLEMENT
BETREFFENDE DE INSTALLATIE- EN EXPLOITATIEKOSTEN VAN HET SCHENGEN-C.SIS
TITEL I
ALGEMENE BEPALINGEN
De begroting voor de technisch ondersteunende functie van het te Straatsburg gevestigde Schengeninformatiesysteem zoals bedoeld in de artikelen 92 en 119 van de overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 gesloten akkoord van Schengen, hierna, C.SIS genoemd, bestaat uit:
— |
de installatiebegroting van het centrale informaticasysteem, waarvan de toegestane uitgaven worden vastgesteld door het Uitvoerend Comité, na advies van de Centrale Groep. |
— |
de exploitatiebegroting, waarvan de jaarlijks toegestane uitgaven worden vastgesteld door het Uitvoerend Comité, na advies van de Centrale Groep. |
In de installatiebegroting en in de werkingsbegroting van het C.SIS wordt voorzover mogelijk rekening gehouden met de voorlopige meerjarenraming van de installatie en de werking van het SIS.
De voorlopige meerjarenraming van de installatie en de werking van het SIS, welke op ten minste drie jaren betrekking heeft, behelst een raming van de voorziene uitgaven.
De voorlopige meerjarenraming van de installatie en de werking van het SIS wordt jaarlijks door stuurgroep „SIS” bijgewerkt en tijdens het eerste kwartaal van het kalenderjaar door de Centrale Groep gevalideerd.
-
1.Middelen van het C.SIS
De middelen van het C.SIS voor zowel de installatie- als de exploitatiebegroting worden gevormd door de bijdragen van de onderscheidene overeenkomstsluitende staten alsmede door de bijdragen van de staten van de samenwerkingsovereenkomst. De bijdragen van de staten van de samenwerkingsovereenkomst worden vastgesteld op basis van hun aandeel in de som van het bruto binnenlands product van de onderscheidene overeenkomstsluitende staten en van de staten van de samenwerkingsovereenkomst. De bijdragen van de overeenkomstsluitende staten worden vastgesteld op basis van hun percentage in de eenvormige BTW-grondslag zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, onder c), van het besluit van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 juni 1988 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen.
De verdeling van de bijdragen tussen de overeenkomstsluitende staten enerzijds en de staten van de samenwerkingsovereenkomst anderzijds wordt jaarlijks bepaald op basis van het aandeel van elk der overeenkomstsluitende staten alsmede van elk der staten van de samenwerkingsovereenkomst in de som van het bruto binnenlands product van alle overeenkomstsluitende staten en van de staten van de samenwerkingsovereenkomst over het voorgaande jaar.
De verdeling tussen de overeenkomstsluitende staten wordt jaarlijks, rekening houdend met de voor de staten van de samenwerkingsovereenkomst berekende bijdragen, vastgesteld op basis van hun respectieve BTW-middelen in het totaal der BTW-middelen van de Europese Gemeenschappen, zoals dit is vastgesteld bij de laatste in het voorgaande boekjaar verrichte rectificatie van de begroting van de Europese Gemeenschappen.
Het bedrag van de bijdragen van de onderscheidene overeenkomstsluitende staten en van de staten van de samenwerkingsovereenkomst wordt voor de respectieve begrotingen door de Franse partij in Franse frank berekend en vastgesteld.
-
2.Voldoening van de bijdragen
De overeenkomstsluitende staten alsmede de staten van de samenwerkingsovereenkomst dienen hun bijdragen te voldoen aan:
Trésor Public Banque de France no 9000-3 (agence centrale comptable du trésor). |
De gestorte bedragen zullen in een samenwerkingsfonds (nr. 09.1.4.782) van de begroting van de Franse staat ten gunste van het ministerie van Binnenlandse Zaken worden geboekt.
-
3.Toetreding van nieuwe staten
De toetreding van enige nieuwe staat zal vanaf de toetredingsdatum resulteren in:
— |
herschikking van de aandelen van de onderscheidene overeenkomstsluitende staten en van de staten van de samenwerkingsovereenkomst volgens de in titel I van dit financieel reglement bepaalde voorwaarden; |
— |
aanpassing van de bijdragen van de onderscheidene overeenkomstsluitende staten en van de staten van de samenwerkingsovereenkomst, teneinde aan de nieuw toegetreden staat zijn bijdrage in de exploitatie van het C.SIS vanaf het jaar van zijn toetreding toe te rekenen; |
— |
aanpassing van de bijdragen van de onderscheidene overeenkomstsluitende staten en van de staten van de samenwerkingsovereenkomst, teneinde een gedeelte van de eerder gedragen kosten voor installatie van het C.SIS aan de nieuw toegetreden staat toe te rekenen. Voor de berekening van deze deelneming word het aandeel van de BTW-middelen van de nieuw toegetreden staat in de totale BTW-middelen van de Europese Gemeenschappen in aanmerking genomen, en wel voor de jaren voorafgaande aan de toetreding van de nieuwe staat waarin begrotingsuitgaven voor de installatie van het C.SIS zijn verricht. Op basis van deze bijdrage vindt aan de overige staten terugstorting plaats naar rato van hun aandeel zoals dit in titel I, punt 1, van dit reglement is berekend. |
TITEL II
INSTALLATIEBEGROTING
De Franse Republiek neemt met inachtneming van de Franse rechtsbepalingen inzake openbare financiën de vooruitbetaling op zich van alle aan de installatie van het C.SIS verbonden kosten. Het bedrag van de door de onderscheidene overeenkomstsluitende staten en door de staten van de samenwerkingsovereenkomst te leveren bijdragen wordt berekend op de wijze zoals bepaald in titel I, punt 1, van dit reglement en door de Franse partij in Franse frank vastgesteld.
-
1.Geraamde uitgaven
De Franse partij stelt tijdens het jaar voorafgaand aan de uitvoering daarvan een ontwerpjaarbegroting voor de installatie-uitgaven van het C.SIS op, waarin, voorzover mogelijk, met de in de voorlopige meerjarenraming van de installatie en de werking van het SIS opgenomen gegevens rekening wordt gehouden. Deze ontwerpbegroting wordt ten minste zes maanden vóór het begin van het begrotingsjaar ter beoordeling aan de Centrale Groep en ter goedkeuring aan het Uitvoerend Comité voorgelegd.
Indien de ontwerp-begroting niet wordt goedgekeurd, stelt de Franse partij in de daaropvolgende maand een nieuw ontwerp op, hetwelk — nadat de Centrale Groep zich hierover heeft uitgesproken — onmiddellijk ter goedkeuring aan het Uitvoerend Comité wordt voorgelegd.
Tijdens het begrotingsjaar waarop bedoelde ontwerp-begroting betrekking heeft, hecht de Centrale Groep aan het einde van elk kwartaal, na uitbrenging van een advies dienaangaande door stuurgroep „SIS”, zijn goedkeuring aan de installatie-uitgaven van het C.SIS alsmede elke onvoorziene nieuwe uitgave, die schriftelijk dient te worden verantwoord.
De Franse partij zal in het eerste halfjaar volgend op de afsluiting van een begrotingsjaar een meerjarentabel van de tot het einde van bedoeld begrotingsjaar door de Centrale Groep goedgekeurde C.SIS-installatie-uitgaven opstellen.
Bedoelde tabel zal samen met de ontwerp-jaarbegroting voor de installatie-uitgaven van het C.SIS ter goedkeuring aan het Uitvoerend Comité worden voorgelegd.
Overeenkomstig de in punt 2 beschreven procedure leidt elke door het Uitvoerend Comité goedgekeurde uitgave tot invorderbaarheid van de aan elk der staten toekomende delen.
De overeenkomstsluitende staten en de staten van de samenwerkingsovereenkomst verbinden zich ertoe het totaal van de installatiekosten te dekken ter hoogte van het door het Uitvoerend Comité vastgestelde bedrag.
De overeenkomstsluitende staten en de staten van de samenwerkingsovereenkomst kunnen besluiten een bedrag vooruit te storten ter dekking van een gedeelte dan wel het geheel van het geraamde bedrag dat voor de installatie van het C.SIS aan hen is toegerekend.
-
2.Wijze van invordering
De voor het aandeel van elk der overeenkomstsluitende staten alsmede van elk der staten van de samenwerkingsovereenkomst vastgestelde bedragen dienen normaliter te worden voldaan naarmate de Franse partij betalingen verricht.
Teneinde het aantal verzoeken om storting van de bijdragen te beperken, doet de Franse partij evenwel slechts tweemaal per jaar, te weten op 30 april en op 31 oktober, een terugbetalingsverzoek uitgaan, teneinde het geheel der uitgaven van het desbetreffende begrotingsjaar te dekken.
De Franse partij doet de terugbetalingsverzoeken per schrijven aan de overeenkomstsluitende staten toekomen via de overheidsorganen waarvan zij de gegevens heeft ontvangen.
Dit schrijven bevat de volgende informatie:
— |
de rechtsgronden voor het terugbetalingsverzoek; |
— |
het toegestane totaalbedrag voor de installatiebegroting zoals dit is vastgesteld; |
— |
het voor de desbetreffende periode te storten bedrag; |
— |
de voor storting van de bijdrage noodzakelijke gegevens, zoals vermeld in titel I, punt 2, van dit reglement. |
Bij dit schrijven wordt een dossier gevoegd, dat uit de volgende stukken bestaat:
— |
een overzicht van de op basis van het bruto binnenlands product berekende aandelen van de staten van de samenwerkingsovereenkomst en een overzicht van het aandeel van elke overeenkomstsluitende partij in de exploitatiebegroting van het C.SIS voor de desbetreffende uitgave, op basis van haar BTW-aandeel in het SIS; |
— |
afschriften van de stukken ter staving van het te storten bedrag. |
Met het oog op een juiste boeking van de gestorte bedragen is het van belang dat elke staat bij zijn storting een nota voegt, waarin het volgende wordt vermeld:
OBJET: Versement de la quote-part 199… de l'État … au budget d'installation du système informatique Schengen
MONTANT: … francs
BÉNÉFICIAIRE: Ministère de l'Intérieur, Direction des Transmissions et de l'Informatique
(BETREFT: Storting van het over 199… door … (staat) verschuldigde aandeel in de installatiebegroting van het Schengeninformatiesysteem.
BEDRAG: Franse frank
BEGUNSTIGDE: Ministerie van Binnenlandse Zaken, directie Gegevenstransmissie en gegevensverwerking)
-
3.Door een andere staat dan Frankrijk verrichte uitgaven
Indien een overeenkomstsluitende staat, dan wel een der staten van de samenwerkingsovereenkomst met instemming van de overige overeenkomstsluitende staten alsmede van de staten van de samenwerkingsovereenkomst rechtstreeks een gedeelte van de installatiekosten van het C.SIS voor zijn rekening neemt, zullen deze kosten over de overeenkomstsluitende staten worden verdeeld naar dezelfde evenredigheid als die welke door de Franse partij is vastgesteld voor het jaar waarin de uitgave is verricht.
De overeenkomstsluitende staat die deze uitgave rechtstreeks voor zijn rekening heeft genomen, of de staat van de samenwerkingsovereenkomst, ingeval de uitgaven door hem zijn gedaan, doet aan de Franse Republiek, die voor invordering zal zorgdragen, mededeling van de bijdragen van de onderscheidene overeenkomstsluitende staten en van de staten van de samenwerkingsovereenkomst volgens de in dit reglement neergelegde voorwaarden.
De Franse partij zal de verrichte uitgave terugbetalen, zodra zij de hiervoor door de overige overeenkomstsluitende staten en de staten van de samenwerkingsovereenkomst verschuldigde bijdragen zal hebben ontvangen.
TITEL III
EXPLOITATIEBEGROTING
De Franse staat draagt zorg voor vooruitbetaling van de exploitatiekosten van het C.SIS volgens de Franse rechtsbepalingen inzake openbare financiën. De bedragen van de voor de onderscheidene overeenkomstsluitende staten en de staten van de samenwerkingsovereenkomst bepaalde aandelen worden berekend op de wijze zoals bepaald in titel I, punt 1, van dit reglement en worden door de Franse partij in Franse frank vastgesteld.
-
1.Vaststelling van de exploitatiebegroting
De ontwerp-begroting voor de exploitatie van het C.SIS wordt in het jaar voorafgaand aan de uitvoering ervan door de Franse partij opgesteld. Zij wordt ten minste zes maanden vóór aanvang van het begrotingsjaar voor advies aan de Centrale Groep en ter goedkeuring aan het Uitvoerend Comité voorgelegd.
In de ontwerp-begroting wordt, voorzover mogelijk, met de in de voorlopige meerjarenraming van de installatie en de werking van het SIS opgenomen gegevens rekening gehouden.
Bij het ontwerp zijn de stukken ter staving van de geraamde uitgaven gevoegd.
De begroting wordt met eenstemmigheid door de overeenkomstsluitende staten goedgekeurd.
In geval van weigering tot goedkeuring van de begroting stelt de Franse partij binnen één maand een nieuw ontwerp op, dat onmiddellijk ter goedkeuring aan het Uitvoerend Comité wordt voorgelegd, na advies van de Centrale Groep.
In de periode welke tussen beide besprekingen ligt, of in geval van weigering tot goedkeuring, heeft de Franse partij de mogelijkheid om de onderscheidene overeenkomstsluitende staten alsmede de staten van de samenwerkingsovereenkomst om voldoening van de bijdragen te verzoeken en over te gaan tot uitvoering van de begroting door voorlopige twaalfden, op basis van de vastgestelde kredieten voor het voorafgaande boekjaar, totdat de begroting voor het boekjaar is goedgekeurd.
De Franse partij kan aan het Uitvoerend Comité een gerectificeerde ontwerp-begroting voorstellen. Deze wordt aan het Uitvoerend Comité voorgelegd, na advies van de Centrale Groep.
Een eventueel tekort of overschot over het boekjaar dient noodzakelijkerwijs tijdens de uitvoering van de begroting van het volgende jaar te worden aangezuiverd.
-
2.Wijze van invordering
Het besluit betreffende de vaststelling van de begroting door het Uitvoerend Comité, waarvan het fungerend voorzitterschap de onderscheidene overeenkomstsluitende staten en de staten van de samenwerkingsovereenkomst naar behoren dient in kennis te stellen, heeft de invorderbaarheid van de bijdragen van de overeenkomstsluitende staten en van de staten van de samenwerkingsovereenkomst tot gevolg.
Hiertoe doet de Franse partij aan de onderscheidene overeenkomstsluitende staten alsmede aan de staten van de samenwerkingsovereenkomst een verzoek om invordering van de bijdragen toekomen, waarvan een afschrift aan het voorzitterschap wordt toegestuurd.
De overeenkomstsluitende staten en de staten van de samenwerkingsovereenkomst voldoen hun totale bijdrage vóór 30 april van het lopende boekjaar.
Indien een overeenkomstsluitende staat op die datum niet aan zijn financiële verplichtingen heeft voldaan, zijn op deze staat de op communautair niveau geldende bepalingen betreffende moratoire interest over storting van bijdragen in de communautaire begroting van toepassing. Deze voorschriften vinden op analoge wijze toepassing in het geval dat een staat van de samenwerkingsovereenkomst zijn financiële verplichtingen niet tijdig nakomt.
De Franse partij doet aan het begin van het jaar waarin de vastgestelde exploitatiebegroting wordt uitgevoerd, terugbetalingsverzoeken aan de overeenkomstsluitende staten toekomen via de bestuurlijke instanties waarvan zij de gegevens heeft ontvangen.
In het verzoek wordt het volgende vermeld:
— |
de rechtsgronden voor het terugbetalingsverzoek; |
— |
het bedrag van de exploitatiebegroting zoals dit door het Uitvoerend Comité voor het desbetreffende jaar is vastgesteld. |
Dit verzoek gaat vergezeld van een overzicht van het op basis van het bruto binnenlands product berekende aandeel van de staten van de samenwerkingsovereenkomst, alsmede van een overzicht van het aandeel van de onderscheidene overeenkomstsluitende staten in de exploitatiebegroting op basis van hun BTW-aandeel in het C.SIS. Tevens zal een overzicht worden bijgevoegd van de berekening van het brutobinnenlandsproduct-aandeel en van het BTW-aandeel in het C.SIS voor het begrotingsjaar waarin de uitgave wordt verricht.
Met het oog op een juiste boeking van de gestorte bedragen is het van belang dat elk der staten bij zijn storting een nota voegt, welke navolgende gegevens bevat:
OBJET: Versement de la quote-part 199… de l'État … au budget de fonctionnement du système informatique Schengen
MONTANT: … francs
BÉNÉFICIAIRE: Ministère de l'Intérieur, Direction des Transmissions et de l'Informatique
(BETREFT: Storting van het over 199… door … (staat) verschuldigde aandeel in de exploitatiebegroting van het Schengeninformatiesysteem.
BEDRAG: Franse frank
BEGUNSTIGDE: Ministerie van Binnenlandse Zaken, directie Gegevenstransmissie en gegevensverwerking)
De overeenkomstsluitende staten en de staten van de samenwerkingsovereenkomst kunnen besluiten een vooruitstorting te doen ter dekking van de geraamde uitgaven voor meerdere begrotingsjaren.
TITEL IV
GOEDKEURING VAN DE REKENINGEN
Aan het begin van elk begrotingsjaar legt de Franse partij aan de staten, op basis van de bepalingen van dit reglement, een document voor strekkende tot goedkeuring van de rekeningen van het voorgaande boekjaar door het Uitvoerend Comité, na advies van de Centrale Groep.
Dit document bevat:
-
1.voor de installatiebegroting
— |
een overzicht van de door de Franse partij in het voorgaande boekjaar verrichte uitgaven en eventueel de door de overige overeenkomstsluitende staten of de door de staten van de samenwerkingsovereenkomst verrichte uitgaven zoals bedoeld in de bepalingen van titel II, punt 3, van dit reglement, |
— |
voor elke overeenkomstsluitende partij het bedrag en de uitsplitsing van de voor het samenwerkingsfonds ingevorderde bedragen alsmede de eventueel nog in te vorderen bedragen; |
-
2.voor de exploitatiebegroting
— |
een overzicht van de in het voorgaande boekjaar verrichte uitgaven. In dit overzicht wordt een ten opzichte van de vastgestelde ontwerp-begroting geconstateerd tekort of overschot overeenkomstig titel III, punt 1, van dit reglement weergegeven, teneinde de hiermee overeenkomende bedragen aan de onderscheidene staten toe te rekenen dan wel terug te storten, |
— |
voor elk der staten het bedrag en de uitsplitsing van de voor het samenwerkingsfonds ingevorderde bedragen alsmede de eventueel nog in te vorderen bedragen. |
Dit document dient te zijn ondertekend door de financieel controleur van het Franse ministerie van Binnenlandse Zaken en wordt door het fungerend voorzitterschap aan alle overeenkomstsluitende partijen alsmede aan de staten van de samenwerkingsovereenkomst toegezonden.
Goedkeuring van dit document door het Uitvoerend Comité geldt als kwijting voor de financiële rekeningen zoals deze door de Franse Republiek voor het desbetreffende boekjaar zijn voorgelegd. Deze goedkeuring dient te geschieden in het eerste kwartaal volgend op het einde van het desbetreffende begrotingsjaar.
Als bijlage wordt een tabel opgenomen van het aandeel van de onderscheidene staten voor het volgende begrotingsjaar, zoals berekend volgens het bepaalde in titel I, punt 1, van dit reglement.
Wanneer een staat ervoor heeft gekozen een gedeelte of het geheel van zijn bijdrage te voldoen door vooruitstorting ervan, wordt in het document het resterende bedrag na aftrek van de verschuldigde bedragen voor het desbetreffende begrotingsjaar vermeld.
Dit besluit treedt in werking nadat alle staten die partij zijn bij de overeenkomst hebben meegedeeld dat de door hun rechtsstelsel vereiste procedures, waardoor deze bepalingen op hun grondgebied rechtskracht hebben, zijn voltooid.
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 21 april 1998
betreffende het C.SIS met 15/18-verbindingen
(SCH/Com-ex(98) 11)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 132,
Gelet op artikel 92, lid 3, van deze overeenkomst,
Gelet op het besluit van het Uitvoerend Comité betreffende de vernieuwing en de uitbreiding van het C.SIS (SCH/Com-ex(97) 24),
Gelet op de adviezen van de technische werkgroepen, zoals goedgekeurd door de Centrale Groep tijdens de op 30 maart 1998 gehouden vergadering,
BESLUIT:
Het vernieuwde C.SIS wordt voorzien van 18 verbindingen, zijnde 15 verbindingen voor de ondertekenende staten en drie technische-reserveverbindingen.
Gedaan te Brussel, 21 april 1998.
De voorzitter
-
J.VANDE LANOTTE
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 28 april 1999
betreffende de begroting 1999 voor de Help Desk
(SCH/Com-ex(99) 3)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 132,
Gelet op artikel 119 van deze overeenkomst,
BESLUIT:
1. |
De ontwerp-begroting 1999 voor de Help Desk wordt op een bedrag van 1 880 000 BEF vastgesteld. |
2. |
De bijdragen van de partijen worden berekend op grond van de in artikel 119 van de Schengenovereenkomst bedoelde verdeelsleutel, alsmede in overeenstemming met het besluit van het Uitvoerend Comité van 7 oktober 1997 (document SCH/Com-ex(97) 18). |
3. |
Dit besluit geldt als mandaat voor de Benelux Economische Unie om als contractpartij over te gaan tot de oproep tot betaling van de bijdragen door de partijen. |
Gedaan te Luxemburg, 28 april 1999.
De voorzitter
-
C.H. SCHAPPER
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 28 april 1999
betreffende de installatiekosten van het C.SIS
(SCH/Com-ex(99) 4)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 132,
Gelet op de artikelen 92 en 119 van deze overeenkomst,
Neemt kennis van document SCH/OR.SIS(99) 3, herz., stelt het vast en
BESLUIT:
De in de installatiebegroting van het C.SIS opgenomen nieuwe uitgaven worden gevalideerd; bijgevolg kunnen de bijdragen van de onderscheiden lidstaten worden ingevorderd volgens de procedure beschreven in titel II, punt 2, van het financieel reglement betreffende de installatie- en exploitatiekosten van het Schengen-C.SIS (document SCH/Com-ex(93) 16, 2e herz., van 15 december 1997).
Gedaan te Luxemburg, 28 april 1999.
De voorzitter
-
C.H. SCHAPPER
Betreft: Meerjarenoverzicht van de goedgekeurde C.SIS-installatiekosten Stand per 31 december 1998
SCH/OR.SIS(99) 3, herz.
Zoals bepaald in het financieel reglement inzake de installatie- en werkingskosten van het C.SIS (SCH/Com-ex(93) 16, 2e herz.) doet de Franse delegatie hierbij het overzicht toekomen van de nieuwe goedgekeurde C.SIS-installatiekosten aan het einde van het boekjaar 1998.
Overeenkomstig het door de stuurgroep op 14 januari 1999 geformuleerde verzoek stemt het in dit document genoemde bedrag voor het tweede kwartaal niet overeen met het in het tweede kwartaalrapport (doc. SCH/OR.SIS(98) 118) vermelde bedrag, dat tijdens de op 8 september 1998 gehouden vergadering door de Centrale Groep is goedgekeurd.
Immers, in bedoeld kwartaalrapport was voor het contract betreffende de vernieuwing van het C.SIS een geraamd bedrag ten belope van 41 000 000 FRF voorzien. Na ondertekening van het contract met de firma ATOS bleek het precieze bedrag lager te zijn dan het geraamde, te weten 38 577 191 FRF.
Dankzij dit verschil kon de stuurgroep aan de vernieuwing van het C.SIS gerelateerde uitgaven voor het derde en vierde kwartaal met dezelfde begrotingslijn financieren, zonder evenwel het aanvankelijk toegestane bedrag (41 000 000 FRF) te overschrijden.
Dit beduidende verschil noopte tot een correctie van het overzicht van de voor 1998 goedgekeurde installatiekosten zonder vooreerst de bekendmaking van het C.SIS-beheerrapport 1998 af te wachten, waarin de geëffectueerde uitgaven in detail zullen worden weergegeven.
Dit overzicht dient ter goedkeuring aan het Uitvoerend Comité te worden voorgelegd.
Meerjarenoverzicht van de goedgekeurde installatiekosten voor de technisch ondersteunende functie C.SIS
Stand per 31 december 1998
Uitsplitsing van de kosten |
Bedrag in Franse frank |
Totaal |
C.SIS I |
||
Begroting goedgekeurd van 18 december 1991 (eerste begroting) tot en met 31 december 1997 |
54 828 609 |
|
Subtotaal |
54828609 |
|
Nieuwe goedgekeurde uitgaven: |
||
Uitgaven goedgekeurd in het eerste kwartaal van 1998 |
662 094 |
|
Uitgaven goedgekeurd in het tweede kwartaal van 1998 |
39 520 727 |
|
Uitgaven goedgekeurd in het derde kwartaal van 1998 |
1 705 332 |
|
Uitgaven goedgekeurd in het vierde kwartaal van 1998 |
1 734 221 |
|
Subtotaal |
43622374 |
|
Totaal C.SIS I |
98450983 |
|
SIS II |
||
Begroting goedgekeurd tot 31 december 1997 |
2 400 000 |
|
Subtotaal |
2400000 |
|
Nieuwe goedgekeurde uitgaven: |
||
Uitgaven goedgekeurd in het eerste kwartaal van 1998 |
600 000 |
|
Uigaven goedgekeurd in het tweede kwartaal van 1998 |
0 |
|
Uitgaven goedgekeurd in het derde kwartaal van 1998 |
13 000 |
|
Uitgaven goedgekeurd in het vierde kwartaal van 1998 |
0 |
|
Subtotaal |
613000 |
|
Totaal SIS II |
3013000 |
|
Algemeen totaal |
101463983 |
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 28 april 1999
betreffende het Sirene-handboek
(SCH/Com-ex(99) 5)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 132,
Gelet op artikel 108 van deze overeenkomst,
BESLUIT:
Het Sirene-handboek wordt bijgewerkt; de nieuwe versie (SCH/OR.SIS-SIRENE(99) 64 (*****************************************************************)) is bij dit besluit gevoegd.
Gedaan te Luxemburg, 28 april 1999.
De voorzitter
-
C.H. SCHAPPER
VERKLARING VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 18 april 1996
betreffende de definiëring van het begrip „vreemdeling”
(SCH/Com-ex(96) decl. 5)
Gelet op de uitvoeringsovereenkomst van Schengen van 19 juni 1990, inzonderheid op artikel 134,
Gelet op de stand van zaken binnen de Europese Unie betreffende het opnemen op de gemeenschappelijke lijst van personen die onder het Gemeenschapsrecht vallen,
Met het oog op toepassing van artikel 96 van genoemde overeenkomst,
Dienen personen die onder het Gemeenschapsrecht vallen, in beginsel niet te worden opgenomen op de gemeenschappelijke lijst van personen aan wie de toegang moet worden geweigerd.
De hiernavolgende personen die onder het Gemeenschapsrecht vallen, kunnen evenwel op deze lijst worden opgenomen, indien de voorwaarden van zulk een vermelding aan de regels van het Gemeenschapsrecht beantwoorden:
a) |
leden van gezinnen van burgers van de Europese Unie die de nationaliteit van een derde staat bezitten en die uit hoofde van een ter toepassing van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap genomen besluit gerechtigd zijn een lidstaat binnen te komen en er te verblijven; |
b) |
onderdanen van IJsland, Liechtenstein en Noorwegen alsmede de leden van hun gezin die onder de inreis- en verblijfsbepalingen van het Gemeenschapsrecht vallen. |
Indien wordt vastgesteld dat een persoon die is opgenomen op de gemeenschappelijke lijst van personen aan wie de toegang moet worden geweigerd, een persoon blijkt te zijn die onder het Gemeenschapsrecht valt, kan de vermelding op de lijst alleen gehandhaafd worden indien deze verenigbaar is met het Gemeenschapsrecht. Indien zulks niet het geval is, neemt de lidstaat die de persoon op de lijst heeft genomen, alle nodige maatregelen om de betrokken persoon van deze lijst te schrappen.
VERKLARING VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 28 april 1999
betreffende de structuur van het SIS
(SCH/Com-ex(99) decl. 2, herz.)
Krachtens het bepaalde in artikel 108, lid 1, van de Schengenuitvoeringsovereenkomst wijst elk der overeenkomstsluitende partijen een instantie aan die voor het nationale deel van het Schengeninformatiesysteem centraal verantwoordelijk is.
Het Uitvoerend Comité neemt kennis van de verstrekte lijsten, die reeds in de gemeenschappelijke lijst zijn opgenomen (cf. aangehecht document SCH/OR.SIS(99) 1, 3e herz. (*****************************************************************)).
Gedaan te Luxemburg, 28 april 1999.
De voorzitter
-
C.H. SCHAPPER
2.6. DIVERSEN
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 22 december 1994
betreffende de verklaring voor het met zich meevoeren van verdovende middelen en psychotrope stoffen als bedoeld in artikel 75
(SCH/Com-ex(94) 28, herz.)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 132,
Gelet op artikel 75 van deze overeenkomst,
BESLUIT:
Het aangehechte document SCH/Stup(94) 21, 2e herz. betreffende de verklaring voor het met zich meevoeren van verdovende middelen en/of psychotrope stoffen ten behoeve van een medische behandeling wordt vastgesteld.
Gedaan te Bonn, 22 december 1994.
De voorzitter
Bernd SCHMIDBAUER
Verklaring voor het met zich meevoeren van verdovende middelen en/of psychotrope stoffen ten behoeve van een medische behandeling — artikel 75 van de uitvoeringsovereenkomst
SCH/Stup(94) 21, 2e herz.
1. |
De verklaring zoals bedoeld in artikel 75 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst (bijlage 1) is in de thans bestaande vorm door de Schengenstaten vastgelegd. Zij wordt in deze staten op eenvormige wijze gebruikt en in de onderscheidene officiële talen afgegeven. Op de keerzijde van de verklaring is van de voorgedrukte tekst een vertaling in de Engelse en de Franse taal opgenomen. |
2. |
De verklaring wordt door de bevoegde autoriteit afgegeven voor in de eigen staat woonachtige personen die naar een andere Schengenstaat willen reizen en die blijkens een medisch voorschrift gedurende deze tijd verdovende middelen nodig hebben. De geldigheidsduur van de verklaring kan maximaal 30 dagen bedragen. |
3. |
De bevoegde autoriteit geeft de verklaring af respectievelijk waarmerkt deze op grond van een voorschrift van de behandelende arts. Voor elk voorgeschreven verdovend middel dient een afzonderlijke verklaring te worden afgegeven. Een afschrift van de verklaring wordt door de bevoegde autoriteit bewaard. |
4. |
De behandelende arts mag voor reisdoeleinden voor een periode van ten hoogste 30 dagen verdovende middelen voorschrijven. De reisduur kan korter zijn dan deze periode. |
5. |
De onderscheidene partnerstaten hebben met het oog op oplossing van met de verklaring verband houdende problemen een centrale dienst aangewezen (bijlage 2). Deze dienst is enkel in België, Luxemburg en Nederland dezelfde als de autoriteit die bevoegd is voor afgifte respectievelijk waarmerking van de verklaring. |
BIJLAGE 1
BIJLAGE 2
IN GEVAL VAN PROBLEMEN TE CONTACTEREN CENTRALE AUTORITEIT
(Artikel 75 van de Uitvoeringsovereenkomst)
BELGIË
|
DUITSLAND
|
GRIEKENLAND
|
SPANJE
|
FRANKRIJK
|
ITALIË
|
LUXEMBURG
|
NEDERLAND
|
OOSTENRIJK
|
PORTUGAL
|
BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ
van 28 april 1999
betreffende de illegale wapenhandel
(SCH/Com-ex(99) 10)
HET UITVOEREND COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen, inzonderheid op artikel 132,
Gelet op artikel 9 van deze overeenkomst,
BESLUIT:
Voortaan delen de overeenkomstsluitende partijen jaarlijks, uiterlijk op 31 juli van elk jaar, de nationale gegevens van het voorgaande jaar met betrekking tot de „sluikhandel in wapens” mee, op basis van de als bijlage bij document SCH/I-Ar(98) 32 opgenomen gemeenschappelijke vragenlijst.
Gedaan te Luxemburg, 28 april 1999.
De voorzitter
-
C.H. SCHAPPER
BIJLAGE
SCH/I-Ar(98) 32
(*) Het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen van 1961, zoals gewijzigd door het Protocol van 1972 tot wijziging van het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen van 1961, het Verdrag van 1971 inzake psychotrope stoffen en het Verdrag van de Verenigde Naties van 20 december 1988 tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
(**) De verklaringen van 19 juni 1992 zijn niet in het acquis opgenomen.
(***) Zie document SCH/Com-ex(98) 17.
(****) Zie document SCH/Com-ex(99) 13.
(*****) Dit document is niet in het acquis opgenomen.
(******) Zie document SCH/Com-ex(99) 13.
(*******) Zie document SCH/Com-ex(99) 13.
(********) Dit document is niet in het acquis opgenomen.
(*********) Zie document SCH/Com-ex(99) 13.
(**********) Dit document is niet in het acquis opgenomen.
(***********) Zie document SCH/Com-ex(99) 13.
(************) Zie document SCH/Com-ex(99) 13.
(*************) Zie document SCH/Com-ex(99) 13.
(**************) Zie document SCH/Com-ex(99) 13.
(***************) Zie document SCH/Com-ex(99) 13.
(****************) De asielbepalingen zijn niet in het Protocol van Bonn opgenomen.
(*****************) De asielbepalingen zijn niet in het Protocol van Bonn opgenomen.
(******************) De asielbepalingen zijn niet in het Protocol van Bonn opgenomen.
(*******************) Vervangen door document SCH/Com-ex(99) 5.
(********************) Dit document is niet in het acquis opgenomen.
(*********************) Dit document is niet in het acquis opgenomen.
(**********************) Het visum kan eveneens door de consulaire autoriteiten worden geannuleerd wannneer blijkt dat het per vergissing is afgegeven.
(***********************) Vertrouwelijk document. Zie document SCH/Com-ex(98) 17.
(************************) Vertrouwelijk document.
(*************************) Vertrouwelijk document. Zie document SCH/Com-ex(98) 17.
-
Met deze regeling wordt ervan uitgegaan dat het besluit tot inwerkingstelling op 22 december 1994 wordt vastgesteld en dat de inwerkingstelling van de Schengenuitvoeringsovereenkomst wordt voorafgegaan door een voorbereidingstermijn van drie maanden.
-
Met deze regeling wordt ervan uitgegaan dat het besluit tot inwerkingstelling op 22 december 1994 wordt vastgesteld en dat de inwerkingstelling van de Schengenuitvoeringsovereenkomst wordt voorafgegaan door een voorbereidingstermijn van drie maanden.
(**************************) Vertrouwelijk document. Zie document SCH/Com-ex(98) 17.
(***************************) Vertrouwelijk document. Zie document SCH/Com-ex(94) 15, herz.
-
Bijlage 13 bij de gemeenschappelijke visuminstructie zal hiertoe worden aangepast. Zie document SCH/Com-ex(99) 13.
(****************************) Zie document SCH/Com-ex(99) 13, bijlage 4.
-
Deze instructie geldt niet voor de zeelieden die geen visum kunnen verkrijgen zonder voorafgaande raadpleging overeenkomstig bijlage 5 van de gemeenschappelijke visuminstructie.
(*****************************) Niet gepubliceerd.
(******************************) Zie document SCH/Com-ex(99) 13.
(*******************************) Zie document SCH/Com-ex(99) 13.
(********************************) Zie document SCH/Com-ex(99) 13.
(*********************************) Vertrouwelijk document. Zie document SCH/Com-ex(98) 17.
(**********************************) Zie document SCH/Com-ex(99) 13.
(***********************************) Zie document SCH/Com-ex(99) 13.
(************************************) Zie document SCH/Com-ex(99) 13.
(*************************************) Zie document SCH/Com-ex(99) 13.
-
Wordt als een gewoon paspoort behandeld.
(°) Laissez-passer (gekartonneerd blad).
-
Erkend om uit te reizen of door te reizen met het oog op de terugkeer naar Armenië.
-
Alleen ter fine van doorreis, indien de reisroute over het grondgebied van de BRD loopt en deze niet uitdrukkelijk buiten de territoriale werkingssfeer van het document valt.
-
Erkend om uit te reizen of door te reizen met het oog op de terugkeer naar Angola.
(°) Pasaporte especial para extranjeros.
-
Wordt als een gewoon paspoort behandeld.
-
Erkend om uit te reizen of door te reizen met het oog op de terugkeer naar Argentinië.
(°) Niet afgegeven op 7 mei 1998.
-
Alleen erkend indien het document een machtiging tot terugkeer bevat.
(°) Niet afgegeven op 7 mei 1998.
(°) Aan niet-onderdanen afgegeven reisdocument (blauwe kaft).
-
Voorzover het vereiste terugkeervisum in de Duitse, de Engelse of de Franse taal in het paspoortvervangende document is opgenomen.
-
Erkend om uit te reizen of door te reizen met het oog op de terugkeer naar Bulgarije.
-
Voorzover her paspoortvervangende document geldig is voor de BRD en de vereiste machtiging tot terugkeer bevat.
-
Erkend voor een verblijf van ten hoogste drie maanden, voorzover bij het vertrek het vereiste visum voor een nieuwe binnenkomst reeds op het paspoortvervangende document is aangebracht.
(°) Pasaporte para estranjeiros (gele kaft) en laissez-passer voor vreemdelingen (bruine kaft).
-
Erkend door Portugal indien het document een machtiging tot terugkeer bevat.
-
Erkend om uit te reizen of door te reizen met het oog op de terugkeer naar Brazilië.
-
Erkend ten behoeve van vertrek uit Portugal.
-
Erkend om uit te reizen of door te reizen met het oog op de terugkeer naar Belarus.
-
Erkend om uit te reizen of door te reizen met het oog op de terugkeer naar Canada.
(∞) Een visum kan uitsluitend worden aangebracht in gewone paspoorten afgegeven door het ministerie van Buitenlandse Zaken.
(°) Met de vermelding „République Démocratique du Congo”.
-
Niet afgegeven op 7 mei 1998.
(°) Geen visum aanbrengen in paspoorten (rode kaft) afgegeven tussen 5 juni 1997 en 1 december 1998 welke niet door de Congolese autoriteiten worden erkend. De nieuwe na 1 december 1998 afgegeven paspoorten hebben een bruine kaft.
(∞) Identiteits- of reisbewijs voor kinderen jonger dan drie jaar.
-
Alleen geldig indien de houders vergezeld zijn van hun ouders.
-
Niet afgegeven op 7 mei 1998.
-
Collectieve paspoorten afgegeven bij toepassing van de Europese Overeenkomst van 16 december 1961 + collectief paspoort voor jongeren.
(°) Paspoort voor vreemdelingen (bruinrode kaft) en identiteitsbewijs voor vreemdelingen zonder papieren (grijze kaft).
(°) Documento de viaje/aan kinderen jonger dan 21 jaar en in het buitenland uit Chileense ouders geboren afgegeven reisdocument.
-
Erkend om uit te reizen of door te reizen met het oog op de terugkeer naar Chili.
(°) Niet afgegeven op 7 mei 1998.
(∞) Aliens' travel document/reisdocument voor vreemdelingen (boekje met grijze kaft).
(•) Wordt niet meer afgegeven sedert 1 juli 1997 en wordt niet meer vernieuwd. De geldigheidsduur bedraagt tien jaar. Alleen in de vóór 1 juli 1997 uitgereikte certificaten kunnen visa worden aangebracht.
-
Voorzover op bladzijde 4 van dit document navolgende vermelding is aangebracht „the holder of this document may return to HK during its validity without a visa”.
-
De houders ervan zijn als Chinese onderdanen aan de visumplicht onderworpen.
-
Voorzover de vereiste machtiging tot terugkeer in het paspoortvervangende document is opgenomen; de houders zijn aan de visumplicht onderworpen.
-
Wordt als een gewoon paspoort behandeld.
-
Erkend om uit te reizen of door te reizen met het oog op de terugkeer naar China.
-
Erkend om uit te reizen of door te reizen met het oog op de terugkeer naar Portugal.
-
Erkend door Portugal indien het document een machtiging tot terugkeer bevat.
(°) Documento de identidad y viaje (lichtgroenkleurig boekje).
-
De houders zijn aan de visumplicht onderworpen.
-
Onder bepaalde voorwaarden erkend door Duitsland (bestaan van een machtiging tot vertrek (permiso de salida) en tot terugkeer (permiso de regreso)).
(°) Pasaporte oficial en pasaporte de servicio.
-
Erkend door Portugal indien het document een machtiging tot terugkeer bevat.
(°) Cestovni prukas totosnoti (boekje en los blad).
-
Cesterni prakaz tataznesti in de vorm van een boekje, indien het vereiste terugkeervisum in de vorm van een ingevulde sticker in het paspoortvervangende document is opgenomen. De op bladzijde 2 van het modelpaspoort afgedrukte machtiging tot terugkeer volstaat niet; het document wordt erkend indien het de vorm van losse bladen heeft.
-
Erkend om uit te reizen of door te reizen met het oog op de terugkeer naar Tsjechië.
-
Seaman's certificate.
-
Seaman's certificate.
-
Alleen indien geboorteplaats en -datum zijn vermeld.
-
Erkend om uit te reizen of door te reizen met het oog op de terugkeer naar Algerije.
-
Niet erkend, indien het aan een onderdaan van een derde staat is afgegeven. Het erkende zeemansboekje, dat alleen aan Estlandse onderdanen wordt afgegeven, draagt de benaming „Seaman's discharge book”.
-
Document wordt niet afgegeven (stand: 7 mei 1998).
(°) Alien's passport.
-
Voorzover het paspoortvervangende document de vereiste machtiging tot terugkeer bevat (vergunning tot verblijf van beperkte duur of onbeperkte duur voor Estland) waarvan de geldigheidsduur afdoende is.
-
Erkend door Portugal indien het een verblijfsvergunning bevat.
-
Erkend om uit te reizen of door te reizen met het oog op de terugkeer naar Estland.
-
Behandeld als een gewoon paspoort.
-
In dit document kan slechts een visum worden aangebracht indien het een machtiging tot terugkeer bevat.
-
Alleen indien uit het zeemansboekje blijkt dat de betrokkene de Georgische nationaliteit heeft.
-
Afgegeven aan Georgische onderdanen met terugkeervisum.
-
Voorzover het paspoortvervangende document een machtiging tot terugkeer bevat waarvan de geldigheidsduur afdoende is.
(∞) Pasaporte de servicio (blauwe kaft) en pasaporte oficial (bruine kaft).
(°) Niet afgegeven op 7 mei 1998.
(°) Niet afgegeven op 7 mei 1998.
-
Erkend om uit te reizen of door te reizen met het oop op de terugkeer naar Guinee-Bissau.
(°) Voorzover de geboortedatum op het paspoort vermeld staat.
-
Alleen indien uit het zeemansboekje blijkt dat de betrokkene de Hondurese nationaliteit heeft.
-
Niet afgegeven op 7 mei 1998.
(°) Putni list za stranca (travel document for foreign nationals).
-
Voorzien van een pasfoto van eenieder die op het collectief paspoort bijgeschreven staat.
-
De houders zijn aan de visumplicht onderworpen.
-
Alleen ter fine van doorreis, indien de logische reisroute voor de terugkeer naar Kroatië over het grondgebied van de BRD loopt.
-
Erkend om uit te reizen of door te reizen met het oog op de terugkeer naar Kroatië.
(°) Document wordt niet afgegeven (stand: 7 mei 1998).
(°) Travel document for stateless person.
-
Erkend indien de machtiging tot terugkeer in een Germaanse of Romaanse taal is gesteld.
-
Erkend om uit te reizen of door te reizen met het oog op de terugkeer naar Hongarije.
-
Alleen ter fine van doorreis, indien de logische reisroute voor de terugkeer naar Hongarije over het grondgebied van de BRD loopt; de houders zijn aan de visumplicht onderworpen.
(°) Travel document in lieu of a passport for foreigners.
(°) Travel document in lieu of national passport (oranje kaft).
-
Erkend indien het document een machtiging tot terugkeer bevat.
-
Met visum.
-
Voorzover in het paspoortvervangende document een machtiging tot terugkeer is opgenomen.
(°) Continuous certificate of discharge en continuous discharge certificate.
(°) Certificate of identity.
-
Alleen erkend indien de houder een Tibetaans vluchteling is.
(°) Diplomatic passport (groene kaft) en diplomatic passport for diplomatic carrier (rode kaft).
-
Alleen ter fine van doorreis en indien uit het paspoortvervangende document blijkt dat de betrokkene de Iraanse nationaliteit heeft.
(°) Niet afgegeven op 7 mei 1998.
(°) Re-entry permit to Japan.
-
De houders zijn aan de visumplicht onderworpen.
-
Alleen ter fine van doorreis; de houders zijn aan de visumplicht onderworpen.
-
Erkend om uit te reizen of door te reizen met het oog op de terugkeer naar Cambodja.
-
Erkend om uit te reizen of door te reizen met het oog op de terugkeer naar Koeweit.
-
Alleen indien de machtiging tot terugkeer in het paspoort is opgenomen.
(°) Stateless person certificate.
-
Voorzover het paspoortvervangende document het vereiste uitreisvisum en visum voor een nieuwe binnenkomst bevat.
-
Erkend om uit te reizen of door te reizen met het oog op de terugkeer naar Laos.
-
In dit document kan een visum worden aangebracht voorzover het een machtiging tot terugkeer bevat.
(°) Collective travel document.
(°) Pass für Ausländer (paspoort voor vreemdelingen of passport for foreigners).
(°) Child's travel document.
-
Erkend om uit te reizen of door te reizen met het oog op de terugkeer naar Litouwen.
(°) Niet afgegeven op 7 mei 1998.
(∞) Identification document (reisdocument voor staatlozen/personas appliciba (bruine kraft) dat per 10 april 1999 niet meer geldig zal zijn, en alien's passport (paarse kaft)).
-
Alleen ter fine van doorreis naar Letland.
-
Erkend om uit te reizen of door te reizen met het oog op de terugkeer naar Letland.
-
Voorzover de vereiste machtiging tot terugkeer in het paspoortvervangende document is opgenomen (stempel in de Letse en Engelse taal).
-
In dit document kan een visum worden aangebracht indien erin een stempel is geplaatst dat de identiteit, de geboortedatum en -plaats van de persoon alsmede de datum en de plaats van afgifte van zijn paspoort, en de datum waarop laatstgenoemd document is verlopen in de Franse of Engelse taal aangeeft.
-
In dit document kan een visum worden aangebracht indien de op bladzijden 2 tot 6 opgenomen vermeldingen betreffende de persoon en de afgifte van het paspoort in de Franse of Engelse taal zijn weergegeven.
(°) Niet afgegeven op 7 mei 1998.
(°) Passport for stateless persons.
-
Alleen met terugkeervisum.
-
Erkend om uit te reizen of door te reizen met het oog op de terugkeer naar Moldavië.
(°) Niet afgegeven op 7 mei 1998.
-
Voorzover het paspoortvervangende document een geldig terugkeervisum bevat.
(°) Passport for foreigners.
-
Ofschoon de benaming „Macedonische Republiek” op het reisdocument niet wordt erkend, wordt het wel als geldig reisdocument erkend.
-
Erkend om uit te reizen of door te reizen met het oog op de terugkeer naar de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.
-
Alleen afgegeven aan voormalige diplomaten en hun gezinsleden.
(°) Niet afgegeven op 7 mei 1998.
-
Alleen de collectieve paspoorten afgegeven bij toepassing van de Europese Overeenkomst van 16 december 1961.
(°) Niet afgegeven op 7 mei 1998.
-
Erkend om uit te reizen of door te reizen met het oog op de terugkeer naar Malta.
-
Alleen ter fine van doorreis; de houders zijn aan de visumplicht onderworpen.
-
Alleen voor Malawische onderdanen.
-
Alleen indien de BRD in het paspoortvervangende document als bestemmingsland vermeld staat; de houders zijn aan de visumplicht onderworpen.
-
Erkend om uit te reizen of door te reizen met het oog op de terugkeer naar Maleisië.
(°) Document for travel purposes.
-
Alleen ter fine van doorreis, voorzover het paspoortvervangende document een pasfoto van de houder bevat en het tevens geldig is voor de BRD.
-
Voorzover het document een machtiging bevat op grond waarvan terugkeer naar het land waar de betrokkene tot dan verbleef, mogelijk wordt, dan wel een machtiging op grond waarvan binnenkomst op het grondgebied van een ander land mogelijk is.
(°) Niet afgegeven op 7 mei 1998.
-
Erkend om uit te reizen of door te reizen met het oog op de terugkeer naar Nigeria.
(°) Niet afgegeven op 7 mei 1998.
(∞) Identidad y viaje.
-
Voorzover het paspoortvervangende document een voor Nicaragua geldig visum voor een nieuwe binnenkomst bevat en het geldig is voor de BRD.
-
Erkend om uit te reizen of door te reizen met het oog op de terugkeer naar Nicaragua.
(°) Identiteitsbewijs.
-
Erkend indien het document een machtiging tot terugkeer bevat.
-
Voorzover het document geldig is voor de BRD.
(°) Niet afgegeven op 7 mei 1998.
(100) Tezamen met een geldige identiteitskaart van de Republiek Polen.
(101) Voorzover de gids over een geldig Pools paspoort beschikt en de groepsleden over een identiteitskaart met pasfoto.
(°) Travel document (document podrozy).
(102) Alleen erkend in de vorm van een boekje.
(103) Erkend om uit te reizen of door te reizen met het oog op de terugkeer naar Polen.
(104) In de vorm van een boekje, indien het document geldig is voor de BRD; in de vorm van losse bladen alleen ter fine van doorreis.
(105) Alleen ter fine van doorreis.
(106) Een visum kan slechts worden aangebracht indien het document een permanente machtiging tot terugkeer bevat.
(107) Voorzover het document geldig is voor de BRD.
(108) Alleen ter fine van doorreis.
(109) Erkend om uit te reizen of door te reizen met het oog op de terugkeer naar Roemenië.
(110) Voorzover uit het zeemansboekje blijkt dat de betrokkene de Russische nationaliteit heeft en/of een bewijs van inschrijving op de monsterrol beschikbaar is.
(111) Alleen ter fine van doorreis.
(°) De vóór 30 september 1996 afgegeven paspoorten zijn niet langer geldig.
(112) Voorzover het een machtiging tot terugkeer in de vorm van een uitreisvisum/een visum voor een nieuwe binnenkomst bevat; de geldigheidsduur van het paspoortvervangende document evenals van het uitreisvisum/het visum voor een nieuwe binnenkomst dient overigens ten minste zes maanden te bedragen.
(°) Niet afgegeven op 7 mei 1998.
(113) Voorzover de vereiste machtiging tot terugkeer in het paspoortvervangende document is opgenomen.
(°) Alleen voor onderdanen van Singapore.
(114) Alleen ter fine van doorreis, indien de logische terugkeerroute over het grondgebied van de BRD loopt.
(115) Erkend om uit te reizen of door te reizen met het oog op de terugkeer naar Singapore.
(°) Niet afgegeven op 7 mei 1998.
(∞) Passport for foreigners/paspoort voor vreemdelingen.
(116) Tezamen met een officiële kaart waaruit de identiteit van de houder blijkt.
(117) Erkend om uit te reizen of door te reizen met het oog op de terugkeer naar Slovenië.
(°) Cestovny preukaz totoznosti/travel identity card (boekje) en cestovny preukaz totoznosti (inlegvel).
(118) Alleen ter fine van doorreis, indien de logische reisroute voor terugkeer naar Slowakije over het grondgebied van de BRD loopt.
(119) Erkend om uit te reizen of door te reizen met het oog op de terugkeer naar Slowakije.
(°) Niet afgegeven op 7 mei 1998.
(120) In de vorm van een boekje en losse bladen.
(°) In de paspoorten of paspoortvervangende documenten, afgegeven of verlengd na 31 januari 1991 door de Somalische autoriteiten of door een Somalische diplomatieke of consulaire post, wordt niet langer een visum aangebracht.
(°) Niet afgegeven op 7 mei 1998.
(∞) Paspoort voor vreemdelingen.
(121) Voorzover het paspoortvervangende document een voor Suriname geldig visum voor een nieuwe binnenkomst bevat en het geldig is voor het grondgebied van de BRD.
(122) Behandeld als een gewoon paspoort.
(123) Met uitzondering van het witte dienstpaspoort dat niet als voldoende wordt aangemerkt voor de overschrijding van de grens en het verblijf op het grondgebied van de Bondsrepubliek.
(124) Niet afgegeven op 7 mei 1998.
(125) Een visum kans slechts worden aangebracht indien het document een permanente machtiging tot terugkeer bevat.
(°) Travel document for aliens (gele kaft).
(126) Erkend voorzover het geldig is voor de BRD en een terugkeervisum bevat.
(127) Afgegeven aan functionarissen, boeddhistische monniken, sportlui… en behandeld als een gewoon paspoort.
(128) Erkend om uit te reizen of door te reizen met het oog op de terugkeer naar Thailand.
(°) De door de ex-USSR afgegeven paspoorten blijven tot 31 december 2001 geldig.
(129) Afgegeven bij toepassing van de Europese Overeenkomst van 16 december 1961 (collectief paspoort en collectief paspoort voor jongeren).
(130) Erkend om uit te reizen of door te reizen met het oog op de terugkeer naar Turkije.
(°) Niet afgegeven op 7 mei 1998.
(°) Portugal aanvaardt dat de partnerstaten in de paspoorten visa aanbrengen. Portugal brengt de visa op een afzonderlijk inlegvel aan.
(131) Wordt als normaal paspoort aanvaard.
(°) Travel document of a child (blauw boekje).
(∞) Stateless person's travel document.
(132) Voorzover uit het zeemansboekje blijkt dat de houder ervan de Oekraïnse nationaliteit heeft en/of een bewijs van inschrijving op de monsterrol beschikbaar is.
(133) Erkend om uit te reizen of door te reizen met het oog op de terugkeer naar Oekraïne.
(134) Dit sterretje heeft dezelfde betekenis als dat aangebracht voor Duitsland (cfr. legenda).
(°) „Re-entry Permit” of „Permit to Re-enter the US” genaamd.
(°) Titulo de identidad de viaje.
(135) Erkend indien het document een machtiging tot terugkeer bevat.
(°) Identity card for foreigners resident in the Republic of Uzbekistan.
(°) Niet afgegeven op 7 mei 1998.
(136) Erkend om uit te reizen of door te reizen met het oog op de terugkeer naar Saint Vincent en de Grenadines.
(137) De houders zijn aan de visumplicht onderworpen.
(°) Seaman's passport (voor officieren) en seaman's book (voor vissers).
(138) Erkend om uit te reizen of door te reizen met het oog op de terugkeer naar Vietnam.
(°) Niet afgegeven op 7 mei 1998.
(139) Voorzover de houder in de autonome gebieden is gedomicilieerd.
(140) Het geheel van paspoorten en paspoortvervangende documenten afgegeven door de voormalige Arabische Republiek Jemen en de voormalige Democratische Volksrepubliek Jemen wordt niet erkend.
(°) Niet afgegeven op 7 mei 1998.
(°) Putni list za strance (laissez-passer voor vreemdelingen).
(141) Erkend om uit te reizen of door te reizen met het oog op de terugkeer naar Joegoslavië.
(°) Document for travel purposes.
(142) Voorzover het document een waarborg op terugkeer („re-entry permit”) bevat met een geldigheidsduur van ten minste één jaar.
(143) Erkend om uit te reizen of door te reizen met het oog op de terugkeer naar Zuid-Afrika.
(144) Uitsluitend erkend voor onderdanen van Zuid-Afrika; kan slechts van een visum worden voorzien binnen de acht weken na datum van afgifte.
(145) Alleen erkend voor onderdanen van Zuid-Afrika.
(**************************************) Zie bijlage van document SCH/Com-ex (98) 56.
(146) Deze beginselen worden toegepast door België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, IJsland, Italië, Luxemburg, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Portugal en Zweden.”.
(***************************************) Bijlagen 5, 9 en 10 zijn vertrouwelijk. Zie SCH/Com-ex (98) 17.
(****************************************) Vertrouwelijk document. Zie SCH/Com-ex (98) 17.
(*****************************************) Document SCH/II (95) 16, 19de herz.: niet gepubliceerd.
(******************************************) Krachtens artikel 138 van de Uitvoeringsovereenkomst zijn deze bepalingen voor wat betreft de Franse Republiek slechts van toepassing op het Europese grondgebied van de Franse Republiek en voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden slechts op het grondgebied van het Rijk in Europa.
(*******************************************) In uitzonderingsgevallen kan een visum voor kort verblijf of doorreis aan de grens worden afgegeven conform de in deel II, punt 5 van het Gemeenschappelijk Handboek neergelegde voorwaarden.
(********************************************) Bedoelde richtbedragen zullen worden vastgesteld conform de in deel I van het Gemeenschappelijk Handboek „Buitengrenzen” neergelegde modaliteiten.
(*********************************************) In geval van een doorreisvisum mag het aantal in deze rubriek vermelde dagen ten hoogste vijf bedragen.
(**********************************************) Met deze lijst wordt niet vooruitgelopen op het standpunt van de onderscheidene Schengenstaten aangaande de internationale status van de daarin opgenomen landen, noch op de relaties welke zij met die landen kunnen onderhouden.
(***********************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(**************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(***************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(****************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(******************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*******************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(********************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*********************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(**********************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(***********************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(**************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(***************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Vermelding in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 574/1999 van de Raad van 12 maart 1999 betreffende de vaststelling van de staten waarvan de onderdanen bij de overschrijding van de buitengrenzen der lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum.
(*****************************************************************) Zeelieden die onderdaan zijn van deze staat zijn visumplichtig voor Griekenland.
(*****************************************************************) Frankrijk handhaaft de visumplicht voor kort verblijf voor de bemanningsleden van schepen of luchtvaartuigen bij de uitoefening van hun functies.
(*****************************************************************) Zeelieden die onderdaan zijn van deze staat zijn visumplichtig voor Griekenland.
(*****************************************************************) Frankrijk onderwerpt de volgende categorieën onderdanen van de Verenigde Staten aan de visumplicht:
— |
studenten; |
— |
journalisten op dienstreis; |
— |
bemanningsleden van schepen of luchtvaartuigen bij de uitoefening van hun functies. |
(*****************************************************************) Indien zij op dienstreis zijn.
(*****************************************************************) Voor de afgifte van een transitvisum voor luchthavens (TVL) behoeven de centrale autoriteiten niet te worden geraadpleegd.
(147) Voor alle Schengenstaten
Van een TVL zijn vrijgesteld:
|
(148) Voor de Benelux-landen, Frankrijk en Spanje
Van een TVL zijn vrijgesteld:
|
(149) Voor Duitsland
De visumplicht wordt van kracht na beëindiging van de aangevatte nationale procedures. |
(150) Voor Duitsland
De visumplicht wordt van kracht na beëindiging van de aangevatte nationale procedures. |
(151) Alleen indien de onderdanen niet over een geldige verblijfstitel voor één van de EER-staten, Canada of de Verenigde Staten beschikken. Houders van een diplomatiek, dienst- of bijzonder paspoort zijn eveneens hiervan vrijgesteld.
(152) Een TVL wordt niet verlangd van houders van diplomatieke, officiële of dienstpaspoorten. Een dergelijk visum wordt evenmin verlangd van houders van een gewoon paspoort die ingezetene zijn van dan wel houder zijn van een geldig inreisvisum voor een staat die partij is bij de Overeenkomst inzake de EER, de Verenigde Staten van Noord-Amerika of Canada.
(153) Van een TVL zijn vrijgesteld:
— |
houders van diplomatieke en dienstpaspoorten; |
— |
houders van één der in deel III genoemde verblijfstitels; |
— |
vliegtuigbemanningsleden die onderdaan zijn van een staat, partij bij de Overeenkomst van Chicago. |
(154) Alleen indien de onderdanen niet over een geldige verblijfstitel voor de EER-staten, Canada en de Verenigde Staten beschikken.
(155) Aan de transitvisumplicht onderworpen vreemdelingen hoeven niet in het bezit te zijn van een transitvisum voor luchthavens (TVL) voor doorreis via een Oostenrijkse luchthaven, voorzover zij voor de duur van het transitverblijf in het bezit zijn van:
— |
een verblijfstitel voor Andorra, Japan, Canada, Monaco, San Marino, Zwitserland, Vaticaanstad of de Verenigde Staten, welke een absoluut terugkeerrecht verleent; |
— |
een visum of verblijfstitel van een Schengenstaat waar de Toetredingsovereenkomst in werking is getreden; |
— |
een verblijfstitel van een EER-lidstaat. |
(156) Alleen indien de onderdanen niet over een geldig visum voor de EER-staten, Zwitserland, Canada en de Verenigde Staten beschikken.
(*****************************************************************) Deze titel geeft in Duitsland geen recht op vrijstelling van de transitvisumplicht voor luchtvaartpassagiers.
(*****************************************************************) Deze titel geeft in Duitsland geen recht op vrijstelling van de transitvisumplicht voor luchtvaartpassagiers.
(*****************************************************************) Deze titel geeft in Duitsland geen recht op vrijstelling van de transitvisumplicht voor luchtvaartpassagiers.
(*****************************************************************) Deze titel geeft in Duitsland geen recht op vrijstelling van de transitvisumplicht voor luchtvaartpassagiers.
(*****************************************************************) Deze titel geeft in Duitsland geen recht op vrijstelling van de transitvisumplicht voor luchtvaartpassagiers.
(*****************************************************************) Deze titel geeft in Duitsland geen recht op vrijstelling van de transitvisumplicht voor luchtvaartpassagiers.
(*****************************************************************) Deze titel geeft in Duitsland geen recht op vrijstelling van de transitvisumplicht voor luchtvaartpassagiers.
(*****************************************************************) Deze titel geeft in Duitsland geen recht op vrijstelling van de transitvisumplicht voor luchtvaartpassagiers.
(*****************************************************************) Deze titel geeft in Duitsland geen recht op vrijstelling van de transitvisumplicht voor luchtvaartpassagiers.
(*****************************************************************) Deze titel geeft in Duitsland geen recht op vrijstelling van de transitvisumplicht voor luchtvaartpassagiers.
(*****************************************************************) Deze titel geeft in Duitsland geen recht op vrijstelling van de transitvisumplicht voor luchtvaartpassagiers.
(*****************************************************************) Deze titel geeft in Duitsland geen recht op vrijstelling van de transitvisumplicht voor luchtvaartpassagiers.
(*****************************************************************) Deze titel geeft in Duitsland geen recht op vrijstelling van de transitvisumplicht voor luchtvaartpassagiers.
(*****************************************************************) Deze titel geeft in Duitsland geen recht op vrijstelling van de transitvisumplicht voor luchtvaartpassagiers.
(*****************************************************************) Deze titel geeft in Duitsland geen recht op vrijstelling van de transitvisumplicht voor luchtvaartpassagiers.
(*****************************************************************) Deze titel geeft in Duitsland geen recht op vrijstelling van de transitvisumplicht voor luchtvaartpassagiers.
(*****************************************************************) Deze titel geeft in Duitsland geen recht op vrijstelling van de transitvisumplicht voor luchtvaartpassagiers.
(*****************************************************************) Deze titel geeft in Duitsland geen recht op vrijstelling van de transitvisumplicht voor luchtvaartpassagiers.
(157) Portugal en Oostenrijk hebben het Verdrag betreffende de status van staatlozen niet ondertekend, maar gaan ervan uit dat in ingevolge dit Verdrag afgegeven reisdocumenten een door de Schengenstaten afgegeven eenvormig visum kan worden aangebracht.
(158) MULT betekent meerdere reizen dus meer dan twee binnenkomsten.
(159) MULT betekent meerdere reizen dus meer dan één binnenkomst.
(*****************************************************************) „Document restreint”.
(*****************************************************************) „Document restreint”.
(*****************************************************************) „Document restreint”.
(*****************************************************************) „Document restreint”.
(*****************************************************************) „Document restreint”.
(*****************************************************************) „Document restreint”.
(*****************************************************************) „Document restreint”.
(*****************************************************************) „Document restreint”.
(*****************************************************************) „Document restreint”.
(*****************************************************************) „Document restreint”.
(160) De werkzaamheden van de subgroep „Grenzen” worden na integratie van Schengen in de Europese Unie in het voor buitengrensaangelegenheden bevoegde gremium van de Raad voortgezet.
(161) De werkzaamheden van de subgroep „Grenzen” worden na integratie van Schengen in de Europese Unie in het voor buitengrensaangelegenheden bevoegde gremium van de Raad voortgezet.
(*****************************************************************) Voor Oostenrijk, Duitsland en Nederland geldt volgens hun nationale recht: ondervraging door de politie op vrijwillige basis.
(*****************************************************************) Geactualiseerde versie: zie SCH/Com-ex(97) 35.
(*****************************************************************) Zie document SCH/Com-ex(98) 17.
(*****************************************************************) „Document restreint”.
(*****************************************************************) Onder voorbehoud van goedkeuring door een hogere instantie.
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.