Geactualiseerde convergentieprogramma van Zweden voor de periode 2007-2010

1.

Wettekst

22.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 49/16

 

ADVIES VAN DE RAAD

van 12 februari 2008

over het geactualiseerde convergentieprogramma van Zweden voor de periode 2007-2010

(2008/C 49/05)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name op artikel 9, lid 3,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

 

(1)

Op 12 februari 2008 heeft de Raad het geactualiseerde convergentieprogramma van Zweden voor de periode 2007-2010 behandeld.

 

(2)

De Zweedse economie heeft de afgelopen jaren sterk gepresteerd. In 2007 is de economie in een rijpere fase terechtgekomen, die wordt gekenmerkt door een solide binnenlandse vraag die wordt geschraagd door een krachtige groei van de investeringen en de particuliere consumptie. Tegen deze achtergrond hebben ook de Zweedse openbare financiën zich gunstig ontwikkeld met aanhoudende en omvangrijke begrotingsoverschotten. De gezonde

overheidsfinanciën worden ondersteund door een op stabiliteit gericht macro-economisch kader, solide economische groei en een nationaal op regels gebaseerd kader. Hoewel de economische activiteit de komende jaren naar verwachting geleidelijk zal vertragen, wordt aangenomen dat de economische basisgegevens en de begrotingssituatie de komende jaren gunstig zullen blijven. Tegen deze achtergrond is het van belang dat de door de solide openbare financiën geboden manoeuvreerruimte niet wordt benut om de consumptieve overheidsbestedingen permanent te verhogen. Indien met name de lokale overheden de uitgaven in goede tijden zouden verhogen, dan kan dit in de toekomst tot blijvend hogere overheidsuitgaven leiden, hetgeen de plannen voor een in de tijd gespreide, gematigde verlaging van de uitgavenquote en de overheidsstrategie van belastingverlagingen ter versterking van de arbeidsprikkels zou doorkruisen.

 

(3)

Het programma bevat drie verschillende scenario's voor de macro-economische en budgettaire vooruitzichten: een basisscenario, een scenario bij lage groei en een scenario bij hoge groei. Het basisscenario wordt als referentiescenario voor de evaluatie van de begrotingsprognoses beschouwd hoewel het, afgaande op de thans beschikbare informatie (2), op enigszins optimistische groeiramingen lijkt te zijn gebaseerd. Volgens dit scenario zal de reële bbp-groei vertragen van 3,2 % in 2007 tot gemiddeld 2,6 % tijdens de rest van de programmaperiode. Ook de in het programma voorkomende inflatieprognoses, waarin wordt uitgegaan van een stijging tot boven het door de Riksbank gehanteerde streefcijfer van 2 %, lijken realistisch. Verwacht wordt dat de sterkere loonstijgingen in combinatie met een zwakkere productiviteitsgroei dan de afgelopen jaren tot hogere loonkosten per eenheid product zullen leiden, waardoor de inflatiedruk nog kan toenemen.

 

(4)

Het overheidsoverschot voor 2007 wordt in de najaarsprognoses 2007 van de diensten van de Commissie geraamd op 3,0 % van het bbp, tegen een in het vorige geactualiseerde convergentieprogramma gehanteerd streefcijfer van 1,2 % van het bbp. Het beter dan verwachte saldo is met name toe te schrijven aan een basiseffect (uitgaande van een hoger feitelijk overschot in 2006 dan in het vorige programma was voorspeld) en aan het feit dat de arbeidsmarkt in 2007 een positievere ontwikkeling liet zien dan verhoopt, hetgeen een gunstiger effect had op de inkomsten en, in mindere mate, op de uitgaven dan waarmee rekening was gehouden.

In overeenstemming met de impliciete beleidsaanbeveling die in het advies van de Raad van 27 februari 2007 over de vorige actualisering van het convergentieprogramma (3) was vervat, zou het structurele saldo in 2007 aanzienlijk zijn verbeterd, hetgeen duidt op een anticyclische budgettaire beleidskoers sprake in 2007.

 

(5)

Het voornaamste doel van de in het programma uitgestippelde budgettaire middellangetermijnstrategie is over de gehele conjunctuurcyclus bezien een nominaal begrotingsoverschot van gemiddeld 1 % van het bbp bewerkstelligen door meerjarenplafonds voor de uitgaven van de centrale overheid te hanteren en door de lokale overheden ertoe te verplichten een begrotingsevenwicht te handhaven. Dit streefcijfer voor het overschot stemt overeen met de Zweedse middellangetermijndoelstelling (MTD) voor de begrotingssituatie, namelijk het realiseren van een structureel overschot (d.w.z. een conjunctuurgezuiverd overschot, ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen) van 1 % van het bbp, die naar verwachting gedurende de gehele programmaperiode ruimschoots zal worden gehaald. De MTD is neerwaarts herzien ten opzichte van de vorige actualisering, waarin van een MTD van 2 % werd uitgegaan. Met deze neerwaartse herziening is gevolg gegeven aan het Eurostat-besluit van maart 2004 op grond waarvan pensioenregelingen van de tweede pijler met ingang van april 2007 niet meer bij de overheidssector mogen worden ingedeeld (4). Deze herziening is van louter technische aard en de nieuwe doelstelling staat dan ook voor dezelfde budgettaire ambities. Het overheidsoverschot zou een lichte daling te zien geven van 3,0 % van het bbp in 2007 tot 2,8 % in 2008. Nadien zou het saldo wederom geleidelijk toenemen tot 3,6 % in 2010. De verslechtering in 2008 is het gevolg van aanzienlijke verlagingen van de inkomstenbelastingen voor lage en middelgrote inkomens door middel van een grotere heffingskorting voor werkenden. Deze verlagingen worden slechts ten dele gefinancierd via andere inkomstenverhogende en uitgavenverlagende maatregelen. De voorspellingen voor de rest van de programmaperiode zijn gebaseerd op de aanname dat het beleid ongewijzigd blijft. Dit houdt in dat ervan uit wordt gegaan dat zowel de ontvangsten- als de uitgavenquote een geleidelijke neerwaartse tendens vertonen. Als gevolg van de beter dan verwachte feitelijke resultaten in 2006 en 2007 zijn deze overschotprognoses veel hoger dan in de vorige actualisering tegen een grotendeels vergelijkbare macro-economische achtergrond. Zowel het primaire als het structurele saldo laat algemeen genomen eenzelfde ontwikkeling zien als het nominale saldo.

 

(6)

De risico's voor de begrotingsprognoses van het programma lijken elkaar min of meer in evenwicht te houden. Hoewel in het programma wordt aangenomen dat de bbp-groei tijdens de programmaperiode geleidelijk zal vertragen (5), blijft de samenstelling van de groei nog steeds gunstig uit het oogpunt van de openbare financiën, met name gezien de solide groei van de particuliere consumptie. Bovendien kan Zweden ten dele dankzij de bovengenoemde uitgavenplafonds bogen op een goede reputatie wat de begrotingsprognoses betreft, terwijl ook de voorspellingen met betrekking tot de belastingontvangsten aannemelijk lijken.

 

(7)

In het licht van deze risicobeoordeling maakt de in het programma uitgestippelde begrotingskoers het mogelijk de MTD gedurende de gehele programmaperiode probleemloos vast te houden, zoals ook in het programma wordt aangenomen. De enigszins zwakkere begrotingssituatie in 2008 doet zich voor in combinatie met de voortgezette structurele hervormingen waarmee wordt beoogd de arbeidsparticipatie te bevorderen door de belastingwig te verkleinen en aldus het groeipotentieel van de economie te verhogen. Omdat de meest recente informatie wijst op slechtere groeivooruitzichten zou het risico voor een procyclische budgettaire beleidskoers in 2008 zeer gering zijn. De verslechtering van de begroting in 2008 zou bovendien van tijdelijke aard zijn, aangezien geen overloopeffect ervan op de daaropvolgende jaren wordt verwacht.

 

(8)

Zweden lijkt weinig risico te lopen wat de houdbaarheid van de openbare financiën betreft. Het langetermijneffect van de vergrijzing op de begroting is geringer dan gemiddeld in de EU het geval is. Verwacht wordt immers dat de pensioenuitgaven op lange termijn vrij stabiel zullen blijven als percentage van het bbp onder invloed van het aanzienlijke uitgavenverminderende effect van de in 1998 goedgekeurde hervorming van het pensioenstelsel. De in het programma geraamde begrotingssituatie voor 2007 draagt met een hoog primair overschot bij tot de reductie van de brutoschuld. De in het programma geplande handhaving van deugdelijke, door aanhoudende overschotten gekenmerkte openbare financiën zou ertoe bijdragen de risico's voor de houdbaarheid van de openbare financiën te beperken.

 

(9)

Het convergentieprogramma sluit volledig aan bij het uitvoeringsverslag van oktober 2007 van het nationale hervormingsprogramma. Zo bevatten beide met name begrotingsmaatregelen ter versterking van de arbeidsprikkels en tot verhoging van het arbeidsaanbod. Wat meer in het bijzonder de maatregelen met rechtstreekse gevolgen voor de begroting betreft, dient de inkomstenbelasting in 2008 verder te worden verlaagd en moet zowel het werkloosheids- als het ziekteverzekeringsstelsel worden hervormd met het oog op een betere integratie van degenen die momenteel geen plaats hebben op de arbeidsmarkt. Het geactualiseerde convergentieprogramma bevat tevens een kwalitatieve beschrijving van de algemene gevolgen van het nationale hervormingsprogramma binnen het kader van de begrotingsstrategie op middellange termijn, en met name van de gevolgen van de stijging van het arbeidsaanbod voor de algemene toestand van de openbare financiën en het groeipotentieel van de economie.

 

(10)

Wat de in de gedragscode voor stabiliteits- en convergentieprogramma's gespecificeerde gegevensvereisten betreft, bevat het programma alle verplichte en de meeste facultatieve gegevens (6).

De algemene conclusie luidt dat er sprake is van een solide budgettaire middellangetermijnsituatie die door hoge overheidsoverschotten wordt gekenmerkt, en dat Zweden weinig risico loopt wat de houdbaarheid van de openbare financiën betreft. Nu het BNP in 2008 mogelijkerwijs minder groeit dan voorzien, zou het risico van een procyclische budgettaire beleidskoers zeer gering zijn. Bovendien gaat de verzwakking van de structurele begrotingssituatie, gepaard met voortgezette structurele hervormingen die erop gericht zijn de arbeidsparticipatie te bevorderen en aldus in een hoger groeipotentieel resulteren, geen overloopeffect op de daaropvolgende jaren uitgaat.

Vergelijking van de belangrijkste macro-economische en budgettaire prognoses

 
 

2006

2007

2008

2009

2010

Reëel bbp

(Verandering in %)

CP nov 2007

4,2

3,2

3,2

2,5

2,2

COM nov 2007

4,2

3,4

3,1

2,4

n.b.

CP dec 2006

4

3,3

3,1

2,7

n.b.

HICP-inflatie

(%)

CP nov 2007

1,4

1,7

2,7

2,5

2,1

COM nov 2007

1,5

1,6

2

2

n.b.

CP dec 2006

1,9

2,2

1,5

1,9

n.b.

Output gap (7)

(% van het potentiële bbp)

CP nov 2007

0,6

0,3

0,6

0,5

0,3

COM nov 2007 (8)

0,5

0,6

0,8

0,5

n.b.

CP dec 2006

0

0,3

0,3

0,3

n.b.

Financieringsoverschot/-tekort t.o.v. het buitenland

(% van het bbp)

CP nov 2007

6,5

7,1

7,2

7,4

7,7

COM nov 2007

6,3

7

6,9

7,2

n.b.

CP dec 2006

6,1

7,5

7,4

7,5

n.b.

Overheidssaldo

(% van het bbp)

CP nov 2007

2,5

3

2,8

3,1

3,6

COM nov 2007

2,5

3

2,8

3

n.b.

CP dec 2006

1,8

1,2

1,5

2

n.b.

Primair saldo

(% van het bbp)

CP nov 2007

4,2

4,6

4,4

4,5

4,8

COM nov 2007

4,2

4,7

4,3

4,5

n.b.

CP dec 2006

3,5

3

3,1

3,5

n.b.

Conjunctuurgezuiverd saldo (7)

(% van het bbp)

CP nov 2007

2,2

2,8

2,4

2,8

3,4

COM nov 2007

2,1

2,7

2,3

2,8

n.b.

CP dec 2006

1,8

1

1,3

1,9

n.b.

Structureel saldo (9)

(% van het bbp)

CP nov 2007

1,7

2,4

2,1

2,8

3,4

COM nov 2007

2,1

2,7

2,3

2,6

n.b.

CP dec 2006

1,8

1

1,3

1,9

n.b.

Bruto overheidsschuld

(% van het bbp)

CP nov 2007

47

39,7

34,8

29,8

24,5

COM nov 2007

47

41,1

35,7

30,5

n.b.

CP dec 2006

47

42

37,9

33,5

n.b.

Convergentieprogramma (CP); economische najaarsprognoses 2007 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie.

 

http://ec.europa.eu/economy_finance/about/activities/sgp/main_en.htm

  • (2) 
    Bij de beoordeling wordt met name rekening gehouden met de najaarsprognoses van de diensten van de Commissie en met de beoordeling door de Commissie van het uitvoeringsverslag van oktober 2007 van het nationale hervormingsprogramma. Recente indicatoren wijzen echter op een ietwat geringere groei in 2008.
  • (4) 
    Zie Eurostat News Releases nr. 30/2004 van 2 maart 2004 en nr. 117/2004 van 23 september 2004.
  • (5) 
    De meest recente gegevens wijzen op een iets geringere groei dan in het programma werd voorzien, met name in 2008.
  • (6) 
    Ontbrekende gegevens zijn met name: de overheidsuitgaven naar functie, de uitsplitsing van de stock-flow adjustment en de bijdragen tot de potentiële bbp-groei, hetgeen de beoordeling objectief bemoeilijkt.
  • (7) 
    In de programma's vermelde output gaps en conjunctuurgezuiverde saldi, zoals herberekend door de Commissie op basis van de in de programma's voorkomende informatie.
  • (8) 
    Op basis van een geraamde potentiële groei van achtereenvolgens 3,3 %, 3,4 %, 2,9 % en 2,7 % in de periode 2006-2009.
  • (9) 
    Conjunctuurgezuiverd saldo, ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen. De eenmalige en andere tijdelijke maatregelen vertegenwoordigen 0,5 % van het bbp in 2006, 0,4 % in 2007 en 0,3 % in 2008 (in alle gevallen betreft het een tekortverminderend effect) volgens het meest recente programma, en 0,2 % van het bbp in 2009 (tekortverminderend effect) volgens de najaarsprognoses van de diensten van de Commissie. Bij hun beoordeling houden de diensten van de Commissie geen rekening met het in het programma voor 2006 en 2007 aangegeven effect aangezien de betrokken maatregelen niet als eenmalige of andere tijdelijke maatregelen worden beschouwd.

Bronnen:

Convergentieprogramma (CP); economische najaarsprognoses 2007 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie.

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.