Verordening 2014/653 - Wijziging van Verordening (EG) nr. 1760/2000 wat betreft de elektronische identificatie van runderen en de etikettering van rundvlees - Hoofdinhoud
27.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 189/33 |
VERORDENING (EU) Nr. 653/2014 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 15 mei 2014
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1760/2000 wat betreft de elektronische identificatie van runderen en de etikettering van rundvlees
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2, en artikel 168, lid 4, onder b),
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In 1997 scherpte Verordening (EU) nr. 820/97 van de Raad (3) de Unieregels inzake identificatie en traceerbaarheid van runderen aan in het licht van de epidemie van boviene spongiforme encefalopathie (BSE) en de toegenomen behoefte die daaruit voortvloeide om de oorsprong en de verplaatsingen van dieren met behulp van „conventionele oormerken” te traceren. |
(2) |
In Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad (4) is bepaald dat elke lidstaat overeenkomstig die verordening een identificatie- en registratieregeling voor runderen moet vaststellen. |
(3) |
Verordening (EG) nr. 1760/2000 voorziet in een identificatie- en registratieregeling voor runderen met de volgende elementen: oormerken die op beide oren van elk dier worden aangebracht, gecomputeriseerde gegevensbestanden, dierpaspoorten en individuele registers op elk bedrijf. |
(4) |
De tracering van rundvlees tot aan de bron via identificatie en registratie is een eerste vereiste voor oorsprongsetikettering in de hele voedselketen. Die maatregelen bieden bescherming voor de consument, waarborgen de volksgezondheid en bevorderen het consumentenvertrouwen. |
(5) |
Verordening (EG) nr. 1760/2000, en meer specifiek systemen inzake de identificatie van runderen en de facultatieve etikettering van rundvlees, werden in de mededeling van de Commissie van 22 oktober 2009, getiteld „Actieprogramma ter vermindering van de administratieve lasten in de EU — Sectorale plannen ter vermindering van de lasten en acties in 2009”, vermeld onder de informatieverplichtingen van bijzonder belang wat betreft de lasten die zij voor de bedrijven met zich brengen. |
(6) |
Het gebruik van elektronische identificatiesystemen („EID-systemen”) kan de procedés voor de traceerbaarheid stroomlijnen door de automatische en nauwkeuriger lezing en registratie in het bedrijfsregister. Voorts zouden deze middelen de automatische melding van de verplaatsingen van de dieren aan het gecomputeriseerde gegevensbestand mogelijk maken, wat de snelheid, de betrouwbaarheid en de nauwkeurigheid van het systeem voor de traceerbaarheid verbetert. Het gebruik van EID-systemen zou ook het beheer van bepaalde rechtstreekse betalingen aan veehouders verbeteren. |
(7) |
De EID-systemen op basis van radiofrequentie-identificatie zijn de voorbije tien jaar aanzienlijk verbeterd. Die technologie maakt het nu mogelijk de identiteitscode van elk dier sneller en nauwkeuriger rechtstreeks in gegevensverwerkingssystemen in te lezen. Daardoor is minder tijd nodig om mogelijk besmette dieren of besmet voedsel te traceren, wat resulteert in betrouwbaardere gegevensbestanden, meer mogelijkheden voor snel optreden in geval van ziekte-uitbraak en lagere arbeidskosten, zelfs indien dit een verhoging van de uitrustingskosten betekent. |
(8) |
Deze verordening is coherent met de EID-systemen die reeds in de Unie zijn ingevoerd voor andere soorten dieren dan runderen, zoals het verplichte systeem voor schapen en geiten. |
(9) |
Gezien de technologische vooruitgang bij de EID-systemen hebben tal van lidstaten besloten van start te gaan met de vrijwillige toepassing van de EID van runderen. Wellicht zullen deze initiatieven ertoe leiden dat in de afzonderlijke lidstaten of door belanghebbenden uiteenlopende systemen zullen worden ontwikkeld. Dit zou de latere harmonisering van de technische normen in de Unie in de weg staan. Er moet voor worden gezorgd dat de in de lidstaten ingevoerde EID-systemen interoperabel zijn en in overeenstemming zijn met de relevante ISO-normen of andere door erkende internationale normalisatie-instanties vastgestelde internationale normen, met dien verstande dat die internationale normen op zijn allerminst een hoger prestatieniveau garanderen dan ISO-normen. |
(10) |
De conclusie van het verslag van de Commissie van 25 januari 2005 over de mogelijke invoering van EID van runderen luidt dat is gebleken dat radiofrequentie-identificatie zo ver ontwikkeld is dat zij in de praktijk reeds kan worden toegepast. Voorts concludeert dat verslag dat het bijzonder wenselijk is over te schakelen naar EID van runderen in de Unie, aangezien dit onder meer bijdraagt tot de vermindering van de administratieve lasten. |
(11) |
Volgens de mededeling van de Commissie van 10 september 2008, getiteld „Actieplan voor de uitvoering van de EU-strategie voor diergezondheid”, moet de Commissie bij de invoering van de EID-systemen de informatieverplichtingen, bijvoorbeeld bedrijfsregisters en dierenpaspoorten, vereenvoudigen. |
(12) |
In de mededeling van de Commissie van 19 september 2007, getiteld „Een nieuwe strategie voor diergezondheid voor de Europese Unie (2007-2013): „Voorkomen is beter dan genezen” ” wordt voorgesteld na te gaan of de EID van runderen de bestaande identificatie- en registratieregeling van de Unie niet kan verbeteren met het oog op de vereenvoudiging van de informatieverplichtingen, zoals bedrijfsregister en dierenpaspoorten, en stelt de invoering van de elektronische uitwisseling van runderpaspoorten voor. Die uitwisseling zou leiden tot de invoering van EID met realtime-invoering van de gegevens. Een dergelijke uitwisseling zou voor de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en de andere belanghebbenden aanzienlijke besparingen qua kosten en inspanningen opleveren en de werklast die het overbrengen van gegevens uit de dierpaspoorten naar de gecomputeriseerde gegevensbestanden met zich brengt, verminderen. Deze verordening strookt met dat initiatief. |
(13) |
Naar verwachting zal deze verordening dus tot een aantal hoofddoelstellingen van de grote strategieën van de Unie, waaronder Europa 2020 voor slimme, duurzame en inclusieve groei, bijdragen door de verbetering van de economische groei, de cohesie en het concurrentievermogen. |
(14) |
Sommige derde landen hebben reeds regels vastgesteld die het mogelijk maken geavanceerde EID-technologieën toe te passen. De Unie moet soortgelijke regels vaststellen om de handel te vergemakkelijken en het concurrentievermogen van de sector te vergroten. |
(15) |
Vanwege de technologische ontwikkeling van nieuwe soorten elektronische identificatiemiddelen dient de reikwijdte van de identificatiemiddelen waarin bij Verordening (EG) nr. 1760/2000 is voorzien, te worden uitgebreid om het gebruik van elektronische identificatiemiddelen als officiële identificatiemiddelen mogelijk te maken. Aangezien voor de invoering van de bijbehorende bepalingen aanzienlijke investeringen nodig zijn, moet een overgangsperiode van vijf jaar worden toegestaan om de lidstaten de tijd te geven om zich voor te bereiden. Gedurende die overgangsperiode zullen conventionele oormerken het enige officiële identificatiemiddel voor runderen blijven. |
(16) |
Het opleggen van EID in de hele Unie zou voor bepaalde marktdeelnemers economisch nadelige effecten kunnen hebben. Het is derhalve dienstig te bepalen dat, wanneer EID eenmaal een officieel identificatiemiddel wordt, houders het op vrijwillige basis kunnen gebruiken. In het kader van een dergelijke vrijwillige regeling zou EID worden gekozen door houders die daar wellicht economisch voordeel bij hebben, terwijl andere houders hun dieren moeten kunnen blijven identificeren met twee conventionele oormerken. |
(17) |
De lidstaten hebben zeer uiteenlopende veehouderijsystemen, landbouwpraktijken en sectororganisaties. Daarom moet worden toegestaan dat de lidstaten EID op hun grondgebied uitsluitend verplicht maken als zij die identificatie, na afweging van al die factoren, inclusief gevolgen voor kleine veehouders, en na raadpleging van organisaties die de rundvleessector vertegenwoordigen, geschikt achten. De verplichting om tijdens verplaatsingen van dieren in het intra-uniale handelsverkeer een rund elektronisch te identificeren dient een zaak van de lidstaat te zijn die EID op zijn grondgebied verplicht heeft gesteld, maar dat moet niet betekenen dat die lidstaat verplicht is dieren die al in de lidstaat van verzending elektronisch geïdentificeerd zijn, opnieuw te identificeren. |
(18) |
Voor dieren en vlees uit derde landen die de Unie worden binnengebracht, moeten identificatie- en traceerbaarheidsvoorschriften gelden die een gelijkwaardig beschermingsniveau bieden. |
(19) |
Wanneer levende dieren uit derde landen in de Unie worden ingevoerd, moeten zij bij aankomst aan dezelfde identificatievoorschriften voldoen als die welke voor in de Unie geboren dieren gelden. |
(20) |
De twee officiële identificatiemiddelen die aan een dier worden toegekend, moeten dezelfde identificatiecode dragen. Er kon echter niet worden uitgesloten dat technische beperkingen met betrekking tot de structuur van een oorspronkelijke identificatiecode van het dier in de aanvangsfase van de aanpassing aan het gebruik van elektronische middelen als officiële identificatiemiddelen de reproductie van die code op een elektronisch identificatiemiddel in bepaalde gevallen onmogelijk zouden kunnen maken. Dit zou zich kunnen voordoen wanneer de tekens waaruit de bestaande identificatiecode van een dier bestaat van dien aard is dat omzetting van die code in een elektronisch formaat niet mogelijk is. Daarom moet in tijdelijke afwijkingen worden voorzien, opdat ook bij die dieren een elektronisch identificatiemiddel kan worden aangebracht, op voorwaarde dat volledige traceerbaarheid gewaarborgd is en dat de dieren individueel kunnen worden geïdentificeerd, met inbegrip van het bedrijf waarop ze zijn geboren. |
(21) |
In Verordening (EG) nr. 1760/2000 is bepaald dat de bevoegde autoriteit een paspoort moet afgeven voor elk dier dat overeenkomstig die verordening moet worden geïdentificeerd. Dit levert de lidstaten heel wat administratieve rompslomp op. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten zijn verplicht een gecomputeriseerd gegevensbestand op te zetten overeenkomstig de artikelen 14 en 18 van Richtlijn 64/432/EEG van de Raad (5). Aangezien die gegevensbestanden sinds 31 december 1999 volledig operationeel moesten zijn, zouden zij de traceerbaarheid van de verplaatsingen van runderen binnen een lidstaat voldoende moeten waarborgen. Daarom hoeven alleen paspoorten te worden afgegeven voor dieren die bestemd zijn voor het intra-uniale handelsverkeer. De bepalingen van deze verordening mogen echter niet beletten dat nationale bepalingen worden vastgesteld voor de afgifte van paspoorten voor dieren die niet voor het intra-uniale handelsverkeer bestemd zijn. |
(22) |
Bovex, het proefproject voor de uitwisseling van runderpaspoorten tussen lidstaten, is door de Commissie opgezet om de gegevensuitwisseling tussen lidstaten te vergemakkelijken en tegelijkertijd de traceerbaarheid van de dieren tijdens hun intra-uniale verplaatsingen te waarborgen. Zodra de uitwisseling van gegevens tussen de nationale gecomputeriseerde gegevensbestanden volledig operationeel is, moet de verplichting om dierenpaspoorten in papieren vorm af te geven niet langer gelden voor dieren die voor het intra-uniale verplaatsingen zijn bestemd. Dat zou bijdragen tot de vermindering van de administratieve lasten van de lidstaten en marktdeelnemers. |
(23) |
Deel II van titel II van Verordening (EG) nr. 1760/2000 omvat voorschriften voor een facultatieve etiketteringsregeling voor rundvlees, in het kader waarvan de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat bepaalde specificaties moet goedkeuren. De administratieve lasten en de kosten voor de lidstaten en de marktdeelnemers met betrekking tot de toepassing van deze regeling staan niet in verhouding tot de voordelen van de regeling. Aangezien er volgend op de vaststelling van die verordening nieuwe wetgeving van kracht is geworden, zijn de regels inzake de regeling voor facultatieve etikettering overbodig geworden en moeten deze derhalve worden geschrapt. Dit mag echter geen afbreuk doen aan het recht van marktdeelnemers om de consument door middel van facultatieve etikettering te informeren over de kenmerken van het vlees noch aan het recht van consumenten om verifieerbare informatie te ontvangen. Voedselinformatie over rundvlees, die verder gaat dan de verplichte etikettering moet derhalve, net als voor alle soorten vlees, in overeenstemming zijn met de huidige horizontale wetgeving, waaronder Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad (6). |
(24) |
Om het risico van fraude bij de etikettering van vlees te voorkomen en Europese consumenten te beschermen, moeten de controles en sancties voldoende afschrikkende werking hebben. |
(25) |
Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1169/2011 heeft de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag ingediend over de verplichte aanduiding van het land van oorsprong of de plaats van herkomst van het vlees dat als ingrediënt wordt gebruikt. Dat verslag moest vergezeld gaan van een wetgevingsvoorstel om voor meer transparantie in de gehele vleesketen te zorgen en de Europese consumenten beter te informeren. Gezien de recente problemen in verband met de etikettering van vleesproducten die de werking van de voedselketen hebben verstoord, verwachtten het Europees Parlement en de Raad dat dat verslag zo vroeg mogelijk in de tweede helft van 2013 werd goedgekeurd en het werd uiteindelijk op 17 december 2013 goedgekeurd. |
(26) |
Als gevolg van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon moeten de in het kader van Verordening (EG) nr. 1760/2000 aan de Commissie verleende bevoegdheden in overeenstemming worden gebracht met de artikelen 290 en 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). |
(27) |
Teneinde te garanderen dat de nodige regels voor een goede functionering van de identificatie, de registratie en de traceerbaarheid van runderen en rundvlees worden toegepast, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van de vereisten voor alternatieve identificatiemiddelen voor runderen, de bijzondere omstandigheden waarin lidstaten de termijnen voor het aanbrengen van identificatiemiddelen mogen verlengen, de gegevens die tussen de gecomputeriseerde gegevensbestanden van de lidstaten moeten worden uitgewisseld, de maximumtermijn voor sommige rapporteringsverplichtingen, de vereisten voor de identificatiemiddelen, de toevoeging van identificatiemiddelen aan de lijst van bijlage I, de regels inzake de gegevens uit de gecomputeriseerde gegevensbestanden die moeten worden opgenomen in de dierenpaspoorten en in de afzonderlijke registers die op elk bedrijf moeten worden gehouden, de identificatie en registratie van de verplaatsingen van runderen voor seizoensgebonden beweiding, inclusief verweiding, de etiketteringsvoorschriften voor bepaalde producten die gelijkwaardig moeten zijn aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1760/2000, de etiketteringsvoorschriften in verband met de vereenvoudigde presentatie van de oorsprongsaanduiding voor gevallen waarin een dier slechts een zeer korte tijd verbleef in de lidstaat of het derde land waarin het geboren of geslacht werd, alsook definities en vereisten die van toepassing zijn op termen of categorieën termen die op de etiketten van voorverpakt vers en bevroren rund- en kalfsvlees morgen worden gebruikt. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van dergelijke gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad. |
(28) |
Om eenvormige voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 1760/2000 te waarborgen ten aanzien van de registratie van de bedrijven die alternatieve identificatiemiddelen toepassen, de technische kenmerken en nadere regelingen waaraan de uitwisseling van gegevens tussen de gecomputeriseerde gegevensbestanden van de lidstaten moet voldoen, de erkenning van het volledig operationeel zijn van de gegevensuitwisselingssystemen, het formaat en het ontwerp van de identificatiemiddelen, de technische procedures en normen voor de tenuitvoerlegging van de EID, de regels betreffende de structuur van de identificatiecode en de maximale omvang en de samenstelling van bepaalde groepen dieren, moeten uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie worden toegekend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (7). |
(29) |
Er moet toezicht worden gehouden op de tenuitvoerlegging van deze verordening. Met het oog daarop moet de Commissie uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening wat de bepalingen inzake facultatieve etikettering van rundvlees betreft, en negen jaar voor wat EID betreft, bij het Europees Parlement en de Raad twee verslagen indienen die zowel over de tenuitvoerlegging van deze verordening als over de technische en economische haalbaarheid van de invoering van verplichte EID in de gehele Unie gaan. Die verslagen moeten, indien nodig, vergezeld gaan van wetgevingsvoorstellen. |
(30) |
Verordening (EG) nr. 1760/2000 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 1760/2000 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 1 wordt de tweede zin van lid 2 geschrapt. |
2) |
Artikel 2, eerste streepje, wordt vervangen door: „— „dier”: een rund als bedoeld in artikel 2, lid 2, onder b) en c), van Richtlijn 64/432/EEG, met inbegrip van dieren die deelnemen aan culturele of sportieve evenementen;”. |
3) |
In artikel 3, eerste alinea, wordt punt a) vervangen door:
|
4) |
Artikel 4 wordt vervangen door: „Artikel 4 Verplichting tot identificatie van dieren
De eerste alinea is niet van toepassing op dieren die voor 1 januari 1998 geboren zijn en niet voor het intra-uniale handelsverkeer zijn bestemd. Die dieren worden met tenminste één identificatiemiddel geïdentificeerd. Om de aanpassing aan de technische vooruitgang te waarborgen, is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 22 ter gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de toevoeging van identificatiemiddelen aan de lijst van de bijlage I, waarbij zij toeziet op de interoperabiliteit ervan. De identificatiemiddelen worden aan de bedrijven toegekend, verdeeld en bij de dieren aangebracht op de door de bevoegde autoriteit vastgestelde wijze. De twee identificatiemiddelen die zijn toegestaan overeenkomstig de krachtens lid 3 en dit lid vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen en die bij één dier worden aangebracht, dragen dezelfde unieke identificatiecode aan de hand waarvan elk individueel dier samen met de registratie van de dieren kan worden geïdentificeerd en kan worden nagegaan op welk bedrijf het is geboren.
Op basis van de relevante ISO-normen of andere door erkende internationale normalisatie-instanties vastgestelde internationale normen, met dien verstande dat die internationale normen op zijn allerminst een hoger prestatie- en betrouwbaarheidsniveau garanderen dan ISO-normen, stelt de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen de nodige regels vast met betrekking tot:
Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 23, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
Met ingang van 18 juli 2019 kunnen de lidstaten nationale bepalingen invoeren die verplichten tot het gebruik van een elektronisch identificatiemiddel als één van de twee in lid 1 bedoelde identificatiemiddelen. De lidstaten die van de in de tweede alinea bedoelde mogelijkheid gebruikmaken, delen de tekst van die nationale bepalingen aan de Commissie mee en maken deze informatie op het internet bekend. De Commissie assisteert de lidstaten bij het bekendmaken van deze informatie door op haar website de links aan te bieden naar de informatiepagina’s van de lidstaten op het internet.
Bedrijven die alternatieve identificatiemiddelen als bedoeld in de eerste alinea gebruiken, worden in het in artikel 5 voorziene gecomputeriseerde gegevensbestand geregistreerd. De Commissie legt door middel van uitvoeringshandelingen de nodige regels voor die registratie vast. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 23, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. Teneinde de traceerbaarheid aan de hand van de identificatienormen die gelijkwaardig zijn aan die van lid 1 te waarborgen, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 22 ter gedelegeerde handelingen vast te stellen ten aanzien van de vereisten voor de in de eerste alinea bedoelde alternatieve identificatiemiddelen, met inbegrip van voor de invoering ervan vereiste overgangsmaatregelen. De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen de regels vaststellen ten aanzien van het formaat en het ontwerp van de alternatieve identificatiemiddelen, bedoeld in de eerste alinea, met inbegrip van voor de invoering ervan vereiste overgangsmaatregelen. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 23, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
|
5) |
De volgende artikelen worden ingevoegd: „Artikel 4 bis Termijn voor het aanbrengen van de identificatiemiddelen
In afwijking van de eerste alinea kan deze termijn om redenen die samenhangen met de fysiologische ontwikkeling van de dieren voor het tweede identificatiemiddel worden verlengd tot 60 dagen na de geboorte van het dier. Geen enkel dier mag het bedrijf waarop het is geboren, verlaten voordat de twee identificatiemiddelen op dat dier zijn aangebracht.
Artikel 4 ter Identificatie van dieren uit derde landen
De oorspronkelijke identificatie die in het derde land van oorsprong bij het dier is aangebracht, wordt in het in artikel 5 bepaalde gecomputeriseerde gegevensbestand ingevoerd, samen met de door de lidstaat van bestemming aan het dier toegewezen unieke identificatiecode van de identificatiemiddelen. De eerste alinea geldt niet voor dieren die bestemd zijn om rechtstreeks naar een in een lidstaat gevestigd slachthuis te worden gebracht, voor zover die dieren binnen 20 dagen na die veterinaire controles op grond van Richtlijn 91/496/EEG worden geslacht.
In afwijking van de eerste alinea kan deze termijn om redenen die samenhangen met de fysiologische ontwikkeling van de dieren voor het tweede identificatiemiddel worden verlengd tot 60 dagen na de geboorte van het dier. In elk geval worden de twee in artikel 4, lid 1, eerste alinea, bedoelde identificatiemiddelen bij de dieren aangebracht voordat zij het bedrijf van bestemming verlaten.
In afwijking van de eerste alinea kan deze termijn om redenen die samenhangen met de fysiologische ontwikkeling van de dieren voor het tweede identificatiemiddel worden verlengd tot 60 dagen na de geboorte van het dier. In elk geval wordt het elektronische identificatiemiddel bij de dieren aangebracht voordat zij het bedrijf van bestemming verlaten. Artikel 4 quater Identificatie van dieren die van een lidstaat naar een andere worden verplaatst
In afwijking van de eerste alinea kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming echter met ingang van 18 juli 2019 toestaan dat:
In afwijking van de eerste alinea kan deze termijn, om redenen die samenhangen met de fysiologische ontwikkeling van de dieren voor het tweede identificatiemiddel, worden verlengd tot 60 dagen na de geboorte van het dier. In elk geval wordt het elektronische identificatiemiddel bij de dieren aangebracht voordat zij het bedrijf van bestemming verlaten. De eerste alinea geldt evenwel niet voor dieren die bestemd zijn om rechtstreeks naar een slachthuis te worden gebracht op het grondgebied van de lidstaat die nationale bepalingen heeft vastgesteld om te verplichten tot het gebruik van een elektronisch identificatiemiddel. Artikel 4 quinquies Verwijdering, wijziging of vervanging van identificatiemiddelen Identificatiemiddelen mogen niet worden verwijderd, gewijzigd of vervangen zonder de toestemming van de bevoegde autoriteit. Die toestemming mag alleen worden verleend als de verwijdering, wijziging of vervanging de traceerbaarheid van het dier niet in het gedrang brengt en het mogelijk is het dier individueel te traceren, met inbegrip van het bedrijf waarop het geboren werd. Elke vervanging van een identificatiecode wordt in het in artikel 5 bepaalde gecomputeriseerde gegevensbestand ingevoerd, samen met de unieke identificatiecode van het oorspronkelijke identificatiemiddel van het dier.”. |
6) |
Artikel 5 wordt vervangen door: „Artikel 5 De bevoegde autoriteit van de lidstaten zet een gecomputeriseerd gegevensbestand op overeenkomstig de artikelen 14 en 18 van Richtlijn 64/432/EEG. De lidstaten kunnen elektronische gegevens tussen hun gecomputeriseerde gegevensbestanden uitwisselen vanaf de datum waarop de Commissie erkent dat het gegevensuitwisselingssysteem volledig operationeel is. De uitwisseling gebeurt op een zodanige wijze dat gegevensbescherming wordt gewaarborgd en dat iedere vorm van misbruik wordt voorkomen teneinde de belangen van de houder te beschermen. Teneinde de elektronische uitwisseling van gegevens tussen lidstaten te waarborgen, stelt de Commissie overeenkomstig artikel 22 ter gedelegeerde handelingen vast om te voorzien in regels betreffende de gegevens die tussen de gecomputeriseerde gegevensbestanden van de lidstaten moeten worden uitgewisseld. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de technische voorwaarden en modaliteiten voor een dergelijke uitwisseling vast en erkent dat het gegevensuitwisselingssysteem volledig operationeel is. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 23, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.”. |
7) |
Artikel 6 wordt vervangen door: „Artikel 6
|
8) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 6 bis Deze verordening belet niet dat een lidstaat nationale bepalingen vaststelt voor de afgifte van paspoorten voor dieren die niet voor het intra-uniale handelsverkeer bestemd zijn.”. |
9) |
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
|
10) |
Artikel 8 wordt geschrapt. |
11) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 9 bis Opleiding De lidstaten zien erop toe dat wie verantwoordelijk is voor de identificatie en de registratie van dieren, instructies en richtsnoeren heeft ontvangen met betrekking tot de van toepassing zijnde bepalingen van deze verordening en van de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen die de Commissie krachtens deze verordening vaststelt. Telkens wanneer de toepasselijke bepalingen worden gewijzigd, wordt de desbetreffende informatie ter beschikking van die in de eerste alinea bedoelde persoon gesteld. De lidstaten zien erop toe dat passende opleidingscursussen beschikbaar zijn. De Commissie faciliteert de uitwisseling van optimale werkwijzen teneinde de kwaliteit van de informatie en de opleiding in de hele Unie te verbeteren.”. |
12) |
Artikel 10 wordt geschrapt. |
13) |
Artikel 12 wordt vervangen door: „Artikel 12 Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder:
|
14) |
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
|
15) |
In artikel 14 wordt de vierde alinea vervangen door: „Teneinde conformiteit met de horizontale etiketteringsregels van deze afdeling te waarborgen, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 22 ter gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde, op basis van de ervaringen met gehakt vlees, voor afsnijdsels van rundvlees en versneden rundvlees regels te bepalen die gelijkwaardig zijn aan die van de eerste drie alinea’s van dit artikel.”. |
16) |
Artikel 15 wordt vervangen door: „Artikel 15 Verplichte etiketteringsregeling voor rundvlees uit derde landen In afwijking van artikel 13 wordt bij de etikettering van op het grondgebied van de Unie ingevoerd rundvlees waarvoor niet alle in artikel 13 bedoelde gegevens beschikbaar zijn, de volgende vermelding aangebracht: „Oorsprong: niet-EU” en „Plaats van de slacht (naam van het derde land)”.”. |
17) |
Met ingang van 13 december 2014:
|
18) |
De artikelen 19, 20 en 21 worden geschrapt. |
19) |
Artikel 22 wordt vervangen door: „Artikel 22
De betrokken controles staan los van de controles die de Commissie op grond van artikel 9 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 kan uitvoeren. Sancties die door de lidstaat worden opgelegd aan houders, marktdeelnemers of organisaties die rundvlees in de handel brengen, zijn doeltreffend, afschrikkend en evenredig. De bevoegde autoriteit verricht elk jaar een minimumaantal officiële controles op de identificatie en registratie van dieren op ten minste 3 % van de bedrijven. De bevoegde autoriteit verhoogt onmiddellijk het in de tweede alinea bedoelde minimumpercentage officiële controles wanneer blijkt dat de bepalingen inzake identificatie en registratie van dieren niet zijn nageleefd. De door de bevoegde autoriteit te controleren bedrijven worden geselecteerd op basis van een risicoanalyse. Elke lidstaat dient uiterlijk op 31 augustus van elk jaar bij de Commissie een verslag in over de tenuitvoerlegging van de officiële controles gedurende het afgelopen jaar.
|
20) |
De volgende artikelen worden ingevoegd: „Artikel 22 bis Bevoegde autoriteiten De lidstaten wijzen de bevoegde autoriteit(en) aan die verantwoordelijk is (zijn) voor het doen naleven van deze verordening en de eventuele door de Commissie op grond daarvan vastgestelde handelingen. Zij stellen de Commissie en de andere lidstaten in kennis van de identiteit van deze autoriteiten. Artikel 22 ter Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
|
21) |
Artikel 23 wordt vervangen door: „Artikel 23 Comitéprocedure
Dat comité is een comité in de zin van Verordening EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (10).
Wanneer het advies van het comité via een schriftelijke procedure dient te worden verkregen, wordt die procedure zonder gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, de voorzitter van het comité daartoe besluit of een eenvoudige meerderheid van de leden van het comité daarom verzoekt.
|
22) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 23 bis Ontwikkelingen op verslagleggings- en wetgevingsgebied Uiterlijk:
na de inwerkingtreding van deze verordening dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad de desbetreffende verslagen over de tenuitvoerlegging en de effecten van deze verordening in, waarbij zij in het eerste geval ingaat op de mogelijkheid van herziening van de bepalingen inzake facultatieve etikettering, en in het tweede geval op de technische en economische haalbaarheid van de invoering van verplichte elektronische identificatie in de hele Unie. Die verslagen gaan, indien nodig, vergezeld van passende wetgevingsvoorstellen.”. |
23) |
De volgende bijlage wordt ingevoegd: „BIJLAGE I IDENTIFICATIEMIDDELEN
|
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 15 mei 2014.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
-
M.SCHULZ
Voor de Raad
De voorzitter
-
D.KOURKOULAS
-
Standpunt van het Europees Parlement van 2 april 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 6 mei 2014.
-
Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad van 21 april 1997 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten (PB L 117 van 7.5.1997, blz. 1).
-
Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad (PB L 204 van 11.8.2000, blz. 1).
-
Richtlijn 64/432/EEG van de Raad van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (PB 121 van 29.7.1964, blz. 1977/64).
-
Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1924/2006 en (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 87/250/EEG van de Commissie, Richtlijn 90/496/EEG van de Raad, Richtlijn 1999/10/EG van de Commissie, Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2002/67/EG en 2008/5/EG van de Commissie, en Verordening (EG) nr. 608/2004 van de Commissie (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 18).
-
Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.