Verordening 2009/91 - Instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde soorten ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen uit China

1.

Wettekst

31.1.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 29/1

 

VERORDENING (EG) Nr. 91/2009 VAN DE RAAD

van 26 januari 2009

tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde soorten ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit de Volksrepubliek China

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1), en met name op artikel 9,

Gezien het voorstel van de Commissie, ingediend na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

  • A. 
    PROCEDURE
  • 1. 
    Opening van het onderzoek
 

(1)

Op 26 september 2007 heeft de Commissie een klacht ontvangen die overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap („de basisverordening”) was ingediend door het European Industrial Fasteners Institute (EIFI, hierna „de indiener van de klacht”) namens producenten die een groot deel, namelijk meer dan 25 %, van de productie van bepaalde soorten ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen in de Gemeenschap vertegenwoordigen.

 

(2)

De klacht bevatte bewijsmateriaal inzake de dumping van bepaalde soorten ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen uit de Volksrepubliek China (hierna „de VRC”) en de schade die daaruit voortvloeide; dat bewijsmateriaal werd voldoende geacht om tot inleiding van een procedure over te gaan.

 

(3)

Op 9 november 2007 werd een procedure ingeleid met de publicatie van een bericht van inleiding (2) in het Publicatieblad van de Europese Unie (hierna „het bericht van inleiding”).

  • 2. 
    Het niet-instellen van voorlopige maatregelen
 

(4)

Aangezien bepaalde aspecten nader moesten worden onderzocht, werd besloten het onderzoek voort te zetten zonder voorlopige maatregelen in te stellen ten aanzien van de invoer van de invoer van bepaalde soorten ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen uit de Volksrepubliek China.

 

(5)

Op 4 augustus 2008 kregen alle belanghebbenden een inlichtingenformulier waarin de details werden uiteengezet van de voorlopige bevindingen van het onderzoek in die fase van het onderzoek (hierna „het inlichtingenformulier”) en waarin de belanghebbenden werden uitgenodigd om te reageren op deze bevindingen.

 

(6)

Na die datum werd het onderzoek voortgezet met betrekking tot, onder andere, aspecten in het belang van de Gemeenschap en werd een gedetailleerde analyse gemaakt van de productomschrijving/productvergelijkbaarheid daar die door verscheidene belanghebbenden werd betwist.

  • 3. 
    Bij de procedure betrokken partijen
 

(7)

De Commissie heeft de indieners van de klacht, de andere producenten in de Gemeenschap, de haar bekende producenten/exporteurs, importeurs, gebruikers en belanghebbende verenigingen, alsmede de vertegenwoordigers van de Volksrepubliek China officieel van de inleiding van de procedure in kennis gesteld. De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord.

 

(8)

Een aantal belanghebbenden maakten hun standpunt schriftelijk bekend, in het bijzonder met betrekking tot de keuze van het referentieland, de verschillen in aard en kwaliteit tussen de Chinese bevestigingsmiddelen en de door de communautaire producenten geproduceerd en verkochte bevestigingsmiddelen, de representativiteit van de klagers en aspecten met betrekking tot schade en het belang van de Gemeenschap. Bovendien werden alle belanghebbenden gehoord die daar met opgave van redenen om hadden verzocht.

 

(9)

Alle belanghebbenden (communautaire producenten, communautaire importeurs en Chinese producenten/exporteurs) die opmerkingen hebben gemaakt met betrekking tot de productomschrijving hebben op 18 september 2008 een contradictoire vergadering bijgewoond die georganiseerd werd overeenkomstig artikel 6, lid 6, van de basisverordening, onder auspiciën van de raadadviseur-auditeur (hierna „de contradictoire vergadering”).

 

(10)

Gezien het grote aantal bekende producenten/exporteurs in China, en het grote aantal bekende producenten en importeurs in de Gemeenschap, werd in het bericht van inleiding vermeld dat er een steekproef samengesteld zou worden voor de vaststelling van de dumping en schade overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening.

  • 4. 
    Steekproeven

4.1.   Steekproef van producenten/exporteurs in de VRC

 

(11)

Gezien het grote aantal producenten/exporteurs in de VRC werd, zoals hierboven vermeld, in het bericht van inleiding voorgesteld overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de basisverordening gebruik te maken van steekproeven.

 

(12)

Om de Commissie in staat te stellen te besluiten of het nodig was van een steekproef gebruik te maken en — indien dat het geval was — daartoe een selectie te verrichten, werd producenten/exporteurs verzocht zich binnen 15 dagen na de opening van het onderzoek bekend te maken en basisgegevens te verstrekken over hun uitvoer en binnenlandse verkoop, en de naam en activiteiten te vermelden van alle ondernemingen waarmee zij banden hadden die betrokken waren bij de productie en/of verkoop van het betrokken product. Tevens werd overleg gepleegd met de autoriteiten van de VRC.

 

(13)

In totaal hebben 120 bedrijven of groepen van bedrijven in de VRC zich aangemeld en de nodige inlichtingen verstrekt binnen de gestelde termijn. Uit de gegevens is echter gebleken dat een aantal van deze bedrijven of groepen zelf geen bevestigingsmiddelen produceerden en dat sommige bedrijven aan de Gemeenschap uitvoer van bevestigingsmiddelen rapporteerden die geproduceerd werden door verbonden ondernemingen. De bedrijven of groepen die het betrokken product in het onderzoektijdvak hadden geproduceerd en naar de Gemeenschap uitgevoerd en die wensten in de steekproef te worden opgenomen, werden als medewerkende bedrijven beschouwd en als dusdanig bij de steekproef in aanmerking genomen. Deze bedrijven vormden 110 van de 120 bedrijven of groepen die zichzelf hadden kenbaar gemaakt na de inleiding van de procedure.

 

(14)

Producenten/exporteurs die zich vóór het verstrijken van de bovenvermelde termijn niet hadden aangemeld, werden beschouwd als ondernemingen die niet aan het onderzoek meewerkten.

 

(15)

Overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de basisverordening werden de exporteurs met de grootste representatieve uitvoerhoeveelheid geselecteerd zodat de grootste representatieve uitvoerhoeveelheid kon worden bereikt die binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kan worden onderzocht.

 

(16)

Op grond hiervan werd een steekproef van negen Chinese producenten/exporteurs of groepen samengesteld. De geselecteerde bedrijven vertegenwoordigden 61 % van de uitvoer van de meewerkende bedrijven van het betrokken product naar de Gemeenschap, en 39 % van de totale uitvoer uit de VRC.

 

(17)

Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening werden de medewerkende producenten/exporteurs en de autoriteiten van de VRC in de gelegenheid gesteld op de samenstelling van de steekproef te reageren.

 

(18)

Een aantal Chinese exporteurs heeft geargumenteerd dat zij in de steekproef hadden moeten worden opgenomen omwille van specifieke omstandigheden met betrekking tot hun bedrijven, zoals het feit dat zij specifieke productsoorten vervaardigen die volgens hen niet worden geproduceerd door de bedrijven die wel voor de steekproef werden geselecteerd. De soorten ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen vervaardigd door exporteurs maakten echter geen deel uit van de criteria voor de samenstelling van de steekproef. Zoals vermeld in overweging 15 was het gebruikte criterium de exporteurs met de grootste uitvoerhoeveelheid naar de Gemeenschap. Dit is in overeenstemming met de eisen van artikel 17, lid 1, van de basisverordening.

 

(19)

De in de steekproef opgenomen ondernemingen hebben een vragenlijst ontvangen die zij alle binnen de gestelde termijn hebben beantwoord.

 

(20)

Vijf ondernemingen die niet werden opgenomen in de steekproef hebben antwoorden ingediend op de vragenlijst met het oog op het aanvragen van een individueel onderzoek uit hoofde van artikel 9, lid 6, en artikel 17, lid 3, van de basisverordening. Vier van deze aanvragen werden aanvaard. Aangezien het andere bedrijf het betrokken product zelf niet produceerde, werd de aanvraag van dit bedrijf verworpen.

 

(21)

Na de definitieve mededeling van feiten en overwegingen voerde één exporteur aan dat de ondernemingen die individueel zijn onderzocht zouden moeten worden meegeteld als deel van de steekproef voor de toepassing van artikel 9, lid 5, van de basisverordening. Een andere exporteur vond dat de Commissie de oorspronkelijke steekproef had moeten uitbreiden in plaats van aanvragen voor individueel onderzoek op grond van artikel 17, lid 3, te honoreren. Overigens wordt de steekproef niettemin als voldoende representatief beschouwd. Zelfs toen vier van de in de steekproef opgenomen ondernemingen niet bleken mee te werken, zoals is aangegeven in overweging 62, waren de overblijvende ondernemingen goed voor 54 % van de totale uitvoer door de meewerkende ondernemingen van het betrokken product naar de Gemeenschap. Bovendien is het omwille van de objectiviteit en transparantie wenselijk een steekproef aan het begin van de procedure te selecteren en die tijdens de gehele procedure te handhaven, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat deze steekproef niet meer representatief is. Tot slot moet de steekproefprocedure apart worden gezien van de toekenning van individueel onderzoek op grond van artikel 17, lid 3, van de basisverordening.

4.2.   Steekproef van communautaire producenten

 

(22)

Gezien het grote aantal producenten in de Gemeenschap werd, zoals hoger vermeld, in het bericht van inleiding voorgesteld om overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de basisverordening gebruik te maken van steekproeven.

 

(23)

Om de Commissie in staat te stellen te besluiten of het nodig was van een steekproef gebruik te maken en — indien dat het geval was — deze samen te stellen, werden communautaire producenten verzocht zich binnen 15 dagen na de opening van het onderzoek bekend te maken en basisgegevens te verstrekken over hun productie en verkoop, en de naam en activiteiten te vermelden van alle verbonden ondernemingen die betrokken waren bij de productie en/of verkoop van het betrokken product.

 

(24)

In totaal werden 46 communautaire producenten die het betrokken product in het onderzoektijdvak hadden geproduceerd en die wensten in de steekproef te worden opgenomen binnen het vermelde tijdvak, als medewerkende bedrijven beschouwd en als dusdanig voor de selectie van de steekproef in aanmerking genomen.

 

(25)

Deze communautaire producenten vertegenwoordigden meer dan 30 % van de geschatte productie in de Gemeenschap in 2006. Deze producenten worden beschouwd als de bedrijfstak van de Gemeenschap zoals aangegeven in overweging 114.

 

(26)

De representativiteit van de bedrijfstak van de Gemeenschap werd ter discussie gesteld door een aantal importeurs in de Gemeenschap alsook door een aantal producenten/exporteurs. Een aantal belanghebbenden heeft, na de publicatie van het bericht van inleiding, inderdaad lijsten van communautaire producenten verschaft die naar verluidt niet geconsulteerd werden met betrekking tot onder andere hun steun aan het onderzoek. Een vragenlijst werd nadien verstuurd naar al deze producenten. Bovendien hebben verscheidene bedrijven zich op eigen initiatief kenbaar gemaakt zonder een vragenlijst te hebben ontvangen. Geen van de van deze producenten ontvangen antwoorden heeft echter het niveau van representativiteit vermeld in de voorgaande overweging verminderd. Vele van deze bedrijven hebben deze klacht zelfs gesteund.

 

(27)

Overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de basisverordening werden uit de bedrijven die de bedrijfstak van de Gemeenschap uitmaken de communautaire producenten met de grootste uitvoerhoeveelheid geselecteerd voor de steekproef zodat de grootste representatieve productiehoeveelheid van het in de Gemeenschap vervaardigde soortgelijke product werd bereikt die binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kon worden onderzocht.

 

(28)

Op grond hiervan werd een steekproef samengesteld van zeven producenten. De geselecteerde bedrijven vormden 70 % van de productie van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Nadat een van de producenten in de steekproef als niet-meewerkend werd aangemerkt, daalde dit percentage tot ongeveer 65 %.

 

(29)

Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening werden de medewerkende communautaire producenten in de gelegenheid gesteld op de samenstelling van de steekproef te reageren. Er werden geen opmerkingen ontvangen die wijzigingen van de steekproef rechtvaardigden.

 

(30)

De in de steekproef opgenomen ondernemingen hebben een vragenlijst ontvangen die zij alle binnen de gestelde termijn hebben beantwoord.

4.3.   Steekproef van communautaire importeurs

 

(31)

Gezien het grote aantal importeurs in de Gemeenschap werd, zoals hoger vermeld, in het bericht van inleiding voorgesteld overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de basisverordening gebruik te maken van steekproeven.

 

(32)

Om de Commissie in staat te stellen te besluiten of het nodig was van een steekproef gebruik te maken en — indien dat het geval was — deze samen te stellen, werden communautaire importeurs verzocht zich binnen 15 dagen na de opening van het onderzoek bekend te maken en basisgegevens te verstrekken over hun invoer en verkoop en de naam en activiteiten te vermelden van alle verbonden ondernemingen die betrokken waren bij de productie en/of verkoop van het betrokken product.

 

(33)

Een totaal van 45 ondernemingen of ondernemingsgroepen in de Gemeenschap die bijna 29 % van de totale invoerhoeveelheid in de Gemeenschap vertegenwoordigen, hebben zich aangemeld en hebben de nodige inlichtingen vertrekt binnen de gestelde termijn.

 

(34)

Overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de basisverordening werden de communautaire importeurs met de grootste verkoophoeveelheid geselecteerd zodat de grootste representatieve hoeveelheid kon worden bereikt die redelijkerwijs kan worden onderzocht. Om dit te bereiken, werden de zeven grootste importeurs met betrekking tot verkoophoeveelheden geselecteerd voor de samenstelling van de steekproef. De in de steekproef opgenomen ondernemingen hebben een vragenlijst ontvangen die zij alle binnen de gestelde termijn hebben beantwoord.

  • 5. 
    Behandeling als marktgerichte onderneming („BMO”) en individuele behandeling („IB”)
 

(35)

Om de producenten/exporteurs in de VRC in staat te stellen desgewenst om een BMO of een IB te verzoeken, heeft de Commissie de haar bekende betrokken Chinese producenten/exporteurs en de verenigingen van exporteurs en de Chinese autoriteiten de desbetreffende formulieren toegezonden. 106 producenten/exporteurs hebben overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening een verzoek om behandeling als marktgerichte onderneming ingediend. Al deze bedrijven verzochten ook om individuele behandeling, voor het geval op grond van het onderzoek zou worden vastgesteld dat zij niet aan de voorwaarden voor de behandeling als een marktgerichte onderneming voldeden. Twee andere ondernemingen verzochten uitsluitend om een individuele behandeling. Alle negen in de steekproef opgenomen bedrijven verzochten om een behandeling als marktgerichte onderneming en een individuele behandeling.

  • 6. 
    Vragenlijsten en controlebezoeken
 

(36)

Vragenlijsten werden verstuurd naar de producenten/exporteurs in de VRC die in de steekproef opgenomen zijn en de vier producenten/exporteurs in de VRC die een individueel onderzoek hebben gevraagd en gekregen, naar de communautaire producenten die in de steekproef werden opgenomen en naar de importeurs alsook gebruikers in de Gemeenschap. Er werden antwoorden ontvangen van alle negen producenten/exporteurs in de VRC die in de steekproef werden opgenomen, de vier producenten/exporteurs die een individueel onderzoek hebben verkregen, één exporteur in de VRC die niet in de steekproef is opgenomen en die een individueel onderzoek heeft aangevraagd maar uiteindelijk niet verkregen, zoals vermeld in overweging 20 hierboven, zeven communautaire producenten die in de steekproef zijn opgenomen, zeven niet-verbonden importeurs die in de steekproef werden opgenomen, drie gebruikers en twee producenten in het referentieland India.

 

(37)

De Commissie heeft alle gegevens die nodig werden geacht voor de vaststelling van dumping, van de daaruit vloeiende schade en van het belang van de Gemeenschap ingewonnen en gecontroleerd. Bij de volgende ondernemingen werd ter plaatse een controle uitgevoerd:

 

a)

Communautaire producenten:

 

  • A. 
    Agrati SpA, Milaan, Italië
 

Societa Bulloneria Europea SpA, Monfalcone en Reggio Emilia, Italië

 

Fontana Luigi SpA en LOBO SpA, Milano, Italië

 

Finnveden Bulten, AB Göteborg, Zweden

 

Fabryka Śrub w Lańcucie Śrubex S.A., Lańcut, Polen

 

Growermetal SRL, Lecco, Italië

 

Invitea SpA, Milano, Italië

 

b)

Producenten/exporteurs en hun verbonden ondernemingen in de VRC:

 

Changshu City Standard Parts Factory en Changshu British Shanghai International Fastener Co., Ltd, Changshu

 

Zhangjiagang City Jinli Standard Fastener Co. Ltd, Zhangjiagang, en

 

Ningbo Yonghong Fasteners Co., Ltd, Ningbo

 

Ningbo Jinding Fastening Piece Co., Ltd, Ningbo

 

Kunshan Chenghe Standard Component Co., Ltd, Kunshan

 

Pol Shin Fastener (ZheJiang) Co., Ltd, Jiashan

 

Biao Wu Tensile Fasteners Co., Ltd en Shanghai Prime Machinery Co., Ltd, Shanghai

 

Zhejiang Zhapu Industrial Co., Ltd, Jiaxing Washan Fasteners Co., Ltd en Zhejiang WB Auto Fasteners Co., Ltd, Jiaxing

 

Eastport Fastener Manufacturing Co., Ltd, Ningbo

 

CELO Suzhou Precision Fasteners Co., Ltd, Taicang

 

Golden Horse (Dong Guan) Metal Manufactory Co., Ltd, Dongguan City

 

Yantai Agrati Fasteners Co., Ltd, Yantai

 

Zhejiang Guanglong Hardware and Plastic Co., Ltd, en Zhejiang Guanglong Plating Machinery & Product Co., Ltd, Anji

 

c)

Verbonden ondernemingen in de Gemeenschap:

 

Celo S.A., Barcelona, Spanje

 

d)

Verbonden onderneming in Taiwan:

 

Sunny Corp., Taipei

 

e)

Niet-verbonden importeurs in de Gemeenschap:

 

Adolf Würth GmbH, Kunzelsau, Duitsland

 

Chaves Bilbao, S.A., Larrabetzu, Spanje

 

FM Bulloneria Viterie SpA, Reggio Emilia, Italië

 

  • F. 
    Reyher Nchfg. GmbH & CO KG, Hamburg, Duitsland
 

Hexstone Ltd t/a Owlett Jaton, Stone, VK

 

VIPA SpA, Reggio Emilia, Italië.

 

(38)

Om de normale waarde vast te stellen voor Chinese exporteurs/producenten die niet als marktgerichte onderneming behandeld konden worden, werd bij de volgende ondernemingen ter plaatse een controle verricht teneinde de normale waarde vast te stellen aan de hand van de gegevens van het referentieland (India):

 

f)

Producenten in het referentieland, India:

 

Pooja Forge Ltd, Faridabad

 

Mohindra Fasteners Ltd, New Delhi.

  • 7. 
    Onderzoektijdvak
 

(39)

Het onderzoek naar de dumping en schade had betrekking op de periode van 1 oktober 2006 tot 30 september 2007 („het onderzoektijdvak of het OT”). Het onderzoek van de Commissie naar de ontwikkelingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 1 januari 2003 tot het einde van het onderzoektijdvak („de beoordelingsperiode”).

  • B. 
    BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT
  • 1. 
    Betrokken product
 

(40)

Het betrokken product heeft betrekking op bepaalde soorten ijzeren of stalen (met uitzondering van roestvrij stalen) bevestigingsmiddelen, d.w.z. houtschroeven (met uitzondering van kraagschroeven), zelftappende schroeven, andere schroeven en bouten met kop (ook indien met bijbehorende moeren of sluitringen, maar met uitzondering van schroeven, gedraaid of gedecolleteerd uit massief materiaal en waarvan de dikte van de schacht niet meer bedraagt dan 6 mm en met uitzondering van schroeven en bouten voor het bevestigen van bestanddelen van spoorbanen) alsmede sluitringen, van oorsprong uit de Volksrepubliek China (samen „de bevestigingsmiddelen” of „het betrokken product” genoemd).

 

(41)

De betrokken producten zijn gewoonlijk aangegeven onder de GN-codes 7318 12 90, 7318 14 91, 7318 14 99, 7318 15 59, 7318 15 69, 7318 15 81, 7318 15 89, ex 7318 15 90, ex 7318 21 00 en ex 7318 22 00.

 

(42)

Bevestigingsmiddelen worden gebruikt in de bouw, de techniek enz. om twee of meer elementen op een mechanische manier te verbinden, en worden gebruikt in een groot aantal industriële sectoren alsook door consumenten. Op grond van hun fysieke en technische basiseigenschappen en uiteindelijke gebruik worden alle bevestigingsmiddelen beschouwd als enkel product voor het doel van de procedure. Binnen dezelfde nationale en internationale normen dienen bevestigingsmiddelen te voldoen aan dezelfde fysieke en technische basiseigenschappen met inbegrip van met name stevigheid, tolerantie, afwerking en deklaag.

 

(43)

Gedurende het onderzoek, en met name op de contradictoire vergadering, voerde een aantal importeurs of producenten/exporteurs uit de Volksrepubliek China aan dat sommige schroeven, bouten en sluitringen met een lage weerstand niet in de productomschrijving moeten worden opgenomen, omdat zij noch door de bedrijfstak van de Gemeenschap worden geproduceerd, noch vergelijkbaar zijn met de typische producten van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Uit het onderzoek bleek echter dat de bedrijfstak van de Gemeenschap een aanzienlijke hoeveelheid van dezelfde of vergelijkbare types bevestigingsmiddelen produceert. Bovendien eist de basisverordening niet dat de exportproducten in alle opzichten identiek zijn om in het kader van dit onderzoek beschouwd als één enkel product te worden beschouwd. Deze argumenten moesten bijgevolg van de hand worden gewezen.

 

(44)

Eén communautaire distributeur argumenteerde met name dat houtschroeven dienen te worden uitgesloten van het onderzoek omdat naar verluidt i) deze niet in grote hoeveelheden door de bedrijfstak van de Gemeenschap worden geproduceerd, en ii) de communautaire producenten die gespecialiseerd zijn in deze houtschroeven de procedure niet steunen. Het onderzoek heeft echter aangetoond dat er een aanzienlijke productie is van houtschroeven onder de communautaire producenten, waarvan een aantal de procedure steunen. Bovendien wordt eraan herinnerd dat het minimumniveau van de steun uiteengezet in de basisverordening niet vereist is voor elke productsoort en dat dit niet kan dienen als basis voor de vaststelling van de productomschrijving van het onderzoek. Dit argument moest bijgevolg worden afgewezen.

 

(45)

Een andere communautaire distributeur argumenteerde dat de bevestigingsmiddelen voor de doe-het-zelfmarkt dienen te worden uitgesloten van de omschrijving van het onderzoek omdat zij naar hij beweerde verluidt niet vervangbaar zijn door bevestigingsmiddelen geproduceerd door de bedrijfstak van de Gemeenschap, en geproduceerd worden door een aparte tak van de industrie. Na de mededeling van feiten en overwegingen kreeg deze distributeur op eigen verzoek de gelegenheid nogmaals te worden gehoord, waarbij hij zijn argumenten herhaalde dat de bevestigingsmiddelen voor de doe-het-zelfmarkt duidelijk kunnen worden onderscheiden van de andere producten en niet van belang zijn voor de bedrijfstak van de Gemeenschap. In dat verband moet allereerst worden opgemerkt dat bevestigingsmiddelen voor de doe-het-zelfmarkt niet fundamenteel verschillen van andere bevestigingsmiddelen voor meer professioneel gebruik en dat bevestigingsmiddelen voor doe-het-zelf-, professioneel of industrieel gebruik categorieën zijn die elkaar enigszins overlappen. Dezelfde distributeur beschreef een aantal kenmerken van de bevestigingsmiddelen voor de doe-het-zelfmarkt, zoals verpakking, weerstand, merktekens en coating, en stelde dat bevestigingsmiddelen voor het doe-het-zelfsegment van de markt op grond hiervan kunnen worden onderscheiden van bevestigingsmiddelen die bestemd zijn voor andere segmenten. De Commissie was echter van mening dat deze kenmerken onvoldoende reden waren om een duidelijke scheidingslijn te trekken tussen de bevestigingsmiddelen voor de doe-het-zelfmarkt en andere bevestigingsmiddelen. Tot slot hebben de vertegenwoordigers van de bedrijfstak van de Gemeenschap gedurende het onderzoek, en met name tijdens de contradictoire vergadering, ook voorbeelden gegeven van ondernemingen die schroeven en standaardbevestigingsmiddelen produceren, waaronder bevestigingsmiddelen voor doe-het-zelfgebruik. Ook is vastgesteld dat de overige communautaire producenten de technische capaciteit hebben om deze bevestigingsmiddelen te produceren als de marktomstandigheden dit toelaten. De argumenten van deze distributeur moesten bijgevolg van de hand worden gewezen.

 

(46)

Een communautaire producent van ankers voerde uit de Volksrepubliek China inslagschroeven in die voor de productie van ankers worden gebruikt en heeft geargumenteerd dat er naar zijn beste weten in de Gemeenschap geen productiecapaciteit voor deze inslagschroeven is. Hij beweerde bovendien dat inslagschroeven niet opgenomen dienen te worden in de productomschrijving omdat zij niet gebruikt kunnen worden als gewone schroef. Het onderzoek heeft echter uitgewezen dat inslagschroeven dezelfde fysieke basiseigenschappen hebben als andere bevestigingsmiddelen en ook geproduceerd worden door de bedrijfstak van de Gemeenschap. Deze bevindingen zijn door de betrokken onderneming niet betwist. Er is daarom geen reden om deze producten niet in de productomschrijving op te nemen.

 

(47)

Twee communautaire producenten voerden aan dat bevestigingsmiddelen zonder kop en „vrouwelijke” bevestigingsmiddelen in het onderzoek moeten worden opgenomen, omdat zij soortgelijke fysieke kenmerken hebben als het betrokken product en eveneens schade oplopen door invoer uit de Volksrepubliek China. Deze producten zijn niet in de in overweging 1 genoemde klacht opgenomen en derhalve bevat het onderzoeksdossier geen informatie over deze producten. Het is derhalve niet mogelijk in dit stadium dergelijke veranderingen in de productomschrijving van het onderzoek te accepteren.

  • 2. 
    Soortgelijk product
 

(48)

Een aantal partijen hebben geargumenteerd dat de bevestigingsmiddelen die vervaardigd worden in de VRC voor uitvoer naar de Gemeenschap niet vergelijkbaar zijn met die welke geproduceerd worden door de bedrijfstak van de Gemeenschap en dat deze laatstgenoemde in andere toepassingen worden gebruikt dan de bevestigingsmiddelen geproduceerd in de VRC en zij dus daarmee niet rechtstreeks concurreren. Zij argumenteerden in het bijzonder dat de meerderheid van de bevestigingsmiddelen die in de VRC worden geproduceerd i) standaardproducten zijn (voornamelijk van de weerstandscategorieën tussen 4,8 en 8,8) die geen specifieke kenmerken hebben wat grondstof, weerstand, deklaag of certificatie-/veiligheidsgerelateerde aspecten betreft; ii) bestemd zijn voor niet-professionele toepassingen en algemene distributie in tegenstelling tot hightechtoepassingen; en iii) niet voldoen aan de strenge eisen van specifieke eindgebruikers zoals de automobiel-, chemische of luchtvaartindustrie. Deze beweringen werden in een aantal schriftelijke opmerkingen en tijdens de contradictoire vergadering uiteengezet. Zij werden tevens in schriftelijke opmerkingen van de autoriteiten van de VRC uiteengezet.

 

(49)

Een aantal importeurs en hun verenigingen hebben er tijdens de contradictoire vergadering ook op gewezen dat bevestigingsmiddelen vervaardigd in de VRC voortdurend tegen lagere prijzen worden verkocht dan producten geproduceerd door de bedrijfstak van de Gemeenschap en dat dit bewijst dat de Chinese bevestigingsmiddelen voor andere doeleinden zijn bestemd dan de in de Gemeenschap geproduceerde bevestigingsmiddelen. Om hun argumenten nog meer kracht bij te zetten, merkten zij op dat de bedrijfstak van de Gemeenschap erin geslaagd was om zijn verkoophoeveelheid te vergroten en de gemiddelde eenheidsverkoopprijs te verhogen, zelfs met een aanzienlijke stijging van de invoer uit de VRC tijdens deze periode.

 

(50)

Tijdens de contradictoire vergadering hebben alle partijen erkend dat in de bevestigingsmiddelenindustrie een belangrijk verschil is tussen standaard- en zgn. „specifieke” bevestigingsmiddelen. Standaardproducten worden uitgebreid beschreven in industrienormen, zoals bijvoorbeeld de normen van het Deutsche Institut für Normung (Duits Normalisatie-instituut) („DIN”). Deze normen moeten garanderen dat de producten van verschillende leveranciers in verschillende landen vanuit het oogpunt van de gebruiker in wezen uitwisselbaar zijn. Specifieke bevestigingsmiddelen voldoen daarentegen aan het ontwerp en/of de eisen van een specifieke gebruiker Ook wordt algemeen erkend dat specifieke bevestigingsmiddelen meestal worden gebruikt in meer veeleisende toepassingen, zoals de auto-, chemische en andere industrie en zijn gemiddeld duurder om te produceren en te verkopen dan standaardbevestigingsmiddelen.

 

(51)

Hoewel het onderscheid tussen standaard- en specifieke bevestigingsmiddelen oorspronkelijk geen deel uitmaakte van de indeling van de productsoorten (productcontrolenummers of PCN's) die in het onderzoek wordt gebruikt, werd na de contradictoire vergadering besloten dat dit moest worden toegevoegd aan de productkenmerken die voor de berekening van de dumping- en schademarges in aanmerking worden genomen. Aangezien het bij verreweg de meeste uitvoer van het betrokken product door de onderzochte bedrijven om standaardproducten ging, betekent dit dat de vergelijking in de meeste gevallen wordt gemaakt tussen standaardproducten die in de VRC, het referentieland en de Gemeenschap zijn geproduceerd.

 

(52)

Bij de in overweging 48 genoemde opmerking van de autoriteiten van de VRC was een analyserapport bijgevoegd, waarin de vermeende kwaliteitsverschillen worden beschreven tussen bevestigingsmiddelen van een bepaalde norm (DIN 933 wordt als voorbeeld gebruikt) die in de Gemeenschap en in de VRC zijn geproduceerd. In deze analyse werd rekening gehouden met variaties in geometrie, hardheid en chemische samenstelling. Er werd beweerd dat, hoewel beide geteste producten voldeden aan de DIN-norm, de in de Gemeenschap geproduceerde bevestigingsmiddelen consistenter waren, d.w.z. minder variatie vertoonden in alle geanalyseerde parameters, dan de in de VRC geproduceerde bevestigingsmiddelen. Op grond hiervan concludeerden de autoriteiten van de VRC dat het in de Gemeenschap geproduceerde product gezien de superieure kwaliteit niet kon worden vergeleken met het product uit de VRC. De bedoeling van de DIN-norm en andere algemeen geaccepteerde normen is echter te garanderen dat producten aan bepaalde essentiële gebruikerseisen voldoen. Eventuele resterende variaties moeten binnen grenzen liggen waarbij geen ernstige gevolgen voor de kwaliteit en functie van het bevestigingsmiddel bestaan. Een bevestigingsmiddel dat als een DIN 933-bout in de handel wordt gebracht, moet in wezen vergelijkbaar zijn met een ander bevestigingsmiddel dat op grond van dezelfde norm in de handel wordt gebracht. Eventuele vermeende verschillen die vanuit het oogpunt van de gebruiker blijven bestaan, kunnen worden opgelost door middel van een correctie voor fysieke verschillen (zie overweging 103), maar betekenen niet dat de twee producten niet vergelijkbaar zijn.

 

(53)

In dezelfde opmerking werd aangevoerd dat bij de productie van bevestigingsmiddelen door de bedrijfstak van de Gemeenschap gebruik wordt gemaakt van betere coatingtechnieken die fabrikanten in de VRC niet tot hun beschikking hebben en dat die producten daarom niet als gelijke producten kunnen worden beschouwd. De verschillen in het soort deklaag zijn echter in aanmerking genomen door het PCN dat in het onderzoek is gebruikt en betekenen niet dat de bevestigingsmiddelen die door de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn vervaardigd en die welke in de VRC zijn vervaardigd, niet gelijk zijn in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening. Dit artikel vereist alleen dat het soortgelijke product kenmerken bezit die grote overeenkomst vertonen met die van het betrokken product. Dit argument kon derhalve niet worden aanvaard.

 

(54)

Kortom, wat de vermeende verschillen in fysieke en technische eigenschappen betreft, heeft het onderzoek uitgewezen dat, ondanks het brede aanbod aan productsoorten op de markt, verscheidene van de in de VRC voor uitvoer naar de Gemeenschap geproduceerde soorten en de door de bedrijfstak van de Gemeenschap vervaardigde soorten grotendeels overeenkomstig vergelijkbare industriële normen op de markt werden gebracht. Verder werden in het kader van het onderzoek vrijwel uitsluitend prijsvergelijkingen tussen bevestigingsmiddelen van het standaardtype gemaakt. In dit verband dient te worden herinnerd aan het feit dat bevestigingsmiddelen die geproduceerd en geklasseerd worden onder dezelfde normen, in principe dienen te voldoen aan alle vereisten met betrekking tot de mechanische kenmerken van de gebruikte grondstof, vorm, toleranties enz. Terwijl wordt erkend dat niet alle soorten bevestigingsmiddelen worden voor alle toepassingen kunnen gebruikt en dat dit met name geldt voor specifieke bevestigingsmiddelen en zeer technische toepassingen, werd bevonden dat, binnen dezelfde norm, alle soorten bevestigingsmiddelen onderling verwisselbaar zijn voor de meeste andere toepassingen. Ondanks de lagere prijzen in de VRC heeft de Europese Vereniging van IJzer- en Staalproducerende Industrieën („Eurofer”) bovendien bevestigd dat er geen groot kwaliteitsverschil is tussen het staal geproduceerd in de VRC en het staal geproduceerd in de Gemeenschap als het staal overeenstemt met een bepaalde kwaliteitsnorm. Daarom werd geconcludeerd dat de vergelijkbaarheid tussen de uitgevoerde bevestigingsmiddelen uit de VRC en de in de Gemeenschap geproduceerde en verkochte producten niet beïnvloed wordt door kwaliteitsverschillen in de grondstof.

 

(55)

Met betrekking tot de verschillende prijsniveaus werd er aangenomen dat prijsverschillen tussen producten op zichzelf niet betekenen dat een bepaalde productsoort als verschillend dient te worden beschouwd. Aangezien werd geconstateerd dat alle typen bevestigingsmiddelen binnen dezelfde norm over dezelfde basiseigenschappen beschikken en uiteindelijk voor hetzelfde gebruik bestemd zijn, dient het hierboven vermelde argument verworpen te worden.

 

(56)

Enkele importeurs en producenten/exporteurs voerden aan dat de in het referentieland India geproduceerde bevestigingsmiddelen meestal hoogwaardige productsoorten zijn, bestemd voor de automobielsector en soortgelijke toepassingen, en daarom niet vergelijkbaar zijn met de bevestigingsmiddelen uitgevoerd naar de Gemeenschap door de Chinese producenten. Het onderzoek heeft echter uitgewezen dat zowel specifieke als standaardproducten worden geproduceerd en verkocht in India. Zoals hierboven uiteengezet, hebben die bevestigingsmiddelen dezelfde fysieke en technische basiseigenschappen als de producten uitgevoerd vanuit de VRC.

 

(57)

Om die reden werd geconcludeerd dat de bevestigingsmiddelen geproduceerd en verkocht door de bedrijfstak van de Gemeenschap in de Gemeenschap, de bevestigingsmiddelen geproduceerd en verkocht op de binnenlandse markt in de VRC, de bevestigingsmiddelen die op de binnenlandse markt in referentieland India werden geproduceerd en verkocht, en bevestigingsmiddelen geproduceerd in de VRC en verkocht aan de Gemeenschap, soortgelijk zijn in de betekenis van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

  • C. 
    DUMPING
  • 1. 
    Behandeling als marktgerichte onderneming (BMO)
 

(58)

Ingevolge artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening wordt bij antidumpingonderzoeken betreffende producten van oorsprong uit China de normale waarde voor producenten die aan de criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening blijken te voldoen, vastgesteld overeenkomstig de leden 1 tot 6 van dat artikel.

 

(59)

Om verwijzingen te vergemakkelijken, worden deze criteria hierna kort samengevat:

 

1.

besluiten van bedrijven worden genomen als reactie op marktsignalen, zonder staatsinmenging van betekenis, en kosten geven marktvoorwaarden weer;

 

2.

ondernemingen beschikken over een duidelijke basisboekhouding die alle terreinen bestrijkt en die door een onafhankelijke instantie wordt gecontroleerd in overeenstemming met de hiervoor internationaal geldende normen;

 

3.

er zijn geen verstoringen van betekenis die nog voortvloeien uit het vroegere systeem zonder markteconomie;

 

4.

de betrokken ondernemingen zijn onderworpen aan faillissements- en eigendomswetten die rechtszekerheid en stabiliteit verschaffen; en tevens

 

5.

omrekening van munteenheden geschiedt tegen de marktkoers.

1.1.   Ondernemingen in de steekproef

 

(60)

Zoals vermeld in overweging 35, hebben 106 producenten/exporteurs, alle negen in de steekproef opgenomen bedrijven inbegrepen, om een BMO verzocht.

 

(61)

De Commissie heeft alle informatie in de BMO-aanvragen van deze bedrijven of groepen ter plaatse gecontroleerd bij de negen in de steekproef opgenomen bedrijven of groepen.

 

(62)

Van de negen bedrijven of groepen die werden geïnspecteerd voor een BMO, hebben er vier onjuiste of misleidende informatie verstrekt. De vier betrokken bedrijven of groepen werden hiervan op de hoogte gebracht en kregen de mogelijkheid te reageren overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening. Er werd echter geen nieuw bewijsmateriaal of informatie ontvangen van deze vier bedrijven die de toepassing van artikel 18 van de basisverordening op deze bedrijven zou verhinderen. Aangezien het vermelde artikel van toepassing is op deze vier bedrijven, werd geen BMO-beslissing getroffen.

 

(63)

Aan de vijf resterende, in de steekproef opgenomen bedrijven of groepen werd geen BMO toegekend op grond van het feit dat de kosten en het belangrijkste productiemiddel, walsdraad, niet hoofdzakelijk de marktvoorwaarden weergaven, zoals vereist in artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening. Er werd bevonden dat de prijzen van walsdraad, of in sommige gevallen getrokken staaldraad, aangerekend op de Chinese markt, aanzienlijk lager zijn dan deze aangerekend op andere markten zoals Europa, Noord-Amerika en Japan (3). Aangezien China het grootste deel van zijn ijzererts moet invoeren tegen de prijzen van de internationale markt, is het duidelijk dat het land geen baat heeft bij enig natuurlijk vergelijkend voordeel dat deze abnormaal lage prijzen van walsdraad op de Chinese binnenlandse markt zou verklaren. Tegelijkertijd wijzen verscheidene studies (4), en zelfs de jaarverslagen van een aantal grote walsdraadproducenten (5) (die grondstof leveren aan producenten van bevestigingsmiddelen, zij het meestal via handelaars) op aanzienlijke staatsinmenging in deze sector. Zo hebben bijvoorbeeld gecontroleerde jaarrekeningen van de voornoemde producenten aangetoond dat beide bedrijven in 2006 en 2007 aanzienlijke overheidssteun hebben genoten. Bovendien betaalde een van de genoemde bedrijven, dankzij allerhande belastingsverminderingen en -voordelen, slechts zo'n 4,5 % belasting op een winst van 2,8 miljard CNY in 2007, in plaats van de normale bedrijfsbelasting van 33 %. Een van de hiervoor genoemde rapporten, met name „Money for Metal”, geeft een opsomming van de verschillende soorten van en bedragen aan subsidiëring die de grootste staalproducenten in het laatste decennium van de Chinese staat hebben ontvangen. Hetzelfde rapport signaleert meer dan 393 miljard CNY aan staatssteun verleend aan Chinese staalproducenten en concludeert dat dit heeft geleid tot een kunstmatige groei van de Chinese staalproductie en -capaciteit ten koste van de internationale concurrentie.

 

(64)

De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om op deze bevindingen te reageren.

 

(65)

Verscheidene producenten/exporteurs hebben geargumenteerd dat de beslissing om een BMO te weigeren aan alle in de steekproef opgenomen bedrijven op grond van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening op basis van verstoorde grondstofkosten, een verkeerde interpretatie is van dit artikel waarvan zij menen dat het per bedrijf op individuele basis dient te worden toegepast, in plaats van op de gehele sector. Bovendien argumenteren sommige bedrijven dat de term marktvoorwaarden waarnaar in dit artikel wordt verwezen, dient te worden geïnterpreteerd als marktvoorwaarden in de VRC in plaats van internationale marktvoorwaarden.

 

(66)

Als antwoord op deze argumenten wordt opgemerkt dat artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening eist, onder andere, dat de kosten en de belangrijkste productiemiddelen de marktvoorwaarden hoofdzakelijk weergeven. Het belangrijkste productiemiddel voor bevestigingsmiddelen, walsdraad, maakt ongeveer 50 % uit van de productiekosten. Op basis van tijdens het onderzoek verkregen en gecontroleerde gegevens alsook gegevens van onafhankelijke marktbronnen zoals het „Steel Bulletin Board” is het onbetwistbaar dat de prijs van walsdraad op de Chinese binnenlandse markt aanzienlijk lager is dan de prijs op andere markten. Aangezien de VRC geen enkel natuurlijk comparatief voordeel heeft met betrekking tot ijzererts en dit moet invoeren tegen internationale marktprijzen, bestaat er kennelijk geen rechtvaardiging voor de abnormaal lage prijs van walsdraad, die de marktvoorwaarden niet in redelijke mate weerspiegelt. Deze vaststelling is zowel van toepassing op de gehele sector als individueel op elk van de onderzochte in de steekproef opgenomen bedrijven. Daarom wordt aan criterium 1 van artikel 2, lid 7, onder c), geacht niet te zijn voldaan.

 

(67)

Met betrekking tot de interpretatie van het begrip „marktvoorwaarden” dient deze term te worden begrepen als een niet-verstoorde marktprijs. In dit verband, zoal hierboven reeds vermeld, wijzen verschillende bronnen en studies op staatsinmenging in de Chinese staalindustrie. Bovendien, zoals hierboven reeds vermeld, hebben een aantal van de grootste Chinese walsdraadproducenten verscheidene vormen van subsidies ontvangen in 2006 en 2007, zoals blijkt uit hun gecontroleerde jaarrekeningen. Er dient ook te worden opgemerkt dat het aan de producenten/exporteurs is om aan te tonen dat zij op marktvoorwaarden opereren en dat de kosten en hun belangrijkste productiemiddelen hoofdzakelijk marktvoorwaarden weergeven. Dit werd in dit geval niet aangetoond.

 

(68)

Sommige producenten/exporteurs hebben ook geargumenteerd dat, zelfs al was er een prijsverschil tussen de grondstofprijzen op de Chinese binnenlandse markt en andere internationale markten, dit verschil kan worden verklaard door kwaliteitsverschillen. Het is echter duidelijk dat, zelfs als er bepaalde kwaliteitsverschillen zouden bestaan, deze de enorme kloof in de prijs voor staal van dezelfde norm gebruikt door Chinese producenten/exporteurs en de Gemeenschap en Indiase producenten, niet kunnen verklaren. Bovendien is het verschil tussen de Chinese prijs voor walsdraad en prijzen op andere markten, zoals blijkt uit gepubliceerde bronnen en die verwijzen naar dezelfde soort walsdraad aanzienlijk; volgens gegevens gepubliceerd door het Steel Bulletin Board lag de prijs van Chinese walsdraad tijdens het onderzoektijdvak rond de orde van grootte van 300-350 EUR/Mt, terwijl de prijzen in Noord-Amerika, Europa en Japan varieerden tussen 400 en 500 EUR/Mt voor dezelfde kwaliteit. Gegevens verkregen en gecontroleerd tijdens het onderzoek bij de in de steekproef opgenomen producenten/exporteurs en communautaire producenten is in overeenstemming met de voornoemde gepubliceerde gegevens. Daarom wordt gesteld dat, zelfs als er sprake is van kwaliteitsverschillen, deze de enorme prijsverschillen tussen grondstoffen op de Chinese binnenlandse markt en grondstoffen verkocht op andere internationale markten, niet verklaren.

 

(69)

Sommige producenten/exporteurs argumenteren eveneens dat elke verstoring in de grondstofprijzen dient te worden aangepakt met een correctie van de normale waarde in de dumpingberekening in plaats van met de weigering van een BMO. In dit geval is het echter duidelijk, gezien het grote aandeel van walsdraad in de totale kostprijs, dat aan de vereisten van artikel 2, lid 7, onder c), dat onder andere vereist dat de „kosten en belangrijkste productiemiddelen hoofdzakelijk marktvoorwaarden weergeven”, niet werd voldaan. Om die reden zou elke correctie in de dumpingberekeningen om de verstoorde productiemiddelenkosten aan te pakken, elke betekenis aan artikel 2, lid 7, onder c), ontnemen.

 

(70)

Een producerende/exporterende groep betwistte de conclusie dat een BMO diende te worden geweigerd mede omdat werd geoordeeld dat de Chinese staat (met een aandeelhouderschap van 47,18 %) zichzelf in een positie bevond om elke beslissing met betrekking tot het bedrijf aanzienlijk te beïnvloeden of te belemmeren, en heeft hieromtrent bewijsmateriaal geleverd. Deze groep argumenteerde in het bijzonder dat beslissingen over prijzen, kosten en productiemiddelen genomen werden door de algemeen directeur en de onderdirecteurs, aangesteld door de raad van bestuur en niet door de aandeelhouders. Zij beweerden daarom dat het feit dat bepaalde beslissingen werden genomen door de aandeelhoudersvergadering met een tweederde meerderheid irrelevant is, aangezien geen van deze beslissingen zakelijke beslissingen zijn over prijzen, kosten en productiemiddelen.

 

(71)

Het feit dat de raad van bestuur, aangesteld door de controlerende aandeelhouder, onveranderd bleef tijdens het privatiseringsproces, doet twijfel rijzen omtrent de onafhankelijkheid van de leden van de raad tegenover de staat. Het is ook opmerkelijk dat de samenstelling van de raad van bestuur het aandeel van de aandeelhouders in de groep na de privatisering niet weerspiegelde. Het kan daarom niet worden uitgesloten dat zakelijke beslissingen onrechtstreeks werden beïnvloed door de staat en het bedrijf was niet in staat om bewijs van het tegendeel te leveren.

 

(72)

Derhalve wordt de aanvankelijke bevinding dat een BMO dient te worden geweigerd aan deze groep, mede op grond hiervan, gehandhaafd.

 

(73)

Een tweede producent/exporteur aan wie een BMO niet werd toegekend, betwistte de conclusie van de Commissie met betrekking tot de standaard voor jaarrekeningen en verstoringen overgedragen uit het vorige systeem zonder markteconomie en argumenteerde dat deze bevindingen niet als basis mogen worden gebruikt voor de weigering van een BMO. Deze bevindingen werden grondig geanalyseerd. Wat de standaard voor jaarrekeningen betreft, is het nog steeds onbetwist dat het bedrijf de internationale en Chinese standaarden voor jaarrekeningen niet naleefde met betrekking tot de afschrijving van vaste activa. Met betrekking tot de uit het vroegere systeem zonder markteconomie overgedragen verstoringen die gepaard gingen met de privatisering van het bedrijf voorafgaand aan het onderzoektijdvak, heeft het bedrijf geen nieuw bewijsmateriaal geleverd waardoor de Commissie haar conclusies zou kunnen doen veranderen met betrekking tot het privatiseringsproces.

 

(74)

Derhalve wordt, op basis van deze twee bijkomende gronden, de aanvankelijke bevinding dat een BMO dient te worden geweigerd aan dit bedrijf, gehandhaafd.

 

(75)

Een derde producent/exporteur argumenteerde dat het feit dat de meerderheid van zijn kapitaal gecontroleerd werd door een vakbond niet betekende dat het eerste BMO-criterium niet vervuld was. Het bedrijf kon echter niet aantonen hoe de aandeelhouders de controle over het bedrijf vrij en in overeenstemming met hun aandeel konden uitoefenen zoals in een vrijemarkteconomie. Staatsinmenging kan derhalve niet worden uitgesloten. Hetzelfde bedrijf betwistte de bevinding dat het financiële steun had ontvangen van de staat tegen zeer gunstige voorwaarden, omdat zijn schulden aan de staat een bepaalde interest droegen die dicht bij de gangbare markttarieven lag. De overeengekomen interestvoet lag echter niet enkel onder het marktniveau, de schulden aan de staat werden ook niet afgelost overeenkomstig de afgesproken afbetalingsroosters. Deze onderneming argumenteert eveneens dat enkel de Chinese standaard voor jaarrekeningen dient te worden gebruikt als criterium voor het toestaan van een BMO.

 

(76)

Volgens artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening dienen bedrijfsboekhoudingen echter gecontroleerd te worden in overeenstemming met de internationale standaarden voor jaarrekeningen, zoals hierboven vermeld. Bovendien werd ook bevonden dat de boekhoudpraktijken van dit bedrijf niet in overeenstemming waren met de Chinese voorschriften inzake jaarrekeningen. Hun argumenten moesten bijgevolg worden afgewezen.

1.2.   Bedrijven die een individueel onderzoek kregen

 

(77)

Zoals hierboven vermeld, werden vier producenten/exporteurs niet geselecteerd voor de vereiste steekproef en kregen zij een individueel onderzoek overeenkomstig artikel 17, lid 3, van de basisverordening.

 

(78)

Een groep producenten heeft misleidende informatie verstrekt en bijgevolg werden de bepalingen van artikel 18, lid 1, van de basisverordening toegepast. BMO werd geweigerd aan twee van de overblijvende drie bedrijven op dezelfde gronden als hoger beschreven voor de in de steekproef opgenomen bedrijven, d.w.z. zij voldeden niet aan het eerste BMO-criterium onder artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening aangezien de kosten van hun belangrijkste productiemiddel, staaldraad, de marktvoorwaarden niet hoofdzakelijk weergaven. Wat het vierde bedrijf betreft, werd een BMO geweigerd omdat dit bedrijf niet voldeed aan het tweede en derde BMO-criterium.

 

(79)

Een van de bedrijven die een individueel onderzoek toegekend kregen, betwistte de bevinding van de Commissie dat een BMO aan hen diende te worden geweigerd op basis van het feit dat niet werd voldaan aan het eerste BMO-criterium waarbij het argumenteerde dat staaldraad niet een van de belangrijkste productiemiddelen was in zijn productieproces en dat een deel ervan bovendien kwam van andere bronnen dan Chinese staalfabrieken. De kosten van het bedrijf tijdens het onderzoektijdvak werden echter kunstmatig opgedreven door opstartkosten waardoor het aandeel van staaldraad in de totale kostprijs aanzienlijk minder leek dan in normale omstandigheden. Het aandeel van staaldraad aangekocht in Chinese staalfabrieken vormde het grootste gedeelte van de staaldraad aangekocht in het onderzoektijdvak. Deze argumenten werden derhalve van de hand gewezen.

  • 2. 
    Individuele behandeling (IB)

2.1.   Ondernemingen in de steekproef

 

(80)

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening wordt voor de in dat artikel bedoelde landen een antidumpingrecht vastgesteld dat voor het gehele land van kracht is; dat geldt evenwel niet voor exporteurs in die landen die overeenkomstig artikel 9, lid 5, van de basisverordening onder meer kunnen aantonen dat zij vrij zijn hun uitvoerprijzen en -hoeveelheden en verkoopvoorwaarden vast te stellen, zij valuta's tegen marktkoersen omrekenen en eventuele staatsinmenging niet dusdanig is dat de antidumpingmaatregelen ontweken kunnen worden indien voor individuele exporteurs een ander recht wordt vastgesteld.

 

(81)

De vijf producenten/exporteurs in de steekproef aan wie geen BMO kon worden toegekend, hadden voor het geval deze situatie zich zou voordoen ook om een IB verzocht. Uit de beschikbare gegevens bleek aanvankelijk dat vier van deze ondernemingen aan alle voorwaarden voor een individuele behandeling voldeden overeenkomstig artikel 9, lid 5, van de basisverordening.

 

(82)

Zoals meegedeeld aan de belanghebbenden in het inlichtingenformulier waarin de voorlopige onderzoeksbevindingen werden meegedeeld, was het aanvankelijk de bedoeling om geen IB toe te kennen aan het vijfde bedrijf op grond van het feit dat het niet kon aantonen dat buitenlandse aandeelhouders vrij kapitaal en winst konden repatriëren zoals vereist in de basisverordening. Na bekendmaking van de voorlopige bevindingen verstrekte het bedrijf echter bijkomende verklaringen die bevestigd werden tijdens een zitting met een vertegenwoordiger van de buitenlandse aandeelhouder. Om die reden kan worden aanvaard dat er geen beperkingen zijn in de repatriëring van kapitaal en winst en kan aan het bedrijf dus een IB toegekend worden.

 

(83)

Van de negen in de steekproef opgenomen Chinese producenten/exporteurs kon een individuele behandeling worden toegekend aan de hierna genoemde:

 

Ningbo Yonghong Fasteners Co., Ltd

 

Ningbo Jinding Fastener Co., Ltd

 

Biao Wu Tensile Fasteners Co., Ltd

 

Kunshan Chenghe Standard Components Co., Ltd

 

Changshu City Standard Parts Factory en Changshu British Shanghai International Fastener Co., Ltd.

2.2.   Bedrijven die een individueel onderzoek kregen

 

(84)

Alle drie producenten/exporteurs aan wie geen BMO kon worden toegekend, hadden voor het geval deze situatie zich zou voordoen ook om een IB verzocht. Uit de beschikbare gegevens bleek dat zij aan alle voorwaarden voor een individuele behandeling overeenkomstig artikel 9, lid 5, van de basisverordening voldeden.

 

(85)

Er werd bijgevolg geconcludeerd dat een individuele behandeling kon worden toegestaan aan de volgende drie producenten/exporteurs in de VRC:

 

CELO Suzhou Precision Fasteners Co., Ltd

 

Golden Horse (Dong Guan) Metal Manufactory Co., Ltd

 

Yantai Agrati Fasteners Co., Ltd.

  • 3. 
    Vaststelling van de normale waarde voor de Chinese producenten/exporteurs die niet als marktgerichte onderneming worden behandeld

3.1.   Referentieland

 

(86)

Ingevolge artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening moet de normale waarde voor producenten/exporteurs aan wie geen BMO werd toegekend, worden vastgesteld aan de hand van de prijzen of de samengestelde waarde in een referentieland.

 

(87)

In het bericht van inleiding deelde de Commissie haar voornemen mede om India als geschikt referentieland voor de vaststelling van de normale waarde voor de VRC te kiezen, en belanghebbenden werd verzocht hun reacties mede te delen.

 

(88)

Verscheidene importeurs in de Gemeenschap en producenten/exporteurs in de VRC hebben zich verzet tegen de keuze van India met als argument dat het Indiase productassortiment niet vergelijkbaar is met dat van de Chinese producenten/exporteurs. De meeste partijen stelden voor om Taiwan te gebruiken.

 

(89)

De Commissie heeft actief gezocht naar medewerking van bekende producenten van bevestigingsmiddelen over de hele wereld met inbegrip van Taiwan. Geen van de Taiwanese producenten was echter bereid medewerking te verlenen. Bovendien wenste geen enkele producent van een derde land mede te werken aan de procedure. Twee Indiase producenten, daarentegen, waren bereid mee te werken door de vragenlijst te beantwoorden bedoeld voor producenten in het referentieland. De in hun antwoorden op de vragenlijst verstrekte gegevens werden ter plaatse gecontroleerd. Slechts een van de bedrijven verstrekte echter voldoende gedetailleerde gegevens om te worden gebruikt als basis voor het bepalen van de normale waarde.

 

(90)

Na de definitieve mededeling van feiten en overwegingen stelde een aantal importeurs en exporteurs ter discussie of het wenselijk was de gegevens van de laatstgenoemde Indiase exporteur te gebruiken, omdat i) de hoeveelheid die door deze producent wordt geproduceerd en op de Indiase binnenlandse markt wordt verkocht volgens hen niet representatief zou zijn voor de hoeveelheid die uit de VRC naar de Gemeenschap wordt uitgevoerd en ii) deze Indiase producent volgens hen commerciële banden had met een van de communautaire producenten die de klacht steunen. In dit verband moet worden opgemerkt dat i) de omvang van de verkoop van de Indiase producent als voldoende representatief werd beschouwd om betrouwbare normale waarden vast te stellen en ii) het feit dat de producent uit het referentieland banden heeft met een communautaire producent die de klacht steunt, niet betekent dat de keuze van dat referentieland onredelijk is. Verder werd opgemerkt dat deze banden na het OT tot stand waren gekomen. Gezien het bovenstaande en het feit dat er geen andere producenten uit derde landen meewerkten, werd de keuze van India als referentieland als redelijk beschouwd.

 

(91)

In het licht van het voorgaande, met inachtneming van de voorwaarden van mededinging en openheid van de Indiase markt, en het feit dat de medewerkende Indiase producent productsoorten verkocht die vergelijkbaar zijn met de productsoorten die worden uitgevoerd door de Chinese producenten/exporteurs, werd vastgesteld dat India een geschikt derde land met markteconomie was in de betekenis van artikel 2, lid 7, van de basisverordening.

3.2.   Normale waarde

 

(92)

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening werd de normale waarde voor de producenten/exporteurs die niet als marktgerichte onderneming konden worden behandeld, vastgesteld op basis van gecontroleerde informatie, verstrekt door de producent uit het referentieland, zoals hierna uiteengezet.

 

(93)

Er werd onderzocht of elke in representatieve hoeveelheden op de Indiase binnenlandse markt verkochte soort van het betrokken product kon worden geacht te zijn verkocht in het kader van normale handelstransacties overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening. Daartoe werd het aandeel van de winstgevende verkoop van elke productsoort aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt tijdens het onderzoektijdvak vastgesteld.

 

(94)

Wanneer 80 % of meer van de totale verkoop van productsoort was verkocht tegen nettoverkoopprijzen die gelijk waren aan of hoger dan de productiekosten, en de gewogen gemiddelde prijs van die soort gelijk was aan of hoger dan de productiekosten, werd de normale waarde gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs. Die prijs werd berekend als een gewogen gemiddelde van de prijzen van alle binnenlandse verkopen van die soort in het onderzoektijdvak, ongeacht of deze verkoop winstgevend was geweest of niet.

 

(95)

Wanneer de winstgevende verkoop van een productsoort 80 % of minder van de totale verkoop van die soort bedroeg, of de gewogen gemiddelde prijs van die soort lager was dan de productiekosten, werd de normale waarde gelijkgesteld met de gewogen gemiddelde prijs van uitsluitend de winstgevende verkoop van die soort.

 

(96)

Afhankelijk van de productsoort, werd de normale waarde vastgesteld op basis van de gewogen gemiddelde verkoopprijzen van alle verkopen of de gewogen gemiddelde verkoopprijzen van uitsluitend de winstgevende verkoop, op de binnenlandse markt van het referentieland op basis van de gecontroleerde gegevens van een producent in dat land.

 

(97)

Een van de bedrijven die een individueel onderzoek verkregen en sommige importeurs argumenteerden dat de normale waarde gebaseerd op één enkele producent in India, die naar zij beweerden geen soortgelijke bevestigingsmiddelen produceert als het bedrijf in kwestie, niet de juiste basis zou leveren voor een behoorlijke vergelijking. Daarom werd gesuggereerd dat de normale waarde berekend dient te worden „op een andere redelijke grondslag”, zoals bepaald in artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening, in dit geval de cijfers van de exporteurs zelf, aangepast aan de vermeende verstoringen in de grondstofprijs.

 

(98)

Het bovenstaande argument werd verworpen aangezien werd vastgesteld dat de Indiase producent ook bepaalde bevestigingsmiddelen verkocht die vergelijkbaar zijn met deze uitgevoerd door de Chinese producenten/exporteurs zoals vermeld in overweging 91. Bovendien werden gepaste correcties aangebracht op de normale waarde die de vergelijkbaarheid van de prijzen beïnvloeden, zoals verklaard wordt in overweging 103.

3.3.   Uitvoerprijzen

 

(99)

In alle gevallen waarin het betrokken product naar onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap werd uitgevoerd, werd de uitvoerprijs vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening, namelijk aan de hand van de werkelijk betaalde of te betalen uitvoerprijzen.

 

(100)

Voor twee producenten/exporteurs werd vastgesteld dat het geheel of een gedeelte van hun uitvoerverkoop naar de Gemeenschap gebeurde via verbonden ondernemingen die zich in de Gemeenschap bevinden en vervolgens werd doorverkocht aan niet-verbonden ondernemingen in de Gemeenschap. In deze gevallen werd de uitvoerprijs, overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening, vastgesteld aan de hand van de prijs waartegen de ingevoerde producten voor het eerst aan onafhankelijke afnemers waren doorverkocht en deze prijs werd gecorrigeerd voor alle kosten tussen invoer en wederverkoop en voor winst. De winstmarge werd vastgesteld op basis van de informatie verstrekt door medewerkende niet-verbonden importeurs.

3.4.   Vergelijking

 

(101)

De normale waarde en de uitvoerprijzen werden vergeleken af fabriek. Om een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs te kunnen maken, werden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening correcties toegepast om rekening te houden met verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen.

 

(102)

De prijsvergelijking tussen de uit de VRC uitgevoerde bevestigingsmiddelen en deze verkocht op de Indiase markt door de Indiase medewerkende producent gebeurde op basis van het onderscheid tussen standaard- en specifieke bevestigingsmiddelen.

 

(103)

Bovendien werd vastgesteld op basis van het ter plaatse verzamelde bewijsmateriaal, dat de procedures voor kwaliteitscontrole toegepast door de Indiase producent wiens gegevens werden gebruikt voor de vaststelling van de normale waarde, moderner waren dan deze gebruikt door de Chinese medewerkende producenten/exporteurs die voornamelijk standaardsoorten bevestigingsmiddelen produceren en uitvoeren. In deze gevallen werd de Indiase normale waarde gecorrigeerd op basis van de kosten van de kwaliteitscontrole die werd aangetroffen bij de Indiase producent.

 

(104)

Daarenboven werden correcties voor de kosten van vervoer, verzekering, lading, overlading, lossing en aanverwante kosten, verpakking, krediet, evenals bankkosten toegestaan wanneer de verzoeken daartoe redelijk en nauwkeurig bleken en met bewijsmateriaal waren gestaafd.

  • 4. 
    Dumpingmarges

4.1.   Voor de in de steekproef opgenomen medewerkende producenten/exporteurs die een individuele behandeling hebben verkregen

 

(105)

Voor de vijf in de steekproef opgenomen bedrijven die een IB kregen toegekend, werden de dumpingmarges vastgesteld door een vergelijking van de gewogen gemiddelde normale waarde vastgesteld voor de Indiase producent die volledig medewerkte, met de gewogen gemiddelde prijs bij uitvoer naar de Gemeenschap van elk bedrijf, zoals bepaald in artikel 2, lid 11, van de basisverordening.

 

(106)

Het steekproefgemiddelde werd berekend als gewogen gemiddelde van de dumpingmarges van de vijf medewerkende in de steekproef opgenomen bedrijven overeenkomstig artikel 9, lid 6, van de basisverordening.

 

(107)

De definitieve dumpingmarges, uitgedrukt in procenten van de cif-invoerprijs, grens Gemeenschap, vóór inklaring, zijn:

 

Onderneming

Dumpingmarge

Biao Wu Tensile Fasteners Co., Ltd

69,9 %

Kunshan Chenghe Standard Components Co., Ltd

93,2 %

Ningbo Jinding Fastener Co., Ltd

74,5 %

Ningbo Yonghong Fasteners Co., Ltd

105,3 %

Changshu City Standard Parts Factory en Changshu British Shanghai International Fastener Co., Ltd

63,1 %

Medewerkende producenten/exporteurs die niet werden geselecteerd voor de steekproef

78,1 %

4.2.   Voor de medewerkende producenten/exporteurs aan wie een individueel onderzoek werd toegekend

 

(108)

Dumpingmarges werden vastgesteld zoals beschreven in overweging 107.

 

(109)

De definitieve dumpingmarges, uitgedrukt in procenten van de cif-invoerprijs, grens Gemeenschap, vóór inklaring, zijn:

 

Onderneming

Dumpingmarge

CELO Suzhou Precision Fasteners Co., Ltd

0,0 %

Golden Horse (Dong Guan) Metal Manufactory Co., Ltd

26,5 %

Yantai Agrati Fasteners Co., Ltd

0,0 %

4.3.   Voor alle andere producenten/exporteurs

 

(110)

Om de dumpingmarge vast te stellen voor alle andere exporteurs in de VRC, heeft de Commissie eerst de mate van medewerking vastgesteld. De mate van medewerking kan als laag worden beschouwd, d.i. ongeveer 53 % van de totale invoer van de VRC. De dumpingmarge voor de niet-medewerkende bedrijven werd daarom vastgesteld als een gemiddelde van de waarde van de Eurostatgegevens en de hoogste marges voor productsoorten verkocht in een representatieve hoeveelheid door de medewerkende producenten/exporteurs met de hoogste dumpingmarge.

 

(111)

Op deze basis werd het voor het gehele land geldende antidumpingmarge voorlopig vastgesteld op 115,4 % van de cif-prijs, grens Gemeenschap, vóór inklaring.

  • D. 
    SCHADE
  • 1. 
    Communautaire productie
 

(112)

Bij het onderzoek werd vastgesteld dat het soortgelijk product wordt vervaardigd door een groot aantal producenten in de Gemeenschap, naar schatting door meer dan 300 kleine en middelgrote ondernemingen maar ook door een aantal grote ondernemingen. De meerderheid van de communautaire producenten heeft zich niet aangemeld na bekendmaking van het bericht van inleiding. De klagende producenten ten behoeve waarvan de klacht werd ingediend, hebben met het onderzoek meegewerkt, hoewel een van de bedrijven die geselecteerd werden voor de steekproef tijdens controle ter plaatse onvoldoende informatie verstrekte om als medewerkend te worden beschouwd. Dit bedrijf werd daarom uitgesloten van de gegevens met betrekking tot de bedrijfstak van de Gemeenschap. Een aantal andere producenten, die de klacht al dan niet steunden, verstrekten algemene gegevens over hun productie- en verkoophoeveelheden. Aangezien verscheidene producenten in de Gemeenschap, meestal kleine ondernemingen, niet medewerkten aan het onderzoek, was het niet mogelijk om de totale hoeveelheid van de communautaire productie precies vast te stellen op basis van de gegevens van individuele bedrijven.

 

(113)

Vervolgens diende de hoeveelheid van communautaire productie geschat te worden aan de hand van de industriële productiegegevens van Eurostat. Op basis van deze gegevens werd de totale communautaire productie in 2006 vastgesteld op 1 431 602 Mt.

  • 2. 
    Omschrijving van de bedrijfstak van de Gemeenschap
 

(114)

De productie van de communautaire producenten die de klacht hebben gesteund en hun volle medewerking hebben verleend aan het onderzoek is goed voor meer dan 27,0 % van de productie van het betrokken product in de Gemeenschap. Zij worden derhalve geacht de bedrijfstak van de Gemeenschap te vormen in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening.

 

(115)

Sommige communautaire importeurs en producenten/exporteurs beweerden, en dit werd bevestigd door het onderzoek, dat een aantal van de medewerkende communautaire producenten, bovenop hun eigen productiefaciliteiten in de Gemeenschap, ook aanzienlijke hoeveelheden van het betrokken product hadden ingevoerd vanuit de VRC voor wederverkoop op de communautaire markt.

 

(116)

Bovendien werd beweerd dat drie van de medewerkende communautaire producenten hun productie gedeeltelijk hadden verplaatst door het opzetten van productiefaciliteiten in de VRC en dat deze daarom dienen te worden uitgesloten van de representativiteitsberekening. Er werd evenwel vastgesteld dat de Chinese dochtermaatschappijen van deze producenten voornamelijk waren opgericht voor de Chinese markt en dat het belangencentrum van deze ondernemingen in de Gemeenschap is gebleven.

 

(117)

Wat de importhoeveelheden van de medewerkende communautaire producenten betreft, heeft het onderzoek uitgewezen dat sommige bedrijven relatief kleine hoeveelheden van het betrokken product van oorsprong uit de VRC hebben ingevoerd in vergelijking met de verkoop van hun eigen productie in de Gemeenschap. De hoeveelheden van deze verkopen, via verbonden en niet-verbonden bedrijven, waren veel kleiner dan door de voormelde partijen werd beweerd.

 

(118)

Het onderzoek heeft uitgewezen dat het belangencentrum van deze bedrijven ongetwijfeld in de Gemeenschap lag en dat, ondanks hun invoer uit de VRC, zij alle als een deel van de communautaire productie dienden te worden beschouwd.

  • 3. 
    Verbruik in de Gemeenschap
 

(119)

Het verbruik in de Gemeenschap in 2006 werd vastgesteld op basis van de totale productiehoeveelheid die werd gerapporteerd aan Eurostat door de overheden van de lidstaten, plus invoer min uitvoer. Er werd vastgesteld dat het zichtbaar verbruik in overeenstemming was met wat vermeld werd in de klacht. Bij gebrek aan enige andere informatie werd daarom voor 2004-2005 eveneens de informatie gebruikt die in de klacht werd opgenomen. Voor de jaren tussen 2003 en het eind van het onderzoektijdvak werden de invoer- en uitvoerhoeveelheden gebaseerd op Eurostatgegevens. Voor 2003 waren geen gegevens beschikbaar en bijgevolg was het maken van een schatting van het verbruik in de Gemeenschap en marktaandelen niet mogelijk.

 

(120)

Op basis van deze gegevens werd vastgesteld dat tussen 2004 en het onderzoektijdvak de vraag naar het betrokken product in de Gemeenschap steeg met 29 %.

 
 

2003

2004

2005

2006

OT

Verbruik in de Gemeenschap (Mt)

N.v.t.

1 761 838

1 744 473

2 104 425

2 272 981

Index 2004 = 100

N.v.t.

100

99

119

129

Bron: Eurostat, Comext, klacht

  • 4. 
    Invoer in de Gemeenschap uit het betrokken land

4.1.   Omvang van de betrokken invoer en marktaandeel

 

(121)

De omvang van de invoer uit de VRC werd gebaseerd op Eurostatgegevens. De invoer uit China heeft zich wat betreft omvang en marktaandeel als volgt ontwikkeld:

 
 

2003

2004

2005

2006

OT

Invoerhoeveelheden uit de VRC (Mt)

216 085

295 227

387 783

485 435

601 887

Index

100

137

179

225

279

Marktaandeel van de VRC

N.v.t.

17 %

22 %

23 %

26 %

Bron: Eurostat

 

(122)

Daar waar de consumptie van het betrokken product steeg met 29 % tussen 2004 en het onderzoektijdvak, is de invoer vanuit de VRC gestaag gestegen met 103 % tijdens dezelfde periode. Bijgevolg steeg het marktaandeel van de VRC in de beoordelingsperiode van 17 % tot 26 % in dezelfde periode.

4.2.   Invoerprijzen en prijsonderbieding

 

(123)

Uit de volgende tabel blijkt de ontwikkeling van de gemiddelde prijs bij invoer uit de VRC. Tijdens de beoordelingsperiode bleven deze prijzen redelijk stabiel met een kleine stijging tot 2005 en een daling in 2006.

 
 

2003

2004

2005

2006

OT

Prijzen bij invoer uit de VRC (EUR/Mt)

938,70

968,11

992,56

931,30

958,28

Index

100

103

106

99

102

Bron: Eurostat

 

(124)

Wat de verkoopprijs van het betrokken product gedurende het onderzoektijdvak op de communautaire markt betreft, werden de prijzen van de in de steekproef opgenomen communautaire producenten vergeleken met die van de in de steekproef opgenomen producenten/exporteurs in de VRC. Hierbij werd uitgegaan van de verkoopprijzen die de bedrijfstak van de Gemeenschap in rekening bracht aan onafhankelijke afnemers, waar nodig gecorrigeerd naar het niveau af fabriek, d.w.z. met uitsluiting van de kosten van het vervoer in de Gemeenschap en na aftrek van kortingen en rabatten. Deze prijzen werden vergeleken met de verkoopprijzen van de Chinese producenten/exporteurs, zonder kortingen en indien nodig gecorrigeerd tot de cif-prijs, grens Gemeenschap, alsmede gecorrigeerd voor de inklaringskosten en de kosten na invoer. Aangezien de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn communautaire productie zowel aan distributeurs als aan eindgebruikers verkoopt, terwijl de Chinese goederen via al dan niet verbonden importeurs en/of handelaren worden verkocht, is de invoerprijs waar nodig gecorrigeerd om ervoor te zorgen dat de vergelijking in hetzelfde handelsstadium gebeurde.

 

(125)

Zoals hierboven vermeld, beweerden de communautaire importeurs en producenten/exporteurs dat de Chinese producten meestal standaardbevestigingsmiddelen van basiskwaliteit zijn terwijl de bedrijfstak van de Gemeenschap vooral levert aan de duurste marksegmenten van bevestigingsmiddelen. Daarom werd er geargumenteerd dat elke prijsvergelijking gebaseerd op gemiddelde prijzen misleidend zou zijn. In dit verband dient te worden vermeld dat de prijsonderbiedingsmarge op basis van de bedrijfsgegevens per productsoort werd vastgesteld waardoor de kenmerken van de vergeleken producten in overweging werden genomen. In het bijzonder werd een soortgelijke methode gebruikt als de methode beschreven in overwegingen 102 en 103 en standaardbevestigingsmiddelen, die het grootste deel van de Chinese uitvoer uitmaken, werden onderscheiden van specifieke soorten bevestigingsmiddelen.

 

(126)

Bij deze vergelijking blijkt dat het betrokken product in het onderzoektijdvak in de Gemeenschap was verkocht tegen prijzen die de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap gemiddeld met meer dan 40 % onderboden.

  • 5. 
    Situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap
 

(127)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de gevolgen van de invoer met dumping uit de VRC voor de bedrijfstak van de Gemeenschap een analyse van alle economische indicatoren die van invloed zijn op de situatie van die bedrijfstak, vanaf 2003 tot en met het onderzoektijdvak. De analyse van de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap werd uitgevoerd voor de in de steekproef opgenomen bedrijven, zoals hierboven vermeld, behalve voor productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoop, marktaandeel, werkgelegenheid en productiviteit waarvan de cijfers de totale bedrijfstak van de Gemeenschap weergeven en gebaseerd zijn op de informatie verstrekt door de medewerkende communautaire producenten.

5.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

 

(128)

De evolutie van productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad voor de bedrijfstak van de Gemeenschap is als volgt:

 

De totale bedrijfstak van de Gemeenschap

2003

2004

2005

2006

OT

Productie in volume (Mt)

379 354

407 185

371 884

387 057

403 040

Index

100

107

98

102

106

Productiecapaciteit (Mt)

712 567

726 171

731 200

742 901

768 689

Index

100

102

102

104

108

Bezettingsgraad (%)

53 %

56 %

51 %

52 %

52 %

 

(129)

Ondanks de spectaculaire stijging in de vraag van 29 % tussen 2004 en het onderzoektijdvak, fluctueerde de productiehoeveelheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap gedurende de beoordelingsperiode en was slechts 6 % hoger in het onderzoektijdvak dan in 2003.

 

(130)

De productiecapaciteit nam slechts in geringe mate toe gedurende de beoordelingsperiode wat betekent dat de bezettingsgraad op een zeer laag niveau van 52 tot 53 % bleef gedurende de hele periode. Sommige communautaire importeurs beweerden dat de cijfers met betrekking tot de productiecapaciteiten overschat werden, bijvoorbeeld door uit te gaan van een continue productie (24 uur/365 dagen) of door onderschatting van de tijd nodig voor het veranderen van het gereedschap voor nieuwe productsoorten of door oude installaties op te nemen. De capaciteit werd echter berekend op basis van drie ploegen over 220 dagen met de nodige aandacht voor productieknelpunten die meestal voorkwamen in het gedeelte van de warmtebehandeling. Het aantal beschikbare machines om koud te smeden werd gecontroleerd en de gemiddelde tijd nodig om het gereedschap aan te passen aan nieuwe productiepartijen (die kan variëren van 2 tot 12 uur) werd in aanmerking genomen voor de berekening van de beschikbare capaciteit.

 

(131)

De evolutie van de productie- en capaciteitsindicatoren van de bedrijfstak van de Gemeenschap kan als volgt verklaard worden:

 

de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft haar aanwezigheid in de marktsegmenten van de producten van betere kwaliteit (specifieke producten), die een hogere eenheidsprijs afdwingen maar ook in kleinere hoeveelheden worden geproduceerd, gehandhaafd of trachten te verbeteren;

 

de bedrijfstak van de Gemeenschap diende daarvoor zijn gereedschap te verbeteren en productiepatronen aan te passen om deze meer gespecialiseerde productsoorten te kunnen produceren, wat de lichte stijging in de globale capaciteit verklaart alsook het hoge percentage ongebruikte capaciteit die voorheen gebruikt werd voor de productie van standaardsoorten.

 

(132)

Niet-verbonden communautaire importeurs hebben eveneens geargumenteerd dat, als de communautaire producenten de equivalente hoeveelheden die werden ingevoerd uit de VRC in de beoordelingsperiode ook hadden geproduceerd, de impact op de bezettingsgraad zeer klein zou zijn geweest, minder dan 60 %. In verband hiermee dient te worden opgemerkt dat de ingevoerde hoeveelheden uit de VRC tijdens de beoordelingsperiode aanzienlijk zijn en ongeveer 26,9 % van de totale communautaire productie van 2006 uitmaken. Bijgevolg zou het positieve effect op de bezettingsgraad groter zijn geweest dan beweerd indien deze hoeveelheden geproduceerd zouden zijn geweest in de Gemeenschap, waarvoor de capaciteit beschikbaar was.

 

(133)

Na de definitieve mededeling van feiten en overwegingen hebben verschillende niet-verbonden communautaire importeurs aangevoerd dat de maatregelen, mochten deze uiteindelijk worden goedgekeurd, zouden leiden tot een tekort aan het product van meer dan 200 000 Mt op de communautaire markt. Op basis van de onbenutte capaciteit die in het OT is geconstateerd, ligt de productiecapaciteit die daadwerkelijk in de Gemeenschap beschikbaar is, naar schatting echter boven de 2,5 miljoen Mt, met andere woorden ver boven het niveau van het verbruik in de Gemeenschap van 2,27 miljoen Mt. Daaruit werd geconcludeerd dat de onbenutte capaciteit die in de Gemeenschap beschikbaar is ver boven het vermeende tekort van 200 000 Mt ligt en dat derhalve probleemloos aan de vraag naar het betrokken product zou kunnen worden voldaan.

5.2.   Voorraden

 

(134)

De hierna getoonde cijfers geven de voorraden van de bedrijfstak van de Gemeenschap aan het einde van elke periode weer.

 

In de steekproef opgenomen bedrijfstak van de Gemeenschap

2003

2004

2005

2006

OT

Voorraad afgewerkte goederen

78 722

82 275

77 293

72 360

74 859

Index

100

105

98

92

95

 

(135)

De voorraden zijn gedaald met 5 % tijdens de beoordelingsperiode ondanks de productiestijging met 7 %. Dit is voornamelijk te wijten aan het verminderende aandeel van standaardproducten in het productassortiment van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Aangezien het soortgelijk product in de Gemeenschap echter hoofdzakelijk op bestelling wordt geproduceerd, wordt het voorraadpeil voor dit product niet als een zeer nuttige indicator beschouwd.

5.3.   Verkoop, marktaandeel, groei en gemiddelde eenheidsprijs in de Gemeenschap

 

(136)

De hierna getoonde cijfers geven de verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap aan onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap weer.

 

Totale bedrijfstak van de Gemeenschap

2003

2004

2005

2006

OT

Verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap in de Gemeenschap (× 1 000 EUR)

722 974

739 563

754 101

816 532

874 380

Index

100

102

104

113

121

Verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap in de Gemeenschap (Mt)

338 417

383 625

351 296

378 650

377 966

Index

100

113

104

112

112

Verkoopprijs per eenheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap in de Gemeenschap (EUR/Mt)

2 136

1 928

2 147

2 156

2 313

Index

100

90

100

101

108

Marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap in (Mt)

N.v.t.

22 %

20 %

18 %

17 %

Index

N.v.t.

100

92

83

76

 

(137)

De verkoophoeveelheden van de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn gestegen met 12 % tijdens de beoordelingsperiode en met 21 % in waarde ten gevolge van het groeiend aandeel specifieke producten op basis van tekeningen van de afnemers.

 

(138)

Tegelijkertijd werd vastgesteld dat de gemiddelde verkoopprijs voor niet-verbonden kopers op de communautaire markt steeg in de beoordelingsperiode. Deze prijsverhoging dient te worden beschouwd in het licht van een spectaculaire verhoging van de grondstofprijs en het feit dat de bedrijfstak van de Gemeenschap zich heeft toegespitst op het betere segment van de markt (specifieke producten) dat minder werd geraakt door de invoer met dumping. De eenheidsprijs van producten van hoge kwaliteit die aan specifieke noden van de afnemers tegemoetkomen, in tegenstelling tot standaardproducten, is meestal hoger. Daarom geeft de stijging in de verkoopprijs zowel de stijging van de grondstofprijs weer als de veranderingen in het productassortiment van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

 

(139)

Na een toename tussen 2003 en 2004 nam de omvang van de verkoop van de communautaire producenten met 1 % af. Tegelijkertijd steeg het verbruik in de Gemeenschap met 29 %, waardoor de bedrijfstak van de Gemeenschap niet kon meegenieten van het voordeel van de stijging in het verbruik in de Gemeenschap waardoor het marktaandeel van de communautaire producenten daalde met 24 % in minder dan drie jaar. Naar alle waarschijnlijkheid zou de daling in het marktaandeel van de communautaire producenten, indien berekend voor de gehele beoordelingsperiode (d.w.z. 2003 inbegrepen), zelfs groter zijn.

 

(140)

Daarom werd vastgesteld dat de bedrijfstak van de Gemeenschap geen voordeel had bij de groei van de markt ten gevolge van de stijging van het verbruik in de Gemeenschap omdat de invoer met dumping vanuit de VRC de communautaire producenten de kans ontnam om de productie van de standaardproducten op grotere schaal voort te zetten.

5.4.   Winstgevendheid en kasstroom

 

In de steekproef opgenomen bedrijfstak van de Gemeenschap

2003

2004

2005

2006

OT

Winstgevendheid van de verkoop van het soortgelijk product in de Gemeenschap

2,1 %

4,7 %

3,4 %

2,9 %

4,4 %

Kasstroom uit verkoop van het soortgelijk product in de Gemeenschap (× 1 000 EUR)

60 772

69 501

80 874

73 372

65 200

Index

100

114

133

121

107

 

(141)

Het winstniveau van de verkoop van het soortgelijk product door de bedrijfstak van de Gemeenschap fluctueerde tijdens de beoordelingsperiode maar bereikte slechts een gematigd positief niveau.

 

(142)

De winstgevendheid was op zijn laagst in 2003 (2,1 %) maar is sindsdien verbeterd, wat gedeeltelijk te danken is aan de inspanningen van de bedrijfstak van de Gemeenschap om de productiekosten te drukken en de productiviteit te verhogen en het feit dat zij zich voornamelijk hebben toegespitst op het aanbod van producten van betere kwaliteit die een grotere winst genereren dan standaardproducten omdat de eerstgenoemde minder vatbaar zijn voor de effecten van invoer met dumping vanuit de VRC dan de laatstgenoemde.

 

(143)

Er dient te worden opgemerkt dat de over het algemeen positieve winstgevendheid tijdens de beoordelingsperiode samenviel met een uitdijende markt tijdens een expansiefase van de economische cyclus die plaatsvond tijdens 2004 en begin 2008 en die waarschijnlijk aanzienlijk zal verminderen als deze tendensen omkeren. Als wijdverspreid industrieel product zijn bevestigingsmiddelen inderdaad zeer gevoelig voor veranderingen van de algemene economische situatie en de industriële productie in het bijzonder.

 

(144)

De evolutie van de kasstroom uit de verkoop in de Gemeenschap van het soortgelijk product steeg met 33 % tot 2005 maar viel tijdens het onderzoektijdvak terug tot dichtbij het oorspronkelijke niveau.

5.5.   Investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

 

(145)

De productie van bevestigingsmiddelen is vrij kapitaalintensief. De bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geargumenteerd dat optimalisering van de productie nodig is om het hoofd te bieden aan de wijzigende marktomstandigheden. Om deze flexibiliteit te bereiken, heeft de bedrijfstak van de Gemeenschap een relatief hoog investeringsniveau aangehouden dat enigszins daalde tijdens de beoordelingsperiode maar toch nog aanzienlijk bleef. De investering diende voornamelijk voor de aankoop van nieuwe machines om de productie te verbeteren.

 

In de steekproef opgenomen bedrijfstak van de Gemeenschap

2003

2004

2005

2006

OT

Totale investeringen in de beoordelingsperiode (× 1 000 EUR)

35 294

23 965

31 373

30 634

31 442

Index

100

68

89

87

89

 

(146)

Tijdens de beoordelingsperiode steeg het rendement van investeringen, uitgedrukt als percentage van de nettoverkoop, met 7 procentpunten tussen 2003 en het eind van het onderzoektijdvak. Dit werd verklaard door het feit dat de bedrijfstak van de Gemeenschap getracht heeft zijn bestaande productiecapaciteit optimaal te benutten zonder investeringen op grote schaal. Zoals gebleken is tijdens het onderzoek hebben alle in de steekproef opgenomen producenten hun interne gereedschapsmiddelen zo ontwikkeld dat zij hun productiefaciliteiten konden aanpassen aan hun nieuwe kring van afnemers (specifieke producten gebaseerd op de tekeningen van de afnemers).

 

In de steekproef opgenomen bedrijfstak van de Gemeenschap

2003

2004

2005

2006

OT

Rendement van investeringen

6 %

16 %

12 %

12 %

13 %

 

(147)

Er werd geen bewijsmateriaal gevonden waaruit blijkt dat het vermogen om kapitaal aan te trekken tijdens de beoordelingsperiode was verminderd of versterkt.

5.6.   Werkgelegenheid en productiviteit

 

(148)

In de tabel hierna wordt de ontwikkeling van de werkgelegenheid, de productiviteit en de loonkosten in de bedrijfstak van de Gemeenschap weergegeven:

 

Totale bedrijfstak van de Gemeenschap

2003

2004

2005

2006

OT

Aantal werknemers

5 600

6 353

6 359

6 272

6 257

Index

100

113

114

112

112

Productiviteit (Mt/werknemer)

68

64

58

62

64

Index

100

95

86

91

95

 

(149)

Het aantal werknemers in de bedrijfstak van de Gemeenschap nam toe tussen 2003 en het eind van het onderzoektijdvak. Dit was voornamelijk het gevolg van het streven om de productiehoeveelheid te handhaven alsook de van de productie van meer verscheidene en gecompliceerde producten waarvoor een voortdurende flexibiliteit van het gereedschap en de machines noodzakelijk is. Het resultaat van dit strategische proces binnen de bedrijfstak van de Gemeenschap werd ook weergegeven in de productiviteit, die stabiel bleef tijdens de beoordelingsperiode ofschoon de bedrijfstak zich diende aan te passen aan zijn nieuwe kring van afnemers (specifieke producten gebaseerd op tekeningen van de afnemers) wat de inzet van meer personeel vergde.

5.7.   Lonen

 

(150)

Het gemiddelde loonniveau steeg matig in de beoordelingsperiode.

 

In de steekproef opgenomen bedrijfstak van de Gemeenschap

2003

2004

2005

2006

OT

Arbeidskosten per werknemer voor de beoordelingsperiode

30 478

32 042

32 089

34 232

35 662

Index

100

105

105

112

117

5.8.   Omvang van de huidige dumpingmarge en herstel van eerdere dumping

 

(151)

Zoals reeds aangegeven in de vorige overweging bevinden de dumpingmarges zich duidelijk boven de minimumgrens. Voorts kunnen, gezien de omvang en de prijzen van de invoer met dumping, de gevolgen van de bestaande dumpingmarge niet als te verwaarlozen worden beschouwd.

 

(152)

De Gemeenschap is niet herstellende van de gevolgen van eerdere dumping aangezien hieromtrent niet eerder onderzoek werd verricht.

5.9.   Conclusie inzake schade

 

(153)

Tussen 2003 en het eind van het onderzoektijdvak is het volume van de invoer met dumping van het betrokken product uit de VRC met bijna 180 % gestegen tot een marktaandeel van 26 % tegen het einde van het onderzoektijdvak. Bovendien werden de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap in het onderzoektijdvak aanzienlijk onderboden door de prijzen van de invoer met dumping van het betrokken product. De gewogen gemiddelde prijsonderbieding bedroeg meer dan 40 %.

 

(154)

Tezelfdertijd daalde het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Gemeenschap slechts met 1 %, terwijl het verbruik in de Gemeenschap met 29 % steeg. De bedrijfstak van de Gemeenschap zag zijn marktaandeel met 24 % slinken en kon de algemene stijging van de grondstofprijzen niet helemaal aan zijn afnemers doorberekenen, wat tot aanhoudend negatieve winstgevendheid heeft geleid.

 

(155)

Dit heeft tot gevolg gehad dat de productie niet steeg met dezelfde snelheid als het verbruik in de Gemeenschap en de bezettingsgraad tijdens de beoordelingsperiode laag bleef, rond 50 %. Dit heeft ook een negatief effect gehad op de winstgevendheid aangezien dit de bedrijfstak ervan weerhield om volledig gebruik te maken van de schaalvoordelen.

 

(156)

De impact van de invoer met dumping op de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap werd gedeeltelijk gematigd tijdens de beoordelingsperiode door de expansie van de communautaire markt en de gunstige economische cyclus. Deze situatie kan echter omkeren als deze cyclus tot een einde komt.

 

(157)

Niettegenstaande de aanzienlijke pogingen van de bedrijfstak om de productiehoeveelheid te handhaven door flexibele productie tijdens de beoordelingsperiode en zijn voortdurende pogingen om productiviteit en mededingingsvermogen te verhogen, gaven de winstgevendheid, kasstroom en rendement van investeringen de voortdurende toename van de vraag naar het betrokken product in de Gemeenschap niet weer. Deze tendens kan aanzienlijke gevolgen hebben voor de capaciteit van de bedrijfstak van de Gemeenschap om de productie van producten van hoogstaande kwaliteit te handhaven.

 

(158)

Na mededeling van het inlichtingenformulier hebben producenten/exporteurs in China en de communautaire importeurs geargumenteerd dat, aangezien sommige indicatoren zoals verkoophoeveelheid, prijzen en winst een positieve evolutie weerspiegelen tijdens de beoordelingsperiode, de Commissie tot de vaststelling moet komen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap geen aanmerkelijke schade heeft geleden.

 

(159)

Aan de andere kant heeft de bedrijfstak van de Gemeenschap geargumenteerd dat de huidige lage niveaus van winstgevendheid hen meer en meer de mogelijkheid ontnemen om de productie-uitrusting te onderhouden en te verbeteren tot een niveau waarop zij zich zouden kunnen handhaven in het marktsegment voor kwaliteitsproducten. Het verlies van grote productiehoeveelheden voor standaardproducten beïnvloedt daarom ook de capaciteit van de bedrijfstak van de Gemeenschap om verder te gaan met de productie van producten van hoogstaande kwaliteit.

 

(160)

Het onderzoek heeft sindsdien bevestigd dat aanmerkelijke schade werd veroorzaakt door de belangrijke verdringing van communautaire producten door Chinese invoer in bepaalde belangrijke marktsegmenten met een negatieve invloed op de bezettingsgraad en winstgevendheid hoewel deze invloed enigszins afgezwakt werd door het feit dat de bedrijfstak erin geslaagd is om lagere productiehoeveelheden te compenseren door zich toe te spitsen op marktsegmenten en producten met een hogere winstmarge.

 

(161)

Gezien het bovenstaande wordt geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3 van de basisverordening.

  • E. 
    OORZAKELIJK VERBAND
  • 1. 
    Voorafgaande opmerking
 

(162)

Overeenkomstig artikel 3, leden 6 en 7, van de basisverordening werd nagegaan of de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden, veroorzaakt werd door de invoer met dumping uit de Volksrepubliek China. Andere bekende factoren dan de invoer met dumping, waardoor de bedrijfstak van de Gemeenschap ook schade had kunnen lijden, werden eveneens onderzocht om te voorkomen dat schade die mogelijk het gevolg was van deze andere factoren, aan de invoer met dumping werd toegeschreven.

  • 2. 
    Gevolgen van de invoer uit de Volksrepubliek China
 

(163)

Tussen 2004 en het onderzoektijdvak steeg het zichtbare verbruik in de Gemeenschap met 29 % (in hoeveelheid) terwijl de verkoop van de communautaire producenten slechts steeg met 17 %. De communautaire producenten hebben daarom 6,8 procentpunten verloren in het marktaandeel in dezelfde periode.

 

(164)

Niet-verbonden communautaire importeurs hebben geargumenteerd dat als de verkoop zou worden uitgedrukt in waarde in plaats van hoeveelheden, het scenario volledig anders zou zijn aangezien de verkoopprijs per eenheid van in de Gemeenschap geproduceerde bevestigingsmiddelen aanzienlijk hoger is dan Chinese producten en tijdens de beoordelingsperiode is gestegen. Na analyse van de impact van laaggeprijsde invoer op de communautaire markt werd echter vastgesteld dat het gepast was, en in overeenstemming met praktijken in het verleden, om invoertendensen en marktaandelen hoofdzakelijk te evalueren aan de hand van hoeveelheden en niet waarden. De waarde van de verkoop wordt bovendien beïnvloed door veranderingen in het productassortiment, zoals hier het geval is, omdat de bedrijfstak van de Gemeenschap verschuift naar producten van betere waarde. Tot slot dient te worden opgemerkt dat verkooptendensen slechts één schadefactor vertegenwoordigen en als zodanig niet doorslaggevend zijn.

 

(165)

De belangrijke toename van het volume van de invoer met dumping uit de VRC met meer dan 170 % tussen 2003 en het eind van het onderzoektijdvak en van het aandeel van deze invoer op de communautaire markt van 17 % tot 26 % tussen 2004 en het onderzoektijdvak viel samen met de toenemende verslechtering van de economische situatie van de communautaire producenten.

 

(166)

In de beoordelingsperiode bleven de prijzen van de invoer met dumping relatief stabiel en laag, ondanks de stijging van de grondstofprijs die wereldwijd werd waargenomen. In tegenstelling tot exporteurs uit de VRC, volgden de verkoopprijzen toegepast door de communautaire producenten de opwaartse tendens van de grondstofkosten.

 

(167)

Als reactie op de toenemende invoerhoeveelheden van standaardproducten van oorsprong uit de VRC, heeft de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn productieactiviteiten van specifieke producten (gebaseerd op tekeningen van afnemers) ontwikkeld en is er zo in geslaagd om zijn productiehoeveelheden te handhaven en verdere achteruitgang van winstgevendheid te vermijden. Deze producten, die behoren tot de betere productklassen, kunnen echter niet volledig het verlies van de grote producthoeveelheden van standaardproducten compenseren.

 

(168)

De prijzen van de invoer met dumping onderboden bovendien aanzienlijk de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap en oefenden bijgevolg een sterke neerwaartse druk uit op het ogenblik dat de grondstofprijzen aanzienlijk stegen. Ingevolge de sterke prijsdruk door de aanzienlijke volumen van de producten die met dumping uit de VRC werden ingevoerd, kon de bedrijfstak van de Gemeenschap de stijging van de kosten niet geheel doorberekenen aan zijn afnemers. Dit heeft geleid tot een vermindering van de winstgevendheid, lager rendement van investeringen en verminderde kasstroom.

 

(169)

Een aantal exporteurs, importeurs en hun verenigingen beweren dat de Chinese uitvoer geen mededinging betekent voor de producten van de bedrijfstak van de Gemeenschap omdat zij behoren tot verschillende en complementaire productklassen. Terwijl blijkt dat Chinese uitvoer tijdens het onderzoektijdvak zich voornamelijk concentreerde in bepaalde marktsegmenten zoals standaardschroeven en -bouten, mag niet worden vergeten dat er toch een aanzienlijke marktoverlapping is tussen de producten geproduceerd en verkocht door de bedrijfstak van de Gemeenschap en de Chinese exporteurs en dat deze situatie zich op een dynamische manier ontwikkelt. De bedrijfstak van de Gemeenschap heeft in bepaalde marktsegmenten al het grootste gedeelte van zijn marktaandeel aan invoer verloren maar als deze huidige tendens zich voortzet, zou eveneens terrein kunnen prijsgegeven worden op de markt van zijn momenteel sterke producten.

 

(170)

Bovendien hebben Eurostatgegevens aangetoond dat voor elke GN-code grote productiehoeveelheden in de Gemeenschap mededinging ondervinden van invoer uit de VRC. Sommige importeurs hebben geargumenteerd dat, zelfs als er communautaire productie is in alle GN-codes, dit niet steeds het geval is voor sommige productsoorten en kwaliteiten binnen elke GN-code. Er werden echter geen gegevens verstrekt ter staving hiervan. Bovendien, zoals aangetoond in afdeling 4.5.1, gebruiken communautaire producenten momenteel ongeveer de helft van hun productiecapaciteit en zijn zij technisch in staat om alle soorten bevestigingsmiddelen te produceren als de marktomstandigheden dit rechtvaardigen.

 

(171)

Derhalve wordt geconcludeerd dat de druk als gevolg van de invoer met dumping — waarvan de hoeveelheden en het marktaandeel vanaf 2003 aanmerkelijk stegen — in belangrijke mate bijdroeg tot de schade geleden door de bedrijfstak van de Gemeenschap.

  • 3. 
    Gevolgen van andere factoren

3.1.   Invoer uit andere derde landen

 

(172)

Zoals hoger reeds vermeld was de Volksrepubliek China de belangrijkste exporteur tijdens de beoordelingsperiode van het soortgelijk product naar de communautaire markt. Het aandeel van de invoer uit de VRC van het betrokken product in de totale invoer uit de rest van de wereld steeg met 20 % tijdens de beoordelingsperiode tot een totaal van 61 % aan het einde van het onderzoektijdvak.

 
 

2003

2004

2005

2006

OT

Totale invoer vanuit de rest van de wereld (VRC niet inbegrepen) — Mt

321 059

337 402

306 525

359 860

391 590

Index

100

105

95

112

122

Totale invoer vanuit de rest van de wereld (VRC niet inbegrepen) — × 1 000 EUR

725 264

799 161

825 250

929 873

1 052 993

Index

100

110

114

128

145

Eenheidsprijs (EUR/Mt)

2 258

2 368

2 692

2 583

2 689

Index

100

105

119

114

119

Aandeel van de invoer uit de VRC in het totaal van de rest van de wereld (%)

40,23 %

46,67 %

55,85 %

57,43 %

60,58 %

Bron: Comext

 

(173)

Bovendien, zoals de onderstaande grafiek uitwijst (bron: Comext), werd vastgesteld dat de gemiddelde verkoopprijs per eenheid (in EUR) van invoer uit de rest van de wereld niet dezelfde tendens vertoonde dan de invoer uit de VRC aangezien deze laatste met 19 % steeg tijdens de beoordelingsperiode vergeleken bij 2 % voor de invoer vanuit de VRC. De gemiddelde eenheidsprijs (in EUR) per Mt van de rest van de wereld lag 180 % hoger dan de gemiddelde eenheidsprijs per Mt ingevoerd uit de VRC.

 
 

(174)

Bijgevolg wordt ervan uitgegaan dat invoer van oorsprong uit andere derde landen niet kan hebben bijgedragen tot de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden. Meer in het bijzonder toont de onderstaande tabel, die informatie bevat van de belangrijkste landen van uitvoer, namelijk Taiwan, Japan en de Verenigde Staten van Amerika, juist dezelfde tendens aan als voor de rest van de wereld.

 
 

2003

2004

2005

2006

OT

Taiwan (Mt)

171 770

180 176

160 765

169 777

186 901

Japan (Mt)

22 392

17 289

21 735

52 056

56 852

VSA (Mt)

6 537

6 132

6 059

7 254

7 459

Index (samengevoegd)

100

101

94

114

125

Samengevoegde eenheidsprijs (EUR/Mt)

2 238

2 297

2 626

2 456

2 510

Bron: Comext

3.2.   Uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Gemeenschap

 

(175)

Er werd ook nagegaan of de uitvoer door de bedrijfstak van de Gemeenschap naar niet-EG-landen kan hebben bijgedragen tot de gedurende de beoordelingsperiode geleden schade. Uitvoer naar niet-EG-landen vertegenwoordigde slechts rond 11 % van de productie van de bedrijfstak van de Gemeenschap van het soortgelijk product in 2006. Deze uitvoer steeg met ongeveer 81 % tussen 2003 en het eind van het onderzoektijdvak. Bovendien vond deze uitvoer stelselmatig plaats tegen aanzienlijk hogere prijzen dan de verkoopprijzen op de communautaire markt. Derhalve wordt geconcludeerd dat de uitvoer naar derde landen niet heeft bijgedragen tot de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden.

 
 

2003

2004

2005

2006

OT

Uitvoer van de Gemeenschap naar de rest van de wereld voor de beoordelingsperiode

(Mt)

114 211

135 656

149 463

171 240

197 722

Index

100

119

131

150

173

Uitvoer van de Gemeenschap naar de rest van de wereld voor de beoordelingsperiode

(× 1 000 EUR)

513 286

611 366

683 624

825 528

927 644

Index

100

119

133

161

181

Eenheidsprijs (EUR/Mt)

4 494

4 506

4 573

4 820

4 691

3.3.   Stijging van de grondstofprijzen

 

(176)

Hoewel het bewijsmateriaal een kleine stijging van de staalprijs in de Gemeenschap tijdens het onderzoektijdvak aantoont, lijkt deze stijging geen doorslaggevende factor te zijn geweest in de verslechtering van de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Deze achteruitgang was eerder te wijten aan het verlies van marktaandeel zoals reeds aangetoond in overweging 165. Het onderzoek heeft aangetoond dat de toename van de gemiddelde verkoopprijs per eenheid tijdens de beoordelingsperiode voornamelijk te wijten was aan de toename van het aandeel van specifieke soorten in het productassortiment van de bedrijfstak van de Gemeenschap aangezien de productie van deze soorten duurder is.

 

(177)

De bedrijfstak van de Gemeenschap is er echter niet in geslaagd om de verkoopprijs voldoende op te trekken om de kostenstijging veroorzaakt door de productie van producten van betere kwaliteit te compenseren. De oorzaak van deze onflexibele prijzen was de gelijktijdige toename van de invoer met dumping van oorsprong uit de VRC tegen prijzen die deze van de bedrijfstak van de Gemeenschap aanzienlijk onderboden. In die omstandigheden moet worden geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Gemeenschap door de invoer met dumping onder zware prijsdruk stond en dus niet over de mogelijkheid beschikte om de kostenstijging volledig door te berekenen in zijn verkoopprijzen.

 

(178)

Tot slot moet worden opgemerkt dat de stijging van de grondstofprijzen alle marktdeelnemers, ook de Chinese producenten/exporteurs, had moeten treffen en bijgevolg niet kan worden beschouwd als een specifieke factor die de bedrijfstak van de Gemeenschap schade heeft berokkend, vooral omdat de verkoopprijs per eenheid van het betrokken product van oorsprong uit de VRC stabiel is gebleven ondanks de stijging van de grondstofprijzen.

 

(179)

Gezien het bovenstaande, luidt de conclusie dat de stijging van de grondstofprijzen op zich het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping uit de VRC en de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden, niet ontkracht.

  • 4. 
    Conclusie over het oorzakelijk verband
 

(180)

De schade in dit geval neemt voornamelijk de vorm aan van verlies van potentiële verkoophoeveelheden in een groeiende markt en verlies van marktaandeel. De daaruit resulterende prijsdaling en de door de beperkte bezettingsgraad verloren gegane schaalvoordelen leidden tot een onhoudbaar niveau van negatieve winstgevendheid, ondanks de gunstige algemene economische omstandigheden tijdens de beoordelingsperiode.

 

(181)

Het onderzoek heeft uitgewezen dat het uitblijven van een kentering inzake de meeste schade-indicatoren van de bedrijfstak van de Gemeenschap samenviel met een sterke stijging van de invoer uit de VRC en het marktaandeel van de Chinese producenten, alsook met aanzienlijke prijsonderbieding door die invoer. Bovendien werd vastgesteld dat invoer van oorsprong uit andere derde landen niet kan hebben bijgedragen tot de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden aangezien de gemiddelde invoerprijs aanzienlijk hoger lag dan de Chinese invoerprijzen en het marktaandeel van niet-Chinese importeurs gedaald is in vergelijking met Chinese invoer naar de Gemeenschap.

 

(182)

De positieve evolutie van de uitvoer van de bedrijfstak van de Gemeenschap naar niet-EG-landen betekent dat het potentiële effect van deze evolutie het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping uit de VRC en de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade niet kan ontkrachten.

 

(183)

Hoewel de grondstofprijzen een nooit eerder voorgekomen stijging hebben gekend tijdens de beoordelingsperiode, zou dit alle marktdeelnemers beïnvloed moeten hebben en bovendien blijkt uit het tijdspatroon van de schade-indicatoren niet dat dit de belangrijkste oorzaak was van de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade.

 

(184)

Derhalve wordt geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Gemeenschap door de invoer met dumping van oorsprong uit de Volksrepubliek China aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 6, van de basisverordening.

  • F. 
    BELANG VAN DE GEMEENSCHAP
  • 1. 
    Algemene opmerkingen
 

(185)

Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening werd onderzocht of er dwingende redenen waren die tot de conclusie konden leiden dat het niet in het belang van de Gemeenschap is om antidumpingrechten op de invoer uit het betrokken land in te stellen. Vragenlijsten werden verzonden naar alle in de klacht vermelde importeurs, handelaars en industriële gebruikers. Antwoorden op de vragenlijsten werden ontvangen van zeven importeurs en bepaalde informatie werd ook ontvangen van industriële gebruikers.

  • 2. 
    Belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap
 

(186)

De instelling van maatregelen zal, zo is de verwachting, verdere verstoring van de markt voorkomen en de eerlijke mededinging herstellen. De bedrijfstak van de Gemeenschap is een concurrerende en levensvatbare bedrijfstak wat wordt bewezen door het feit dat hij een verscheidenheid aan producten kan uitvoeren in sterk concurrerende wereldmarkten. Bijgevolg zou de instelling van maatregelen de bedrijfstak in staat moeten stellen om een redelijke bezettingsgraad te bereiken en zijn financiele situatie te verbeteren. Dit zou verdere investeringen in technologie en modernisering van de productiefaciliteiten mogelijk maken en zo het voortbestaan van de bedrijfstak van de Gemeenschap veilig stellen.

 

(187)

Indien geen antidumpingmaatregelen worden ingesteld, zou de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap waarschijnlijk verslechteren. De bedrijfstak zou niet tot de nodige investeringen kunnen overgaan om doeltreffend te kunnen concurreren met de uit derde landen, in het bijzonder de VRC, ingevoerde producten. Hierdoor zullen sommige bedrijven in de nabije toekomst gedwongen worden hun productie te staken en hun werknemers te ontslaan. Na de stopzetting van de communautaire productie zou de bedrijfstak van de Gemeenschap in een aantal sectoren verderop in het productieproces veel meer afhankelijk worden van leveranciers buiten de Gemeenschap.

 

(188)

Derhalve wordt geconcludeerd dat de instelling van antidumpingmaatregelen de bedrijfstak van de Gemeenschap in staat zou stellen van de gevolgen van de schade veroorzakende dumping waarvan hij het slachtoffer was, te herstellen en dat deze maatregelen daarom in het belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn.

  • 3. 
    Belang van niet-verbonden importeurs/handelaars in de Gemeenschap
 

(189)

Zeven importeurs die werden opgenomen in de uiteindelijke steekproef (zie overweging 28) verleenden hun medewerking aan het onderzoek en hebben geantwoord op de vragenlijst. Deze zeven importeurs waren tijdens het onderzoektijdvak goed voor ongeveer 15 % van de totale invoer van het betrokken product in de Gemeenschap. Eén importeur heeft echter geen controlebezoek toegestaan en de informatie met betrekking tot dit bedrijf werd genegeerd. Voor de importeurs die hun volle medewerking hebben verleend, vertegenwoordigt het betrokken product een aanzienlijk deel van hun omzet. Er werd vastgesteld dat de winstgevendheid voor het betrokken product gemiddeld hoger ligt dan de algemene winstgevendheid van de bedrijven. Er kan een stijging van de invoer van het betrokken product door deze importeurs tijdens de beoordelingsperiode worden waargenomen alsook een vermindering van aankopen van communautaire producenten.

 

(190)

In verscheidene reacties van communautaire niet-verbonden importeurs, werd geargumenteerd dat als maatregelen zouden worden ingesteld, de negatieve impact tweeledig is: a) onvoldoende of geen capaciteit in de Gemeenschap om hetzelfde niveau van aanbod van het betrokken product te handhaven, en b) prijsstijgingen van het betrokken product die niet aan de eindconsument kunnen worden doorberekend wat leidt tot een verlies van winstgevendheid van de importeurs. Het onderzoek heeft uitgewezen dat het betrokken product slechts een beperkt deel van het door de niet-verbonden communautaire importeurs aangeboden productassortiment is en dat de rest voornamelijk wordt aangekocht in de Gemeenschap. Bovendien kopen de communautaire importeurs dezelfde productsoorten zowel van communautaire als van Chinese producenten zodat ze niet afhankelijk zijn van een enkele bron, hoewel de grootste hoeveelheden toch worden aangekocht van de Chinese producenten/exporteurs. Daarenboven werd vastgesteld dat de communautaire importeurs nog steeds rekenen op communautaire producenten voor de levering van kleine hoeveelheden van het betrokken product om te kunnen tegemoetkomen aan kortetermijnbehoeften van afnemers en om een volledig productengamma te kunnen blijven aanbieden. Communautaire importeurs hebben geen doorslaggevend bewijs geleverd van het feit dat communautaire producenten niet aan de vraag voor alle soorten bevestigingsmiddelen, standaard of voor een specifiek gebruik, konden voldoen. Het onderzoek heeft eveneens uitgewezen dat communautaire importeurs meer en meer bijkomende bijzondere logistieke diensten aan hun afnemers aanbieden, bovenop het gewone aanbod van bevestigingsmiddelen. Daarom zouden uiteindelijke maatregelen die enkel worden toegepast op een beperkt gedeelte van het productassortiment, een zelfs nog beperktere invloed hebben aangezien het aanbod van logistieke diensten bijkomende kosten en inkomsten genereert. Als maatregelen worden ingesteld, kunnen communautaire importeurs daarom nog steeds hetzelfde niveau van diensten leveren aan hun afnemers omwille van de aanzienlijke en gediversifieerde beschikbare productcapaciteiten in de Gemeenschap, hetgeen de impact van de maatregelen op de winstgevendheid van de importeurs van de Gemeenschap zou beperken.

 

(191)

Het onderzoek heeft uitgewezen dat de zes bezochte niet-verbonden communautaire importeurs hun aankopen van Chinese producten tijdens de beoordelingsperiode aanzienlijk hebben uitgebreid en dat dit voornamelijk een positieve invloed heeft gehad op de winstgevendheid van hun verkoop van bevestigingsmiddelen. Er werd vastgesteld dat de gemiddelde winstmarge voor het betrokken product beter was dan hun globale winst, gemiddeld bijna 10 %. De globale winstgevendheid voor de zes bezochte niet-verbonden communautaire importeurs werd ook in alle gevallen positief bevonden, gaande van 5 tot 10 %.

 

(192)

Het aangeboden productassortiment van de onderzochte ondernemingen is zeer ruim en het betrokken product vertegenwoordigt slechts een gedeelte daarvan. Bovendien blijven importeurs het betrokken product aankopen bij communautaire producenten en invoeren uit andere derde landen om niet volledig afhankelijk te zijn van het aanbod van Chinese producenten maar ook om te kunnen tegemoetkomen aan behoeften op korte termijn. Aangezien de importeurs hun voorraadbronnen aan het diversifiëren zijn tussen de communautaire producenten en producenten uit het Verre Oosten om een zo breed mogelijk productassortiment aan hun afnemers te kunnen aanbieden, kan worden aangenomen dat de gevolgen van antidumpingmaatregelen voor een land van uitvoer de importeurs niet hoeven te verhinderen om dezelfde producten aan te bieden en tegelijkertijd voldoende winstmarge te behouden.

 

(193)

Na de mededeling van de bovenstaande bevindingen beweerde een aantal importeurs en hun verenigingen dat de voorgestelde maatregelen een grote negatieve impact op hun onderneming zouden hebben, wat betreft de omzet, de winstgevendheid en de werkgelegenheid. Met name de importeurs hebben beweerd dat de instelling van de rechten, in combinatie met de recente sterke toename van de prijzen van bevestigingsmiddelen als gevolg van de prijsstijgingen van de grondstoffen, hun kasstroom sterk onder druk zou zetten en hun behoefte aan bedrijfskapitaal en financiering zou vergroten. Ook werd geargumenteerd dat de afnemers moeite zouden hebben om verdere prijsstijgingen te accepteren en dat de bestaande contracten in veel gevallen zouden betekenen dat de importeurs de prijsstijgingen als gevolg van de rechten niet zouden kunnen doorberekenen. Sommige importeurs voerden ook aan dat zij sterk afhankelijk zijn van invoer uit de VRC en dat het moeilijk zou zijn andere leveranciers te vinden, in de Gemeenschap of in andere derde landen. Dit zou met name gelden voor importeurs die hebben geïnvesteerd in productiefaciliteiten in de VRC of technische relaties met producenten in de VRC hebben opgebouwd, bijvoorbeeld voor de productie van bepaalde types bevestigingsmiddelen.

 

(194)

Hoewel deze beweringen niet konden worden gecontroleerd, kan niet worden uitgesloten dat de maatregelen een negatieve impact zouden kunnen hebben op sommige importeurs en andere handelaars in de Gemeenschap, ten minste totdat de contracten kunnen worden aangepast en de distributieketen kan worden gereorganiseerd. De negatieve impact zal waarschijnlijk afhangen van de specifieke marktpositionering van deze ondernemingen en ook van hun relatie met Chinese producenten/exporteurs. Hierbij wordt echter aangetekend dat er aanzienlijke onbenutte productiecapaciteit onder communautaire producenten bestaat en dat dit een mogelijke alternatieve leveringsbron is, naast andere leveranciers uit derde landen.

 

(195)

Wat de impact op de prijzen betreft, moet worden opgemerkt dat hoewel er in de eerste helft van 2008 een ongekend sterke stijging van de prijs van walsdraad heeft plaatsgevonden, deze in de tweede helft van het jaar is omgebogen, zodat de instelling van rechten waarschijnlijk in een context van dalende productprijzen moet worden geplaatst.

 

(196)

Kortom, hoewel de gevolgen van de voorgestelde maatregelen voor importeurs en distributeurs niet zo groot zijn als door sommige van deze partijen wordt beweerd, kan niet worden uitgesloten dat deze negatief zouden worden beïnvloed wat kasstroom en winstgevendheid betreft, met name in de eerste periode nadat de maatregelen zijn ingevoerd.

  • 4. 
    Belang van de gebruiker en de consument
 

(197)

Vragenlijsten bedoeld voor de gebruikers (verwerkende bedrijven) werden verstuurd naar 16 bedrijven of bedrijfsgroepen. Er werden slechts drie antwoorden ontvangen. Twee autofabrikanten hebben meegedeeld dat zij geen belang hebben bij de huidige procedure aangezien zij het betrokken product niet rechtstreeks aankopen uit de VRC en zij niet op de hoogte zijn van de situatie met betrekking tot hun leveranciers. Gezien hun specifieke vereisten, blijkt dat de automobielsector in ruime zin (d.i. autofabrikanten en alle leveranciers van onderdelen inbegrepen) op dit ogenblik het betrokken product voornamelijk aankoopt in de Gemeenschap.

 

(198)

Het derde antwoord kwam van het Verband der Automobilindustrie (vereniging van Duitse automobielfabrikanten) („de VDA”), waarin werd meegedeeld dat de leden van de VDA het betrokken product voornamelijk aankopen van communautaire producenten, wat de beweringen van de andere twee gebruikers bevestigt. Het VDA is echter gekant tegen de instelling van antidumpingmaatregelen omdat het in het belang is van haar leden om zoveel mogelijk alternatieve leveranciers te behouden. In dit opzicht dient eraan herinnerd te worden dat het niet de bedoeling is om met deze maatregelen de communautaire markt af te sluiten voor leveranciers van derde landen maar enkel om de mededinging te herstellen tot een gezonde competitie. Zelfs met de voorgestelde antidumpingmaatregelen wordt verwacht dat het aantal spelers van de Gemeenschap, de VRC en andere derde landen voldoende zal zijn om een concurrerend aanbod van bevestigingsmiddelen aan de automobielindustrie van de Gemeenschap te verzekeren.

 

(199)

Geen van de gebruikers heeft gereageerd op de mededeling van het inlichtingenformulier. Na de definitieve mededeling van feiten en overwegingen heeft één producent van zelfmontagemeubelen aangevoerd dat de voorgestelde antidumpingrechten de kosten van zijn producten sterk zou beïnvloeden. De cijfers die werden aangevoerd, konden niet worden gecontroleerd, aangezien de informatie in een zeer laat stadium van het onderzoek werd aangeleverd. Niettemin lijkt de vermeende impact van de algemene kosten van meubilair van deze onderneming te worden overdreven gezien het gebruikelijke aandeel van het betrokken product in zelfmontagemeubelen.

 

(200)

Voor en na de definitieve mededeling van feiten en overwegingen gaven enkele importeurs en hun verenigingen blijk van dezelfde bezwaren tegen de mogelijke gevolgen voor de economische situatie van de bouwsector, een belangrijke afnemer van bevestigingsmiddelen die momenteel een scherpe conjuncturele neergang doormaakt. In dit verband moet ten eerste worden opgemerkt dat de bouwsector geen internationale concurrentie kent, waardoor de gevolgen van kostenstijgingen op de marktsituatie beperkt blijven. Ten tweede is het gewicht van het betrokken product in de kosten van deze sector nooit door de partijen die deze opmerkingen indienden gekwantificeerd.

 

(201)

Over het geheel genomen maken bevestigingsmiddelen op basis van de beschikbare informatie in het dossier in de meeste gevallen inderdaad slechts een klein deel uit van de totale productiekosten en de antidumpingrechten zouden geen grote invloed hebben op de kosten en de mededingingssituatie in de betrokken verwerkende industrie.

 

(202)

Na de definitieve mededeling van feiten en overwegingen beweerden één detailhandelaar en twee verenigingen van detailhandelaars voor de doe-het-zelfmarkt dat de maatregelen een grote impact zouden hebben op de detailhandelsprijzen, hetgeen negatieve gevolgen zou hebben wat betreft de inflatie, de welvaart van de consumenten en de economische situatie van de doe-het-zelfmarkt. Deze beweringen konden niet grondig worden geverifieerd omdat deze opmerkingen pas laat werden ingediend; niettemin moet worden opgemerkt dat de voorgestelde rechten slechts enkele procenten van de detailhandelsprijs van bevestigingsmiddelen in de doe-het-zelfsector bedragen. Bovendien vertegenwoordigt het betrokken product op basis van de beschikbare informatie slechts ongeveer 0,5 % van de omzet van de doe-het-zelfsector, hetgeen er ook op duidt dat het betrokken product geen belangrijk onderdeel is van het consumptiepatroon van de gemiddelde consument.

 

(203)

Eén producent en twee verenigingen die de producenten van zgn. ankers vertegenwoordigden, dienden na de definitieve mededeling van feiten en overwegingen opmerkingen in. Al deze partijen verzetten zich tegen de maatregelen, hoewel één vereniging erkende dat haar leden zich in verschillende situaties bevonden en er op dit punt verschillende standpunten op nahielden. Hun belangrijkste argument was dat communautaire ankerfabrikanten een concurrentienadeel zouden hebben, aangezien de maatregelen geen betrekking zouden hebben op hun eindproduct, namelijk ankers, maar wel op een aantal onderdelen die uit de VRC worden ingevoerd. Verder werd geargumenteerd dat deze onderdelen niet in de Gemeenschap konden worden aangekocht, hetgeen door de bedrijfstak van de Gemeenschap werd betwist. Aangezien de bovenstaande opmerkingen betrekkelijk laat in de procedure zijn ingediend, konden deze niet naar behoren worden gecontroleerd. Wel is vast komen te staan dat de communautaire producenten indien nodig in staat zijn de onderdelen te leveren die momenteel uit de VRC worden ingevoerd.

  • 5. 
    Belang van staalleveranciers
 

(204)

Eurofer heeft geargumenteerd dat de communautaire toeleveranciers van staal, d.w.z. communautaire producenten van walsdraad en staven voor koudstuiktoepassingen, een verslechtering van hun gebruikscapaciteit hebben doorgemaakt tussen 2004 en 2007 die naar verluidt werd veroorzaakt zowel door de druk op hun productassortiment door rechtstreekse invoer als door de erosie van hun afzetmarkten door oneerlijke mededinging. Eurofer heeft daarom geargumenteerd dat de communautaire producenten van walsdraad en staven voor koudstuiktoepassingen eveneens de beschikbare capaciteit hebben om de communautaire producenten van het betrokken product te voorzien.

 

(205)

Kort daarop werd dit argument herhaald door twee producenten van staaldraad die in Spanje en Tsjechië zijn gevestigd. Volgens deze bedrijven is er voldoende capaciteit in de Gemeenschap om een eventuele stijging van de communautaire productie van het betrokken product op te vangen.

 

(206)

Bijgevolg wordt geconcludeerd dat de instelling van maatregelen in het belang is van de grondstofleveranciers in de Gemeenschap.

  • 6. 
    Verstoring van concurrentie en handel
 

(207)

Verscheidene importeurs, exporteurs en hun verenigingen hebben geargumenteerd dat de instelling van maatregelen zou leiden tot een versterking van de vermeende machtspositie van de twee grootste communautaire producenten.

 

(208)

In dit opzicht werd vastgesteld dat er een groot aantal producenten in de Gemeenschap en importeurs uit andere derde landen voorhanden is waardoor gebruikers en detailhandelaren uit een groot aantal leveranciers van het soortgelijk product tegen redelijke prijzen kunnen blijven kiezen. Verder werd overwogen dat de producenten/exporteurs in de VRC het betrokken product naar de Gemeenschap zullen kunnen blijven uitvoeren, maar dan tegen geen schade veroorzakende prijzen, daar zij een sterke marktpositie in de Gemeenschap hebben.

 

(209)

Er zal dus een aanzienlijk aantal marktspelers zijn die aan de vraag kunnen voldoen. Om die reden wordt derhalve geconcludeerd dat de concurrentie na de instelling van de antidumpingmaatregelen naar alle waarschijnlijkheid intensief zal blijven.

  • 7. 
    Ontwikkelingen na het onderzoektijdvak
 

(210)

Verscheidene importeurs, exporteurs en hun verenigingen hebben meegedeeld dat na het onderzoektijdvak, dankzij de ontwikkelingen in de grondstofprijs, de marktsituatie in de VRC en de toename in de vervoerkosten, de invoerprijzen van het betrokken product sterk zijn gestegen. Er werd geargumenteerd dat dit zou leiden tot een aanzienlijk lagere dumpingmarge en schadeomvang, waardoor de instelling van maatregelen niet langer opportuun zou zijn.

 

(211)

Er dient te worden opgemerkt dat de wereldwijde prijsontwikkelingen van grondstoffen, energie enz. alle marktdeelnemers op gelijke wijze treft en daarom niet noodzakelijk leidt tot lagere dumpingmarges of prijsonderbieding dan werd vastgesteld tijdens het onderzoektijdvak.

 

(212)

De kwestie is niettemin bestudeerd. Volgens de laatst beschikbare statistieken vertoont de invoer uit de VRC tijdens de eerste helft van 2008 een kleine stijging in de eenheidsprijs in vergelijking met het voorgaande jaar ondanks de scherpe stijging in de internationale staalprijzen. Bovendien zijn de ingevoerde hoeveelheden uit de VRC niet gedaald in de eerste helft van 2008.

 

(213)

Derhalve werd geconcludeerd dat er zich na het onderzoektijdvak geen ontwikkelingen hebben voorgedaan die de instelling van maatregelen inopportuun zou maken vanuit het oogpunt van het belang van de Gemeenschap.

  • 8. 
    Conclusie over het belang van de Gemeenschap
 

(214)

In artikel 21 van de basisverordening staat dat in het bijzonder aandacht moet worden besteed aan de noodzaak om de handel verstorende gevolgen van schade veroorzakende dumping weg te nemen en een daadwerkelijke mededinging te herstellen; deze specifieke bepaling moet echter worden gezien in het algemene kader van het afwegen van het belang van de Gemeenschap, zoals in het bovengenoemde artikel is vastgesteld. Bijgevolg moet rekening worden gehouden met de gevolgen voor alle betrokken partijen van het al dan niet instellen van maatregelen.

 

(215)

Het valt niet uit te sluiten dat de instelling van maatregelen negatieve gevolgen zou hebben voor een aantal importeurs en handelaars in de Gemeenschap. De Commissie meent echter dat de instelling van maatregelen bepaalde voordelen voor de bedrijfstak van de Gemeenschap en de leveranciers in de Gemeenschap zal opleveren, zoals meer productie en werkgelegenheid.

 

(216)

Hoewel de medewerking van gebruikers beperkt is geweest, wordt aangenomen dat de impact van de maatregelen op de kosten van deze industrieën verwaarloosbaar zouden zijn en dat de maatregelen niet tot een gebrek aan concurrentie op de communautaire markt zouden leiden.

 

(217)

Gezien de hoge dumping- en schademarges meent de Commissie ten slotte dat de overgelegde informatie in dit specifieke geval onvoldoende bewijsmateriaal levert om tot de conclusie te kunnen komen dat de eventuele instelling van maatregelen duidelijk onevenredig zou zijn en tegen de belangen van de Gemeenschap zou indruisen.

  • G. 
    VERBINTENISSEN
 

(218)

De Commissie kreeg verbintenissen aangeboden van verschillende individuele producenten/exporteurs en van de China Chamber of Commerce for Import & Export of Machinery & Electronic Products („CCCME”) die exporteurs uit de VRC vertegenwoordigt, namens haar leden. Diverse andere producenten/exporteurs hebben aangegeven verbintenissen te willen aanbieden.

 

(219)

Ten eerste moet worden opgemerkt dat meer dan 100 producenten/exporteurs bij deze procedure betrokken zijn. Het aantal daadwerkelijke en potentiële producenten/exporteurs werd te groot geacht om de verbintenis werkbaar te maken, aangezien het zeer moeilijk zou zijn toezicht te houden op enige soort van prijsverbintenis. Bovendien geldt slechts voor acht van deze ondernemingen dat zij zijn onderzocht en IB aan hen is toegekend.

 

(220)

Ten tweede wordt het betrokken product gekenmerkt door een groot aantal producttypen met zeer uiteenlopende prijzen, waarvan sommige kenmerken bij de invoer niet gemakkelijk te onderscheiden zijn. Dit maakt het praktisch onmogelijk voor elk producttype een minimumprijs vast te stellen, die zinvol is en waarop de Commissie en de douaneautoriteiten van de lidstaten bij invoer naar behoren toezicht kunnen uitoefenen. Bovendien neemt door het grote aantal verschillende productsoorten, die onder niet minder dan tien GN-codes zijn ingedeeld, het risico op ontwijking sterk toe. Tegelijkertijd wordt opgemerkt dat er momenteel antidumpingmaatregelen zijn ingesteld voor bepaalde roestvrij stalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit onder andere de VRC (6). Gezien het feit dat slechts een klein aantal producenten/exporteurs individueel kon worden onderzocht, valt niet uit te sluiten dat sommige ondernemingen die een verbintenis aanbieden, ook deze roestvrij stalen bevestigingsmiddelen produceren en aan dezelfde afnemers in de EU verkopen. In deze gevallen is het gevaar op ontwijking extra groot.

 

(221)

Ten slotte was er bij het betrokken product sprake van een grote prijsvolatiliteit, zodat het product niet geschikt is voor een regeling waarbij in het kader van een verbintenis gedurende langere tijd een vaste prijs wordt gehanteerd. De volatiliteit van de prijzen heeft te maken met de volatiliteit van de prijzen van de grondstof walsdraad, die met name de laatste maanden groot was. Dit zou het nog moeilijker maken toezicht te houden op de verbintenissen.

 

(222)

De prijsverbintenissen werden daarom onhaalbaar geacht en konden dan ook niet worden aanvaard.

  • H. 
    DEFINITIEVE MAATREGELEN
  • 1. 
    Schademarges
 

(223)

Eventuele antidumpingmaatregelen moeten toereikend zijn om de door de invoer met dumping veroorzaakte schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap weg te nemen, doch zonder de vastgestelde dumpingmarges te overschrijden. Bij de berekening van de hoogte van het recht waarbij de gevolgen van schade veroorzakende dumping worden geneutraliseerd, werd geoordeeld dat de maatregelen de bedrijfstak van de Gemeenschap in staat moeten stellen een winst vóór belastingen te realiseren die redelijkerwijs, bij normale concurrentieverhoudingen — d.w.z. in afwezigheid van invoer met dumping — kan worden verwezenlijkt. Hiervoor werd 5 % een passende winstmarge geacht die de bedrijfstak van de Gemeenschap kan geacht worden te bereiken ook met betrekking tot het soortgelijk product in afwezigheid van schade veroorzakende dumping.

 

(224)

De vereiste prijsstijging werd vervolgens berekend aan de hand van een vergelijking per productsoort van de gewogen gemiddelde invoerprijs, zoals vastgesteld voor de berekening van de prijsonderbieding, met de geen schade veroorzakende prijs van het door de bedrijfstak van de Gemeenschap op de communautaire markt verkochte soortgelijk product. De geen schade veroorzakende prijs werd verkregen door de verkoopprijs van de bedrijfstak van de Gemeenschap aan te passen aan bovengenoemde winstmarge. Het verschil dat deze vergelijking opleverde, werd vervolgens uitgedrukt als percentage van de totale cif-waarde bij invoer.

 

(225)

Na de definitieve mededeling van feiten en overwegingen wees één exporteur op een rekenfout in de berekening van de schademarge. Hierbij bleek dat deze fout invloed had op de schademarges voor alle exporteurs. Alle schademarges werden daarom gecorrigeerd.

 

(226)

De hierboven vermelde prijsvergelijking gaf de volgende schademarges voor de in de steekproef opgenomen producenten/exporteurs:

 

Onderneming

Schademarge

Biao Wu Tensile Fasteners Co., Ltd

99,0 %

Changshu City Standard Parts Factory en Changshu British Shanghai International Fastener Co., Ltd

65,3 %

Kunshan Chenghe Standard Components Co., Ltd

79,5 %

Ningbo Jinding Fastener Co., Ltd

64,4 %

Ningbo Yonghong Fasteners Co., Ltd

78,3 %

Medewerkende producenten/exporteurs die niet werden geselecteerd voor de steekproef

77,5 %

 

(227)

Voor de medewerkende producenten/exporteurs aan wie een individueel onderzoek werd toegekend, zijn de schademarges, berekend op de hierboven beschreven wijze, de volgende:

 

Onderneming

Schademarge

CELO Suzhou Precision Fasteners Co., Ltd

0,3 %

Golden Horse (Dong Guan) Metal Manufactory Co., Ltd

133,2 %

Yantai Agrati Fasteners Co., Ltd

0 %

 

(228)

Zoals vermeld in overweging 110 kan de mate van medewerking van de Chinese producenten/exporteurs als laag worden beschouwd. De schademarge voor de niet-medewerkende bedrijven werd daarom vastgesteld als een gemiddelde van de waarde van de Eurostatgegevens en de hoogste marges voor productsoorten verkocht in een representatieve hoeveelheid door de medewerkende producenten/exporteurs met de hoogste schademarge.

 

(229)

Op deze basis werd de voor het gehele land geldende schademarge voorlopig vastgesteld op 85,0 % van de cif-prijs, grens Gemeenschap, vóór inklaring.

 

(230)

Tijdens de procedure en met name na de definitieve mededeling van feiten en overwegingen voerden enkele importeurs aan dat zij een aantal activiteiten in de VRC uitvoeren, zoals kleinhandelsverpakking en kwaliteitscontrole; de waarde hiervan moet niet worden opgenomen in de cif-prijs op grond waarvan de rechten zullen worden toegepast. De situatie bleek echter bij geen van de onderzochte producenten/exporteurs te bestaan en zelfs als dat wel het geval zou blijken te zijn, zou dit kennelijk slechts voor een klein deel van de invoer uit de VRC gelden. Niettemin zal de Commissie deze kwestie mogelijk nader onderzoeken.

 

(231)

In het licht van het bovenstaande en overeenkomstig artikel 9, lid 4, van de basisverordening wordt geoordeeld dat op invoer van bepaalde bevestigingsmiddelen van oorsprong uit China een definitief antidumpingrecht op het niveau van de laagste dumping- of schademarges moet worden ingesteld.

  • 2. 
    Definitieve maatregelen
 

(232)

Bijgevolg moeten onderstaande antidumpingrechten worden ingesteld:

 

Biao Wu Tensile Fasteners Co., Ltd

69,9 %

CELO Suzhou Precision Fasteners Co., Ltd

0,0 %

Changshu City Standard Parts Factory en Changshu British Shanghai International Fastener Co., Ltd

63,1 %

Golden Horse (Dong Guan) Metal Manufactory Co., Ltd

26,5 %

Kunshan Chenghe Standard Components Co., Ltd

79,5 %

Ningbo Jinding Fastener Co., Ltd

64,4 %

Ningbo Yonghong Fasteners Co., Ltd

78,3 %

Yantai Agrati Fasteners Co., Ltd

0,0 %

Medewerkende ondernemingen die niet in de steekproef waren opgenomen (vermeld in de bijlage)

77,5 %

Alle andere ondernemingen

85,0 %

 

(233)

De bij deze verordening vastgestelde individuele antidumpingrechten zijn gebaseerd op de bevindingen van het huidige onderzoek. Zij weerspiegelen daarom de situatie die bij dat onderzoek voor die ondernemingen werd vastgesteld. Deze rechten (in tegenstelling tot het voor het gehele land geldende recht dat van toepassing is op „alle andere ondernemingen”) gelden dus uitsluitend bij de invoer van producten van oorsprong uit China die vervaardigd zijn door de specifiek vermelde juridische entiteiten. De rechten zijn niet van toepassing op ingevoerde producten die zijn vervaardigd door andere, niet specifiek in het dispositief van deze verordening genoemde ondernemingen, ook al gaat het hierbij om entiteiten die verbonden zijn met de specifiek genoemde onderneming; op die producten is het voor het gehele land geldende recht van toepassing.

 

(234)

Verzoeken van ondernemingen om de toepassing van een individueel antidumpingrecht (bv. na een naamswijziging van een entiteit of na de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen) dienen aan de Commissie te worden gericht, onder opgave van alle relevante gegevens, met name indien deze naamswijziging of de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen verband houdt met wijzigingen in de activiteiten van de onderneming op het gebied van productie en de verkoop in binnen- en buitenland. Indien het verzoek gerechtvaardigd is, zal de verordening dienovereenkomstig worden gewijzigd door bijwerking van de lijst van ondernemingen die voor een individueel recht in aanmerking komen.

 

(235)

De Commissie heeft alle belanghebbenden in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op basis waarvan zij voornemens was de instelling van definitieve antidumpingrechten aan te bevelen. Belanghebbenden konden hierover binnen een bepaalde termijn na deze mededeling ook opmerkingen indienen. De opmerkingen van de partijen werden naar behoren onderzocht en waar nodig werden de bevindingen dienovereenkomstig gewijzigd.

 

(236)

Om een gelijke behandeling van nieuwe exporteurs en in de bijlage bij deze verordening vermelde niet in de steekproef opgenomen medewerkende ondernemingen te garanderen, moet het voor de laatstgenoemde ondernemingen geldende gewogen gemiddelde recht eveneens ingesteld worden voor alle nieuwe exporteurs die anders voor een nieuw onderzoek krachtens artikel 11, lid 4, van de basisverordening in aanmerking zouden komen, wat niet van toepassing is als gebruik werd gemaakt van een steekproef.

  • 3. 
    Speciaal toezicht
 

(237)

Om, gelet op het grote verschil tussen de hoogte van de rechten onder de producenten/exporteurs, het gevaar van ontwijking van de rechten zoveel mogelijk te beperken, moeten in dit geval bijzondere maatregelen worden genomen om de goede toepassing van de antidumpingrechten te garanderen.

 

(238)

Deze bijzondere maatregelen houden in dat een geldige handelsfactuur, opgesteld conform de voorwaarden in bijlage II bij deze verordening, aan de douaneautoriteiten van de lidstaten dient te worden voorgelegd. Voor invoer die niet van een dergelijke factuur vergezeld gaat, geldt het residuele antidumpingrecht dat van toepassing is op alle andere exporteurs.

 

(239)

Indien het volume van de uitvoer door een van de ondernemingen die een lager individueel recht genieten, na de instelling van de betrokken maatregelen aanzienlijk toeneemt, kan dit op zich worden beschouwd als een verandering in de structuur van het handelsverkeer als gevolg van de instelling van maatregelen in de zin van artikel 13, lid 1, van de basisverordening. In dergelijke omstandigheden kan, mits aan de voorwaarden is voldaan, een onderzoek naar ontwijking van de maatregelen worden geopend. Hierbij kan onder meer worden onderzocht of het nodig is de individuele rechten in te trekken en een voor het gehele land geldend recht in te stellen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

  • 1. 
    Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op bepaalde soorten ijzeren of stalen (met uitzondering van roestvrij stalen) bevestigingsmiddelen, d.w.z. houtschroeven (met uitzondering van kraagschroeven), zelftappende schroeven, andere schroeven en bouten met kop (ook indien met bijbehorende moeren of sluitringen, maar met uitzondering van schroeven, gedraaid of gedecolleteerd uit massief materiaal en waarvan de dikte van de schacht niet meer bedraagt dan 6 mm en met uitzondering van schroeven en bouten voor het bevestigen van bestanddelen van spoorbanen) alsmede sluitringen, van oorsprong uit de Volksrepubliek China die vallen onder de GN-codes 7318 12 90, 7318 14 91, 7318 14 99, 7318 15 59, 7318 15 69, 7318 15 81, 7318 15 89, ex 7318 15 90, ex 7318 21 00 en ex 7318 22 00 (Taric-codes 7318159019, 7318159069, 7318159089, 7318210029, 7318210099, 7318220029 en 7318220099).
  • 2. 
    Het definitieve antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, van de door onderstaande ondernemingen vervaardigde producten bedraagt:
 

Onderneming

Recht

(%)

Aanvullende Taric-code

Biao Wu Tensile Fasteners Co., Ltd, Shanghai

69,9

A924

CELO Suzhou Precision Fasteners Co., Ltd, Suzhou

0,0

A918

Changshu City Standard Parts Factory et Changshu British Shanghai International Fastener Co., Ltd, Changshu

63,1

A919

Golden Horse (Dong Guan) Metal Manufactory Co., Ltd, Dong Guan

26,5

A920

Kunshan Chenghe Standard Components Co., Ltd, Kunshan

79,5

A921

Ningbo Jinding Fastener Co., Ltd, Ningbo

64,4

A922

Ningbo Yonghong Fasteners Co., Ltd, Ningbo

78,3

A923

Yantai Agrati Fasteners Co., Ltd, Yantai

0,0

A925

In bijlage I opgenomen bedrijven

77,5

A928

Alle andere ondernemingen

85,0

A999

  • 3. 
    De toepassing van de individuele antidumpingrechten die werden vastgesteld voor de ondernemingen die in lid 2 zijn vermeld, is afhankelijk van de overlegging aan de douaneautoriteiten van de lidstaten van een geldige commerciële factuur die voldoet aan de vereisten die zijn opgenomen in bijlage II. Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het antidumpingrecht dat voor alle andere ondernemingen geldt, toegepast.
  • 4. 
    Tenzij anders vermeld, zijn de bepalingen inzake douanerechten op dit recht van toepassing.

Artikel 2

Wanneer een partij uit de Volksrepubliek China die aan de Commissie voldoende bewijs levert dat het de goederen beschreven in artikel 1, lid 1, van oorsprong uit de Volksrepubliek China niet heeft uitgevoerd tijdens het onderzoektijdvak, dit is van 1 oktober 2006 tot 30 september 2007; niet verbonden is met een exporteur of producent op wie de in deze verordening vastgestelde maatregelen van toepassing zijn; en de betrokken producten heeft uitgevoerd dan wel een onherroepelijke contractuele verplichting is aangegaan om een aanzienlijke hoeveelheid na afloop van het onderzoektijdvak naar de Gemeenschap uit te voeren, kan de Raad, op een na overleg in het Raadgevend Comité door de Commissie ingediend voorstel, artikel 1, lid 2, met een gewone meerderheid wijzigen teneinde voor deze onderneming het recht vast te stellen dat van toepassing is op de medewerkende producenten die geen deel uitmaakten van de steekproef, d.w.z. 77,5 %.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

  • A. 
    VONDRA
 

  • (3) 
    Bron: Steel Bulletin Board en gegevens verkregen van en gecontroleerd op de onderzochte bedrijven.
  • (4) 
    Bijvoorbeeld „Money for Metal: A detailed Examination of Chinese Government Subsidies to its Steel Industry” door Wiley Rein LLP, juli 2007, „China Government Subsidies Survey” door Anne Stevenson-Yang, februari 2007, „Shedding Light on Energy Subsidies in China: An Analysis of China's Steel Industry from 2000-2007” door Usha C.V. Haley en „China's Specialty Steel Subsidies: Massive, Pervasive and Illegal” door de Specialty Steel Industry of North America en „The China Syndrome: How Subsidies and Government Intervention Created the World's Largest Steel Industry” door Wiley Rein & Fielding LLP, juli 2006.
  • (5) 
    Jaarverslagen van 2007 van Maanshan Iron & Steel Co., Ltd en Baoshan Iron & Steel Co., Ltd.
 

BIJLAGE I

NIET IN DE STEEKPROEF OPGENOMEN MEDEWERKENDE PRODUCENTEN/EXPORTEURS

Aanvullende Taric-code A928

 

Abel Manufacturing Co., Ltd

Shanghai

Autocraft Industrial (Shanghai) Ltd

Shanghai

Changshu Fuxin Fasteners Manufacturing Co., Ltd

Changshu

Changshu Shining Sun Fasteners Manufacturing Co., Ltd

Changshu

Changzhou Oread Fasteners Co., Ltd

Changzhou

Chun Yu (Dongguan) Metal Products Co., Ltd

Dongguan

Cixi Zhencheng Machinery Co., Ltd

Cixi

Dongguan Danny & Kuen Metal & Co., Ltd

Dongguan

Foshan Nanhai Gubang Metal Goods Co., Ltd

Foshan

Gem-year industrial Co., Ltd

Jiashan

Guangzhou Tianhe District Zhonggu Hardware Screw Manufacture

Guangzhou

Haining Xinxin Hardware Standard Tools Co., Ltd

Haining

Haiyan Flymetal Hardware Co., Ltd

Jiaxing

Haiyan Haitang Fasteners Factory

Jiaxing

Haiyan Hardware Standard Parts Co., Ltd

Jiaxing

Haiyan Lianxiang Hardware Products Co., Ltd

Jiaxing

Haiyan Mengshi Screws Co., Ltd

Jiaxing

Haiyan Self-tapping Screws Co., Ltd

Jiaxing

Haiyan Sun's Jianxin Fasteners Co., Ltd

Jiaxing

Haiyan Xinan Standard Fastener Co., Ltd

Jiaxing

Haiyan Xinglong Fastener Co., Ltd

Jiaxing

Hangzhou Everbright Metal Products Co., Ltd

Hangzhou

Hangzhou Spring Washer Co., Ltd

Hangzhou

Hott Metal Part and Fasteners Inc.

Changshu

  • J. 
    C. Grand (China) Corporation

Jiaxing

Jiangsu Jiangyu Metal Work Co., Ltd

Dongtai

Jiashan Yongda Screw Co., Ltd

Jiashan

Jiaxiang Triumph Hardware Co., Ltd

Haining

Jiaxing Victor Screw Co., Ltd

Jiaxing

Jinan Star Fastener Co., Ltd

Jinan

Jin-Well Auto-parts (Zhejiang) Co., Ltd

Jiashan

Kinfast Hardware Co., Ltd

Haining

Ningbo Alliance Screws and Fasteners Co., Ltd

Ningbo

Ningbo Anchor Fasteners Industrial Co., Ltd

Ningbo

Ningbo Dafeng Machinery Co., Ltd

Ningbo

Ningbo Development Zone Yonggang Fasteners Co., Ltd

Ningbo

Ningbo Fastener Factory

Ningbo

Ningbo Haixin Hardware Co., Ltd

Ningbo

Ningbo Haixin Railroad Material Co., Ltd

Ningbo

Ningbo Jinhui Gaoqiang Fastener Co., Ltd

Ningbo

Ningbo Jinpeng High Strength Fastener Co., Ltd

Ningbo

Ningbo Jintai Fastener Co., Ltd

Ningbo

Ningbo Jinwei Standard Parts Co., Ltd

Ningbo

Ningbo Jiulong Fasteners Manufacture Co., Ltd

Ningbo

Ningbo Londex Industrial Co., Ltd

Ningbo

Ningbo Minda Machinery & Electronics Co., Ltd

Ningbo

Ningbo Ningli High-Strength Fastener Co., Ltd

Ningbo

Ningbo Qunli Fastener Manufacture Co., Ltd

Ningbo

Ningbo Special — Wind — Fasteners (China) Co., Ltd

Ningbo

Ningbo Xinxing Fasteners Manufacture Co., Ltd

Ningbo

Ningbo Yonggang Fasteners Co., Ltd

Ningbo

Ningbo Zhenhai Xingyi Fasteners Co., Ltd

Ningbo

Ningbo Zhongbin Fastener Manufacture Co., Ltd

Ningbo

Ningbo Zhongjiang High Strength Bolt Co., Ltd

Ningbo

Robertson Inc. (Jiaxing)

Jiashan

Shanghai Boxed Screw Manufacturing Company Limited

Shanghai

Shanghai Fenggang Precision Inc.

Shanghai

Shanghai Foreign Trade Xiasha No. 2 Woodscrew Factory Co., Ltd

Shanghai

Shanghai Great Diamond Fastener Co., Ltd

Shanghai

Shanghai Hang Hong Metal Products Co., Ltd

Shanghai

Shanghai Hangtou Fasteners Co., Ltd

Shanghai

Shanghai Huaming Hardware Products Co., Ltd

Shanghai

Shanghai Moregood C&F Fastener Co., Ltd

Shanghai

Shanghai Moresun Fasteners Co., Ltd

Shanghai

Shanghai Qingpu Ben Yuan Metal Products Co., Ltd

Shanghai

Shanghai Ren Sheng Standardized Item Manufacture Ltd, Co

Shanghai

Shanghai Shuyuan Woodscrews Factory

Shanghai

Shanghai SQB Automotive Fasteners Company Ltd

Shanghai

Shanghai Tapoo Hardware Co., Ltd

Shanghai

Shanghai Yifan High-Intensity Fasteners Co., Ltd

Shanghai

Shanxi Jiaocheng Zhicheng Foundry Ltd

Jiaocheng

Shenzhen Top United Steel Co., Ltd

Shenzhen

Sundram Fasteners (Zhejiang) Limited

Jiaxing

Sunfast (Jiaxing) Enterprise Co., Ltd

Jiaxing

Suzhou Escort Hardware Manufacturing Co., Ltd

Suzhou

Taicang Rongtong Metal Products Co., Ltd

Taicang

Tangshan Huifeng Standard Component Make Co., Ltd

Tangshan

Tangshan Xingfeng Screws Co., Ltd

Tangshan

Tapoo Metal Products (Shanghai) Co., Ltd

Shanghai

Tianjin Jiuri Manufacture & Trading Co., Ltd

Tianjin

Wenzhou Excellent Hardware Apparatus Packing Co., Ltd

Wenzhou

Wenzhou Junhao Industry Co., Ltd

Wenzhou

Wenzhou Tian Xiang Metal Products Co., Ltd

Wenzhou

Wenzhou Yili Machinery Development Co., Ltd

Wenzhou

Wenzhou Yonggu Fasteners Co., Ltd

Wenzhou

Wuxi Huacheng Fastener Co., Ltd

Wuxi

Wuxi Qianfeng Screw Factory

Wuxi

Xingtai City Ningbo Fasteners Co., Ltd

Xintai

Yueqing Quintessence Fastener Co., Ltd

Yueqing

Zhejiang Jingyi Standard Components Co., Ltd

Yueqing

Zhejiang New Oriental Fastener Co., Ltd

Jiaxing

Zhejiang Qifeng Hardware Make Co., Ltd

Jiaxing

Zhejiang Rising Fasteners Co., Ltd

Hangzhou

Zhejiang Yonghua Fasteners Co., Ltd

Rui' An

Zhejiang Zhongtong Motorkits Co., Ltd

Shamen

Zhongshan City Jinzhong Fastener Co., Ltd

Zhongshan

 

BIJLAGE II

De in artikel 1, lid 3, bedoelde geldige handelsfactuur moet een door een werknemer van de onderneming ondertekende verklaring bevatten met de volgende gegevens:

 

1.

De naam en functie van de werknemer van de onderneming die de handelsfactuur heeft opgesteld.

 

2.

De volgende verklaring: „Ondergetekende verklaart dat de [hoeveelheid] bevestigingsmiddelen die voor uitvoer naar de Europese Gemeenschap zijn verkocht en waarop deze factuur betrekking heeft, zijn vervaardigd door [naam en vestigingsplaats van de onderneming] [aanvullende Taric-code] in de Volksrepubliek China. Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.

[Datum en handtekening]”.

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.