Besluit 2006/512 - Wijziging van Besluit 1999/468/EG tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden

1.

Wettekst

22.7.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 200/11

 

BESLUIT VAN DE RAAD

van 17 juli 2006

tot wijziging van Besluit 1999/468/EG tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden

(2006/512/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 202, derde streepje,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De Raad heeft Besluit 1999/468/EG van 28 juni 1999 aangenomen tot vaststelling van de voorwaarden die gelden voor de uitoefening van aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (2). Dat besluit bevat een beperkt aantal procedures voor de uitoefening van die bevoegdheden.

 

(2)

Het is dienstig dit besluit te wijzigen om er een nieuwe procedure voor de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden in op te nemen, te weten de nieuwe regelgevingsprocedure met toetsing, die de wetgever de mogelijkheid biedt zich tegen de aanneming van een ontwerp van maatregelen te verzetten wanneer hij te kennen geeft dat het ontwerp de in dit basisbesluit vervatte uitvoeringsbevoegdheden te buiten gaat of wanneer het ontwerp niet verenigbaar is met het doel of de inhoud van het besluit of niet strookt met het subsidiariteits- of evenredigheidsbeginsel.

 

(3)

Het is nodig van de regelgevingsprocedure met toetsing gebruik te maken voor maatregelen van algemene strekking die ten doel hebben niet-essentiële onderdelen van een volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag aangenomen besluit te wijzigen, ook wanneer de wijziging behelst dat sommige van deze niet-essentiële onderdelen worden geschrapt of dat het besluit wordt aangevuld met nieuwe niet-essentiële onderdelen.

 

(4)

In dit verband moet er zorg voor worden gedragen dat het Europees Parlement beter wordt geïnformeerd over de werkzaamheden van de comités,

BESLUIT:

Artikel 1

Besluit 1999/468/EG wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

aan overweging 5 wordt in fine het volgende toegevoegd:

„behalve wat betreft de regelgevingsprocedure met toetsing”;

 

2)

na overweging 7 wordt de volgende overweging toegevoegd:

 

„(7 bis)

Het is noodzakelijk gebruik te maken van de regelgevingsprocedure met toetsing voor maatregelen van algemene strekking tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van een volgens de procedure van artikel 251 van het van het Verdrag aangenomen besluit, ook wanneer de wijziging behelst dat sommige van deze niet-essentiële onderdelen worden geschrapt of dat het besluit wordt aangevuld met nieuwe niet-essentiële onderdelen. Deze procedure moet de twee takken van de wetgevingsautoriteit in staat stellen een toetsing te verrichten voordat de maatregelen in kwestie worden aangenomen. De essentiële onderdelen van een wetgevingsbesluit kunnen alleen door de wetgever worden gewijzigd, op basis van het Verdrag.”;

 

3)

overweging 10 wordt vervangen door:

 

„(10)

Ten derde moet dit besluit waarborgen dat het Europees Parlement beter wordt geïnformeerd, en daarom wordt in het besluit bepaald dat de Commissie het Europees Parlement regelmatig moet informeren over de werkzaamheden van de comités, dat zij daarmee verband houdende documenten aan het Europees Parlement moet toesturen en het Europees Parlement moet meedelen welke maatregelen of ontwerpen van te nemen maatregelen zij aan de Raad voorlegt; er zal bijzondere aandacht worden besteed aan het informeren van het Europees Parlement over de werkzaamheden van de comités in het kader van de regelgevingsprocedure met toetsing, opdat het Europees Parlement binnen de gestelde termijn een besluit kan nemen.”;

 

4)

in de laatste regel van artikel 1 wordt „5 bis” tussen 5 en 6 ingevoegd;

 

5)

in artikel 2:

 

a)

wordt aan het begin van de eerste alinea de zinsnede „1. Onverminderd lid 2” toegevoegd;

 

b)

wordt het volgende lid toegevoegd:

„2.   Wanneer in een volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag aangenomen basisbesluit is bepaald dat maatregelen van algemene strekking worden aangenomen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van dat besluit, ook indien de wijziging behelst dat sommige van deze niet-essentiële onderdelen worden geschrapt of dat het besluit wordt aangevuld met nieuwe niet-essentiële onderdelen, worden de maatregelen vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing.”;

 

6)

in artikel 4, lid 2, en in artikel 5, lid 2, wordt „lid 2” vervangen door „leden 2 en 4”;

 

7)

na artikel 5 wordt het volgende nieuwe artikel toegevoegd:

„Artikel 5 bis

Regelgevingsprocedure met toetsing

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door een comité regelgeving met toetsing, bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.
  • 2. 
    De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp van de te nemen maatregelen voor. Het comité brengt, binnen een termijn die de voorzitter naar gelang van de urgentie van de materie kan vaststellen, advies over dit ontwerp uit. Het comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 205, leden 2 en 4, van het Verdrag is voorgeschreven voor de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie moet aannemen. Bij de stemming in het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.
  • 3. 
    Wanneer de door de Commissie beoogde maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het comité, is de volgende procedure van toepassing:
 

a)

De Commissie legt de ontwerp-maatregelen onverwijld ter toetsing voor aan het Europees Parlement en aan de Raad.

 

b)

Het Europees Parlement of de Raad kunnen, respectievelijk met de meerderheid van zijn leden en met gekwalificeerde meerderheid, bezwaar maken tegen de aanneming door de Commissie van het ontwerp in kwestie, en daarbij als argument naar voren brengen dat het door de Commissie ingediende ontwerp van maatregelen de uitvoeringsbevoegdheden waarin het basisbesluit voorziet, overschrijdt, of niet verenigbaar is met het doel of de inhoud van het basisbesluit of niet strookt met het subsidiariteits- of het evenredigheidsbeginsel.

 

c)

Indien het Europees Parlement of de Raad binnen drie maanden na de datum waarop het voorstel bij hen is ingediend, bezwaar maakt tegen het ontwerp van maatregelen, worden deze maatregelen niet door de Commissie vastgesteld. De Commissie kan dan aan het comité een gewijzigd ontwerp van maatregelen voorleggen of een wetgevingsvoorstel op basis van het Verdrag indienen.

 

d)

Indien noch het Europees Parlement noch de Raad na afloop van deze termijn bezwaar hebben gemaakt tegen het ontwerp van maatregelen, worden deze maatregelen door de Commissie vastgesteld.

  • 4. 
    Wanneer de door de Commissie beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het comité of wanneer geen advies is uitgebracht, is de volgende procedure van toepassing:
 

a)

de Commissie dient onverwijld bij de Raad een voorstel betreffende de te nemen maatregelen in en zendt het tegelijkertijd toe aan het Europees Parlement;

 

b)

de Raad neemt binnen twee maanden na de datum van verwijzing naar de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een besluit over dat voorstel;

 

c)

indien de Raad binnen deze termijn met gekwalificeerde meerderheid van stemmen bezwaar maakt tegen de voorgestelde maatregelen, worden deze maatregelen niet vastgesteld. De Commissie kan de Raad dan een gewijzigd voorstel of een wetgevingsvoorstel op basis van het Verdrag voorleggen;

 

d)

indien de Raad overweegt de voorgestelde maatregelen aan te nemen, legt hij deze maatregelen onverwijld voor aan het Europees Parlement. Indien de Raad niet binnen de eerder genoemde termijn van twee maanden een besluit neemt, legt de Commissie de maatregelen onverwijld voor aan het Europees Parlement;

 

e)

het Europees Parlement kan met de meerderheid van zijn leden binnen vier maanden vanaf de toezending van het voorstel overeenkomstig punt a) bezwaar maken tegen de aanneming van de maatregelen in kwestie, en daarbij als argument naar voren brengen dat de voorgestelde maatregelen de uitvoeringsbevoegdheden waarin het basisbesluit voorziet, overschrijden, of niet verenigbaar zijn met het doel of de inhoud van het basisbesluit of niet stroken met het subsidiariteits- of het evenredigheidsbeginsel;

 

f)

indien het Europees Parlement binnen deze termijn bezwaar maakt tegen de voorgestelde maatregelen, worden deze maatregelen niet vastgesteld. De Commissie kan dan aan het comité een gewijzigd ontwerp van maatregelen voorleggen of een wetgevingsvoorstel op basis van het Verdrag indienen;

 

g)

indien het Europees Parlement na afloop van de eerder genoemde termijn geen bezwaar heeft gemaakt tegen de voorgestelde maatregelen, worden deze maatregelen door de Raad of de Commissie, al naar gelang het geval, vastgesteld.

  • 5. 
    In afwijking van de leden 3 en 4 kan in een basisbesluit in uitzonderlijke gevallen worden bepaald:
 

a)

dat de termijnen in lid 3, onder c), en lid 4, onder b) en e), met een maand worden verlengd wanneer het complexe karakter van de maatregelen dat rechtvaardigt; of

 

b)

dat de termijnen in lid 3, onder c), en lid 4, onder b) en e), worden ingekort wanneer dat om redenen van doeltreffendheid gerechtvaardigd is.

  • 6. 
    In een basisbesluit kan worden vastgelegd dat, indien de in de leden 3, 4 en 5 bedoelde termijnen van de regelgevingsprocedure met toetsing om dwingende urgente redenen niet kunnen worden nageleefd, de volgende procedure van toepassing is:
 

a)

wanneer de door de Commissie beoogde maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het comité, stelt de Commissie deze maatregelen vast, waarna zij onmiddellijk worden uitgevoerd. De Commissie deelt de maatregelen onverwijld mee aan het Europees Parlement en de Raad;

 

b)

binnen een maand na bovenbedoelde mededeling kunnen het Europees Parlement of de Raad, respectievelijk met de meerderheid van zijn leden en met gekwalificeerde meerderheid, bezwaar maken tegen de door de Commissie vastgestelde maatregelen en daarbij als argument naar voren brengen dat de maatregelen de uitvoeringsbevoegdheden waarin het basisbesluit voorziet, overschrijden, of niet verenigbaar zijn met het doel of de inhoud van het basisbesluit of niet stroken met het subsidiariteits- of het evenredigheidsbeginsel;

 

c)

indien het Europees Parlement of de Raad bezwaar maken, trekt de Commissie de maatregelen in. De Commissie kan de maatregelen evenwel voorlopig handhaven indien zulks gerechtvaardigd is om redenen van volksgezondheid, veiligheid of bescherming van het leefmilieu. In dat geval legt de Commissie het comité onverwijld een gewijzigd ontwerp van maatregelen voor of dient zij onverwijld een wetgevingsvoorstel op basis van het Verdrag in. De voorlopige maatregelen blijven van kracht tot zij door een definitief besluit worden vervangen.”;

 

8)

aan het eind van artikel 7, lid 3, eerste zin, wordt het volgende toegevoegd:

„en wel op een wijze die de transparantie van het systeem van toezending waarborgt, alsook een opgave van de toegezonden gegevens en van de onderscheiden fasen van de procedure mogelijk maakt.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 17 juli 2006.

Voor de Raad

De voorzitter

  • E. 
    TUOMIOJA
 

  • (1) 
    Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.