Verordening 2004/2060 - Wijziging van Verordening (EG) nr. 2702/1999 inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten in derde landen, en van Verordening (EG) nr. 2826/2000 betreffende voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt - Hoofdinhoud
2.12.2004 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 357/3 |
VERORDENING (EG) Nr. 2060/2004 VAN DE RAAD
van 22 november 2004
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2702/1999 inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten in derde landen, en van Verordening (EG) nr. 2826/2000 betreffende voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 36 en 37,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),
Gezien het advies van het Comité van de Regio’s,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Gezien de ervaring die is opgedaan met de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 2702/1999 (3) en Verordening (EG) nr. 2826/2000 (4), en die is geanalyseerd in het in april 2004 door de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad overgelegde verslag, verdient het aanbeveling een aantal bepalingen van die verordeningen te herzien. |
(2) |
De harmonisatie van de in Verordening (EG) nr. 2702/1999 en Verordening (EG) nr. 2826/2000 vastgestelde bepalingen inzake indiening en selectie van voorstellen, toezicht op de programma’s, overleg en technische bijstand, zou moeten leiden tot een eenvoudiger beheer van de twee regelingen; de indienende organisaties moeten met name de mogelijkheid krijgen om bepaalde delen van de programma’s zelf uit te voeren en de uitvoeringsinstanties in een latere fase van de procedure te selecteren. |
(3) |
De vaststelling van een minimum- en een maximumgrens voor de werkelijke kosten van de ingediende programma’s moet ervoor zorgen dat de financiële middelen niet over kleine en ondoeltreffende programma’s worden versnipperd, en dat de beschikbare begrotingsmiddelen evenwichtig worden verdeeld. |
(4) |
De mogelijkheid voor de Commissie om in derde landen met voorlichtings- en afzetbevorderingsacties van start te gaan, moet worden uitgebreid in de gevallen waarin dergelijke maatregelen van belang zijn voor de hele Gemeenschap of waarin geen adequate maatregelen zijn voorgesteld door de beroeps- of bedrijfskolomorganisaties. De Commissie dient tevens de mogelijkheid te krijgen om op de binnenmarkt van start te gaan met voorlichtingsmaatregelen betreffende de communautaire regelingen inzake kwaliteit en etikettering van landbouwproducten en voedingsmiddelen. |
(5) |
Gezien de ervaring die is opgedaan met de uitvoering van de degressieve bijdrage aan meerjarenprogramma’s (60-40 %), moeten de bepalingen inzake de communautaire bijdrage aan dergelijke programma’s worden vereenvoudigd, met dien verstande dat de Gemeenschap 50 % van de werkelijke kosten van elk programma moet blijven financieren. |
(6) |
Aan de lidstaten en de indienende organisaties dient meer flexibiliteit te worden toegestaan bij het hanteren van het procentuele aandeel in de bijdragen, zonder dat evenwel wordt afgestapt van de verplichte minimumbijdrage van de indienende organisatie. |
(7) |
Het is van groot belang dat wordt nagegaan of het in voorlichtings- en afzetbevorderingscampagnes gebruikte materiaal in overeenstemming is met de communautaire regelgeving. Bijgevolg moeten de reeds bestaande, door de lidstaten na te leven vereisten inzake toezicht worden verduidelijkt. |
(8) |
De lidstaten leveren hun bijdrage tot de programma’s in het kader van een specifieke procedure. Met het oog op de vereenvoudiging van de desbetreffende administratieve procedures, moeten de lidstaten derhalve worden vrijgesteld van de verplichting dit soort nationale bijdragen als staatssteun aan te melden, aangezien deze bijdragen niet als staatssteun in de zin van de artikelen 87, 88 en 89 van het Verdrag moeten worden beschouwd. |
(9) |
„Ad hoc”-werkgroepen, bestaande uit vertegenwoordigers van lidstaten en/of deskundigen die gespecialiseerd zijn in promotie en reclame, kunnen de Commissie van advies dienen bij de ontwikkeling van de strategie en de vaststelling van maatregelen ter uitvoering van de regeling. Er dient derhalve te worden voorzien in de mogelijkheid dergelijke groepen te raadplegen. |
(10) |
Verordening (EG) nr. 2702/1999 dient na 31 december 2004 van toepassing te blijven. |
(11) |
Aangezien met het oog op de uitvoering van de voorgestelde maatregelen de nodige aanpassingen moeten worden doorgevoerd, dient de onderhavige verordening met ingang van 1 januari 2005 te worden toegepast. |
(12) |
Verordening (EG) nr. 2702/1999 en Verordening (EG) nr. 2826/2000 moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 2702/1999 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Het bepaalde in artikel 2, onder c), wordt vervangen door:
|
2) |
Artikel 5 wordt vervangen door: „Artikel 5
Zo nodig, kan deze lijst evenwel tussentijds worden gewijzigd.
|
3) |
Artikel 7 wordt vervangen door: „Artikel 7
De lidstaten stellen in een specificatie de vereisten en criteria voor de beoordeling van de programma’s vast.
Zodra de lidstaten de programma’s hebben bestudeerd, stellen zij met inachtneming van de beschikbare middelen een lijst van programma’s op, en verbinden zij zich ertoe deze programma’s mee te financieren.
Wanneer de Commissie constateert dat de haar voorgelegde programma’s of bepaalde daarin opgenomen acties niet aan de communautaire bepalingen beantwoorden of qua prijs/kwaliteit–verhouding slecht scoren, stelt ze binnen de volgens de in artikel 12, lid 2, bedoelde procedure te bepalen termijn de betrokken lidstaten ervan in kennis dat het programma of een deel ervan niet voor financiering in aanmerking komt. Wanneer deze termijn verstreken is, wordt ervan uitgegaan dat het programma voor financiering in aanmerking komt. De lidstaten houden rekening met eventuele opmerkingen van de Commissie en sturen de in overleg met de indienende organisatie herziene programma’s naar de Commissie binnen de volgens de in artikel 12, lid 2, bedoelde procedure vast te stellen termijn.
|
4) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 7 bis Na het in artikel 12, lid 1, bedoelde comité van beheer of, indien nodig, de regelgevende comités als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad (5), Verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad (6) en Verordening (EEG) nr. 2082/92 van de Raad (7) op de hoogte te hebben gesteld, neemt de Commissie een beslissing over de volgende acties:
|
5) |
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
|
6) |
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
|
7) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 12 bis Voordat de Commissie de in artikel 5 vermelde lijst en richtsnoeren opstelt, de in artikel 7 vermelde programma’s aanvaardt, overeenkomstig artikel 7 bis een beslissing neemt over acties, of overeenkomstig artikel 11 uitvoeringsbepalingen vaststelt, kan zij overleg plegen met:
|
8) |
In artikel 13 wordt „31 december 2003” vervangen door „31 december 2006”. |
9) |
In artikel 15 wordt de tweede alinea geschrapt. |
Artikel 2
Verordening (EG) nr. 2826/2000 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Het bepaalde in artikel 2, onder c), wordt vervangen door:
|
2) |
Artikel 4, lid 2, wordt geschrapt. |
3) |
Artikel 5, lid 2, wordt geschrapt. |
4) |
Artikel 6 wordt vervangen door: „Artikel 6
De lidstaten stellen in een specificatie de vereisten en criteria voor de beoordeling van de programma’s vast.
Zodra de lidstaten de programma’s hebben bestudeerd, stellen zij met inachtneming van de beschikbare middelen een lijst van programma’s op en verbinden zij zich ertoe deze programma’s mee te financieren.
Wanneer de Commissie constateert dat de haar voorgelegde programma’s of bepaalde daarin opgenomen acties niet aan de communautaire bepalingen of aan de in artikel 5 bedoelde richtsnoeren beantwoorden, of qua prijs/kwaliteitverhouding slecht scoren, stelt ze binnen de volgens de in artikel 13, lid 2, bedoelde procedure te bepalen termijn de betrokken lidstaten ervan in kennis dat het programma of een deel ervan niet voor financiering in aanmerking komt. Wanneer deze termijn verstreken is, wordt ervan uitgegaan dat het programma voor financiering in aanmerking komt. De lidstaten houden rekening met eventuele opmerkingen van de Commissie en sturen de in overleg met de indienende organisatie herziene programma’s naar de Commissie binnen de volgens de in artikel 13, lid 2, bedoelde procedure vast te stellen termijn.
|
5) |
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
|
6) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 7 bis Na het in artikel 13, lid 1, bedoelde comité van beheer of, indien nodig, de regelgevende comités als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad (8), Verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad (9) en Verordening (EEG) nr. 2082/92 van de Raad (10) op de hoogte te hebben gesteld, neemt de Commissie een beslissing over de volgende acties:
|
7) |
Artikel 8 wordt vervangen door: „Artikel 8 De Commissie selecteert via een openbare inschrijving of een inschrijving met voorafgaande selectie:
|
8) |
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
|
9) |
Artikel 10, lid 2, wordt vervangen door: „2. Een toezichtgroep die is samengesteld uit vertegenwoordigers van de Commissie, de betrokken lidstaten en de betrokken indienende organisaties, ziet erop toe dat de in de artikelen 6 en 7 vermelde programma’s naar behoren worden uitgevoerd.
|
10) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 13 bis Voordat de Commissie de in artikel 4 vermelde lijst en de in artikel 5 vermelde richtsnoeren opstelt, de in de artikelen 6 en 7 vermelde programma’s aanvaardt, overeenkomstig artikel 7 bis een beslissing neemt over acties, of overeenkomstig artikel 12 uitvoeringsbepalingen vaststelt, kan zij overleg plegen met:
|
11) |
Artikel 14 wordt vervangen door: „Artikel 14 Vóór 31 december 2006 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van de onderhavige verordening, eventueel vergezeld van passende voorstellen.”. |
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 22 november 2004.
Voor de Raad
De voorzitter
-
C.VEERMAN
-
Advies uitgebracht op 14 oktober 2004 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
-
Advies uitgebracht op 27 oktober 2004 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
-
PB L 198 van 22.7.1991, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1481/2004 van de Commissie (PB L 272 van 20.8.2004, blz. 11).
-
PB L 208 van 24.7.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1215/2004 van de Commissie (PB L 232 van 1.7.2004, blz. 21).
-
PB L 208 van 24.7.1992, blz. 9. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).”.
-
PB L 198 van 22.7.1991, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1481/2004 van de Commissie (PB L 272 van 20.8.2004, blz. 11).
-
PB L 208 van 24.7.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1215/2004 van de Commissie (PB L 232 van 1.7.2004, blz. 21).
-
PB L 208 van 24.7.1992, blz. 9. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).”.
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.