Verordening 1998/622 - Hulp aan de kandidaat-lidstaten in het kader van de pretoetredingsstrategie, en inzonderheid de invoering van partnerschappen voor de toetreding

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31998R0622

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31998R0622

Verordening (EG) nr. 622/98 van de Raad van 16 maart 1998 betreffende de hulp aan de kandidaat-lidstaten in het kader van de pretoetredingsstrategie, en inzonderheid de invoering van partnerschappen voor de toetreding

Publicatieblad Nr. L 085 van 20/03/1998 blz. 0001 - 0002

VERORDENING (EG) Nr. 622/98 VAN DE RAAD van 16 maart 1998 betreffende de hulp aan de kandidaat-lidstaten in het kader van de pretoetredingsstrategie, en inzonderheid de invoering van partnerschappen voor de toetreding

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 235,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Overwegende dat de Europese Raad van Kopenhagen in juni 1993 de voorwaarden heeft gesteld waaraan moet worden voldaan, willen de geassocieerde landen van Midden- en Oost-Europa lid van de Europese Unie kunnen worden als zij dat wensen; dat de voornaamste door deze landen ondervonden moeilijkheden om aan genoemde voorwaarden te voldoen, worden vastgesteld in het kader van de tenuitvoerlegging van de procedure van artikel O van het Verdrag betreffende de Europese Unie;

Overwegende dat de staatshoofden en regeringsleiders tijdens de bijeenkomst van de Europese Raad van Amsterdam op 16 en 17 juni 1997 opnieuw uiting hebben gegeven aan hun voornemen de pretoetredingsstrategie van de Unie te versterken teneinde de voorbereiding van de kandidaat-lidstaten op de toetreding te vergemakkelijken, en dat de Commissie daartoe in "Agenda 2000" een reeks voorstellen heeft gedaan;

Overwegende dat de Europese Raad van Luxemburg heeft verklaard dat het nieuwe instrument in de vorm van partnerschappen voor de toetreding, die tot stand zullen worden gebracht na overleg met de kandidaat-lidstaten van Midden- en Oost-Europa, de spil van de versterkte pretoetredingsstrategie vormt, waarbij alle vormen van communautaire bijstand aan de kandidaat-lidstaten binnen één enkel kader worden ingezet;

Overwegende dat het zaak is dat de Europese Gemeenschap haar hulp in het kader van deze partnerschappen voor de toetreding op bovengenoemde moeilijkheden toespitst en zich daarbij laat leiden door welomschreven beginselen, prioriteiten, tussentijdse doelstellingen en voorwaarden;

Overwegende dat deze partnerschappen en inzonderheid de tussentijdse doelstellingen ervan elk land moeten helpen zich in het kader van economische en sociale convergentie op het lidmaatschap voor te bereiden en een nationaal programma voor de overname van het acquis uit te werken, tezamen met een tijdschema voor de uitvoering ervan;

Overwegende dat de beschikbare financiële middelen zo goed mogelijk dienen te worden beheerd naar gelang van de prioriteiten die voortvloeien uit de adviezen van de Commissie betreffende de toetredingsaanvragen en uit de behandeling van deze adviezen in het kader van de Raad;

Overwegende dat de hulp van de Gemeenschap in het kader van de pretoetredingsstrategie dient te worden gefinancierd uit de daartoe op de betrokken landen toe te passen steunprogramma's die overeenkomstig de bepalingen der Verdragen werden goedgekeurd; dat deze verordening derhalve geen financiële gevolgen zal hebben;

Overwegende dat de communautaire hulp afhankelijk is van de naleving van de verbintenissen die in het kader van de Europaovereenkomsten werden aangegaan, en van vooruitgang op de weg naar de vervulling van de criteria van Kopenhagen;

Overwegende dat de programmering van de financiële middelen van de communautaire hulp zal worden vastgesteld overeenkomstig de in de verordeningen betreffende de betrokken financiële instrumenten of programma's voorziene procedures;

Overwegende dat de Raad de voor de onderscheiden partnerschappen voor de toetreding geldende beginselen, prioriteiten, tussentijdse doelstellingen en voorwaarden tegen 15 maart 1998 dient aan te nemen teneinde de Commissie in staat te stellen tegen eind 1998 het eerste van haar regelmatige verslagen over de door elke kandidaat-lidstaat geboekte vooruitgang uit te brengen;

Overwegende dat de in het kader van de Europaovereenkomsten ingestelde organen een centrale rol spelen bij het garanderen van een correcte implementatie en follow-up van deze partnerschappen voor de toetreding;

Overwegende dat de implementatie van deze partnerschappen voor de toetreding een bijdrage kan leveren tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Gemeenschappen; dat het Verdrag slechts in artikel 235 bevoegdheden terzake bevat,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Als onderdeel van de versterkte pretoetredingsstrategie worden er voor de kandidaat-lidstaten van Midden- en Oost-Europa partnerschappen voor de toetreding ingesteld. Elk partnerschap voor de toetreding voorziet in één enkel kader dat het volgende omvat:

  • de prioriteiten voor de voorbereiding op de toetreding zoals deze resulteren uit de analyse van de situatie van deze landen in het licht van de politieke en economische criteria en de aan de hoedanigheid van lidstaat van de Europese Unie inherente verplichtingen zoals deze door de Europese Raad zijn bepaald;
  • de financiële middelen om elk van de kandidaat-lidstaten te helpen bij de tenuitvoerlegging van de prioritaire werkzaamheden zoals vastgesteld in de periode voorafgaand aan de toetreding.

Artikel 2

Op voorstel van de Commissie neemt de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een besluit over de beginselen, prioriteiten, tussentijdse doelstellingen en voorwaarden van de onderscheiden partnerschappen voor de toetreding zoals deze aan elke kandidaat-lidstaat zullen worden voorgelegd, alsook over belangrijke wijzigingen die daarin naderhand zullen worden aangebracht.

Artikel 3

Deze verordening heeft geen financiële gevolgen. De hulp van de Gemeenschap in het kader van de pretoetredingsstrategie wordt gefinancierd uit de programma's die overeenkomstig de Verdragsbepalingen werden goedgekeurd.

Op basis van de door de Raad uit hoofde van artikel 2 genomen besluiten wordt de programmering van de financiële hulp in het kader van de partnerschappen voor de toetreding vastgesteld volgens de procedures van de verordeningen betreffende de dienovereenkomstige financiële instrumenten of programma's.

Artikel 4

Wanneer een essentieel element voor verdere toekenning van de pretoetredingshulp ontbreekt, inzonderheid wanneer de in de Europaovereenkomsten vervatte verbintenissen niet worden nagekomen en/of er onvoldoende vooruitgang wordt geboekt op de weg naar de vervulling van de criteria van Kopenhagen, kan de Raad, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, op voorstel van de Commissie passende maatregelen nemen ten aanzien van de toekenning van pretoetredingshulp aan een kandidaat-lidstaat.

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 maart 1998.

Voor de Raad

De Voorzitter

  • J. 
    CUNNINGHAM
  • (1) 
    PB C 48 van 13. 2. 1998, blz. 18.
  • (2) 
    Advies uitgebracht op 11 maart 1998 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.