Verordening 2009/304 - Wijziging van de bijlagen IV en V bij Verordening 850/2004 ten aanzien van de behandeling van afvalstoffen die persistente organische verontreinigende stoffen bevatten in thermische en metallurgische productieprocedés - Hoofdinhoud
15.4.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 96/33 |
VERORDENING (EG) Nr. 304/2009 VAN DE COMMISSIE
van 14 april 2009
tot wijziging van de bijlagen IV en V bij Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van de behandeling van afvalstoffen die persistente organische verontreinigende stoffen bevatten in thermische en metallurgische productieprocedés
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen en tot wijziging van Richtlijn 79/117/EEG (1), en met name op artikel 7, lid 6, en artikel 14, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Tijdens de achtste vergadering van de Conferentie der Partijen bij het Verdrag van Bazel zijn geactualiseerde algemene technische richtsnoeren goedgekeurd voor het milieuverantwoorde beheer van afval dat uit persistente organische verontreinigende stoffen bestaat, deze stoffen bevat of daarmee verontreinigd is (Besluit VIII/16). Aan onderdeel IV.G.2 inzake de vernietiging en onomkeerbare omzetting is een subonderdeel over de thermische en metallurgische productie van metalen toegevoegd. |
(2) |
De actualisering van de richtsnoeren moet tot uiting komen in Verordening (EG) nr. 850/2004 omdat deze een relevante bron van wetenschappelijke en technische vooruitgang zijn voor de behandeling van afvalstoffen die persistente organische verontreinigende stoffen bevatten. |
(3) |
In de geactualiseerde richtsnoeren worden ook de niveaus van vernietiging en onomkeerbare omzetting vastgesteld die nodig zijn om te waarborgen dat de eigenschappen van persistente organische verontreinigende stoffen niet meer aanwezig zijn. De methoden mogen bijvoorbeeld niet leiden tot overschrijding van de grenswaarde van 0,1 ng TEQ/Nm3 voor de emissie van polychloordibenzo-p-dioxinen (PCDD’s) en polychloordibenzofuranen (PCDF’s) naar de lucht. Deze waarde komt overeen met de in Richtlijn 2000/76/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 december 2000 betreffende de verbranding van afval (2) vastgestelde grenswaarde voor emissie naar de lucht. Omdat het van essentieel belang is te vereisen dat de installaties voor de behandeling van afvalstoffen die persistente organische verontreinigende stoffen bevatten, aan de in Richtlijn 2000/76/EG vastgestelde emissiegrenswaarden voor PCDD’s en PCDF’s voldoen, moeten die grenswaarden, ongeacht of de procedés al dan niet onder die richtlijn vallen, worden toegepast. |
(4) |
In de geactualiseerde algemene technische richtsnoeren voor persistente organische verontreinigende stoffen wordt in onderdeel IV.G.1 ook aanbevolen het deel van afgedankte apparatuur dat persistente organische verontreinigende stoffen bevat of daarmee verontreinigd is, van de andere delen te scheiden. Deze voorwaarde verduidelijkt hoe de in deel 1 van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 850/2004 bedoelde voorbehandeling moet worden uitgevoerd. Deel 1 van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 850/2004 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(5) |
De in de bijlagen IV en V bij Verordening (EG) nr. 850/2004 gebruikte toxische-equivalentiefactoren voor de berekening van de concentratiegrenswaarden voor PCDD’s en PCDF’s zijn in 2005 door de Wereldgezondheidsorganisatie op basis van de meest recente wetenschappelijke informatie geactualiseerd. Dit moet tot uiting komen in de bijlagen IV en V bij Verordening (EG) nr. 850/2004. |
(6) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn het meest geschikt om een hoog niveau van milieubescherming en bescherming van de menselijke gezondheid te garanderen. |
(7) |
Verordening (EG) nr. 850/2004 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd |
(8) |
Het bij artikel 18 van Richtlijn 2006/12/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) ingestelde comité heeft binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn geen advies uitgebracht over de in deze verordening vervatte maatregelen en daarom heeft de Commissie bij de Raad een voorstel met betrekking tot de maatregelen ingediend. Aangezien de Raad bij het verstrijken van de in artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 850/2004 vastgestelde periode de voorgestelde maatregelen niet heeft aangenomen, noch te kennen heeft gegeven dat hij zich tegen de maatregelen verzet, dienen de maatregelen overeenkomstig artikel 5, lid 6, derde alinea, van Besluit 1999/468/EG (4) van de Raad door de Commissie te worden vastgesteld, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlagen IV en V bij Verordening (EG) nr. 850/2004 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 april 2009.
Voor de Commissie
Stavros DIMAS
Lid van de Commissie
-
PB L 158 van 30.4.2004, blz. 7, gerectificeerd in PB L 229 van 29.6.2004, blz. 5.
BIJLAGE
De bijlagen IV en V bij Verordening (EG) nr. 850/2004 worden als volgt gewijzigd:
1) |
Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd: Voetnoot (**) wordt vervangen door:
|
2) |
Bijlage V wordt als volgt gewijzigd:
|
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.