Bijlagen bij COM(2023)900 - Ontwerpbegrotingsplannen 2024: algemene beoordeling

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2023)900 - Ontwerpbegrotingsplannen 2024: algemene beoordeling.
document COM(2023)900
datum 21 november 2023
bijlage III), die op hun beurt lager zijn dan de stabiliteitsprogramma’s van april 2023.


De onzekerheid en de neerwaartse risico’s voor de vooruitzichten zijn de afgelopen maanden toegenomen. Dit houdt voornamelijk verband met de ontwikkeling van de aanhoudende aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne en van het conflict in het Midden-Oosten, wat gevolgen kan hebben voor de energiemarkten. Bovendien kan de doorwerking van de verkrapping van het monetaire beleid langer en sterker op de economische bedrijvigheid wegen dan in deze prognose wordt voorspeld, aangezien de aanpassing van de financiën van bedrijven, huishoudens en overheden aan het klimaat van hoge rentes lastiger zou kunnen blijken dan gedacht. Structurele veranderingen die met name verband houden met de toenemende gevolgen van de klimaatverandering, zoals de extreme weersomstandigheden en ongeziene bosbranden en overstromingen van afgelopen zomer duidelijk hebben gemaakt, wegen ook op de vooruitzichten.
Grafiek 1.1 Eurozone: reële bbp-groei, 2020-2024 (%)
Bron: ontwerpbegrotingsplannen 2024 (OBP 2023), najaarsprognose 2023 van de Europese Commissie (NP2022) en stabiliteitsprogramma’s 2023 (SP2023).


ii. Begrotingsvooruitzichten

De ontwerpbegrotingsplannen zijn gericht op een verdere daling van het tekort in de eurozone in 2024. Nadat het tekort in de eurozone tegen eind 2022 was gedaald tot bijna de helft van de piek van 2020, zal het in 2023 naar verwachting verder zijn gedaald tot iets meer dan 3 % van het bbp (grafiek 1.2a). In 2024 wordt in de ontwerpbegrotingsplannen en in de prognoses van de Commissie een lichte verdere daling verwacht tot iets minder dan 3 % van het bbp (die in de stabiliteitsprogramma’s van april 2023 naar verwachting nog lager zijn). Dit is grotendeels toe te schrijven aan de nagenoeg volledige afschaffing van de resterende energiesteunmaatregelen in 2024 en de lagere subsidies voor particuliere investeringen, die zwaarder wegen dan de stijgende rente-uitgaven. Het tekort voor 2024 zou echter nog steeds ver boven het niveau van 2019, dus van vóór de pandemie (0,6 % van het bbp), liggen door extra niet-tijdelijke lopende uitgaven en belastingverlagingen die na de pandemie zijn goedgekeurd. Zeven lidstaten verwachten in 2024 een tekort van meer dan 3 % van het bbp (België, Frankrijk, Italië, Malta, Slovenië, Slowakije en Finland), waar nog eens twee lidstaten bijkomen in de prognoses van de Commissie (Spanje en Letland).


Grafiek 1.2: Eurozone: tekort en schuld, 2020-2024 (% van het bbp)

a. Tekort
b. Schuld
Bron: ontwerpbegrotingsplannen 2024 (OBP 2023), najaarsprognose 2023 van de Europese Commissie (NP2022) en stabiliteitsprogramma’s 2023 (SP2023).


De schuldquote zal in 2024 slechts in geringe mate dalen als gevolg van het minder gunstige ecart tussen de nominale bbp-groei en de kosten van het aflossen van de overheidsschuld. Zowel in de ontwerpbegrotingsplannen als in de prognoses van de Commissie wordt ervan uitgegaan dat de schuldquote eind 2024 zal dalen tot ongeveer 90 %, d.w.z. 9 procentpunt lager dan de piek eind 2020 (grafiek 1.2b). Volgens de ontwerpbegrotingsplannen voorspellen elf lidstaten in 2024 een schuld van meer dan 60 % van het bbp, waarvan vijf meer dan 100 % (België, Griekenland, Spanje, Frankrijk en Italië), waarbij de schuld van Portugal naar verwachting onder de 100 % zal dalen. De schuldquote zal naar verwachting dalen of stabiliseren in meer dan de helft van de lidstaten van de eurozone in 2024, waaronder in de vijf landen met de hoogste schuld. In de prognoses van de Commissie wordt echter uitgegaan van een lichte stijging in twee landen met een schuld van meer dan 100 % volgend jaar (België en Italië; grafiek 1.3b).


De inflatie zal naar verwachting de belangrijkste factor blijven in de lichte schulddaling in 2024, maar in mindere mate dan in 2023. De hoge inflatieniveaus in 2023 (gemeten aan de hand van de bbp-deflator) hebben de schuldquote doen dalen door de nominale bbp-noemer te verhogen, ondanks een zwakkere groei en hoge primaire tekorten (grafiek 1.3a). Tegelijkertijd zullen de rente-uitgaven, ondanks de hogere rentetarieven voor nieuwe schuldemissies, in 2023 slechts in geringe mate stijgen dankzij de lange looptijd van de overheidsschuld. Nu de inflatie in 2024 naar verwachting zal afnemen, zal ook het gunstige effect ervan op de noemer van de schuldquote afnemen. Het rente-groeiverschil (“sneeuwbaleffect”) zal naar4 verwachting minder gunstig worden, waarbij ook de rente-uitgaven verder zullen stijgen en de primaire tekorten groot zullen blijven.

Grafiek 1.3 Uitsplitsing van de verandering in de schuldquote (in procentpunten van het bbp)
a. Eurozone 2020-2024
b. Lidstaten 2024
Bron: najaarsprognose 2023 van de Europese Commissie.


De schuldprognoses voor de komende jaren zijn met grote onzekerheid omgeven. Stochastische simulaties, waarbij rond het centrale scenario een grote reeks macro-economische schokken wordt toegepast, wijzen erop dat de schuld van de eurozone in 2024 waarschijnlijk tussen 85 % en 95 % van het bbp zal liggen en in 2028 tussen 79 % en 102 % van het bbp (bijlage II).

Verschillende factoren wegen op de houdbaarheid van de begroting. Met name het minder gunstige macrofinanciële klimaat zal de dynamiek van de overheidsschuld de komende jaren naar verwachting negatief beïnvloeden. De stijging van de rente, met name als gevolg van de toegenomen inflatiedruk, werkt geleidelijk aan door in de rentebetalingen en de schulddynamiek, naargelang van de hoogte van de schuld, de looptijdstructuur en het aandeel aan de inflatie gekoppelde obligaties. Bovendien zet de vergrijzing een rem op de potentiële groei, terwijl de overheidsuitgaven stijgen. Dit wijst op het belang van hervormingen en investeringen om het groeipotentieel nieuw leven in te blazen en een prudent begrotingsbeleid te voeren.

Tegelijkertijd kunnen andere factoren de risico’s voor de houdbaarheid van de begroting beperken. Deze factoren omvatten de verlenging van de looptijden van de overheidsschuld in de afgelopen jaren, stabiele financieringsbronnen en EU-initiatieven zoals NextGenerationEU en de herstel- en veerkrachtfaciliteit, door het ondersteunen van investeringen en groeibevorderende hervormingen.

II. DE BEGROTINGSKOERS EN DE UITSPLITSING ERVAN

i. De geaggregeerde begrotingskoers

Na drie jaar van crisisgerelateerde expansie is de begrotingskoers van de eurozone in 2023 beginnen te krimpen. De begrotingskoers vertegenwoordigt de economische impuls van zowel de nationale begrotingen als de EU-begroting, met inbegrip van alle energiegerelateerde maatregelen, maar met uitzondering van tijdelijke COVID-19-noodmaatregelen (die in 2023 volledig zijn afgeschaft). Volgens de najaarsprognoses 2023 van de Commissie zal de begrotingskoers van de eurozone in 2023 krimpen met 0,5 % van het bbp (grafiek 2.1)5. Dit volgt op een aanzienlijke expansie van ongeveer 4 % tussen 2020 en 2022, die het gevolg was van de COVID-19-crisis en de stijging van de energieprijzen na de Russische agressie tegen Oekraïne.


Grafiek 2.1 Begrotingskoers en -componenten voor de eurozone, 2020-2024 (% van het bbp)

Bron: najaarsprognose 2023 van de Europese Commissie.


De begrotingskrimp in 2023 is voornamelijk het gevolg van de dalende uitgaven voor energiegerelateerde maatregelen, terwijl de nationale investeringen zijn gehandhaafd. De nationaal gefinancierde netto primaire lopende uitgaven zijn in 2023 verlaagd, grotendeels als gevolg van de gedeeltelijke afschaffing van energiegerelateerde maatregelen, die in 2022 zijn ingevoerd, toen zij een aanzienlijke expansie teweegbrachten. Een verlaging van de overheidssubsidies voor particuliere investeringen (overige kapitaaluitgaven) draagt ook bij tot de krimp in 20236. Omgekeerd zullen de met subsidies uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen gefinancierde uitgaven verder toenemen, waardoor het contractieve karakter van de begrotingskoers afneemt. Dit heeft investeringen ondersteund, terwijl overheidsinvesteringen die uit de nationale begrotingen worden gefinancierd, behouden zijn gebleven, waardoor een neutrale bijdrage wordt geleverd.

Verwacht wordt dat de begrotingskoers in 2024 contractief zal blijven, met ongeveer 0,5 % van het bbp, als gevolg van de nagenoeg volledige afschaffing van de resterende energiegerelateerde maatregelen. Uit de prognoses van de Commissie, waarin de in de ontwerpbegrotingsplannen verstrekte informatie is verwerkt, blijkt dat de begrotingskoers voor de eurozone in 2024 contractief zou blijven, met 0,6 % van het bbp. Dit houdt verband met de verwachte nagenoeg volledige afschaffing van de resterende energiesteunmaatregelen, die naar verwachting een contractief effect van bijna 1 % van het bbp zal hebben, en met een verdere daling van de overheidssubsidies voor particuliere investeringen. Dit zal naar verwachting echter gedeeltelijk worden gecompenseerd door een verwachte stijging van de niet-energiegerelateerde netto primaire lopende uitgaven.


Verwacht wordt dat de totale investeringen in het eurogebied in 2024 licht zullen toenemen als gevolg van nationale financiering. De uit de nationale begrotingen gefinancierde investeringen zullen in 2024 een licht expansieve bijdrage leveren. Het niveau van de uitgaven die met subsidies uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen worden gefinancierd, zal zich in 2024 naar verwachting stabiliseren. Dit geeft aan dat de begrotingsaanpassing niet ten koste gaat van investeringen, die op een hoog niveau moeten worden gehouden om de groene en de digitale transitie te ondersteunen en de productiviteit en veerkracht te versterken.


ii. Overwegingen met betrekking tot de begrotingskoers en de mix van monetair beleid en begrotingsbeleid

Een contractief begrotingsbeleid strookt met de noodzaak om de houdbaarheid van de overheidsschuld in sommige lidstaten te verbeteren en de begrotingssituatie op middellange termijn te verbeteren. Dit geldt met name voor grote economieën in de eurozone met een zeer hoge schuldenlast. De schulddruk zal blijven toenemen als gevolg van onder meer de vergrijzingskosten, de groene en de digitale transitie en defensie, alsook het minder gunstige rente-groeiverschil en de nog steeds hoge overheidstekorten, die aanzienlijk moeten worden verlaagd. Tijdelijke maatregelen, zoals die in verband met de energiecrisis, moeten daarom geleidelijk aan worden afgeschaft, waarbij de overeenkomstige besparingen moeten worden gebruikt om tekorten te verminderen en niet om nieuwe lopende uitgaven te financieren. Tegelijkertijd moet het beleid flexibel blijven, gelet op de grote onzekerheid. De aanbevelingen van de Raad aan de lidstaten zijn erop gericht de houdbaarheid van de schuld op middellange termijn te waarborgen en de potentiële groei op duurzame wijze te vergroten, waarbij ook de economische en monetaire unie moet worden beschermd.


De contractieve koers zal er ook voor zorgen dat het begrotingsbeleid het monetaire beleid ondersteunt, dat het afgelopen jaar aanzienlijk is verkrapt en de inflatie helpt afbouwen van de historisch hoge niveaus in 2022-2023. Met een algemene contractieve koers zou het geplande begrotingsbeleid in 2024 grotendeels in overeenstemming zijn met het monetaire beleid. Na meer dan een jaar van aanhoudende normalisering van het monetaire beleid, waarbij de beleidsrente tussen juli 2022 en september 2023 met 4,5 procentpunt is gestegen, besloot de ECB tijdens haar bijeenkomst van oktober 2023 de renteverhogingen op te schorten7. Hoewel het monetaire beleid afhankelijk zal blijven van gegevens, zijn de marktverwachtingen dat de beleidsrente nu zijn hoogtepunt heeft bereikt en medio 2024 weer zou moeten beginnen dalen. Ook blijft de ECB haar portefeuille van programma’s voor de aankoop van activa passief afbouwen. De doorwerking van het monetaire beleid naar de financieringsvoorwaarden is bijzonder sterk geweest in de huidige verhogingscyclus, die heeft bijgedragen tot een matiging van de binnenlandse vraag en er, in combinatie met de dalende energieprijzen en lagere voedselinflatie, toe heeft bijgedragen dat de inflatie in de eurozone op jaarbasis daalde van een piek van meer dan 10 % in oktober 2022 tot iets minder dan 3 % een jaar later.

In dit verband acht de Commissie de voor 2023 en 2024 verwachte contractieve begrotingskoers in grote lijnen passend, maar erkent zij de noodzaak om flexibel te blijven gelet op de grote onzekerheid. Verwacht wordt dat de begrotingskoers in 2023 contractief zal zijn (met 0,5 % van het bbp), onder invloed van verminderingen van de lopende uitgaven, en deze begrotingskoers is passend. In 2024 wordt een verdere contractieve koers (ongeveer 0,5 % van het bbp) verwacht, hetgeen passend zou zijn, al wordt erkend dat het gezien de grote onzekerheid nodig is om flexibel te blijven. De begrotingskoers van 2024 zou contractiever zijn indien alle besparingen ten gevolge van de afschaffing van de energiemaatregelen zouden worden gebruikt om het tekort terug te dringen, zoals de Raad aanbeveelt. Het gebruik van deze besparingen om nieuwe lopende uitgaven in te voeren, zou op de aanpassingsbehoeften van de lidstaten op lange termijn kunnen wegen indien deze nieuwe uitgaven permanent zijn en niet door compenserende maatregelen worden gefinancierd.


Belangrijk is dat de krimp niet ten koste gaat van de investeringen, die in de hele eurozone zullen worden opgevoerd. Zowel in 2023 als in 2024 zal de totale bijdrage van de investeringen naar verwachting expansief zijn. Dit zal duurzame groei op lange termijn ondersteunen, in tegenstelling tot de aanzienlijke bezuinigingen op investeringen tijdens de financiële crisis. De verwachte krimp van andere kapitaaluitgaven houdt verband met de intrekking van specifieke tijdelijke maatregelen in grote lidstaten en weerspiegelt dus geen daling van de steun voor investeringen.


iii. Overzicht van de begrotingskoers van de lidstaten

Begrotingskoers van de lidstaten in 2023

Ondanks een algemeen contractieve begrotingskoers van de eurozone in 2023 is de begrotingskoers in de meeste lidstaten expansief geweest, voornamelijk als gevolg van hogere lopende uitgaven. Op 12 juli 2022 heeft de Raad aanbevolen dat lidstaten met een hoge schuld een prudent begrotingsbeleid voeren, terwijl de lidstaten met een lage/middelhoge schuldenlast een algemeen neutrale beleidskoers moeten volgen. Voor 2023 lag de nadruk op ontwikkelingen in de netto primaire lopende uitgaven, ongerekend (gerichte) energiesteunmaatregelen en vluchtelingenkosten. In de meeste lidstaten was de algemene begrotingskoers in 2023 echter expansief (grafiek 2.2)8. Voor vier van deze lidstaten wordt een tekort van meer dan 3 % van het bbp verwacht. Verwacht wordt dat de netto primaire lopende uitgaven die geen verband houden met energie of vluchtelingen van 14 lidstaten een expansieve bijdrage aan de begrotingskoers zullen leveren, waarvan vijf lidstaten was aanbevolen deze groei te beperken (grafiek 2.3)9. In negen lidstaten zijn de toegenomen investeringen die zowel uit de nationale begrotingen als uit de EU-begroting worden gefinancierd de belangrijkste factor in de expansieve koers, die de groei op de lange termijn ondersteunt. Over het geheel genomen is de kwaliteit van de energiesteunmaatregelen in 2023 niet verbeterd, aangezien driekwart van deze maatregelen niet gericht was. In het voorjaar van 2024 zal de Commissie op basis van de resultaatgegevens voor 2023 beoordelen of de landspecifieke begrotingsaanbevelingen van de Raad worden nageleefd.


De investeringen zijn in 2023 in de meeste lidstaten toegenomen, ondersteund door zowel nationale als EU-financiering. In juli 2022 werd alle lidstaten aanbevolen de overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie uit te breiden. De meeste lidstaten hebben hun investeringen verhoogd via nationale of EU-financiering. De uitgaven die met subsidies uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen worden gefinancierd, zullen in alle lidstaten, op twee na, stijgen of stabiliseren.
Grafiek 2.2 Begrotingskoers en -componenten van de lidstaten van de eurozone, 2023 (% van het bbp)
Bron: najaarsprognose 2023 van de Europese Commissie.

Grafiek 2.3 Netto primaire lopende uitgaven (nationaal gefinancierd), bijdrage aan de begrotingskoers en drijvende krachten, 2023 (% van het bbp)
Bron: najaarsprognose 2023 van de Europese Commissie.


Begrotingskoers van de lidstaten in 2024

Verwacht wordt dat de begrotingskoers in 2024 in 14 lidstaten contractief zal zijn en in de andere lidstaten expansief of grotendeels neutraal zal zijn. Er zijn grote verschillen tussen de lidstaten, van een contractieve koers van meer dan 2 % van het bbp tot een expansieve koers van 1,5 %. Op basis van de prognoses van de Commissie zal de begrotingskoers in de meeste lidstaten naar verwachting contractief of grotendeels neutraal zijn (grafiek 2.4), terwijl zij in vijf lidstaten expansief zal zijn. Er wordt een contractieve koers voorspeld in alle lidstaten met een schuld van meer dan 100 %, behalve in Portugal, dat in 2023 naar verwachting zijn MTD zal hebben bereikt. Deze koers is in overeenstemming met hun begrotingsaanbevelingen om de groei van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven te beperken.

Grafiek 2.4 Begrotingskoers en -componenten van de lidstaten van de eurozone, 2024 (% van het bbp)
Bron: najaarsprognose 2023 van de Europese Commissie.

Hoewel energiemaatregelen in bijna alle lidstaten naar verwachting een contractieve bijdrage zullen leveren, zijn de niet-energiegerelateerde lopende uitgaven in veel lidstaten expansief. De geleidelijke afschaffing van energiesteunmaatregelen zou in de meeste lidstaten leiden tot een daling van de totale netto primaire lopende uitgaven (grafiek 2.5). In veel lidstaten nemen de niet-energiegerelateerde netto lopende uitgaven echter ook toe. Daarom zal de totale daling van de lopende uitgaven in meer dan de helft van de lidstaten naar verwachting minder zijn dan wanneer de energiemaatregelen volledig zouden worden afgebouwd.

Grafiek 2.5 Netto primaire lopende uitgaven (nationaal gefinancierd), bijdrage aan de begrotingskoers en drijvende krachten, 2024 (% van het bbp)
Bron: najaarsprognose 2023 van de Europese Commissie.


Hoewel de totale investeringen in de meeste lidstaten in 2024 naar verwachting zullen toenemen, verschilt de bijdrage van zowel nationale als door de EU gefinancierde investeringen aan de begrotingskoers van lidstaat tot lidstaat. Op basis van de prognoses van de Commissie zullen de uit de nationale begrotingen gefinancierde investeringen in 2024 in bijna alle lidstaten naar verwachting in stand worden gehouden of een expansieve bijdrage leveren aan de begrotingskoers (grafiek 2.4). In een klein aantal lidstaten zou de bijdrage van EU-fondsen en/of nationaal gefinancierde investeringen alleen contractief zijn vanwege de timing van de absorptie van de Europese structuur- en investeringsfondsen en de daarmee verband houdende uitgaven voor nationale medefinanciering10. De steun voor investeringen in de vorm van subsidies uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit zal naar verwachting toenemen of stabiel blijven, waardoor de EU investeringsprojecten en productiviteitsverhogende hervormingen kan blijven financieren zonder dat dit leidt tot hogere tekorten en schulden in de nationale begrotingen. Andere kapitaaluitgaven zullen naar verwachting grote contractieve bijdragen leveren in sommige lidstaten (zie voetnoot 6). Als percentage van het bbp zullen de totale overheidsinvesteringen in de meeste lidstaten naar verwachting stijgen tot het niveau van 2023 (grafiek 2.6).

Grafiek 2.6 Overheidsinvesteringen (nationaal gefinancierd tegenover leningen in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit tegenover andere EU-fondsen), in 2023 en 2024 (% van het bbp)
Bron: najaarsprognose 2023 van de Europese Commissie.


III. OVERZICHT VAN DE ONTWERPBEGROTINGSPLANNEN


De meeste lidstaten van de eurozone hebben hun ontwerpbegrotingsplannen tijdig ingediend. Overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EU) nr. 473/2013 hebben de meeste lidstaten hun ontwerpbegrotingsplannen voor 2024 uiterlijk medio oktober ingediend11. Voor Luxemburg, Spanje en Slowakije zijn ontwerpbegrotingsplannen “bij ongewijzigd beleid” ingediend door demissionaire kabinetten. De begrotingscijfers in hun ontwerpbegrotingsplannen geven geen beleidsdoelstellingen weer en de ontwerpbegrotingswetten werden niet aan de nationale parlementen voorgelegd. In beginsel moet zodra een regering met volledige begrotingsbevoegdheden aantreedt, een geactualiseerde ontwerpbegrotingsplan worden ingediend.

Bij haar beoordeling van de ontwerpbegrotingsplannen heeft de Commissie een benadering in twee stappen gevolgd. De Commissie heeft beoordeeld of de ontwerpbegrotingsplannen in overeenstemming zijn met de aanbevelingen van de Raad inzake het begrotingsbeleid voor 2024. In de eerste stap heeft de Commissie voor landen die de MTD naar verwachting niet zullen halen, beoordeeld of de netto-uitgavengroei in 2024 naar verwachting aan het aanbevolen maximale groeipercentage zou voldoen. In de tweede stap werden andere elementen van de aanbeveling van de Raad beoordeeld, met name die betreffende de geleidelijke afschaffing van de energiesteunmaatregelen, het gebruik van de daarmee verband houdende besparingen om het tekort terug te dringen en het behoud van nationaal gefinancierde investeringen. Een positieve conclusie uit de eerste stap werd aangepast (verlaagd), rekening houdend met de naleving van de drie andere elementen die in de tweede stap werden beoordeeld. Bij de beoordeling van de Commissie zal worden nagegaan of de lidstaten gevolg hebben gegeven aan de aanbevelingen, met inbegrip van de bredere doelstelling om de houdbaarheid en de groei van de begroting te bevorderen.

Hieronder volgt een samenvatting van de adviezen van de Commissie over de ontwerpbegrotingsplannen 202412. De adviezen zijn gebaseerd op de najaarsprognose 2023 van de Commissie, met inbegrip van de informatie in de ontwerpbegrotingsplannen13:

- Stap 1: beperking van de uitgavengroei of handhaving van de MTD:

In de prognoses van de Commissie wordt ervan uitgegaan dat vijf lidstaten in 2024 hun MTD zullen bereiken of benaderen. Cyprus en Ierland zullen in 2024 naar verwachting op het niveau van de MTD blijven. Daarnaast wordt op basis van de najaarsprognoses 2023 verwacht dat ook Portugal en Estland de MTD zowel in 2023 als in 2024 zullen halen. Verwacht wordt dat Litouwen in 2024 zijn MTD zal benaderen.


De netto-uitgaven zullen naar verwachting in overeenstemming zijn met het aanbevolen maximum voor Oostenrijk, Duitsland, Griekenland, Spanje, Malta en Slovenië.


De netto-uitgaven zullen naar verwachting niet volledig in overeenstemming zijn met het aanbevolen maximum voor de volgende lidstaten:

- Voor Luxemburg wordt een kleine afwijking boven het aanbevolen maximum verwacht.

- Ook Letland, Nederland en Slowakije zullen de netto primaire uitgaven naar verwachting boven het aanbevolen maximum zien stijgen. Voor deze drie lidstaten hield de Commissie echter rekening met het feit dat de netto-uitgaven in 2023, op basis van de najaarsprognoses, naar verwachting lager zullen uitvallen dan ten tijde van de aanbeveling werd verwacht. Dit basiseffect is met name significant voor deze lidstaten. Indien de netto-uitgaven in 2023 in Letland, Nederland en Slowakije gelijk waren geweest aan de verwachtingen ten tijde van de aanbeveling, zou het resulterende groeipercentage van de netto-uitgaven in 2024 op of onder het aanbevolen maximale groeipercentage liggen.

- In het geval van Italië ligt de genoteerde groei van de netto-uitgaven onder het door de Raad aanbevolen maximum. De huidige ramingen van de netto-uitgaven in 2023 zijn echter hoger dan wat ten tijde van de aanbeveling werd verwacht. Indien de netto-uitgaven in 2023 gelijk waren aan de verwachtingen ten tijde van de aanbeveling, zou het resulterende groeipercentage van de netto-uitgaven in 2024 hoger zijn dan aanbevolen14. Daarom wordt de groei van de netto-uitgaven niet volledig in overeenstemming geacht.

Voor België, Kroatië, Finland en, in mindere mate, Frankrijk wordt een risico verwacht dat de netto-uitgaven niet in overeenstemming zouden zijn met het aanbevolen maximum. Van die vier lidstaten wordt verwacht dat het nationale begrotingsbeleid in Finland en Kroatië expansief zal zijn15.


- Stap 2: geleidelijke afschaffing van energiemaatregelen, waarbij de daarmee samenhangende besparingen worden gebruikt om het tekort te verminderen en nationaal gefinancierde investeringen in stand te houden:

De meeste lidstaten zullen naar verwachting de resterende energiemaatregelen geleidelijk aan afschaffen, maar veel lidstaten gebruiken de overeenkomstige besparingen niet om het tekort te verminderen. De meeste lidstaten bouwen de energiesteunmaatregelen in 2023 en 2024 zo snel mogelijk af. Dat is echter niet het geval voor Duitsland, Frankrijk, Kroatië, Luxemburg, Malta en Portugal, waar in 2024 naar verwachting nog aanzienlijke maatregelen van kracht zullen zijn. Wat betreft het gebruik van de bijbehorende besparingen om het overheidstekort terug te dringen, dreigen België, Duitsland, Finland, Kroatië, Letland, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk en Slowakije niet in overeenstemming te zijn met de aanbeveling, aangezien de besparingen naar verwachting niet zullen worden gebruikt om hun overheidstekort terug te dringen16. Italië wordt geacht niet volledig in overeenstemming te zijn met dit deel van de aanbeveling.


Alle lidstaten worden geacht in overeenstemming te zijn met de aanbeveling om hun nationaal gefinancierde investeringen in 2024 te behouden. Voor de meeste lidstaten wordt in de najaarsprognoses voorspeld dat de nationaal gefinancierde investeringen als percentage van het bbp niet zullen dalen ten opzichte van 2023. De uitzonderingen zijn Griekenland en, in mindere mate, Spanje. Dit is echter te wijten aan de timing van de programmeringsperioden van de structuurfondsen van de EU en de daarmee verband houdende nationaal gefinancierde bijdragen. Bijgevolg worden de overheidsinvesteringen in 2024 in deze twee lidstaten geacht in overeenstemming te zijn met de aanbevelingen van de Raad.

In het totaal worden zeven lidstaten geacht in overeenstemming te zijn met de begrotingsaanbevelingen, terwijl negen lidstaten niet volledig in overeenstemming zijn en vier lidstaten dreigen niet in overeenstemming te zijn. Cyprus, Estland, Griekenland, Spanje, Ierland, Litouwen en Slovenië zijn in overeenstemming met de begrotingsaanbevelingen. Duitsland, Italië, Letland, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Portugal en Slowakije zijn niet volledig in overeenstemming. Duitsland, Malta en Portugal wordt verzocht de energiesteunmaatregelen in 2023 en 2024 zo spoedig mogelijk af te bouwen. Italië, Letland en Nederland wordt verzocht klaar te staan om de nodige maatregelen te nemen. Luxemburg en Slowakije wordt verzocht ervoor te zorgen dat hun nieuwe plan in overeenstemming is met de aanbeveling van de Raad. België, Finland, Frankrijk en Kroatië dreigen niet in overeenstemming te zijn en deze lidstaten wordt verzocht in het kader van de nationale begrotingsprocedure de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat het begrotingsbeleid in 2024 in overeenstemming is met de aanbeveling van de Raad.

Ten slotte nemen de nominale begrotingstekorten in de eurozone over het algemeen af, maar zullen zij voor een aantal lidstaten in 2023 en 2024 naar verwachting de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3 % van het bbp overschrijden. Verwacht wordt dat acht lidstaten zowel in 2023 als in 2024 een tekort van meer dan 3 % van het bbp zullen hebben (België, Spanje, Frankrijk, Italië, Letland, Malta, Slovenië en Slowakije) en dat nog één lidstaat (Finland) alleen in 2024 een dergelijk tekort zal hebben. In het voorjaar van 2024 zal de Commissie de Raad voorstellen om op een tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedures in te leiden op basis van de begrotingsresultaten voor 2023, in overeenstemming met de bestaande wettelijke bepalingen. De lidstaten moeten hiermee rekening houden bij de uitvoering van hun begroting voor 2023 en bij de voeren van hun begrotingsbeleid in 2024.


BIJLAGE I: Methode en aannamen die aan de najaarsprognose 2023 van de Commissie ten grondslag liggen17

De aannamen die ten grondslag liggen aan de najaarsprognose 2023 van de Commissie, die onafhankelijk door de diensten van de Commissie worden opgesteld, worden in het prognosedocument zelf toegelicht18. De begrotingsgegevens tot en met 2022 berusten op de gegevens die vóór 1 oktober 2023 door de lidstaten bij de Commissie zijn ingediend en op 23 oktober 2023 door Eurostat zijn gevalideerd. Eurostat heeft geen wijzigingen aangebracht in, en maakt geen voorbehoud bij, deze gegevens.

Voor de prognoses zijn de maatregelen ter ondersteuning van de financiële stabiliteit geregistreerd overeenkomstig het besluit van Eurostat van 15 juli 200919. Tenzij anders gemeld, zijn kapitaalinjecties waarover voldoende bijzonderheden bekend zijn, in de prognoses verwerkt als financiële transacties, d.w.z. die de schuld, maar niet het tekort doen oplopen. Staatsgaranties voor verplichtingen en deposito’s van banken worden niet als overheidsuitgaven meegeteld, tenzij vaststaat dat deze garanties zijn uitgewonnen. Leningen die door de overheidssector aan banken zijn verstrekt, worden echter doorgaans bij de overheidsschuld opgeteld.

Voor 2024 worden de vastgestelde of ingediende begrotingen en alle andere maatregelen waarover voldoende bijzonderheden bekend zijn, met inbegrip van de informatie in de ontwerpbegrotingsplannen, in aanmerking genomen. Voor 2025 houdt de aanname van “ongewijzigd beleid” in dat de ontvangsten- en uitgaventrends worden geëxtrapoleerd en dat maatregelen waarover voldoende bijzonderheden bekend zijn, in de prognoses worden verwerkt.

De Europese aggregaten voor de overheidsschuld in de prognosejaren 2023-2025 worden gepubliceerd op niet-geconsolideerde basis (d.w.z. niet gecorrigeerd voor intergouvernementele leningen). De prognoses voor de overheidsschuld van de afzonderlijke lidstaten over de periode 2023-25 omvatten de gevolgen van de garanties aan de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit, van bilaterale leningen aan andere lidstaten en van de deelname in het kapitaal van het Europees Stabiliteitsmechanisme zoals gepland op de afsluitingsdatum van de prognoses20.


BIJLAGE II: Schuldhoudbaarheidsanalyse en gevoeligheidsanalyse

Deze bijlage bevat een analyse van de gevoeligheid van de ontwikkeling van de overheidsschuld voor mogelijke macro-economische schokken, zoals in artikel 7 van Verordening (EU) nr. 473/2013 is vereist. Stochastische schuldprognoses worden gebruikt om te beoordelen hoe risico’s voor de nominale bbp-groei, de ontwikkelingen op de financiële markten en begrotingsschokken die van invloed zijn op de begrotingssituatie van de overheid van invloed kunnen zijn op de dynamiek van de overheidsschuld (21).

De stochastische prognoses verklaren de macro-economische onzekerheid rond één “centraal” schuldprognosescenario in 2024-2028: het scenario van de najaarsprognose 2023 van de Europese Commissie. In dit scenario wordt de gebruikelijke aanname van “ongewijzigd begrotingsbeleid” toegepast na de prognosehorizon (22).

Schokken worden toegepast op de macro-economische omstandigheden die in het centrale scenario worden aangenomen om de verdeling van mogelijke schuldtrajecten te verkrijgen (de conus in de waaiergrafieken in grafiek III.1). De conus stemt overeen met een brede reeks mogelijke macro-economische omstandigheden, met maximaal 2 000 gesimuleerde schokken in de groei, de rente en het primaire saldo. De omvang en de correlatie van deze schokken weerspiegelen de historische volatiliteit en de verhoudingen tussen deze variabelen (23). De waaiergrafieken bieden dus probabilistische informatie over de schulddynamiek van de eurozone, rekening houdend met de mogelijkheid dat zich schokken voordoen in de groei, de rente en het primaire saldo waarvan de omvang en de correlatie de ontwikkelingen in het verleden weerspiegelen.

In de waaiergrafiek wordt het verwachte schuldtraject in het centrale scenario weergegeven als een rode lijn. Het mediaanresultaat van de simulaties wordt weergegeven als een zwarte stippellijn. De conus bestrijkt 80 % van alle mogelijke schuldtrajecten. De trajecten die zijn afgeleid van de 20 % minst waarschijnlijke schokken worden niet getoond. De verschillende kleurschakeringen binnen de conus vertegenwoordigen verschillende segmenten binnen de totale distributie van de mogelijke schuldtrajecten.

De simulaties wijzen erop dat de schuldquote van de eurozone voor 2024 met een waarschijnlijkheid van 80 % volgens het scenario van de Commissie tussen 85 % en 95 % van het bbp zal liggen. Tegen 2028 is er volgens het scenario van de Commissie een kans van 50 % dat de schuldquote hoger is dan 90 % van het bbp.

Aan deze prognoses zijn extra risico’s verbonden. Aangezien de omvang en de correlatie van de schokken op het historische gedrag van de variabelen berusten, brengt de methodologie daardoor niet de realtimeonzekerheid in beeld, met name bij de beoordeling van de outputgap. Deze onzekerheid wijst op een extra bron van risico’s voor toekomstige schuldtrajecten die niet in deze analyse tot uiting komt. Een andere bron van onzekerheid houdt verband met de realisatie van voorwaardelijke verplichtingen, aangezien de waaiergrafieken alleen risico’s weergeven die zich in het verleden hebben voorgedaan door een verslechtering van het primaire saldo.


Grafiek II.1: Waaiergrafieken van de stochastische overheidsschuldprognoses rond het prognosescenario van de Commissie en het prognosescenario van ontwerpbegrotingsplannen; eurozone


Opmerking: de stippellijn staat voor de mediaan, de rode lijn staat voor het basisscenario.

BIJLAGE III: Tabellen met macro- en begrotingsindicatoren

Reële bbp-groei (%)Nominaal saldo (% van het bbp)Overheidsschuld (% van bbp)
202320242023202420232024
LandSPOBPCOMSPOBPCOMSPOBPCOMSPOBPCOMSPOBPCOMSPOBPCOM
BE1,01,01,41,71,31,4-5,1-5,2-4,9-4,2-4,6-4,9106,7108,3106,3107,1108,1106,4
DE0,20,4-0,31,81,60,8-4 ¼-2 ½-2,2-1 ¾-2,0-1,667 ¾65 ¼64,866 ½64 ¾63,6
EE-1,5-2,0-2,63,02,71,9-4,3-3,3-2,9-4,2-2,9-2,420,219,419,223,620,920,5
IE5,62,0-0,94,14,53,01,81,60,92,81,50,640,541,443,038,238,641,4
EL2,32,32,43,03,02,3-1,8-2,2-2,3-0,8-1,0-0,9162,6159,3160,9150,8152,3151,9
ES2,12,42,42,42,01,7-3,9-3,9-4,1-3,0-3,0-3,2111,9108,1107,5109,1106,3106,5
FR1,01,01,01,61,41,2-4,9-4,9-4,8-4,4-4,4-4,4109,6109,7109,6109,5109,7109,5
HR2,22,82,62,62,82,5-0,7-0,3-0,1-1,5-1,9-1,862,660,760,859,858,058,8
IT1,00,80,71,51,20,9-4,5-5,3-5,3-3,7-4,3-4,4142,1140,2139,8141,4140,1140,6
CY2,82,42,23,02,92,62,02,52,32,32,82,181,181,878,472,974,771,5
LV0,01,0-0,22,02,52,4-4,0-2,7-3,2-2,5-2,8-3,139,639,941,739,741,042,3
LT0,5-0,4-0,43,01,72,5-2,2-1,9-1,6-1,7-2,9-2,337,837,937,337,739,838,3
LU2,41,5-0,63,82,51,4-1,5-1,9-1,9-1,7-2,7-2,126,125,026,827,527,828,7
MT4,14,14,04,54,24,0-5,0-5,0-5,1-4,3-4,5-4,654,553,153,355,755,655,8
NL1,60,70,61,41,51,1-3,0-1,5-0,5-2,6-2,4-1,848,447,747,148,746,946,6
AT0,3-0,8-0,51,81,21,0-3,2-2,7-2,6-1,6-2,7-2,477,076,476,375,176,475,6
PT1,82,22,22,01,51,3-0,40,80,8-0,20,20,1107,5103,0103,4103,098,9100,3
SI1,81,61,32,52,82,0-4,1-4,5-3,7-2,8-3,8-3,368,969,969,366,568,968,4
SK1,31,31,31,81,31,7-6,3-6,2-5,7-4,7-6,5-6,558,757,156,759,360,059,9
FI-0,20,00,11,31,20,8-2,6-2,4-2,4-2,6-3,2-3,274,474,274,376,976,876,9
EZ201,10,90,61,91,71,2-3,8-3,3-3,2-2,6-2,9-2,891,990,790,490,890,089,7


1 Zoals uiteengezet in Verordening (EU) nr. 473/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende gemeenschappelijke voorschriften voor het monitoren en beoordelen van ontwerpbegrotingsplannen en voor het garanderen van de correctie van buitensporige tekorten van de lidstaten van de eurozone (PB L 140 van 27.5.2013, blz. 11).

2 De demissionaire regeringen van Luxemburg, Spanje en Slowakije hebben ontwerpbegrotingsplannen ingediend die gebaseerd zijn op ongewijzigd beleid.

3 De activering van de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact in reactie op de uitbraak van de COVID-19-pandemie heeft de lidstaten in de gelegenheid gesteld af te wijken van een aantal begrotingsvereisten die normaal gesproken van toepassing zijn.

4 Het zogenaamde “sneeuwbaleffect” geeft het effect van rente-uitgaven op de jaarlijkse accumulatie van schuld weer, evenals het effect van de groei van het reële bbp en de inflatie (bbp-deflator) op de schuldquote.

5 De begrotingskoers meet de kortetermijnimpuls voor de economie vanuit het discretionaire begrotingsbeleid. In deze mededeling wordt de begrotingskoers beoordeeld aan de hand van de jaarlijkse stijging van de netto primaire uitgaven in verhouding tot de potentiële groei over 10 jaar. Voor nadere gegevens over de berekening van de begrotingskoers, zie voetnoot 12 in Europese Commissie (2023): The 2023 Stability & Convergence Programmes. An Overview, with a Assessment of the Euro Area Fiscal Stance, Institutional Paper 253.

6 De kosten van deze investeringssubsidies stegen met 0,4 % van het bbp in 2021 en met nog eens 0,3 procentpunt in 2022, voornamelijk als gevolg van maatregelen om de groene transitie te versnellen (bv. de zogenaamde Superbonus 110 % in Italië) en om de gevolgen in de energiesector na de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne aan te pakken (bv. de reddingsoperatie van Uniper in Duitsland).

7 Zie voor meer informatie over het monetaire beleid het werkdocument van de diensten van de Commissie “Verslag 2024 over de eurozone” bij de aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone.

8 De aanzienlijke expansie in Slowakije is grotendeels toe te schrijven aan de timing van de absorptie van de Europese structuur- en investeringsfondsen en aan een toename van de energiemaatregelen.

9 Met het oog op de eenvoud en de consistentie van jaar tot jaar is de focus van de analyse hier op alle energiemaatregelen gebaseerd.

10 Alle lidstaten zijn volgens de beoordeling in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad inzake het behoud van nationaal gefinancierde investeringen, zoals uiteengezet in deel III.

11 Overeenkomstig artikel 6, lid 3, punt d), van Verordening 473/2013 bevatten sommige ontwerpbegrotingsplannen al kwantitatieve ramingen over de verdelingseffecten van de geplande begrotingsmaatregelen.

12 De adviezen gaan vergezeld van een statistische bijlage, waarin de informatie staat die nodig is om de plannen van de lidstaten te beoordelen.

13 Na ontvangst van de ontwerpbegrotingsplannen heeft de Commissie een voorlopige beoordeling “op het eerste gezicht” uitgevoerd en een brief gestuurd naar zeven lidstaten (België, Kroatië, Finland, Litouwen, Letland, Nederland en Slowakije) met haar voorlopige opmerkingen en een verzoek om nadere informatie (de brieven zijn op 27 oktober 2023 verzonden, met uitzondering van de brief aan Letland, die op 3 november 2023 is verzonden). Bij de beoordelingen van de Commissie is rekening gehouden met de van deze lidstaten ontvangen informatie.

14 Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door twee factoren met betrekking tot de belastingkredieten voor renovatie van woningen op het gebied van energie-efficiëntie: i) een hoger dan verwacht gebruik in 2023; en ii) wetswijzigingen die de aard van de belastingkredieten wijzigen, waardoor zij geen verwachte gevolgen hebben voor de uitgaven in 2024. Zie voor meer informatie het advies van Eurostat van september 2023: (IT+Advice+on+recording+of+2023+Superbonus.pdf (europa.eu)).

15 Nationaal begrotingsbeleid wordt gedefinieerd als alle nationaal gefinancierde uitgaven, met uitzondering van uitgaven die worden gefinancierd met subsidies uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen.

16 Portugal en Litouwen vallen ook in deze categorie, maar dit deel van de aanbeveling is niet van toepassing op landen die in 2024 naar verwachting op of in de buurt van het niveau van de MTD zullen zitten.

17 In artikel 7, lid 4, van Verordening (EU) nr. 473/2013 is het volgende bepaald: “De methode [...] en aannamen van de meest recente economische prognoses van de diensten van de Commissie voor elke lidstaat, waaronder ook de geraamde effecten van de geaggregeerde budgettaire maatregelen op de economische groei, worden als bijlage bij de algehele evaluatie gevoegd”.

18 Methodologische aannamen die aan de economische najaarsprognose 2023 van de Commissie ten grondslag liggen, beschikbaar op: https://economy-finance.ec.europa.eu/system/files/2023-11/ip258_en.pdf

19 Beschikbaar op: FT — Eurostat-besluit — 9 juli 2009 _3_final_ (europa.eu).

20 Conform het besluit van Eurostat van 27 januari 2011 inzake de statistische registratie van operaties van de EFSF, zie: http://ec.europa.eu/eurostat/documents/2995521/5034386/2-27012011-AP-EN.PDF

21 De hier gebruikte methode voor stochastische overheidsschuldprognoses is toegelicht in bijlage A7 bij de “Debt Sustainability Monitor 2019” van de Europese Commissie, en in Berti K. (2013), “Stochastic public debt projections using the historical variance-covariance matrix approach for EU countries”, European Economy Economic Paper No. 480.

22 In de najaarsprognose 2023 van de Commissie is rekening gehouden met budgettaire beleidsmaatregelen die werden vastgesteld of ten minste geloofwaardig aangekondigd en met informatie die per 31 oktober 2023 beschikbaar was. Na 2025 (het laatste prognosejaar) wordt het structurele primaire saldo alleen gewijzigd door de verwachte (netto)kosten van de vergrijzing.

23 Aangenomen wordt dat de schokken een gezamenlijke normale distributie volgen.

NL NL