Bijlagen bij COM(2020)629 - Tweejaarlijks verslag voor de periode maart 2017 - februari 2019 i.kv. de EU-houtverordening

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage A bij het verslag).

Het aantal controles van marktdeelnemers die binnenlands hout verhandelen, verschilde aanzienlijk van land tot land: sommige landen meldden duizenden controles, andere slechts een beperkt aantal of helemaal geen. In sommige landen worden controles uit hoofde van de EU-houtverordening geïntegreerd in de controles die worden uitgevoerd door de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor bosbeheer. In deze gevallen rapporteerden landen op verschillende wijze over het aantal controles (Duitsland rapporteerde bijvoorbeeld geen plannen en geen aantal controles, maar daarentegen wel het aantal opgelegde sancties). België, Kroatië, Denemarken, Letland, Malta, Nederland en het Verenigd Koninkrijk voerden geen controles van marktdeelnemers voor binnenlands hout uit en gaven daar een aantal redenen voor, waaronder de beperkte binnenlandse productie.

2.3.4 Controles van handelaren 

23 landen controleerden in totaal 2 333 handelaren en hun naleving van de traceerbaarheidsverplichting, waarbij het aantal controles varieerde van 1 (België en Slowakije) tot 683 (Bulgarije).

2.3.5 Concrete aanwijzingen  

Overeenkomstig artikel 10, lid 2, van de EU-houtverordening kunnen naast de in overeenstemming met risicogestuurde plannen uitgevoerde controles ook controles worden uitgevoerd wanneer een bevoegde autoriteit beschikt over relevante informatie, onder meer op basis van concrete aanwijzingen van derden, met betrekking tot de naleving van de EU-houtverordening door een marktdeelnemer. 18 landen meldden dat ze concrete aanwijzingen hadden ontvangen over marktdeelnemers, voornamelijk van niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) en douane-instanties (zie afbeelding 3). Van de 289 geïdentificeerde marktdeelnemers werden er 282 (98 %) gecontroleerd en werden er handhavingsacties ondernomen tegen 73 (ongeveer 26 %) van hen. In sommige gevallen waren de controles ten tijde van de verslaggeving nog aan de gang.

Drie landen ontvingen ook concrete aanwijzingen met betrekking tot handelaren van ngo’s en burgers. De 214 ontvangen aanwijzingen betroffen 188 handelaren, die alle werden gecontroleerd (100 %) en waarbij 165 sancties werden opgelegd.


Afbeelding 3: Landen die concrete aanwijzingen ontvingen met betrekking tot de marktdeelnemers in de verslagperiode, met inbegrip van de daaropvolgende controles en handhavingsacties (Oostenrijk, Bulgarije, Denemarken, Tsjechië, Griekenland, Ierland, Roemenië, Spanje, Zweden en het Verenigd Koninkrijk rapporteerden over de periode maart 2017 tot en met februari 2019); de overige landen rapporteerden vanaf januari 2017 tot en met december 2018). IJsland en Liechtenstein hebben geen nationaal verslag ingediend.


2.3.6 Handhavingsacties als gevolg van controles 

In totaal werden 2 273 inbreuken vastgesteld; 1 552 overtredingen met betrekking tot binnenlands hout, 700 met betrekking tot ingevoerd hout en 21 met betrekking tot niet-gespecificeerd hout. De meeste inbreuken met betrekking tot binnenlands hout hadden betrekking op het op de markt brengen van illegaal gekapt hout (1 228), terwijl de meeste inbreuken met betrekking tot ingevoerd hout betrekking hadden op inbreuken op de zorgvuldigheidseisen (390).

Van de in totaal 2 450 handhavingsacties had het merendeel (1 665) betrekking op binnenlands hout, 762 op ingevoerd hout en 23 op niet-gespecificeerd hout (afbeelding 4).

Voor binnenlands hout werden 488 administratieve boeten, 231 meldingen van corrigerende maatregelen, 23 schorsingen, 6 inbeslagnames en 911 “andere sancties” opgelegd. Voor ingevoerd hout waren de meeste handhavingsacties meldingen van corrigerende maatregelen (412) en administratieve boeten (272); er werden ook 6 inbeslagnames, 4 handelsschorsingen en 61 “andere sancties” opgelegd. In deze periode werden dertien rechtszaken gevoerd (11 met betrekking tot ingevoerd hout, 2 met betrekking tot binnenlands hout).

Kwesties in verband met de traceerbaarheid van binnenlands hout leidden tot 422 meldingen van corrigerende maatregelen, 206 administratieve boeten, 58 inbeslagnames, 92 handelsschorsingen en 20 andere handhavingsacties ten aanzien van handelaren. Voor ingevoerd hout werden 1 melding van corrigerende maatregelen, 32 administratieve boeten en 3 inbeslagnames, 17 handelsschorsingen en 2 andere handhavingsacties opgelegd aan handelaren. Voor 121 meldingen van corrigerende maatregelen en 27 sancties werd niet bepaald of het om ingevoerd of om binnenlands hout ging.


Afbeelding 4: Totaal aantal handhavingsacties tegen marktdeelnemers in de verslagperiode, per land, voor de landen die te nemen maatregelen gemeld hebben (Oostenrijk, Bulgarije, Tsjechië, Denemarken, Griekenland, Ierland, Roemenië, Spanje, Zweden en het Verenigd Koninkrijk rapporteerden over de periode van maart 2017 tot februari 2019); de overige landen rapporteerden vanaf januari 2017 tot en met december 2018). De totalen zijn exclusief 804 gevallen met betrekking tot binnenlands hout die naar de politie zijn doorverwezen en lopende zaken met betrekking tot ingevoerd hout (Letland), en 26 gevallen met betrekking tot ingevoerd hout waarvoor een mondelinge waarschuwing is gegeven, maar vooralsnog nog geen verdere actie is ondernomen (Malta). IJsland en Liechtenstein hebben geen nationaal verslag ingediend.

2.3.7 Controles van toezichthoudende organisaties 

Overeenkomstig artikel 8, lid 4, van de EU-houtverordening en artikel 6, lid 1, van de Uitvoeringsverordening betreffende de zorgvuldigheidseisen en de toezichthoudende organisaties moeten de bevoegde autoriteiten de in hun land geregistreerde toezichthoudende organisaties ten minste om de twee jaar controleren. Tot het einde van de verslagperiode (februari 2019) waren in de EU 13 toezichthoudende organisaties 13 erkend.

Duitsland, Italië, Letland en het Verenigd Koninkrijk hebben alle toezichthoudende organisaties met het hoofdkantoor in hun landen gecontroleerd. Frankrijk en Nederland, waar twee toezichthoudende organisaties hun hoofdkantoor hebben, controleerden elk één organisatie. Estland en Spanje met elk één geregistreerde toezichthoudende organisatie hebben niet aangegeven enige controle op de organisaties te hebben uitgevoerd. Estland merkte op dat de marktdeelnemers geen gebruik maakten van de diensten van de toezichthoudende organisatie, en Spanje verklaarde dat de toezichthoudende organisatie in het land niet in deze hoedanigheid handelde. Geen van de controles heeft geleid tot een kennisgeving aan de Commissie van kwesties die zouden kunnen leiden tot de intrekking van een erkenning als toezichthoudende organisatie.

2.4    Vrijwillige FLEGT-partnerschapsovereenkomsten — bijdrage tot de uitvoering en handhaving van de EU-houtverordening

Sinds 2003, toen het FLEGT-actieplan werd vastgesteld, zijn zeven VPA’s geratificeerd (Kameroen, de Centraal-Afrikaanse Republiek, Ghana, Indonesië, Liberia, de Republiek Congo en Vietnam) en zijn twee VPA’s geparafeerd (Guyana en Honduras). Met zes landen (Ivoorkust, Democratische Republiek Congo, Gabon, Laos, Thailand, Maleisië) worden onderhandelingen gevoerd. Indonesië is het enige land dat FLEGT-vergunningen verleent. Het land is op 15 november 2016 begonnen met de afgifte van vergunningen 14 .

Door 10 landen werd geconstateerd dat de naleving van de EU-houtverordening wordt vergemakkelijkt door de lopende VPA-processen. Daarnaast meldde één land dat deze processen resulteerden in een verminderd aantal controles. Daarentegen merkten 16 landen op dat er nog steeds geen betrouwbare bevindingen waren over de vraag of en hoe VPA-processen bijdroegen tot de uitvoering en handhaving van de EU-houtverordening.

Wat de bijdrage aan de uitvoering en handhaving van de EU-houtverordening betreft, liepen de beoordelingen door de landen van de potentiële relevantie van de verschillende VPA-processen (processen van zowel gesloten VPA’s als VPA’s waarover nog wordt onderhandeld) sterk uiteen, afhankelijk van het niveau van handelsblootstelling. Indonesië, Vietnam, Kameroen en Maleisië behoren tot de VPA-processen die het vaakst als zeer of gemiddeld relevant worden beschouwd. De potentiële relevantie van VPA’s met Guyana, Honduras, Laos en Liberia werd daarentegen meestal gezien als laag. Er zijn enkele uitzonderingen — bijvoorbeeld één VPA met een hoge potentiële relevantie voor slechts één of twee landen.

De bevoegde autoriteiten hebben verscheidene andere landen die niet bij een VPA-proces betrokken zijn, waaronder Oekraïne, de Russische Federatie, China, Brazilië, Belarus, Myanmar en Servië, aangemerkt als prioriteiten voor de uitvoering en handhaving van de EU-houtverordening.

2.5 Samenwerking bij de uitvoering en handhaving van de EU-houtverordening 

In artikel 12 van de EU-houtverordening wordt samenwerking aangemoedigd om ervoor te zorgen dat de EU-houtverordening wordt nageleefd en dat informatie wordt uitgewisseld over ernstige tekortkomingen die tijdens controles zijn vastgesteld en over de sancties die op nationaal niveau zijn opgelegd. 27 landen meldden dat ze samenwerkten met nationale instanties, in het bijzonder douane- of belastingdiensten, CITES-autoriteiten en politiediensten of andere handhavingsinstanties, om informatie uit te wisselen of gezamenlijke controles te coördineren.

Voorts meldden 25 landen dat ze samenwerken met andere bevoegde autoriteiten en EU-instellingen. Dit betrof vooral de deelname aan vergaderingen van de deskundigengroep FLEGT/EU-houtverordening, het gebruik van het onlineplatform van de voor de EU-houtverordening/FLEGT bevoegde autoriteiten dat door de Commissie wordt beheerd, samenwerking met de Commissie en deelname aan de Noords-Baltische samenwerking.

16 landen meldden de uitwisseling van informatie met instellingen in landen buiten de EU, met name in de Verenigde Staten, en met ngo’s.

2.6 Beschikbare middelen voor de uitvoering en handhaving van de EU-houtverordening

De personele en financiële middelen waarover de bevoegde autoriteiten beschikken om de EU-houtverordening uit te voeren en te handhaven, varieerden sterk van land tot land, hoewel de gerapporteerde middelen moeilijk te vergelijken zijn omdat niet elk van de landen even gedetailleerde informatie verstrekte. De gecombineerde personele middelen varieerden van slechts een achtste (0,125) van een voltijdsequivalent (VTE) tot 20 VTE’s 15 voor ingevoerd en binnenlands hout, hoewel het kernpersoneel in een aantal landen door extra personeel wordt ondersteund. De beschikbare financiële middelen lopen sterk uiteen, aangezien de budgetten in sommige landen uiterst beperkt lijken te zijn. Tien landen meldden dat er geen specifiek budget was voor de uitvoering en handhaving van de EU-houtverordening; het is niet duidelijk welke van deze landen zich niet aan een specifieke bovengrens hoeven te houden en aan welke landen helemaal geen specifiek budget is toegewezen.

3.Technische bijstand aan en ontwikkeling van de capaciteit van marktdeelnemers 

Tijdens de verslagperiode hebben 24 landen bijstand verleend en opleidingen verstrekt aan marktdeelnemers, voornamelijk via cursussen, lezingen of seminars, gevolgd door online-informatieverstrekking. Het meest gemelde opleidingstype was het verstrekken van informatie over de verplichtingen van de marktdeelnemers in het kader van de EU-houtverordening (24 landen), gevolgd door het verstrekken van specifieke richtsnoeren over de wijze waarop een stelsel van zorgvuldigheidseisen moet worden ingevoerd (20 landen) en richtsnoeren over het proces van controles op de uitvoering van de verplichtingen in het kader van de verordening (16 landen). Vier landen meldden dat zij tijdens de verslagperiode geen opleiding aan de marktdeelnemers hadden gegeven.

Het gerapporteerde aantal marktdeelnemers dat door deze activiteiten werd bereikt, varieerde per land, van 7 (Cyprus) tot 4 000 (Duitsland). Het aandeel van marktdeelnemers die een opleiding kregen en die micro-ondernemingen of kleine of middelgrote ondernemingen waren, varieerde van geen (Cyprus, Duitsland, Griekenland, Noorwegen en Roemenië) tot 100 % (Tsjechië, Denemarken, Italië en Zweden); Gemiddeld bestond 59 % van de bereikte marktdeelnemers uit kleine en middelgrote ondernemingen (voor de landen die gedetailleerde gegevens over de bereikte aantallen marktdeelnemers hebben verstrekt).

4.Conclusies

Uit dit derde verslag over de uitvoering van de EU-houtverordening blijkt dat er in de zes jaar dat de EU-houtverordening van toepassing is, vooruitgang is geboekt. Alle landen voldoen aan de formele eisen van de EU-houtverordening. In de verslagperiode is het aantal controles van binnenlandse marktdeelnemers vrijwel gelijk gebleven ten opzichte van de voorgaande periode, terwijl het aantal controles van invoerende marktdeelnemers is toegenomen. Over het geheel genomen is er een afname in de sancties voor inbreuken op de EU-houtverordening als percentage van alle uitgevoerde controles.

Ondanks de vooruitgang zijn voortdurende inspanningen nodig om te zorgen voor een uniforme en effectieve toepassing van de EU-houtverordening in alle landen. Een ongelijke uitvoering kan negatieve gevolgen hebben voor de doeltreffendheid van wetgeving en kan leiden tot een ongelijk speelveld voor de marktdeelnemers. In verscheidene landen bleef het aantal controles relatief laag in vergelijking met het aantal marktdeelnemers, en het is de vraag of een dergelijk laag aantal controles werkelijk een afschrikwekkend effect heeft op de hele sector. Daarnaast moeten verdere inspanningen worden geleverd om ervoor te zorgen dat de reikwijdte en de kwaliteit van de uitgevoerde controles een consistentere aanpak in de hele EU weerspiegelen.

Hoewel in sommige landen vooruitgang is geboekt, beantwoordt het huidige niveau van de technische capaciteit en (zowel personele als financiële) middelen die aan de bevoegde autoriteiten worden toegewezen vaak niet aan de behoeften. Zij moeten in de meeste lidstaten worden versterkt om het aantal nalevingscontroles te verhogen en de kwaliteit ervan te verbeteren.

Op basis van de ervaring van de lidstaten zijn er weinig aanwijzingen dat VPA’s helpen bij de uitvoering van de EU-houtverordening.

(1)

     PB L 295 van 12.11.2010, blz. 23, geconsolideerde versie: https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:02010R0995-20200101

(2)

     Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw (FLEGT) - Voorstel voor een EU-actieplan (COM(2003) 251 definitief).

(3)

     Hout en houtproducten zoals ingedeeld in de in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad vastgestelde gecombineerde nomenclatuur waarop de EU-houtverordening van toepassing is.

(4)

     Eurostat 2020, Wood products and trade under activity (NACE Rev 2) manufacturing (wood-based industries (manufacture of wood and wood products (16) + manufacture of pulp, paper and paper products (17) + printing and service activities related to printing (18.1) + manufacture of furniture (31)) (these include estimates), http://ec.europa.eu/eurostat/statistics-explained/index.php/Wood_products_-_production_and_trade

(5)

     Artikel 5 van de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 607/2012 van de Commissie van 6 juli 2012 houdende gedetailleerde voorschriften betreffende het stelsel van zorgvuldigheidseisen en de frequentie en de aard van de controles op de toezichthoudende organisaties overeenkomstig Verordening (EU) nr. 995/2010 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen (Voor de EER relevante tekst), PB L 177 van 7.7.2012, blz. 16–18, hierna “Uitvoeringsverordening betreffende de zorgvuldigheidseisen en toezichthoudende organisaties” genoemd.

(6)

     Artikel 20 van de EU-houtverordening is gewijzigd bij artikel 8 van Verordening (EU) 2019/1010 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende de onderlinge afstemming van de verslagleggingsverplichtingen op het gebied van de milieuwetgeving, en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 166/2006 en (EU) nr. 995/2010 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2002/49/EG, 2004/35/EG, 2007/2/EG, 2009/147/EG en 2010/63/EU van het Europees Parlement en de Raad, Verordeningen (EG) nr. 338/97 en (EG) nr. 2173/2005 van de Raad, en Richtlijn 86/278/EEG van de Raad (Voor de EER relevante tekst) (PB L 170 van 25.6.2019, blz. 115–127). Dit is op 1 januari 2020 in werking getreden. De verslagen van de lidstaten hebben nu betrekking op één kalenderjaar. Daarom hebben sommige lidstaten ervoor gekozen om verslag uit te brengen over de twee kalenderjaren 2017 en 2018 in plaats van over de periode maart 2017 tot en met februari 2019.

(7)

     Er zijn geen verslagen ontvangen van IJsland en Liechtenstein.

(8)

     Zie http://ec.europa.eu/environment/forests/pdf/list_competent_authorities_eutr.pdf

(9)

     Indien de informatie niet in het nationale verslag was opgenomen, werd de nationale autoriteiten om aanvullende informatie verzocht.

(10)

     Verordening (EG) nr. 2173/200511 van de Raad van 20 december 2005 inzake de opzet van een FLEGT-vergunningensysteem voor de invoer van hout in de Europese Gemeenschap.

(11)

     Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer.

(12)

     Alle relevante informatie betreffende de niet-naleving van de EU-houtverordening — en gestaafd door bewijsstukken — die ter kennis van een bevoegde autoriteit wordt gebracht.

(13)

    http://ec.europa.eu/environment/forests/pdf/List_of_recognised_MOs.pdf  

(14)

     Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1387 van de Commissie van 9 juni 2016 tot wijziging van de bijlagen I en III bij Verordening (EG) nr. 2173/2005 van de Raad naar aanleiding van een Vrijwillige Partnerschapsovereenkomst met Indonesië inzake een FLEGT-vergunningensysteem voor de invoer van hout in de Europese Unie, C/2016/3438, PB L 223, 18.8.2016, blz. 1–9.

(15)

 Het grote aantal personeelsleden dat door Italië, Letland en mogelijk andere landen werd gemeld, is wellicht het gevolg van het feit dat algemeen douanepersoneel of bosbouwinspecteurs in het totaal zijn opgenomen.