Bijlagen bij COM(2020)293 - Uitvoering en de relevantie van het werkplan van de EU voor sport 2017-2020 - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2020)293 - Uitvoering en de relevantie van het werkplan van de EU voor sport 2017-2020. |
---|---|
document | COM(2020)293 |
datum | 7 juli 2020 |
De uitvoering van de werkplannen van de Europese Unie voor sport heeft uitgewezen dat de structuren en werkmethoden kunnen worden uitgebreid om de doelstellingen van het document op efficiënte wijze te halen en andere institutionele partners en belanghebbenden actiever te betrekken. Tot de structuren behoren onder meer de conferenties van het voorzitterschap, vergaderingen van sportministers en -bestuurders, en conferenties, seminars en studies van de Commissie. In het kader van het derde werkplan van de Europese Unie voor sport werden twee nieuwe instrumenten geïntroduceerd: de groepen van geïnteresseerde lidstaten, waarin de lidstaten met elkaar kunnen overleggen over specifieke onderwerpen van het werkplan van de Europese Unie voor sport, en de clustervergaderingen, waar beleidsrelevante uitkomsten van door de EU gefinancierde projecten worden uitgewisseld.
In de periode 2017-2019 zijn vier bijeenkomsten van geïnteresseerde lidstaten georganiseerd, waar voor hen relevante onderwerpen werden besproken, zoals duurzaamheid, lichaamsbeweging die de gezondheid bewezen verbetert en verschillende aspecten van goed bestuur en wedstrijdvervalsing. Om de lidstaten te ondersteunen en de koppeling tussen het beleid en het programma te versterken, heeft de Commissie een speciaal financieringsmechanisme ingesteld. Hiermee kunnen initiatieven van de lidstaten ter bevordering van intercollegiaal leren tussen ten minste zeven lidstaten, medefinanciering krijgen van de EU.
Bovendien waren tegen het einde van 2019 in samenwerking met het EACEA (Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur) vier clustervergaderingen georganiseerd, over: het stimuleren van de deelname aan sport en lichaamsbeweging (december 2017), de economische voordelen van sport (april 2018), de integriteit van sport (december 2018) en de rol van sport in het onderwijs (december 2019). In december 2020 zal een clustervergadering over sociale inclusie door middel van sport worden georganiseerd.
Bovendien hebben in de periode 2017-2019 een groot aantal bijeenkomsten en conferenties op hoog niveau plaatsgehad (zoals een informele vergadering van sportministers, tien evenementen en conferenties van het voorzitterschap en vijf bijeenkomsten van sportbestuurders). Zoals beoogd in het werkplan van de Europese Unie voor sport hebben al deze bijeenkomsten bijgedragen tot de verdere versterking van de samenwerking tussen de lidstaten, de EU-instellingen en belanghebbenden uit de sportsector. Hierdoor kon de EU-coördinatie worden verbeterd, konden nationale ervaringen en goede praktijken worden uitgewisseld en werd ervoor gezorgd dat belanghebbenden uit de sportsector inspraak hadden in de opzet en uitvoering van de EU-sportagenda.
Sportfederaties, verenigingen en andere belanghebbenden spelen een centrale rol in de uitvoering van sportbeleid. Het is daarom van groot belang dat hun opvattingen bekend zijn en in aanmerking worden genomen tijdens beleidsdiscussies. Wat de verbreding van de samenwerking betreft, zijn er concrete inspanningen geleverd om sportorganisaties en belanghebbenden nauwer bij de EU-activiteiten te betrekken, onder meer bij de uitvoering van het werkplan van de Europese Unie voor sport. In het bijzonder is er een versterkte dialoog met sportorganisaties opgezet en gevoerd bij verschillende bijeenkomsten en evenementen, in overeenstemming met de resolutie van de Raad inzake de verdere ontwikkeling van de gestructureerde EU-dialoog over sport 9 . De sportsector nam actief deel aan het jaarlijkse Europees Sportforum en aan bijeenkomsten die werden georganiseerd in de marge van de Raad of aan bijeenkomsten van sportbestuurders.
2.Output
In het derde werkplan van de Europese Unie voor sport zijn 31 concrete doelen van verschillende aard opgenomen. Ze gaan over alle dimensies van sport – sociaal, economisch en organisatorisch – en hebben een specifieke uitvoeringsstructuur. De meeste doelen zijn verwezenlijkt of zijn werk in uitvoering 10 . Slechts drie ervan 11 zijn niet uitgevoerd, aangezien de voorzitterschappen van de Europese Raad en de lidstaten de ruimte hadden om de prioriteiten tijdens de uitvoering van het werkplan van de Europese Unie voor sport aan te passen.
De twee deskundigengroepen bleven een centrale rol spelen in de activiteiten van het werkplan van de Europese Unie voor sport:
-De deskundigengroep inzake integriteit in de sport is in de periode 2018-2020 vijf keer bijeengekomen. De groep bestond uit 27 lidstaten en 22 waarnemers, en was gericht op de bestrijding van corruptie, wedstrijdvervalsing en doping, de bevordering van de integriteit en het beschermen van kinderen in de sport. De Commissie heeft twee studies gefinancierd om de werkzaamheden van de groep te ondersteunen. De eerste studie bood een overzicht van corruptie in de Europese sport en in de tweede werden maatregelen geïdentificeerd om kinderen te beschermen in de sport.
-De deskundigengroep inzake de ontwikkeling van vaardigheden en menselijk potentieel in de sport is in de periode 2018-2020 vijf keer bijeengekomen. De groep bestond uit 26 lidstaten en 8 waarnemers. De groep hield zich bezig met de opleiding van coaches, duale carrières en beroepskwalificaties en vaardigheden in de sport. De deskundigengroep kreeg de opdracht om ontwerprichtsnoeren op te stellen over de minimaal vereiste vaardigheden en competenties van coaches 12 . Dit document is in februari 2020 gereedgekomen en in alle lidstaten verspreid met het oog op de uitvoering.
Het huidige werkplan van de Europese Unie voor sport heeft daarnaast onder meer de volgende uitkomsten opgeleverd:
-Het seminar over het specifieke karakter van sport vond plaats in december 2019. Het doel was om de discussie tussen belangrijke spelers, onder wie mensen uit de praktijk, over de autonomie van de sport en de toepasselijkheid van het EU-recht op sportkwesties te verdiepen.
-De clustervergaderingen waren een succes gelet op de gevarieerde perspectieven en de discussieonderwerpen. Tijdens deze bijeenkomsten kwam een brede waaier van sportgerelateerde partijen bij elkaar, zoals lidstaten, overheden, universiteiten, sportorganisaties enz. Ze maakten een open dialoog mogelijk tussen beleidsmakers en instanties die projecten op basisniveau uitvoeren met betrekking tot prioritaire kwesties zoals gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging, onderwijs in en door sport, integriteit in de sport en de economische dimensie van sport. Daarnaast boden de clustervergaderingen een unieke gelegenheid om de beleidsrelevante resultaten van de Erasmus+-sportprojecten te identificeren en om ideeën uit te wisselen over hun impact op de besluitvorming.
-De nieuwe “groepen van geïnteresseerde lidstaten” konden op veel belangstelling rekenen, omdat ze aansloten op de oorspronkelijke verwachtingen, d.w.z. vrijwillige samenwerking tussen geïnteresseerde landen over een bepaald onderwerp, zonder dat er een specifieke deskundigengroep van de Commissie hoefde te worden opgezet. Deze nieuwe methode is buitengewoon flexibel en nuttig gebleken om opkomende behoeften en prioriteiten te bespreken en kan in de toekomst mogelijk vaker worden ingezet.
3.Opmerkingen van belanghebbenden over de uitvoering van het werkplan van de Europese Unie voor sport
De Commissie, de lidstaten en de meeste belanghebbenden vonden dat het eerste en tweede werkplan van de Europese Unie voor sport over het algemeen een succes waren. De centrale boodschap van de onlineraadpleging van belanghebbenden was dat de activiteiten die in het kader van het huidige werkplan van de Europese Unie voor sport werden verricht, goede resultaten opleverden in de vastgestelde prioritaire gebieden. De overgrote meerderheid van de respondenten vond dat het document op de juiste prioriteiten was gericht (91 %) en dat het leidde tot een betere coördinatie op sportgebied in de EU (72 %). 78 % van de respondenten was het ermee eens dat het werkplan van de Europese Unie voor sport voorzag in de juiste structuren en werkmethoden. Een groot aantal belanghebbenden was ook van mening dat het werkplan van de Europese Unie voor sport een gunstige uitwerking heeft op het beleidsproces.
Hoewel het derde werkplan van de Europese Unie voor sport wat betreft de prioriteiten de ingeslagen weg vervolgde, bracht het ook verschillende grote veranderingen met zich mee. Zo werden de werkmethoden gediversifieerd en werden de deskundigengroepen efficiënter ingericht; hun aantal ging terug van vijf naar twee. Bovendien heeft de planningsperiode voor de activiteiten van 3,5 jaar geholpen om momentum te creëren en met alle activiteiten kwalitatief goede resultaten te bereiken. De planning ondersteunde bijvoorbeeld de werkzaamheden van de Europese Raad, waaronder de opstelling van Raadsconclusies en conferenties en evenementen van het voorzitterschap. De uitvoering van het werkplan van de Europese Unie voor sport was een gedeelde taak van het voorzitterschap van de Europese Raad, de Commissie en de lidstaten. Ook bestond de duidelijke wens om een al te grote hoeveelheid richtsnoeren, verslagen en documenten van de deskundigengroepen te voorkomen. Tegelijkertijd werden sportorganisaties en belanghebbenden nauw betrokken bij die bijeenkomsten en namen zij met grote belangstelling en inzet deel aan andere activiteiten, zoals de clustervergaderingen.
Op twee punten zijn belangrijke verbeteringen te melden ten opzichte van het tweede werkplan van de Europese Unie voor sport.
1)Ten eerste is dankzij het derde werkplan van de Europese Unie voor sport de samenwerking tussen de EU en de sportorganisaties volgens 80 % van de respondenten versterkt. Dit percentage bedroeg 69 % in de evaluatie van het tweede werkplan van de Europese Unie voor sport.
2)Ten tweede vond 62 % van de respondenten dat het derde werkplan van de Europese Unie voor sport de samenwerking tussen de lidstaten en de sportsector op nationaal niveau had versterkt, tegenover slechts 46 % bij de evaluatie van het tweede werkplan. Deze stijging laat zien dat de inspanningen om opener te werk te gaan en de samenwerking te versterken hun vruchten afwerpen.
Op basis van de schriftelijke opmerkingen van de lidstaten kunnen de volgende conclusies worden getrokken:
·De opzet van het werkplan van de Europese Unie voor sport is adequaat, omdat het werkplan de mogelijkheid biedt om de lidstaten en sportorganisaties alsook wetenschap en industrie nauw te betrekken. Vele respondenten bevestigden dat deze vorm van samenwerking erg nuttig is, omdat de combinatie van verschillende belanghebbenden en perspectieven zorgde voor levendige, inzichtelijke discussies die de beoogde uitkomsten hebben opgeleverd.
·De algemene opvatting was dat de deskundigengroepen goed functioneerden. Verscheidene respondenten merkten evenwel op dat de tijdens de bijeenkomsten besproken onderwerpen te breed waren. Enkelen wezen erop dat een gerichtere aanpak binnen de deskundigengroepen bevorderlijk zou zijn geweest voor de productiviteit en het nut van de discussies. Ook werden vraagtekens geplaatst bij de representativiteit van bepaalde waarnemers.
·De werkmethoden werden passend geacht om de doelen van het werkplan van de Europese Unie voor sport te halen. De respondenten wezen er met name op dat de clustervergaderingen en de groepen van geïnteresseerde lidstaten erg nuttig waren, gezien de flexibiliteit om nieuwe onderwerpen te bespreken.
De huidige duur van het werkplan van de Europese Unie voor sport kon op steun rekenen. In de meeste antwoorden werd aangegeven dat de periode van drie tot vier jaar passend is. Verschillende respondenten hebben er echter voor gepleit om meer flexibele maatregelen te integreren in het werkplan van de Europese Unie voor sport om gelijke tred te houden met de ontwikkelingen op sportgebied.
4.Visie van de Commissie op de uitvoering van het werkplan van de Europese Unie voor sport
De beoordeling van de Commissie sluit in vele opzichten aan bij de voornaamste opmerkingen van de belanghebbenden in het kader van de raadpleging. De Commissie beschouwt het derde werkplan van de Europese Unie voor sport als een succes aangezien de overgrote meerderheid van de beoogde resultaten is behaald en uit de opmerkingen van de deelnemers blijkt dat de resultaten kwalitatief goed zijn. De werkmethoden hebben op efficiënte wijze een permanente dialoog tussen de lidstaten, de Commissie en sportorganisaties over belangrijke onderwerpen tot stand gebracht. Met name de conferenties van het EU-voorzitterschap en de clustervergaderingen konden op een veel grotere belangstelling en deelname rekenen; het zijn nuttige platforms geworden voor het uitwisselen van standpunten en goede praktijken inzake belangrijke onderwerpen en voor communicatie- en netwerkactiviteiten. De deskundigengroepen bleven een waardevol instrument om de samenwerking tussen de lidstaten en sportorganisaties en met de Commissie over belangrijke onderwerpen (zoals onderwijs in en door de sportsector en goed bestuur) te verbeteren en te versterken.
De Commissie meent dat over de reikwijdte van het mandaat van de twee deskundigengroepen kan worden gediscussieerd, aangezien sommige sportorganisaties en lidstaten vinden dat de huidige mandaten te breed zijn en leiden tot een heterogene samenstelling en expertise.
Voorts is de Commissie van mening dat de waarnemers over het algemeen van toegevoegde waarde zijn geweest met hun specifieke kennis en expertiseniveau.
De Commissie is ingenomen met de optimalisering van de werkmethoden en is van mening dat de diversifiëring ervan (door clustervergaderingen en groepen van geïnteresseerde lidstaten op te zetten) een positief effect heeft gesorteerd en heeft bijgedragen tot een betere uitvoering van het werkplan van de Europese Unie voor sport. Meer bepaald hebben deze nieuwe werkmethoden de mogelijkheden voor samenwerking tussen de lidstaten vergroot en gezorgd voor een gerichtere aanpak van essentiële onderwerpen.
Bovendien is de Commissie ingenomen met de wijze waarop het werkplan van de Europese Unie voor sport bijdraagt tot de planning van de activiteiten van de Europese Raad (conclusies, conferenties en seminars), omdat het de coördinatie van en de samenhang tussen de activiteiten op EU-niveau verbetert.
De lidstaten en de Commissie hebben de resultaten van het werkplan van de Europese Unie voor sport over het algemeen gerealiseerd aan de hand van een coöperatieve en gecoördineerde aanpak. Daarnaast zijn in voorkomend geval de sportwereld en andere relevante belanghebbenden actief betrokken bij de uitvoering. Het werkplan van de Europese Unie voor sport heeft zodoende als flexibele routekaart geholpen om transnationale uitdagingen doeltreffend aan te pakken en een bijdrage geleverd aan de algemene prioriteiten van de sociale en economische beleidsagenda van de EU.
Wat de integriteit van sport betreft, is de bescherming van kinderen in de sport een toenemend punt van zorg. Op dat gebied is de samenwerking zowel op beleids- als op deskundigenniveau versterkt. Dat laatste is een toenemend punt van zorg. Dankzij deze samenwerking zijn concrete maatregelen uitgevoerd op nationaal niveau 13 . Innovatie in de sport is van bijzonder belang voor de economische dimensie van sport. De voordelen en uitdagingen van de huidige snelle technologische ontwikkelingen zijn door middel van verschillende debatten en evenementen beter over het voetlicht gebracht. Voortbouwend op de eerdere activiteiten kunnen nieuwe concrete initiatieven en maatregelen met betrekking tot innovatie en sport op lokaal, nationaal en Europees niveau worden uitgevoerd in het kader van een nieuw werkplan van de Europese Unie voor sport. Voorts is de prioriteit Sport en samenleving in de afgelopen jaren uitgebreid verkend. De werkzaamheden van de verschillende voorzitterschappen van de Europese Raad en de Commissie hebben geresulteerd in richtsnoeren over de minimaal vereiste vaardigheden en competenties van coaches 14 . In de richtsnoeren zijn gemeenschappelijke minimumcompetenties voor coaches in Europa opgenomen, waaronder de ontwikkeling van zachte vaardigheden, en worden verbeteringen voor de onderwijs- en opleidingsmodules en cursussen voor coaches voorgesteld. Het doel is om coaches beter voor te bereiden op de behoeften van een veranderende samenleving en het groeiende sociale aspect van hun dagelijkse werkzaamheden.
C) AANBEVELINGEN VOOR DE TOEKOMST
De Commissie meent, gelet op de eerdere ervaringen en haar beoordeling van de uitvoering van het derde werkplan van de Europese Unie voor sport, dat een toekomstig werkplan van de Europese Unie voor sport door middel van bepaalde verbeteringen kan worden versterkt en nog efficiënter en effectiever kan worden.
De onderstaande aanbevelingen gaan over de opzet en de aard van het werkplan van de Europese Unie voor sport en de duur, prioriteiten en werkmethoden in dat verband. Bovendien moeten, gelet op de noodzaak om de resultaten van Erasmus+ 15 breder te verspreiden en efficiënter te benutten, de schijnwerpers worden gericht op sportprojecten in de beleidsvorming.
1.Opzet en aard van het werkplan van de Europese Unie voor sport
Het werkplan van de Europese Unie voor sport is een flexibel kader en een efficiënt instrument gebleken voor samenwerking tussen de lidstaten, de Commissie en belanghebbenden op EU-niveau. De gevarieerde werkmethoden maken de uitwisseling van goede praktijken, de langetermijnplanning van de activiteiten van de Europese Raad en de prioritering van samenwerkingsgebieden mogelijk en vereenvoudigen deze. Het werkplan van de Europese Unie voor sport is evenwel een niet-bindend document. Als zodanig wordt het uitgevoerd overeenkomstig de bevoegdheden van de Europese Unie op sportgebied: acties op EU-niveau dienen de acties van de lidstaten te ondersteunen, te coördineren en aan te vullen. Ook vult het werkplan de acties, initiatieven en beleidslijnen van alle actoren in de sportsector (zoals overheden, sportorganisaties en belanghebbenden) aan en neemt het die in acht. De titel “werkplan van de Europese Unie voor sport” sluit in dat verband niet goed aan op de aard van het document en men kan overwegen de titel in de toekomst te wijzigen. Indien het zover komt, moet rekening worden gehouden met het algemene doel van het werkplan: de samenwerking met betrekking tot sport op EU-niveau verbeteren en versterken. In het nieuwe kader van het document kan het strategische karakter ervan beter naar voren komen en kunnen alle actoren die een rol spelen in de uitvoering, beter worden geïntegreerd. Belanghebbenden uit de sport hebben een belangrijke rol te spelen in de vormgeving en uitvoering van sportbeleid, en hun participatie kan verder worden verbeterd in het volgende werkplan van de Europese Unie voor sport. Stappen in die richting zouden in de geest zijn van de resolutie van de Raad inzake de verdere ontwikkeling van de gestructureerde EU-dialoog over sport.
2.Duur
De verlenging van de looptijd van het werkplan van de Europese Unie voor sport van drie naar 3,5 jaar, waardoor het loopt tot eind 2020, is passend gebleken, omdat het werkplan nu aansluit op het tijdpad en de prioriteiten van het meerjarig financieel kader 16 (MFK) van de EU en het Erasmus+-programma 2014-2020 17 .
In dit verband stelt de Commissie voor de looptijd van het werkplan (3,5 jaar) te handhaven. Zo is er voldoende tijd om de acties van het werkplan uit te voeren en de doelen te behalen, alsook om de uitvoering ervan te evalueren en een nieuw werkplan overeen te komen. Een looptijd van 3,5 jaar sluit goed aan op de duur van het MFK van de EU 18 en valt samen met de tussentijdse evaluatie daarvan.
3.Prioriteiten
De lidstaten zijn bevoegd op het gebied van sport; de EU-actie blijft beperkt tot het ondersteunen, coördineren en aanvullen van de acties van de lidstaten. Bij de vaststelling van de toekomstige prioriteiten van het werkplan van de Europese Unie voor sport moet goed worden gekeken naar de potentiële voordelen van EU-samenwerking op een bepaald gebied of onderwerp. Bovendien moet de rol die de EU kan spelen in de aanpak van bestaande uitdagingen in de sport de doorslag geven bij de selectie van prioritaire thema’s en hoofdonderwerpen.
Daarnaast moet, om te zorgen voor samenhangende, efficiënte EU-acties op sportgebied, worden overwogen om aansluiting te vinden bij de belangrijkste beleidsprioriteiten van de Commissie 19 , zoals de Green Deal, het actieplan voor kankerbestrijding en de bevordering van onze Europese levenswijze.
Sport kan een efficiënte bijdrage leveren aan al deze uitdagingen. Verder moeten de nieuwe prioriteiten ook rekening houden met de effecten van de COVID-19-pandemie, waaronder het herstel van de sportsector op alle niveaus na de crisis.
Groene sport moet worden bevorderd in de breedte- en de topsport. Grote sportevenementen moeten duurzaam zijn en er moet oog zijn voor hun nalatenschap. Sportbeoefening en lichaamsbeweging dragen bij aan een gezonde levensstijl en kunnen een rol spelen in kankerpreventie. Bovendien maken sport, sportbestuur en sportbeoefening duidelijk deel uit van de Europese levenswijze. In dit verband moet sport worden ontwikkeld als eigenstandig beleidsterrein en moet de bijdrage ervan aan andere belangrijke terreinen worden erkend en actiever worden bevorderd.
Gezien de relevantie en het belang van de EU-sportsamenwerking in de prioritaire gebieden van het derde werkplan van de Europese Unie voor sport, moet er in een toekomstig document oog zijn voor de voortzetting en ontwikkeling van die samenwerking. Om een stap voorwaarts te zetten, kunnen eerdere prioriteiten worden geïntegreerd om het belang en de bijdrage van sport aan sociale inclusie en economische en sociale ontwikkeling te versterken: 1) sport als instrument om waarden en inclusie te bevorderen; 2) de economische dimensie van sport en 3) sport als instrument om een gezonde levensstijl te bevorderen. Deze prioritaire gebieden maken het mogelijk om belangrijke sportaspecten aan te pakken, zoals de integriteit van sport, waaronder het sportbestuur, de ontwikkeling van sport en lichaamsbeweging voor iedereen, de bevordering van een gezonde levensstijl, de ontwikkeling van onderwijs en vaardigheden in en door de sportsector, de economische dimensie van sport en de inclusie van personen met een handicap en andere achtergestelde groepen.
In een toekomstig werkplan van de Europese Unie voor sport moet ook duidelijker naar voren komen welke bijdrage de sector levert aan de economie, met inbegrip van de stimulerende rol van sport voor innovatie en de gunstige effecten van sport op de samenleving. De sportwereld moet klaar zijn voor het digitale tijdperk en mensen de beschikking geven over nieuwe technologieën. Innovatie in de sport kan de gezondheid van alle generaties helpen verbeteren. Innovatie kan een positief effect hebben op de breedtesport, de training van topsporters verbeteren en hun prestaties stimuleren, en kan bijdragen aan de bestrijding van ernstige bedreigingen voor de sport, zoals wedstrijdvervalsing en doping. Om al deze doelen te bereiken, is samenwerking tussen de lidstaten, de EU-instellingen en de sportsector cruciaal.
Er moet bijzondere aandacht uitgaan naar de sociale dimensie van sport. Sport heeft het unieke vermogen om sterke, saamhorige en veerkrachtige gemeenschappen op te bouwen en actief burgerschap te bevorderen. Via de sport worden gemeenschappelijke waarden bevorderd en bijgebracht en wordt een gevoel van saamhorigheid gecreëerd, met name onder jongeren. Sport stimuleert en ondersteunt diversiteit en gemeenschapszin in een steeds verder geglobaliseerde wereld.
Daarom moet een toekomstig werkplan van de Europese Unie voor sport niet alleen de strijd aanbinden met bepaalde negatieve aspecten van sportbeoefening, zoals doping, wedstrijdvervalsing en geweld, maar moet het ook de gemeenschappelijke waarden van sport en de bevordering ervan in de samenleving als geheel promoten. Om in te spelen op nieuwe prioriteiten en opkomende uitdagingen en gelijke tred te houden met de snelle vooruitgang van nieuwe technologieën, moeten de inspanningen van de lidstaten om innovatieve oplossingen te vinden voor complexe verschijnselen zoals marginalisering en uitsluiting, alsook nieuwe manieren van sportbeoefening worden ondersteund.
4.Werkmethoden
Gezien de positieve ervaringen met de werkmethoden die bij het derde werkplan van de Europese Unie voor sport zijn ingevoerd, zoals de flexibiliteit die ze bieden ten aanzien van opkomende uitdagingen en behoeften, vindt de Commissie het belangrijk om deze werkmethoden te continueren. Zo kan het effect ervan worden voortgezet en gemaximaliseerd en kan de uitvoering van het werkplan van de Europese Unie voor sport worden bevorderd.
Meer in het bijzonder moet de bestaande verscheidenheid aan werkmethoden worden gehandhaafd. Zoals vermeld in deel B (Evaluatie) hadden de lidstaten en de waarnemers waardering voor het werk van de deskundigengroepen. Hun steun voor de clustervergaderingen en de groepen van geïnteresseerde lidstaten was nog groter. Andere traditionele werkmethoden, zoals conferenties, seminars en studies, moeten ook worden voortgezet aangezien dit cruciale instrumenten zijn op het gebied van communicatie, netwerkactiviteiten, de uitwisseling van goede praktijken en het produceren en delen van kennis.
Ook in de toekomst moet het aantal schriftelijke documenten beperkt blijven. Om die documenten optimaal te benutten, moet de doelgroep duidelijk worden genoemd en moet worden ingespeeld op de behoeften van de sportgemeenschap in brede zin. De verspreidingswijzen moeten worden besproken en vastgesteld in het volgende werkplan van de Europese Unie voor sport.
Tot slot moet het gestructureerd overleg van de EU met sportorganisaties verder worden ontwikkeld. De centrale rol van het Europees Sportforum moet worden gehandhaafd en versterkt. Bovendien moet de samenwerking met de sportsector worden uitgebreid en bestendigd. De deelname van sportorganisaties aan de deskundigengroepen is nuttig gebleken en kwam ten goede aan de discussies en activiteiten van de groep. Hun deelname aan de groepen moet echter wel worden ingegeven door hun toegevoegde waarde en deskundigheid.
5.Uitvoering en synergieën
Sport komt aan bod in vele beleidslijnen en strategische initiatieven van de EU. Deze horizontale dimensie van sport is al in aanmerking genomen in het werkplan van de Europese Unie voor sport 2017-2020. Verschillende belangrijke initiatieven en werkzaamheden van de Commissie (zoals de oproep van Tartu voor een gezonde leefstijl, de bestrijding van doping en wedstrijdvervalsing en het specifieke karakter van sport) wijzen uit dat sectoroverstijgende samenwerking toegevoegde waarde biedt en nodig is. In diezelfde geest moet een toekomstig werkplan van de Europese Unie voor sport sectoroverschrijdende samenwerking actief bevorderen en synergieën met andere sectoren en beleidsmaatregelen stimuleren, zoals vrij verkeer, concurrentie, onderzoek, mediarechten, werkgelegenheid, toerisme, duurzaamheid, gegevensbescherming, onderwijs en opleiding en gezondheid, die nauw verbonden zijn met sport. De samenwerking en complementariteit met andere relevante beleidsterreinen is essentieel. Het wordt ten zeerste aanbevolen om meer nadruk te leggen op de praktische uitvoering van de uitkomsten en resultaten (zoals EU-richtsnoeren en beleidsaanbevelingen) die met de werkplannen van de Europese Unie voor sport zijn gerealiseerd. Bovendien moeten de lidstaten zorgen voor een goede coördinatie op nationaal niveau.
Ook zijn er inspanningen nodig om de resultaten breder te verspreiden onder belanghebbenden op verschillende niveaus. Door middel van gerichte acties moeten de bekendheid en zichtbaarheid van het EU-optreden op sportgebied op nationaal niveau worden vergroot.
Tot slot is de Commissie van mening dat een regelmatige monitoring en evaluatie van de uitvoering van een toekomstig werkplan van de Europese Unie voor sport gunstig zou kunnen zijn voor de efficiënte uitvoering van het plan en voor de verwezenlijking van de belangrijkste prioriteiten en doelstellingen ervan.
CONCLUSIE
De werkplannen van de Europese Unie voor sport zijn een waardevol instrument gebleken voor samenwerking tussen de EU-instellingen, de lidstaten en sportorganisaties. In de afgelopen jaren hebben ze bijgedragen tot betere en sterkere EU-samenwerking tussen verschillende belanghebbenden over essentiële sportaspecten.
Met het derde werkplan van de Europese Unie voor sport zijn belangrijke resultaten geboekt en is de basis gelegd om een beslissende sprong voorwaarts te maken met het volgende werkplan. Met een grotere zichtbaarheid en erkenning kan de sport verder groeien, lichaamsbeweging en het welzijn van de Europese burgers bevorderen en daarnaast een bijdrage leveren aan de economische en sociale ontwikkeling van Europa en aan belangrijke maatschappelijke vraagstukken, onder meer in verband met de uitbraak van COVID-19. Met gezamenlijke inzet en inspanningen kan een toekomstig werkplan van de Europese Unie voor sport een gemeenschappelijke routekaart voor sport in de Europese Unie worden, die lichaamsbeweging bevordert en de meest dringende problemen op sportgebied aanpakt.
(1) PB C 189 van 15.6.2017, blz. 2.
(2) COM(2010) 2020 van 3 maart 2010.
(3) De politieke beleidslijnen van Commissievoorzitter Jean-Claude Juncker van 15 juli 2014.
(4) Verordening (EU) nr. 1288/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van “Erasmus+”: het programma van de Unie voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport en tot intrekking van Besluiten nr. 1719/2006/EG, nr. 1720/2006/EG en nr. 1298/2008/EG.
(5) Paragraaf 18 van de Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over het werkplan van de Europese Unie voor sport (1 juli 2017-31 december 2020) (2017/C 189/2), PB C 189 van 15.6.2017, blz. 5.
(6)
De vragenlijst is verzonden naar de lidstaten en naar de waarnemers die aan de deskundigengroepen deelnemen. De lijst omvatte vragen over de uitvoering, de werkafspraken, de relevantie en de resultaten van het werkplan van de Europese Unie, en bood de gelegenheid om suggesties te doen voor de toekomst. De Commissie heeft in totaal 32 bijdragen ontvangen: 15 van lidstaten en 17 van waarnemers.
(7) Een deskundigengroep inzake integriteit en een deskundigengroep inzake de ontwikkeling van vaardigheden en menselijk potentieel in de sport.
(8) Dit is gebeurd in overeenstemming met Besluit C(2016)3301 van de Commissie tot vaststelling van horizontale regels voor de oprichting en het functioneren van haar deskundigengroepen.
(9) PB C 425 van 12.12.2017, blz. 1.
(10)
De bijlage bij dit verslag toont de stand van zaken van al deze doelen.
(11)
Groep van geïnteresseerde lidstaten over “het EU-recht met betrekking tot sport en sportorganisaties”; Seminar van het voorzitterschap
over de voordelen en uitdagingen van de digitale eengemaakte markt voor een betere financiering en commercialisering van sport;
Conclusies van de Raad over de rol en invloed van media in de sportwereld.
(12) EU Bookshop NC-02-20-217-EN-N; https://op.europa.eu/nl/publication-detail/-/publication/8f28e3a0-6f11-11ea-b735-01aa75ed71a1
(13) Voorbeeld: 1) het opzetten van een speciaal onlinehulpinstrument voor jonge sporters, gezinnen, coaches en andere belanghebbenden; voorlichtingscampagnes van het nationaal olympisch comité in samenwerking met het nationaal centrum voor integriteit in de sport (Finland); 2) een integriteitsbeleid als voorwaarde voor de subsidiëring van sportfederaties in Vlaanderen (België).
(14) Zie voetnoot 12.
(15) Zie voetnoot 4.
(16) Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020.
(17) Zie voetnoot 4.
(18) Zie voetnoot 16.
(19) Mijn agenda voor Europa. https://ec.europa.eu/commission/sites/beta-political/files/political-guidelines-next-commission_nl_0.pdf