Bijlagen bij COM(2012)585 - Follow-up van de kwijting voor begrotingsjaar 2010 (samenvatting)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2012)585 - Follow-up van de kwijting voor begrotingsjaar 2010 (samenvatting).
document COM(2012)585 NLEN
datum 3 oktober 2012
Bijlage II: Verstrekking van vertrouwelijke informatie aan het Parlement, punt

9

10

De Commissie heeft terdege rekening gehouden met het verzoek van het Parlement om de jaarlijkse activiteitenverslagen overeenkomstig het objectiviteitsbeginsel vast te stellen en daarbij optimistische prognoses te vermijden, en haar diensten richtsnoeren aan te reiken, met name voor de berekening van de restfoutenpercentages en de aan risico blootgestelde bedragen, toen zij in november 2011 haar bijgewerkte vaste instructies voor de voorbereiding van de jaarlijkse activiteitenverslagen voor 2011 en de bijbehorende richtsnoeren opstelde. Omwille van de objectiviteit zien de centrale diensten van de Commissie erop toe dat de instructies consequent worden uitgevoerd.

In verband met de verschillen tussen de door de Commissie gemelde en de door de Rekenkamer berekende foutenpercentages wijst de Commissie erop dat deze verschillen in de eerste plaats voortvloeien uit het feit dat de Rekenkamer en de Commissie andere mandaten en verantwoordelijkheden hebben. Ten eerste verwijzen de foutenpercentages van de Rekenkamer naar hoofdstukken in diens jaarverslag over specifieke beleidsterreinen, terwijl de foutenpercentages in de verschillende jaarlijkse activiteitenverslagen enkel op een specifieke dienst of zelfs een specifiek programma betrekking hebben. Ten tweede omvatten de beheers- en controlesystemen van de meerjarenprogramma's een getrapte en over meerdere jaren gespreide opeenvolging van verschillende controles waarbij rekening wordt gehouden met de eigenheden van deze programma's. Dit betekent dat onregelmatigheden tot de afsluiting van programma's continu worden opgespoord en gecorrigeerd, terwijl het door de Rekenkamer geschatte foutenpercentage voor één specifiek begrotingsjaar geldt.

In verband met het verzoek om de methodologie voor het algemene oordeel van de interne controleur te herzien en de door de Rekenkamer vastgestelde tekortkomingen daarbij aan te pakken, heeft de Commissie akte genomen van de in het jaarverslag van de Rekenkamer opgenomen opmerkingen over het feit dat de interne controleur en de Rekenkamer aan hun controle van het interne controlesysteem van de Commissie een verschillende conclusie verbonden. Terwijl de interne controleur van de Commissie de zekerheid wil dat elke dienst doeltreffende controlesystemen heeft ingesteld, berekent de Rekenkamer een foutenpercentage voor de regelmatigheid en de wettigheid van de onderliggende verrichtingen en geeft zij een verklaring over de betrouwbaarheid van de jaarrekeningen. Bovendien is het zo dat de Commissie de interne controleur kan vragen om specifieke controles uit te voeren, maar dat deze zijn of haar taken toch volledig autonoom uitoefent.

Het laatste verzoek betreft de vraag of de regelingen van de Commissie inzake corporate governance verder kunnen worden verbeterd, mede op basis van het groenboek van de Commissie over het EU-kader inzake corporate governance voor de particuliere sector. De Commissie bevestigt haar intentie om een doeltreffend en transparant kader voor corporate governance op basis van de voormelde beginselen inzake de verantwoordingsplicht in te stellen. De huidige governanceregelingen, die op de officieel goedgekeurde bestuursverklaring zijn gebaseerd, houden rekening met deze grondslagen voor een robuuste governancestructuur. Het syntheseverslag van de Commissie is aangepast om de algemene verantwoordelijkheid van de Commissie voor de uitvoering van de EU-begroting verder te verduidelijken.

1.3. Het toegenomen gebruik van voorfinanciering

In punt 56 vraagt het Parlement de Commissie toe te lichten waarom zij in de periode 2005-2010 in toenemende mate van voorfinancieringen heeft gebruikgemaakt en verzoekt het de Commissie het bedrag van de voorfinancieringen in de diverse programma's zodanig aan te

passen dat de begunstigden precies het voorschot krijgen dat zij nodig hebben om hun projet te kunnen aanvatten.

De Commissie deelt het standpunt van het Parlement dat voorfinanciering de gepaste aandacht moet blijven krijgen.

Het toegenomen gebruik van voorfinanciering tijdens de voorbije jaren hangt samen met de bestedingscyclus van de meerjarenprogramma's en valt grotendeels samen met de start van de programmeringsperiode 2007-2013. Andere oorzaken zijn de extra voorfinancieringen die werden betaald als onderdeel van het pakket maatregelen tegen de gevolgen van de economische crisis in 2009-2010 en het toenemende gebruik van financieringsinstrumenten door de structuurfondsen, die ook als voorfinancieringen in de jaarrekeningen worden opgenomen.

Enerzijds moet voorfinanciering in het kader van de diverse programma's de begunstigden het nodige "startgeld" verschaffen om met hun projecten te beginnen, anderzijds moet over de financiële belangen van de Unie worden gewaakt en rekening worden gehouden met operationele aspecten en kosteneffectiviteit.

Het Parlement en de Raad hebben overeenstemming bereikt over de wijziging van de regels in het nieuwe Financieel Reglement11, waardoor voorfinanciering regelmatig zal moeten worden afgewikkeld volgens de timing en de economische inhoud van de betrokken projecten. Bij wijze van alternatief moet de ordonnateur voor projecten van meer dan 5 miljoen euro minstens eenmaal per jaar van de begunstigden informatie over de gecumuleerde uitgaven ontvangen. Voor projecten van externe acties, die van deze verplichtingen zijn vrijgesteld, gelden andere regels. Als dergelijke projecten meer dan 5 miljoen euro kosten, dan zijn ten hoogste twee onvereffende voorfinancieringen toegestaan.

Uit de meest recente cijfers blijkt dat het totaalbedrag aan voorfinancieringen in 2011 licht is gedaald, wat bevestigt dat de stijging in de eerste jaren van het financieel kader 2007-2013 ook het normale gevolg is van het bestedingsprofiel van meerjarige programma's.

1.4. Doeltreffende sanctiemechanismen op het gebied van het cohesiebeleid

In punt 124 verzoekt het Parlement de Commissie doeltreffende sanctiemechanismen in te stellen door van nettoverminderingen de regel te maken, retrospectieve projecten af te schaffen en de lidstaten te verplichten niet-subsidiabele uitgaven van de begunstigden terug te vorderen en hen aan te moedigen het cohesiebeleid doeltreffender ten uitvoer te leggen. Deze sanctiemechanismen moeten worden toegepast met minimale ruimte voor handelingsvrijheid, aan de lidstaten een adequate rapportage opleggen en de Commissie de mogelijkheid geven om sancties op te leggen of om operationele programma's die niet aan de voorschriften voldoen, te beëindigen en gerechtelijke stappen te ondernemen als een lidstaat verzuimt aan zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 258 van het VWEU te voldoen.

De Commissie herhaalt dat ze de uitvoering van de cohesiebeleidsprogramma's nauwlettend opvolgt, onder meer om de financiële belangen van de Unie te beschermen. Zij is tevens van mening dat de bestaande preventieve en corrigerende maatregelen (onderbrekingen,

Artikelen 87, lid 4, en 176, lid 4, van het herziene algemene Financieel Reglement dat momenteel ter

11

opschortingen en financiële correcties) wezenlijk bijdragen aan de verwezenlijking van deze doelstellingen.

De Commissie erkent evenwel dat de beschikbare instrumenten op een aantal gebieden versterkt moeten worden.

Het voorstel betreffende gemeenschappelijke bepalingen voor alle structuurinstrumenten12 komt tegemoet aan een oud verzoek van het Parlement door de introductie van financiële nettocorrecties aan de lidstaten "wanneer de Commissie of de Europese Rekenkamer onregelmatigheden in de naar de Commissie gestuurde jaarrekeningen ontdekt", en de verbetering van de procedures en voorwaarden voor het onderbreken of opschorten van betalingen.

Wat de projecten met terugwerkende kracht betreft, wordt in het voorstel voor de gemeenschappelijke bepalingen de subsidiabiliteit van dergelijke projecten verder verduidelijkt, door beheersautoriteiten uitdrukkelijk te verbieden projecten te selecteren die bij het indienen van de financieringsaanvraag al fysiek voltooid zijn of volledig ten uitvoer zijn gelegd (artikel 55, lid 4). De Commissie rekent nu op de wetgever om ervoor te zorgen dat deze voorstellen in de verordening worden opgenomen.

In de huidige periode dragen individuele begunstigden al de kosten van de financiële correcties die als gevolg van individuele inspecties en controles op hun projecten worden toegepast. Financiële correcties die evenwel het gevolg zijn van gebrekkige administratieve procedures, worden verondersteld een algemeen risico op onregelmatigheden in bij de Commissie gedeclareerde uitgaven te dekken en hebben geen betrekking op individuele begunstigden.

In haar wetgevingsvoorstellen voor de periode 2014-2020 legt de Commissie voor het cohesiebeleid de nadruk op resultaten en efficiëntie. Die moeten worden bereikt aan de hand van doelstellinggerichte strategische programmering, thematische concentratie, een "prestatiekader" met inbegrip van prestatiebeoordelingen en een prestatiereserve, gemeenschappelijke indicatoren, een focus op de kwaliteit van de controlegegevens met inbegrip van de mogelijkheid om betalingen op te schorten als de controlegegevens niet betrouwbaar zijn en extra mogelijkheden voor het gebruik van op output of resultaten gebaseerde terugbetalingssystemen.

De Commissie heeft ook een voorstel ingediend om de verantwoordingsplicht van de lidstaten en haar eigen toezichthoudende rol te vergroten door duidelijker te definiëren hoe zij de beschikbare sanctiemechanismen kan gebruiken. Zij heeft echter geen regeling voorgesteld "om sancties aan de lidstaten op te leggen of om operationele programma's te beëindigen in lidstaten of regio's die er bij herhaling niet in zijn geslaagd de structuurfondsen en de cohesiefondsen op correcte wijze ten uitvoer te leggen". De Commissie is van mening dat haar huidige voorstellen voor betere instrumenten, met inbegrip van nettocorrecties, volstaan om een adequaat toezicht op de uitvoering van elk programma in de lidstaten uit te oefenen. Wanneer een lidstaat hardnekkig verzuimt aan zijn wettelijke verplichtingen te voldoen, kan de Commissie ook een inbreukprocedure op grond van artikel 258 van het VWEU inleiden, met name wanneer een lidstaat het beginsel van loyale samenwerking niet eerbiedigt (artikel 4, lid 3, van het VEU).


12

2. Horizontale kwesties

2.1.        Corporate governance van de Commissie

In punt 35 verzoekt het Europees Parlement de voorzitter van de Commissie de jaarrekening te tekenen en samen met de jaarrekening een beschrijving over te leggen van de risico's die de verwezenlijkingen van de beleidsdoelstellingen zouden kunnen beïnvloeden, evenals een verklaring waarin de voorzitter, samen met het college van commissarissen, de verantwoordelijkheid voor het risicobeheer aanvaardt, en tevens een formele verklaring inzake corporate governance.

De Commissie heeft al uiteengezet hoe zij haar algemene politieke verantwoordelijkheid in dit verband neemt (zie punt 1.2). Wat de ondertekening van de jaarrekening door haar voorzitter betreft, wijst de Commissie erop dat elke aanvullende verklaring door de voorzitter en/of de andere leden van het college, die politiek verantwoordelijk blijven, de duidelijke delegatie van de concrete beheersverantwoordelijkheden aan de directeuren-generaal zou uithollen.

De beschrijving van de risico's wordt momenteel besproken in het kader van een project van de International Public Sector Accounting Standards Board (IPSASB), waarin de Commissie vertegenwoordigd is. De Commissie stelt voor de resultaten van dit project af te wachten alvorens de gefinaliseerde internationale norm/richtsnoeren toe te passen.

2.2.        Verantwoordelijkheid van de lidstaten

Het Europees Parlement verzoekt de Commissie in punt 47 om met een voorstel te komen voor de invoering van verplichte verklaringen inzake nationaal beheer. De Commissie heeft zich geschaard achter dit voorstel om vrijwillige nationale verklaringen op politiek niveau te ondertekenen in de context van een herziening van het Financieel Reglement. Bij de onderhandelingen over het nieuwe Financieel Reglement is nu afgesproken dat de lidstaten bij de Commissie verklaringen kunnen indienen die op het gepaste niveau zijn ondertekend, op basis van de informatie die jaarlijks aan de Commissie wordt verstrekt (jaarrekening, beheersverklaringen, jaarlijks overzicht van de definitieve controleverslagen en van de controles, controleadvies). Deze vrijwillige verklaringen zouden een aanvulling vormen op de verplichte beheersverklaringen die door de door de lidstaten aangestelde instanties worden ondertekend. Deze regels zullen voor het eerst van toepassing zijn op uitgaven die uit vastleggingen vanaf 2014 voortvloeien.

2.3.        Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM)

In punt 78 wordt de Commissie verzocht tweemaal per jaar aan het Parlement en de Raad verslag uit te brengen over het risico dat de garantie aan het EFSM voor de begroting van de Unie met zich meebrengt. Daarbij moet de Commissie ook aangeven hoe dit geld in geval van insolvabiliteit naar de begroting van de Unie en vervolgens naar het EFSM zou worden overgeheveld.

De door de EU uitgegeven obligaties betreffen in alle gevallen "back-to-back"-leningen. In normale omstandigheden dekken de terugbetalingen door het leningopnemende land de terugbetaling van de door de EU uitgegeven obligaties.

In het geval van een wanbetaling staat het beheer van de kasmiddelen van de Commissie en haar recht om overeenkomstig de bepalingen van artikel 12, lid 3, van Verordening nr.

1150/2000 garant voor een tijdige betaling van alle verplichte uitgaven met inbegrip van de rentebetaling en schuldaflossing voor de door de EU uitgegeven obligaties. Het voorstel zou zijn om alle middelen die op deze manier worden vrijgemaakt, in de begroting op te nemen in begrotingsonderdeel 01 04 01 03 "Garantie van de Europese Unie voor door de Unie opgenomen leningen voor financiële bijstand in het kader van het Europees financieel stabilisatiemechanisme". Als arm van de begrotingsautoriteit zou het Europees Parlement deel hebben aan dit besluit.

2.4. Transparantie

In de punten 80 tot 82 dringt het Europees Parlement erop aan dat alle met gelden van de Unie betaalde subsidies worden opgetekend in een gebruiksvriendelijke onlinedatabank, met inachtneming van de wetgeving inzake gegevensbescherming.

De Commissie is van mening dat zij voldoet aan de in het Financieel Reglement gedefinieerde voorschriften inzake gegevensbescherming en aan de jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie.

Informatie over de begunstigden van EU-middelen onder rechtstreeks beheer wordt door de Commissie onmiddellijk openbaar gemaakt. Deze informatie is beschikbaar via de centrale onlinezoekmachine Financial Transparency System (FTS)13.

In het nieuwe Financieel Reglement en de uitvoeringsvoorschiften daarvan is bepaald dat wanneer het beheer van EU-middelen aan andere entiteiten en personen (zoals derde landen, internationale organisaties en Europese agentschappen) wordt toevertrouwd, de overeenkomsten tot delegatie van de uitvoeringstaken de verplichting zullen bevatten om de informatie over de begunstigden in een standaardformaat te publiceren op de website van deze autoriteiten of agentschappen14 of de Commissie ter publicatie over te leggen.

3. Specifieke kwesties

3.1. Prestaties: resultaten behalen met de EU-begroting

In punt 98 herinnert het Parlement de Commissie aan zijn suggestie om een "prestatiebeoordelaar" te benoemen zodat duidelijk wordt gemaakt wie verantwoordelijk is voor het evaluatieverslag (artikel 318 van het VWEU).

De Commissie is van oordeel dat er bij het evaluatieverslag geen onduidelijkheid over de verantwoordelijkheid heerst, aangezien dit verslag door haar college wordt goedgekeurd. Zij herhaalt ook haar voornemen om dit verslag geheel in overeenstemming met artikel 318 van het VWEU te presenteren. Zij zal echter haar bestaande werkmethoden gebruiken voor het opstellen van dit verslag en van alle andere beleidsverklaringen en documenten in verband met evaluatiekwesties. Tot deze methoden horen ook de bijdragen van de evaluatie-eenheden in elk directoraat-generaal.

http://ec.europa.eu/beneficiaries/fts/index_en.htm

Zij zullen deze informatie ook op elke mogelijke andere passende wijze in standaardformaat openbaar

13

14

3.2.        Samenhang

In punt 117 dringt het Parlement er bij de Commissie op aan de tekortkomingen in de lidstaten en regio's met hoge foutenmarges te analyseren. In november 2011 is een werkdocument van de diensten van de Commissie met deze analyse opgesteld en de Commissie blijft streng toezicht houden overeenkomstig de in het kader van het Actieplan 200815 aangegane verbintenissen. De directeuren-generaal voor regionaal beleid en werkgelegenheid hebben in hun jaarlijkse activiteitenverslagen voor 2011 voorbehoud gemaakt bij een aanzienlijk aantal programma's en de betalingen voor deze programma's vervolgens onderbroken en/of opgeschort. Deze aanpak sluit aan bij de algemene doelstelling om de toezichthoudende rol van de Commissie te versterken.

Bovendien dringt het Parlement er in punt 118 bij de Commissie op aan om onderbroken betalingen enkel te hervatten als voldoende relevante, ter plaatse verzamelde controleinformatie bewijst dat de problemen werden opgelost. De Commissie onderstreept dat zij de betalingen pas hervat als zij de bevestiging heeft dat systemen voor de toekomst gecorrigeerd zijn en financiële correcties op eerdere uitgaven zijn toegepast, op basis van door de verantwoordelijke beheersautoriteit verstrekte formele, schriftelijke verbintenissen en verslagen, en gevalideerd door de nationale controleautoriteit of via door de Commissie zelf uitgevoerde follow-upcontroles ter plaatse.

3.3.        Landbouw en natuurlijke hulpbronnen

In punt 128 verzoekt het Parlement de Commissie ervoor te zorgen dat ruilregelingen, als die moeten worden voortgezet, transparant en kosteneffectief zijn. Dankzij Verordening (EU) nr. 121/2012 kan de huidige regeling voor voedselverstrekking aan de meest hulpbehoevenden worden voortgezet tot de voltooiing van het jaarplan voor 2013. Volgens het voorstel voor het meerjarig financieel kader 2014-2020 zal het voedselhulpprogramma vanaf 2014 uit de middelen voor het cohesiebeleid worden gefinancierd.

3.4.        Externe hulp, met inbegrip van de Europese Ontwikkelingsfondsen (EOF)

Met betrekking tot de hulp van de Unie aan Haïti, die in de punten 72 tot 75 van de EOF-resolutie en in de punten 147 tot 150 van de resolutie betreffende de kwijting voor de algemene begroting aan bod komt, vraagt het Parlement een betere samenhang en complementariteit tussen de humanitaire hulp en de ontwikkelingshulp, zowel op beleidsniveau als in de praktijk, en pleit het ervoor de zichtbaarheid te vergroten. Tegelijkertijd vraagt het Parlement in de resolutie betreffende de kwijting voor de algemene begroting een lijst van in Haïti uitgevoerde projecten met een gedetailleerde evaluatie van de huidige stand van zaken.

De richtsnoeren betreffende het EOF/DCI voor de periode 2014-2020 voor de EU-delegaties beogen een uitgebreide, consistente en efficiënte benadering van partnerlanden en een betere coördinatie en complementariteit van geografische en thematische programma's en instrumenten. Daarom zal een beroep worden gedaan op de specifieke expertise van de EU-dienst voor humanitaire hulp en civiele bescherming (ECHO) bij de programmering en uitvoering van uit het EOF gefinancierde activiteiten.


15

Wat de evaluatie van de lijst van projecten betreft, wijst de Commissie erop dat er al een aantal standaardprocedures voor een regelmatige periodieke controle en evaluatie van ontwikkelingsprojecten bestaan16. Bovendien bevat het werkplan van de Commissie (DG DEVCO) een landenevaluatie voor Haïti, die naar verwachting volgend jaar beschikbaar zal zijn. De EU-delegaties hebben instructies ontvangen om in nauwe samenwerking met DG ECHO concrete stappen te ondernemen die de zichtbaarheid verhogen.

Het Parlement verzoekt de Commissie aan de begrotingssteuninstrumenten strikte en goed gedefinieerde voorwaarden te verbinden (punt 138 van de resolutie betreffende de kwijting voor de algemene begroting). De Commissie heeft hieraan al gevolg gegeven in haar mededeling over de toekomstige strategie inzake EU-begrotingssteun aan derde landen17 en met name in haar richtsnoeren voor het instellen en uitvoeren van begrotingssteunprogramma's. In het kader van deze richtsnoeren heeft de Commissie samen met de lidstaten werk gemaakt van een gemeenschappelijk kader voor risicobeoordeling inzake politieke governance, macro-economische stabiliteit, beheer van overheidsfinanciën, corruptie enz. Dit kader is een nuttig instrument gebleken voor het instellen en uitvoeren van begrotingssteunmaatregelen.

Wat tot slot de opname van het EOF in de begroting van de Unie betreft (punten 4 tot 6 van de EOF-resolutie), is de Commissie van mening dat, aangezien de overeenkomst van Cotonou in 2020 afloopt, de periode 2014-2020 beter kan worden benut om de beginselen en de structuur van de samenwerking tussen de EU en ACS-landen te herzien en de opneming van de samenwerking met de ACS-landen in de begroting voor de post-Cotonou-periode voor te bereiden.

3.5. Verzoeken aan de Commissie betreffende gedecentraliseerde agentschappen en gemeenschappelijke ondernemingen

Verschillende verzoeken van het Parlement betreffen punten die door de interinstitutionele werkgroep voor agentschappen zijn besproken en een plaats hebben gekregen in de onlangs door het Parlement, de Raad en de Commissie overeengekomen gezamenlijke aanpak. Het Parlement dringt er bij de Commissie onder meer op aan sjablonen uit te werken voor de jaarlijkse werkprogramma's en activiteitenverslagen (punt 64 van de resolutie betreffende de kwijting voor de algemene begroting en punt 39 van de resolutie over de prestaties, het financieel beheer en de controle van de EU-agentschappen) en wenst dat de positie van de Commissie in de raden van bestuur van de agentschappen opnieuw wordt bekeken (punt 90 van de resolutie over de prestaties, het financieel beheer en de controle van de EU-agentschappen). De Commissie zal uiterlijk eind 2012 een stappenplan voor de uitvoering van de gemeenschappelijke aanpak presenteren met concrete tijdschema's voor de geplande initiatieven. Daarin zal zij onder meer uiteenzetten welk gevolg zij aan de door het Parlement aangehaalde punten zal geven. De agentschappen zullen verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de acties die onder hun bevoegdheid vallen.

Nadere inlichtingen over Haïti zijn beschikbaar op:

http://ec.europa.eu/europeaid/where/acp/country-cooperation/haiti/haiti_en.htm http://eeas.europa.eu/delegations/haiti/projects/list_of_projects/projects_fr.htm http://eeas.europa.eu/delegations/haiti/projects/case_studies/index_fr.htm

16

17