Bijlagen bij COM(2011)382 - Tenuitvoerlegging van Verordening 116/2009 betreffende de uitvoer van cultuurgoederen1 januari 2000 - 31 december 2010

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Bijlagen 11

5.1. Bijlage1: Standaarduitvoervergunningen 12

5.2. Bijlage 2: Standaarduitvoervergunningen 2003–2010 – ontwikkeling 14

5.3. Bijlage 3: Specifieke open vergunningen 15

5.4. Bijlage 4: Personen/organisaties die houder zijn van specifieke open vergunningen 17

5.5. Bijlage 5: Algemene open vergunningen 18

5.6. Bijlage 6: Geweigerde uitvoervergunningen 20

5.7. Bijlage 7: Uitvoer waarbij niet-naleving van de voorschriften werd vastgesteld 22

INLEIDING

In Verordening (EG) nr. 116/2009[1] van de Raad 18 december 2008 (gecodificeerde versie), hierna de "basisverordening" genoemd, worden bepalingen vastgesteld om aan de buitengrenzen van de Gemeenschap een eenvormige controle op de uitvoer van cultuurgoederen te waarborgen. In bijlage I bij de verordening zijn de categorieën van cultuurgoederen vermeld die onder deze verordening vallen.

Voor de uitvoer van cultuurgoederen buiten het douanegebied van de Unie is een uitvoervergunning vereist. Deze uitvoervergunning wordt verleend door een bevoegde autoriteit van de lidstaat op het grondgebied waarvan het cultuurgoed zich wettig bevindt. Voor bepaalde categorieën van cultuurgoederen is een uitvoervergunning alleen nodig als de waarde van het object de financiële waardedrempel bereikt die is vastgesteld in bijlage I bij de verordening. Indien nodig raadpleegt de autoriteit die bevoegd is voor het verlenen van de uitvoervergunning de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van het object in kwestie. Douanecontroles zorgen ervoor dat alleen cultuurgoederen die vergezeld zijn van een geldige uitvoervergunning het grondgebied van de Unie kunnen verlaten.

De bepalingen die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van de basisverordening zijn vastgelegd in Verordening (EEG) nr. 752/93[2] van de Commissie van 30 maart 1993. Deze uitvoeringsverordening voorziet in drie soorten uitvoervergunningen: de standaardvergunning, de specifieke open vergunning en de algemene open vergunning.

Op grond van artikel 10 van de basisverordening moet de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité een verslag doen toekomen over de toepassing van deze verordening. Het eerste verslag van de Commissie werd in 2000[3] ingediend. Dit verslag bestrijkt de periode van 1 januari 2000 tot 31 december 2010 en geeft een beeld van de situatie in de Unie als geheel voor en na de twee opeenvolgende uitbreidingen van 1 mei 2004 en 1 januari 2007.

De bevindingen in dit verslag zijn gebaseerd op informatie die werd verstrekt door de autoriteiten van de lidstaten in antwoord op een vragenlijst van de Commissie, onder meer met betrekking tot het gebruik van vergunningen voor de periode van 2000-2010.

ONTWIKKELINGEN TUSSEN 1 JANUARI 2000 EN 31 DECEMBER 2010

Wijzigingen van de wetgeving

De oorspronkelijke basisverordening (Verordening (EEG) nr. 3911/92 van de Raad) werd in de betrokken periode twee maal gewijzigd en wel als volgt:

- Verordening (EG) nr. 974/2001[4] hield de aanpassingen in die nodig waren om rekening te houden met de invoering van de euro op 1 januari 2002 en om de betekenis te verduidelijken van de waarde 0 (nul) die als waardedrempel gold en die vervangen werd door de uitdrukking "ongeacht hun waarde".

- Verordening (EG) nr. 806/2003[5] paste de formulering van artikel 8 aan de bepalingen van Besluit 1999/468/EG[6] van de Raad inzake de comitéprocedure aan.

Naar aanleiding van een codificering werd de oorspronkelijke basisverordening ingetrokken bij en vervangen door Verordening (EG) nr. 116/2009. Deze codificering brengt alle bepalingen van de basisverordening en de daaropvolgende wijzigingen bijeen in één nieuw wetsbesluit, schrapt achterhaalde bepalingen en harmoniseert de terminologie die wordt gebruikt zodat de wetgeving toegankelijker en transparanter wordt.

De uitvoeringsverordening (Verordening (EEG) nr. 752/93 van de Commissie) werd tijdens de betrokken periode éénmaal gewijzigd. Met Verordening (EG) nr. 656/2004[7] van de Commissie werd het modelformulier voor de standaarduitvoervergunning van bijlage I vervangen zodat het in overeenstemming is met het model van de Verenigde Naties voor handelsdocumenten[8]. Verder werden toelichtingen verstrekt zodat het formulier op uniforme en correcte wijze kan worden ingevuld. Tevens werd de lidstaten de mogelijkheid geboden het document elektronisch op te stellen.

De uitvoeringsverordening moet eveneens worden gecodificeerd. De procedure hiertoe loopt momenteel.

Public atie van informatie in het Publicatieblad

De meest recente lijst van autoriteiten die bevoegd zijn uitvoervergunningen voor cultuurgoederen te verstrekken werd overeenkomstig artikel 3, lid 2, van de basisverordening bekendgemaakt in juli 2009[9].

De meest recente lijst van douane-autoriteiten die bevoegd zijn uitvoerformaliteiten voor cultuurgoederen af te handelen, werd overeenkomstig artikel 5, lid 2, van de basisverordening bekendgemaakt in juni 2009[10].

Vergaderingen van het comité

Het Raadgevend Comité voor de uitvoer en de teruggave van cultuurgoederen is in de betrokken periode acht maal bijeengekomen. Het comité heeft zich ook gebogen over vraagstukken die voortvloeien uit de toepassing van Richtlijn 93/7/EEG van de Raad betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht[11].

International e context

Ratificati e van de UNESCO- en UNIDROIT-overeenkomsten

Hoewel het aantal ratificaties in de betrokken periode is gestegen, hebben tot dusverre slechts 22 lidstaten de Unesco-overeenkomst van 1970[12] en slechts 12 lidstaten de Unidroit-overeenkomst van 1995[13] ondertekend.

WDO/UNESCO-modeluitvoercertificaat

In 2005 hebben de WDO (Werelddouaneorganisatie) en de UNESCO gezamenlijk het WCO-UNESCO-modeluitvoercertificaat voor cultuurgoederen opgesteld om de talloze bestaande uitvoercertificaten wereldwijd te harmoniseren en zo de douanecontroles te vergemakkelijken en het mogelijk te maken valse documenten op te sporen. Het voorgestelde certificaat is gebaseerd op het modelformulier voor de standaarduitvoervergunning van de Europese Unie.

Europe se context

Het op EU-niveau ingevoerde systeem met betrekking tot de uitvoer van cultuurgoederen, waarover dit verslag gaat, vormt een aanvulling op andere instrumenten en initiatieven die gericht zijn op de bescherming van cultuurgoederen.

De Commissie stelde drie verslagen op over de toepassing van Richtlijn 93/7/EEG[14] van de Raad, in 2000, 2005 en in 2009[15]. In het laatste verslag werd geconcludeerd dat een herziening van de richtlijn zou moeten worden overwogen. De Commissie richtte binnen het comité voor de uitvoer en de teruggave van cultuurgoederen een adhoc-werkgroep op die de knelpunten moest aangeven bij de toepassing van de richtlijn en oplossingen moest voorstellen. De werkgroep heeft zijn opdracht al uitgevoerd en zal het comité in 2011 zijn conclusies voorleggen. Omdat de bijlage bij deze richtlijn identiek is aan bijlage I bij de basisverordening, kan een besluit tot wijziging van de richtlijn rechtstreekse gevolgen hebben voor de verordening.

In de context van de tenuitvoerlegging van de Europese agenda voor cultuur[16] richtte de Raad in zijn werkplan voor cultuur (2008-2010) een werkgroep mobiliteit voor collecties op. Deze groep presenteerde zijn eindverslag in juni 2010[17]. Voortbouwend op de werkzaamheden van deze groep en als onderdeel van het werkplan voor cultuur 2011-2014[18], zal een nieuwe werkgroep onderzoeken hoe het proces van lenen en uitlenen kan worden vereenvoudigd waarbij het accent zal worden gelegd op staatsgarantieregelingen.

De conclusies van de Raad van november 2008 onderstreepten de noodzaak de illegale handel in cultuurgoederen te voorkomen en te bestrijden. In deze context heeft de Commissie opdracht gegeven tot een studie over het voorkomen en bestrijden van illegale handel in cultuurgoederen die eind 2011 moet zijn voltooid.

TENUITVOERLEGGING VAN DE REGELGEVING TUSSEN 1 JANUARI 2000 EN 31 DECEMBER 2010

Statisti sche gegevens over de tenuitvoerlegging door de lidstaten

Gebruik van de standaarduitvoervergunning overeenkomstig artikel 2, lid 1, van de uitvoeringsverordening

Voor elke uitvoer die onder de basisverordening valt, wordt normaal gesproken een standaarduitvoervergunning gebruikt. Een overzicht van de standaarduitvoervergunningen die door de lidstaten zijn afgeleverd, is opgenomen in bijlage 1 .

Bijlage 2 laat zien hoe het aantal vergunningen dat in de betrokken periode in de EU-15 (2003) tot de EU-27 (2010) werd verleend, zich heeft ontwikkeld. Ook wordt aangegeven welk aandeel de verschillende lidstaten vertegenwoordigen in het totaal aantal verleende vergunningen. Uit de cijfers blijkt dat de uitvoer van cultuurgoederen van de Europese Unie zich concentreert in drie lidstaten, met op de eerste plaats het VK met een gemiddelde van 45% voor de periode 2000-2010, gevolgd door Italië (ongeveer 26%) en Frankrijk (ongeveer 15%).

Sedert de uitbreiding van 1 mei 2004, werd slechts 1% van het totaal aantal vergunningen afgegeven door de nieuwe lidstaten. 46% hiervan werd verstrekt door Tsjechië, het enige land dat aangaf een groot aantal vergunningen te hebben verleend.

Het totale aantal verleende standaarduitvoervergunningen bereikte in 2007 een piek van 21 557 (stijging van 16 117 in 2000 (+ 34%)), om vervolgens te dalen tot 18 176 in 2010. Omdat in de nieuwe lidstaten slechts zeer weinig standaarduitvoervergunningen werden afgegeven, kan de waargenomen stijging niet worden toegeschreven aan de uitbreiding.

Gebruik van de specifieke open vergunning overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de uitvoeringsverordening

Een specifieke open vergunning wordt gebruikt voor de herhaalde tijdelijke uitvoer van een specifiek cultuurgoed door een persoon of organisatie. In bijlage 3 wordt een overzicht gegeven van het aantal specifieke open vergunningen dat in de lidstaten in omloop was.

Uit de cijfers blijkt dat slechts zeven lidstaten (Griekenland, Frankrijk, Cyprus, Nederland, Polen, Slovenië en het Verenigd Koninkrijk) gebruik hebben gemaakt van dit type vergunning, waarbij Polen voorop loopt.

Bijlage 4 vermeldt het aantal personen of organisaties die houder zijn van een specifieke open vergunning.

Gebruik van de algemene open vergunning overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de uitvoeringsverordening

Een algemene open vergunning wordt gebruikt voor de tijdelijke uitvoer van alle cultuurgoederen die deel uitmaken van de permanente collectie van een museum of andere instelling. In bijlage 5 wordt een overzicht gegeven van het aantal algemene open vergunningen dat in de lidstaten in omloop was.

Uit deze cijfers blijkt dat slechts acht lidstaten (Bulgarije, Duitsland, Griekenland, Frankrijk, Cyprus, Polen, Portugal en Slovenië) gebruik hebben gemaakt van dit type vergunning.

Hoewel specifieke en algemene open vergunningen slechts in een beperkt aantal lidstaten worden gebruikt, verklaren deze lidstaten dat dit type vergunningen een belangrijk instrument vormen voor het beheer en de controle van de uitvoer van cultuurgoederen.

Afwijzing van aanvragen voor standaardvergunningen

In bijlage 6 wordt een overzicht gegeven van het aantal aanvragen voor een vergunning dat door de bevoegde autoriteiten in de lidstaten werd afgewezen.

De voornaamste redenen om een aanvraag af te wijzen waren: i) de aanvraag was onvolledig; ii) het cultuurgoed in kwestie bleek deel uit te maken van het nationale erfgoed.

Het percentage afgewezen vergunningsaanvragen in de hele Unie is erg laag en bedraagt ongeveer 0,3% van alle vergunningen die werden verleend.

Uitvoer waarbij niet-naleving van de voorschriften werd vastgesteld

In bijlage 7 staat het aantal uitvoertransacties vermeld waarbij niet-naleving van de geldende voorschriften werd vastgesteld. Voor de periode van 10 jaar werden door de lidstaten in totaal 473 gevallen opgegeven, een zeer gering aantal in vergelijking met het aantal vergunningen dat werd verleend.

Een paar lidstaten gaven aan dat dit soort uitvoer over het algemeen door hun douaneautoriteiten werd opgespoord. Afhankelijk van het geval en de vigerende nationale wetgeving werden dergelijke gevallen verder afgehandeld door de bevoegde autoriteiten of door justitie. In sommige gevallen werd dit probleem opgelost door een vergunning met terugwerkende kracht te verlenen.

Control estrategie van de douane-autoriteiten

Een groot aantal lidstaten verklaarde dat de bescherming van cultuurgoederen een belangrijk aspect is van hun beleid en dat de douane-autoriteiten derhalve worden opgeleid om potentiële onwettige uitvoer van cultuurgoederen op te sporen.

De lidstaten verklaarden dat hun douanediensten gebruik maken van risicobeheersing bij de keuze van uitvoer die gecontroleerd moet worden. Dit houdt in dat zij strengere controles uitoefenen op zendingen met een hoog risico.

Sommige lidstaten verklaarden zich met name te concentreren op reizigers.

Beperking van bevoegde douanekantoren

Arti kel 5, lid 1, van de basisverordening biedt de lidstaten de mogelijkheid het aantal douanekantoren dat voor de vervulling van de uitvoerformaliteiten voor cultuurgoederen bevoegd is, te beperken.

Negen lidstaten (Bulgarije, Griekenland, Spanje, Cyprus, Luxemburg, Hongarije, Malta, Portugal en het Verenigd Koninkrijk) hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Over het algemeen is men van mening dat controles op deze wijze doelmatiger kunnen worden uitgevoerd en dat de samenwerking met musea en andere wetenschappelijke instellingen die nauw contact onderhouden met de aangewezen douanekantoren wordt verbeterd.

Administrati eve samenwerking

De meeste lidstaten verklaren dat er op nationaal niveau goed wordt samengewerkt tussen de verschillende autoriteiten (autoriteiten die vergunningen verlenen, douane, politie). Deze samenwerking houdt periodieke bijeenkomsten in alsmede gezamenlijke opleidingsactiviteiten. In sommige lidstaten wordt de samenwerking georganiseerd op basis van memoranda van overeenstemming of soortgelijke regelingen tussen de betrokken autoriteiten.

Italië verklaarde dat de autoriteiten die vergunningen verlenen rechtstreeks verbonden zijn aan de Comando Carabinieri Tutela Patrimonio Culturale, een gespecialiseerde politie-eenheid voor cultuurgoederen.

Sommige lidstaten verklaarden dat er op EU-niveau onvoldoende wordt samengewerkt. In 2003 werden richtsnoeren overeengekomen voor administratieve samenwerking als gevolg van werkzaamheden die waren uitgevoerd binnen het comité voor de uitvoer en de teruggave van cultuurgoederen. Het bleek echter moeilijk dit instrument voortdurend bij te werken.

Op internationaal niveau wordt samengewerkt met onder meer organisaties als EUROPOL en INTERPOL.

Gebruik van elektronische systemen

In een overgrote meerderheid van de lidstaten is het nog steeds niet mogelijk elektronisch een uitvoervergunning aan te vragen. Zelfs wanneer elektronische formulieren beschikbaar zijn, dient de feitelijke aanvraag schriftelijk te worden ingediend.

Sommige lidstaten verklaarden dat zij bezig zijn met de ontwikkeling van elektronische systemen om zowel het indienen van aanvragen als het verstrekken van uitvoervergunningen voor cultuurgoederen mogelijk te maken.

Suggesti es van de lidstaten

Wijziging van de waardedrempels voor bepaalde categorieën van cultuurgoederen

Artikel 10 van de basisverordening bepaalt dat de in bijlage I vermelde financiële waardedrempels verhoogd kunnen worden uitgaande van economische en monetaire indicatoren.

Uit besprekingen in het comité voor de uitvoer en de teruggave van cultuurgoederen bleek dat de meeste lidstaten er niet voor te vinden zijn de bestaande waardedrempels te wijzigen. De Commissie zal hiertoe dan ook geen voorstel indienen.

Instrument voor snelle informatieuitwisseling

Een aantal lidstaten was van mening dat de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten en de Commissie moest worden verbeterd en dat bijgewerkte contactgegevens via het internet toegankelijk moesten worden gemaakt.

Naar aanleiding van deze suggesties besloot de Commissie binnen het CIRCA een specifieke "belangengroep" op te richten voor de uitvoer van cultuurgoederen. Dit is een extranet-instrument dat is afgestemd op de behoeften van overheidsdiensten en dat een privéruimte biedt op het internet waar informatie en documenten alsmede andere functionaliteiten kunnen worden uitgewisseld.

Binnen deze ruimte werd een sectie opgericht met contactgegevens van de nationale autoriteiten. Het voortdurend bijwerken van deze informatie bleek echter problematisch.

Conclusi ES

De lidstaten verklaren in de dagelijkse praktijk geen belangrijke problemen te ondervinden bij de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de basisverordening en van de uitvoeringsverordening. Gebleken is dat de meeste lidstaten daadwerkelijk gebruik hebben gemaakt van het in 1993 ingevoerde stelsel voor de uitvoer van cultuurgoederen aan de buitengrenzen van de Unie, zij het in zeer uiteenlopende mate.

De werking van het stelsel zou kunnen worden verbeterd door mechanismen te ontwikkelen voor nauwere samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie.

De Commissie zal de ontwikkelingen in de context van andere initiatieven op EU- en internationaal niveau die op deze thematiek van invloed kunnen zijn, blijven volgen. Zij zal met name aandacht besteden aan de conclusies van de studie over de onwettige handel waarnaar wordt verwezen in punt 2.5. Indien blijkt dat verbeteringen van het stelsel nodig zijn, zal de Commissie zich hierover buigen.

* * *

De Commissie verzoekt het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité nota te nemen van dit verslag.

BIJLAGEN

Bijlage 1: Standaarduitvoervergunningen[19]

Jaar |

| 2000 |2001 |2002 |2003 |2004 |2005 |2006 |2007 |2008 |2009 |2010 | | BE | 0 |0 |0 |0 |0 |0 |0 |0 |0 |nvt |nvt | | BG | | | | | | | |21 |5 |0 |0 | | CZ | | | | |0 |0 |0 |0 |61 |2 |53 | | DK | 0 |0 |0 |0 |0 |0 |0 |1 |1 |nvt |nvt | | DE | 0 |0 |0 |0 |0 |0 |0 |0 |0 |0 |0 | | EE | | | | |0 |0 |0 |0 |0 |0 |0 | | IE | 0 |0 |0 |0 |0 |0 |0 |0 |0 |0 |0 | | EL | 0 |0 |0 |1 |2 |0 |0 |0 |0 |0 |0 | | ES | 0 |0 |0 |1 |1 |0 |0 |0 |0 |nvt |nvt | | FR | 17 |18 |17 |18 |6 |12 |12 |7 |22 |28 |18 | | IT | 0 |0 |0 |0 |0 |0 |0 |0 |0 |0 |0 | | CY | | | | |0 |0 |0 |0 |0 |0 |0 | | LV | | | | |0 |0 |0 |0 |0 |0 |0 | | LT | | | | |0 |0 |0 |0 |0 |0 |0 | | LU | 0 |0 |0 |0 |0 |0 |0 |0 |0 |nvt |nvt | | HU | | | | |0 |0 |0 |0 |0 |nvt |nvt | | MT | | | | |0 |0 |0 |0 |0 |0 |0 | | NL | 0 |0 |0 |0 |0 |1 |0 |0 |0 |0 |3 | | AT | 0 |0 |0 |0 |0 |1 |1 |0 |0 |1 |1 | | PL | | | | |79 |0 |0 |0 |0 |0 |0 | | PT | 0 |1 |0 |0 |0 |0 |0 |0 |0 |0 |0 | | RO | | | | | | | |0 |0 |0 |0 | | SI | | | | |0 |0 |0 |0 |0 |nvt |nvt | | SK | | | | |0 |0 |0 |0 |0 |0 |0 | | FI | 0 |0 |0 |0 |7 |6 |2 |0 |1 |0 |1 | | SE | 0 |0 |0 |0 |0 |0 |0 |2 |1 |0 |3 | | UK | 9 |9 |3 |1 |2 |3 |0 |6 |0 |2 |3 | | | | | | | | | | | | | | | Totaal |26 |28 |20 |21 |97 |23 |15 |37 |91 |33 |82 | |

[pic]

[1] Verordening (EG) nr. 116/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de uitvoer van cultuurgoederen (gecodificeerde versie) (PB L 39 van 10.2.2009, blz. 1). Deze verordening kwam in de plaats van Verordening (EEG) nr 3911/92 van de Raad van 9 december 1992, betreffende de uitvoer van cultuurgoederen (PB L 395 van 31.12.1992, blz. 1), die sedert 30 maart 1993 van toepassing was.

[2] Verordening (EEG) nr. 752/93 van de Commissie van 30 maart 1993 houdende toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 3911/92 van de Raad betreffende de uitvoer van cultuurgoederen (PB L 77 van 31.3.1993, blz. 24).

[3] Verslag van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité over de toepassing van Verordening (EEG) nr. 3911/92 van de Raad betreffende de uitvoer van cultuurgoederen en Richtlijn 93/7/EEG van de Raad betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht (COM(2000) 325 van 25.5.2000).

[4] Verordening (EG) nr. 974/2001 van de Raad van 14 mei 2001 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3911/92 betreffende de uitvoer van cultuurgoederen (PB L 137 van 19.5.2001, blz. 10).

[5] Verordening (EG) nr. 806/2003 van de Raad van 14 april 2003 tot aanpassing aan Besluit 1999/468/EG van de bepalingen betreffende de comités die de Commissie bijstaan in de uitoefening van haar uitvoeringsbevoegdheden die zijn vastgelegd in volgens de raadplegingsprocedure (gekwalificeerde meerderheid) goedgekeurde besluiten van de Raad (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).

[6] Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23).

[7] Verordening (EG) nr. 656/2004 van de Commissie van 7 april 2004 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 752/93 houdende toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 3911/92 van de Raad betreffende de uitvoer van cultuurgoederen (PB L 104 van 8.4.2004, blz. 50).

[8] Model van de Verenigde Naties voor handelsdocumenten, New York en Genève, 2002 (ECE/TRADE/270).

[9] PB C 164 van 16.7.2009, blz. 6.

[10] PB C 134 van 13.6.2009, blz. 9.

[11] Richtlijn 93/7/EEG van de Raad van 15 maart 1993 betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht (PB L 74 van 27.3.1993, blz. 74).

[12] UNESCO-Overeenkomst inzake de middelen om de onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van culturele goederen te verbieden en te verhinderen, Parijs, 14 november 1970; die geratificeerd werd door de volgende lidstaten: België, Bulgarije, Tsjechië, Denemarken, Duitsland, Estland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Cyprus, Litouwen, Hongarije, Nederland, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Finland, Zweden, Verenigd Koninkrijk.

[13] UNIDROIT-Overeenkomst inzake gestolen of illegaal geëxporteerde culturele voorwerpen, Rome, 24 juni 1995; geratificeerd door de volgende lidstaten: Denemarken, Griekenland, Spanje, Italië, Cyprus, Litouwen, Hongarije, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Finland.

[14] Zie voetnoot 11.

[15] COM(2000) 325 van 25.5.2000 (zie voetnoot 3), COM(2005) 675 van 21.12.2005 en COM(2009) 408 van 30.7.2009.

[16] Resolutie van de Raad van 16 november 2007 over een Europese agenda voor cultuur (PB C 287 van 29.11.2007, blz. 1).

[17] Eindverslag en aanbevelingen voor het comité cultuurzaken over de manier waarop de mobiliteit van collecties kan worden verbeterd, WDO-deskundigenwerkgroep mobiliteit van collecties, juni 2010.

[18] Conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over het werkplan voor cultuur 2011-2014 (PB C 325 van 2.12.2010, blz. 1).

[19] Voor lidstaten die hun statistieken per categorie hebben opgesteld, kunnen zich kleine verschillen voordoen in deze cijfers, omdat een vergunning meer dan één categorie kan omvatten.