Bijlagen bij COM(2010)569 - Progressieve verwezenlijking van de kyotodoelstellingen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2010)569 - Progressieve verwezenlijking van de kyotodoelstellingen.
document COM(2010)569 NLEN
datum 12 oktober 2010
bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG genoemde luchtvaartactiviteit hebben uitgeoefend, met specificatie van de administrerende lidstaat van elke vliegtuigexploitant.

7. Luchtvaart en EU-ETS: Verordening (EU) nr. 606/2010 van de Commissie11 inzake de goedkeuring van een vereenvoudigd instrument, ontwikkeld door de Europese Organisatie voor de veiligheid van de luchtvaart (Eurocontrol), voor de raming van het brandstofverbruik van bepaalde vliegtuigexploitanten met een geringe emissie.

Implementatie van de EU-regeling voor de handel in emissierechten (EU-ETS)

De eerste periode van de EU-ETS liep van 2005-2007. De aan de EU-ETS deelnemende bedrijven zitten nu in het midden van de tweede handelsperiode (2008-2012). In 2013 treedt een herzien systeem in werking. Voor meer informatie over de implementatie van de herziene EU-ETS wordt verwezen naar punt 3.2.

Tweede handelsperiode ( 2008-2012)

Het EU-brede emissieplafond voor 2008-2012 komt overeen met 2.081 miljard uitstootrechten per jaar, 10,5% minder dan wat aanvankelijk was voorgesteld in de door de lidstaten ingediende nationale toewijzingsplannen. In 2009 participeerden 11.032 installaties aan de regeling.

In 2009 bedroegen de geverifieerde emissies van onder de EU-ETS vallende installaties in de EU-27 1,85 miljard ton CO212, dat wil zeggen bijna 12% minder dan in 2008. De daling van de emissies heeft drie belangrijke oorzaken: de verminderde economische activiteit als gevolg van de recessie, het lage niveau van de gasprijzen in 2009 en de uitstootverminderingsmaatregelen die in de installaties zijn genomen.

Gebruik van JI en CDM door bedrijven

Elke lidstaat heeft als onderdeel van zijn tweede nationale toewijzingsplan een gebruikslimiet voor bedrijven vastgesteld wat betreft de credits die dankzij projecten (gemeenschappelijke uitvoering (JI) en het mechanisme voor schone ontwikkeling (CDM)) worden verkregen. Per jaar van de tweede handelsperiode kunnen door de ETS-installaties van alle lidstaten samen in totaal tot 278 miljoen gecertificeerde emissiereducties ("certified emission reductions" of CER's) of emissiereductie-eenheden ("emission reduction units" of ERU's) worden gebruikt. Dit komt overeen met 13,4% van het voor de EU vastgestelde plafond voor deze periode. In 2009 hebben de bedrijven 82 miljoen CER’s of ERU’s gebruikt, wat overeenstemt met 4,39% van alle ingeleverde emissierechten. Vanaf 2013 zullen de regels voor het gebruik van JI- en CDM-credits worden herzien zoals bepaald in de herziene EU-ETS-richtlijn13.

Voorgenomen gebruik van Kyotomechanismen door overheden

Tien lidstaten van de EU-15 en Slovenië hebben besloten Kyotomechanismen te gebruiken om hun Kyotodoelstellingen te verwezenlijken. Tezamen zouden deze EU-15-lidstaten zo 116,7 Mt CO2-equivalent per jaar verkrijgen om te voldoen aan hun verplichtingen in de eerste verbintenisperiode in het kader van het Protocol van Kyoto. Dit komt neer op ongeveer 2,7 procentpunten van het Kyotostreefcijfer van de EU-15 van -8% (zie tabel 12 in het werkdocument van de diensten van de Commissie). Als we echter naar de hoeveelheid credits kijken die al op de rekeningen van de lidstaten in het register is bijgeschreven, is dit cijfer veel kleiner en ligt het rond 28 Mt CO2-equivalent.

Deze tien lidstaten samen hebben besloten in totaal bijna 3 miljard euro te investeren in de verwerving van eenheden door middel van JI, CDM of handel in emissierechten. Spanje, Oostenrijk, Nederland, Luxemburg en Portugal hebben met respectievelijk 638 miljoen euro, 531 miljoen euro, 507 miljoen euro, 360 miljoen euro en 305 miljoen euro de grootste budgetten toegewezen voor de vijfjarige verbintenisperiode. In Slovenië wordt het budget geraamd op 80 miljoen euro.

Wat de door de lidstaten verkochte AAU's betreft, is volgens de gegevens in het register ca 56 Mt CO2-equivalent overgedragen. Tsjechië, Hongarije, Letland en Slowakije hebben gemeld dat zij credits willen verkopen.

Voorgenomen gebruik van koolstofputten

De lidstaten kunnen niet alleen beleid en maatregelen vaststellen ten aanzien van de diverse bronnen van broeikasgasemissies, zij kunnen ook gebruik maken van koolstofputten (zie tabel 13 in het werkdocument van de diensten van de Commissie). Uit de tot dusverre ingediende informatie blijkt dat de totale nettovastlegging door bebossings- en herbebossingsactiviteiten in de zin van artikel 3, lid 3, van het Protocol van Kyoto in de verbintenisperiode in de EU-15 ongeveer 12,1 Mt CO2 per jaar zal bedragen. Het gebruik van activiteiten in de zin van artikel 3, lid 4, in de EU-15 zal naar verwachting 27,7 Mt CO2 per jaar van de verbintenisperiode bijdragen. Samen met de bijdragen van EU-12 zal dit cijfer oplopen tot 34,2 Mt CO2 per jaar.

In totaal wordt verwacht dat met alle activiteiten als bedoeld in artikel 3, leden 3 en 4, de emissies in de EU-15-lidstaten tijdens de verbintenisperiode met 42,5 Mt CO2 per jaar zullen afnemen, wat neerkomt op ca. 12,5% van de vermindering met 341 Mt CO2 per jaar ten opzichte van het referentiejaar waartoe de EU-15 zich heeft verbonden.

VERWEZENLIJKING VAN DE DOELSTELLING VOOR 2020

Broeikasgasemissiereductiedoelstelling van de EU voor 2020

Het klimaatveranderings- en energiepakket heeft voor de EU-27 een broeikasgasemissiereductiedoelstelling van 20% tegen 2020 vastgesteld. De totale EU-inspanning om de broeikasgasemissies tegen 2020 met 20% te verlagen ten opzichte van het niveau in 1990 (of anders gezegd een vermindering met 14% ten opzichte van 2005), wordt als volgt over de EU-ETS- en niet-EU-ETS-sectoren omgeslagen:

8. een vermindering met 21% ten opzichte van 2005 voor de sectoren die onder de EU-ETS vallen;

9. een vermindering met ongeveer 10% ten opzichte van 2005 voor de sectoren die niet onder de EU-ETS vallen.

De broeikasgasemissiereductiedoelstellingen zijn verankerd in de door de Europese Raad in juni 2010 goedgekeurde strategie voor banen en slimme, duurzame en inclusieve groei (de Europa 2020-strategie). In het kader van die strategie moet ieder jaar een balans worden opgemaakt over de voortgang bij de verwezenlijking van die doelstellingen.

Beleidsmaatregelen ter ondersteuning van de doelstellingen

De emissieplafonds voor de periode 2013 tot 2020 zijn vastgelegd in de beschikking inzake de verdeling van de inspanningen en in de herziene ETS-richtlijn. Tegelijkertijd zullen ook andere beleidsmaatregelen op EU-schaal ertoe bijdragen dat de lidstaten hun doelstellingen bereiken, zoals de bindende doelstellingen voor hernieuwbare energie, de emissienormen voor nieuwe personenauto's, de CCS-richtlijn en de richtlijn brandstofkwaliteit. Naast deze EU-brede maatregelen zullen ook nationale beleidsmaatregelen een belangrijke rol spelen, met name wat de reductie van niet-ETS-emissies aangaat.

Geraamde afstand tot de doelstellingen

Uit tabel 1 en de laatste prognoses van de Commissie die rekening houden met de gevolgen van de economische crisis blijkt dat de uitgevoerde nationale beleidsmaatregelen vanaf 2009 niet meer volstaan om in het jaar 2020 de beoogde EU-emissiereductiedoelstellingen te bereiken.

Tabel 1: Interne EU-27- broeikasgasemissiereducties in het referentiescenario

Referentiescenario EU-27 | Totale broeikasgassen | Niet-ETS-sectoren |

Totale broeikasgasemissies 2005-2020 | -7% | -3,5% |

Reductiedoelstellingen 2005-2020 | -14% | -10% |

Opmerking: Voor meer informatie over de prognoses wordt verwezen naar COM(2010) 265 definitief en het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie SEC(2010) 650, deel 2.

Bron: Europese Commissie

Ondanks de positieve trend inzake nakoming van de Kyotoverplichtingen die uit de prognoses voor 2008-2012 naar voren komt, zijn meer inspanningen en extra beleidsmaatregelen vereist om de doelstellingen voor 2020 te verwezenlijken. De met de beschikking inzake de verdeling van de inspanningen en de herziene ETS-richtlijn geboden flexibiliteit, bijvoorbeeld het gebruik van projectcredits, zal ook bijdragen aan het bereiken van de doelstellingen.

Uit de prognoses blijkt dat de totale niet-ETS-broeikasgasemissies in de EU-27 volgens het Primes-GAINS-referentiescenario tussen 2005 en 2020 met 3,5% zullen afnemen (zie tabel 1). Deze afname vloeit grotendeels voort uit de teruggang van niet-CO2-emissies met ca. 8% en een stabilisering van CO2-emissies, die met ca. 1% dalen. Naar verwachting wordt in het jaar 2020 de niet-ETS-doelstelling voor de EU van ca. -10% niet gehaald. Zonder gebruik van JI/CDM is de afstand tot het EU-streefniveau ca. 6% (zie figuur 6), zodat er nog steeds aanvullende maatregelen moeten worden genomen en synergie moet worden ontwikkend met de uitvoering van de richtlijn inzake hernieuwbare energie en de beschikking inzake de verdeling van de inspanningen. Volgens de prognoses zullen tien lidstaten hun niet-ETS-doelstelling al met de huidige beleidsmaatregelen halen. Voor deze landen heeft de 'afstand tot de doelstelling' in figuur 6 een negatieve waarde; het betreft Bulgarije, Tsjechië, Estland, Griekenland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Portugal en Roemenië. Volgens de Primes-GAINS-prognoses zullen zeventien lidstaten, waaronder de acht grootste niet-ETS-emissielanden en de EU-27 als geheel, hun niet-ETS-doelstelling niet bereiken.

Figuur 6: Geraamde afstand tot de 2020-doelstellingen voor niet-ETS-sectoren

[pic]

Bron: Europese Commissie. Om de vergelijkbaarheid van de gegevens in de tijd te waarborgen, wordt 'niet-ETS-sectoren' hier gebruikt in de betekenis die dat begrip heeft vanaf 2013, d.w.z. met uitsluiting van de huidige niet-ETS-sectoren die in 2013 onder de ETS gaan vallen.

SITUATIE IN DE KANDIDAAT-LIDSTATEN

De broeikasgasemissies in Kroatië lagen in 2008 0,6% lager dan in 199014 en 3,7% lager dan in 2007. Volgens de prognoses van de 5e nationale mededeling zal Kroatië problemen gaan ondervinden om zijn Kyotodoelstelling met de huidige beleidsmaatregelen te bereiken.

De broeikasgasemissies van IJsland zijn tussen 1990 en 2008 met 44% toegenomen en lagen in 2008 9% hoger dan in 2007. Rekening houdend met besluit 14/CP.7 ligt IJsland volgens de broeikasgasprognoses in zijn 5e nationale mededeling op koers om aan zijn Kyotodoelstelling te voldoen.

In 2008 bedroegen de emissies van Turkije 366,5 Mt CO2-equivalent. Dit betekent een stijging van 96% ten opzichte van 1990 (187 Mt CO2-equivalent) en een daling van 3,5% ten opzichte van 2007. Turkije heeft geen broeikasgasreductieverplichting uit hoofde van het Protocol van Kyoto.

Een geactualiseerde inventaris van de broeikasgasemissies in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië is niet beschikbaar. De meest recente gegevens komen uit de 2e nationale mededeling en hebben betrekking op de periode 1990-2002. Tussen 1990 en 2002 is de totale broeikasgasuitstoot van dit land met circa 10% gedaald.

Voor meer informatie wordt verwezen naar deel 2 van het werkdocument van de diensten van de Commissie.