Bijlagen bij COM(2010)429 - Uitvoering van Verordening 1889/2005 betreffende de controle van liquide middelen die de EG binnenkomen of verlaten, overeenkomstig artikel 10 van deze verordening

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Bijlage 1 bevat de statistieken van de aangiften en vastleggingen van alle lidstaten tussen 15 juni 2007 en 30 juni 2009.

In deze periode hebben de lidstaten 178 351 aangiften ontvangen voor een totaal bedrag aan liquide middelen van 79 922 miljoen euro. Hiervan waren er 101 824 aangiften bij binnenkomst en 76 527 aangiften bij vertrek.

Bijlage 2 geeft een grafisch overzicht van de rapportage van de lidstaten over het aantal verzamelde aangiften en toont aan dat er grote verschillen bestaan.

Voor de verslagperiode waren DE, IT en FR goed voor respectievelijk 25 %, 22,5 % en 13 % van het totale aantal ontvangen aangiften, gevolgd door ES (9 %), LT (4,5 %), PL (4 %), VK (3,5 %) en BG (3 %).

Het is nodig om op deze statistieken te blijven toezien om de tenuitvoerlegging van de controles op het vervoer van liquide middelen in de lidstaten sterker te harmoniseren.

Uit bijlage 3 blijkt dat het aantal aangiften in de lidstaten eind 2008 fors is toegenomen (van 13 196 aangiften in het derde kwartaal van 2007 naar 28 210 in het laatste kwartaal van 2008). Dat cijfer daalde weer tot 27 236 in het tweede kwartaal van 2009. Hetzelfde patroon komt naar voren in bijlage 4 die betrekking heeft op het bedrag in euro's dat met deze aangiften overeenkomt (5 432 miljoen euro in het derde kwartaal van 2007, 13 051 miljoen euro in het laatste kwartaal van 2008 en 9 496 miljoen euro in het tweede kwartaal van 2009). Naar alle waarschijnlijkheid hebben het aantal aangiften en de daarmee overeenkomende bedragen in euro's de algehele daling van de economische bedrijvigheid in 2009 als gevolg van de bankencrisis gevolgd.

In het tweede kwartaal van 2009 is meer dan 63 % van de aangiften gedaan op luchthavens, 30 % bij grensovergangen over de weg, 5 % in havens en 2 % bij grensovergangen via het spoor. 86,2 % van de aangiften was afkomstig van particuliere geldkoeriers, 13,8 % van professionele geldkoeriers.

Informatie over toewijzing van controlebevoegdheden aan nationale autoriteiten

Controlebevoegdheden in de lidstaten

De controles in de lidstaten zijn gericht op de ingediende aangiften, de passagiers, de bagage en het vervoermiddel. Alle lidstaten hebben meegedeeld dat zij fysieke controles verrichten. Nagenoeg alle lidstaten gebruiken scanapparatuur. Vier lidstaten hebben meegedeeld dat zij opgeleide speurhonden inzetten.

Controles kunnen pas efficiënt en effectief zijn als er gebruik wordt gemaakt van een passende risicobeheersingsstrategie. Twaalf lidstaten hebben meegedeeld dat zij voor de controle op het vervoer van liquide middelen een specifieke nationale strategie toepassen. Andere lidstaten hebben gemeld dat zij voor de controle op het vervoer van liquide middelen risicoanalysecriteria gebruiken op de belangrijkste plaatsen van binnenkomst en uitgang. Zeventien lidstaten hebben aangegeven dat zij risicoprofielen gebruiken en achttien lidstaten dat zij gebruik maken van door inlichtingensystemen gegeneerde waarschuwingen, die zij ontvangen of zelf afgeven. Vier lidstaten hebben gemeld dat zij nationale doelgerichte acties tezamen met andere bevoegde autoriteiten verrichten.

Controleresultaten

De vastleggingen van de lidstaten (zie bijlage 1) hebben betrekking op 13 019 gevallen en vertegenwoordigen een bedrag van 1 632 miljoen euro. De volgende lidstaten nemen het merendeel van deze vastleggingen voor hun rekening: DE (40 %), FR (20 %), IT (12 %), VK (10 %), NL (6 %), PT (4 %), ES (4 %). Deze belangrijke verschillen komen tot uiting in het grafische overzicht van bijlage 5 met het aantal vastleggingen.

Verschillende lidstaten hebben geen of slechts weinig vastleggingen gerapporteerd. In sommige gevallen wijst dit er veeleer op dat de lidstaat niet in staat is gegevens centraal op te roepen dan dat er te weinig controles worden uitgevoerd (zie informatie in 3.4.2. ). Andere lidstaten hebben een zeer hoog aandeel van vastleggingen gerapporteerd in vergelijking met het aantal spontane aangiften (zie bijlage 6). Door nauw toe te zien op de controleresultaten zullen mogelijke verschillen in de controleaanpak tussen de lidstaten opgespoord en gevolgd kunnen worden, zodat eventueel kan worden bijgestuurd naar een volledige geharmoniseerde controleaanpak door de lidstaten.

Het aantal vastleggingen is stelselmatig toegenomen van 552 gevallen in het derde kwartaal van 2007 tot 2 300 gevallen in het tweede kwartaal van 2009 (zie bijlage 7). Het daarmee overeenkomende bedrag in euro's, dat in bijlage 8 is weergegeven, was relatief stabiel over deze periode, behalve voor de vastleggingen in het laatste kwartaal van 2008, hetgeen toe te schrijven is aan één vaststelling in Duitsland in verband met een niet-aangegeven verhandelbaar instrument aan toonder met een hoge waarde (33 miljoen euro in het derde kwartaal van 2007, 1 149 miljoen euro in het laatste kwartaal van 2008 en 72,5 miljoen euro in het tweede kwartaal van 2009).

Informatie over de vastlegging en verwerking

Registratie en verwerking van aangiften inzake het vervoer van liquide middelen

Alle lidstaten hebben gerapporteerd dat zij informatie over de aangiften registreren. Veertien lidstaten doen dit in een geautomatiseerde centrale databank. In de meeste gevallen betreft het een stand-alone databank op centraal niveau, soms met rechtstreekse toegang voor de nationale FIE (in twee lidstaten wordt de centrale databank bijgehouden door de nationale FIE). In de meeste gevallen kunnen de geregistreerde gegevens momenteel niet rechtstreeks worden opgeroepen door andere bevoegde autoriteiten zoals de nationale FIE.

De lidstaten die hebben gerapporteerd dat zij de registratie van de aangiften niet hebben geautomatiseerd, maken gewoonlijk gebruik van Excel-bestanden of een lokale databank.

Registratie en verwerking van niet-vrijwillige aangiften inzake het vervoer van liquide middelen en bij controle verkregen gegevens

25 lidstaten hebben meegedeeld dat zij de gegevens die zij bij hun controles op het vervoer van liquide middelen verkrijgen, registreren en verwerken. Eén lidstaat deelde mee dat hij dit soort gegevens niet bewaarde, ofschoon artikel 5 van de verordening liquidemiddelencontrole dit uitdrukkelijk van de lidstaten vereist. Twaalf lidstaten registreren de gegevens in een geautomatiseerde centrale databank. De andere lidstaten registreren de gegevens in databanken in de lokale douanecontroleposten. Eén lidstaat meldde dat hij alleen de opgespoorde onregelmatigheden registreerde, en een andere dat hij alleen de resultaten van strenge controles registreerde.

Registratie en verwerking van gegevens over in bewaring genomen liquide middelen

Procedures voor de inbewaringneming van liquide middelen zijn niet verplicht, aangezien in artikel 4 van de verordening liquidemiddelencontrole is bepaald dat liquide middelen bij een administratieve beslissing in bewaring MOGEN worden genomen. 23 lidstaten hebben gerapporteerd dat zij de gegevens over in bewaring genomen liquide middelen registreren en verwerken. SE en FR hebben meegedeeld dat zij dit soort gegevens niet registreren. Voor PL en BE is geen informatie beschikbaar.

Vijftien lidstaten (AT, BG, CY, DE, EE, ES, FI, IE, IT, LV, LT, NL, PT, SL en VK) registreren de in bewaring genomen liquide middelen in een centrale databank. Zeven lidstaten (DK, EL, LU, HU, RO, SK en SE) verwijzen naar een databank in de lokale douanekantoren, terwijl CZ deze gegevens rechtstreeks doorgeeft aan de nationale FIE.

De lidstaten verstrekken de Commissie momenteel geen statistische gegevens over de in bewaring genomen liquide middelen. In de nabije toekomst zullen de lidstaten dankzij een nieuwe module van het douane-informatiesysteem van OLAF (DIS) alle gegevens in verband met de inbewaringneming van liquide middelen kunnen invoeren.

Terbeschikkingstelling van gegevens aan de financiële inlichtingeneenheden

21 lidstaten stellen alle gegevens van aangiften inzake het vervoer van liquide middelen spontaan ter beschikking van hun nationale FIE. Alleen FI, IT en het VK hebben gerapporteerd dat zij deze gegevens pas ter beschikking stellen op verzoek, terwijl CY en HU alleen in verdachte gevallen gegevens ter beschikking stellen van de nationale FIE. De gegevens worden de FIE ter beschikking gesteld per mail, via de post, bij officiële brief of door onmiddellijke toegang tot de databank waarin de aangiften worden geregistreerd. De frequentie waarmee deze gegevens worden verstrekt, varieert van onmiddellijke toezending via een rechtstreekse toegang tot de databank, over dagelijks, wekelijks of maandelijks, tot maximaal om de drie of vier maanden (2 lidstaten).

Sommige lidstaten meldden dat de procedures om de nationale FIE in te lichten, sneller verliepen wanneer de gegevens betrekking hadden op de ontdekking van verdachte geldbewegingen.

De meeste lidstaten (AT, BG, CY, CZ, DE, DK, EE, EL, FI, HU, IE, IT, LU, MT, NL, RO, SK, SL, SE en VK) rapporteerden dat zij gegevens over verdachte aangiften ter beschikking stelden van de nationale FIE (geen informatie beschikbaar voor BE, FR, PL en PT). Sommige lidstaten (LV, DE, LT) stellen de gegevens ter beschikking van de nationale FIE door deze dienst rechtstreeks toegang te geven tot de databank met alle gegevens over de aangiften inzake het vervoer van liquide middelen. In ES en NL wordt de centrale databank met de gegevens over het vervoer van liquide middelen al bij de nationale FIE bijgehouden.

Door de verschillen tussen de lidstaten op het vlak van de organisatie van de FIE en de relaties met de andere bevoegde autoriteiten, is het moeilijk met voorstellen te komen voor sterker geharmoniseerde procedures voor gegevensuitwisseling tussen douane en FIE's.

Smurfing

Zestien lidstaten hebben gerapporteerd dat zij specifieke controles uitvoeren op geldbewegingen onder de drempel van 10 000 euro wanneer er aanwijzingen zijn dat die geldbewegingen verband houden met illegale activiteiten, een praktijk die ook bekend staat als "smurfing". Dit is mogelijk op grond van artikel 5, lid 2, van de verordening liquidemiddelencontrole. De meeste lidstaten stellen deze gegevens ook ter beschikking van de nationale FIE.

Uitwisseling van gegevens tussen de lidstaten onderling en met de Commissie

Aangezien er geen comité bestaat dat de Commissie kan helpen bij het beheer van de verordening liquidemiddelencontrole, heeft de Commissie een permanente werkgroep met alle lidstaten opgericht, die driemaal per jaar bijeenkomt. Deze werkgroep wordt gefinancierd met middelen uit het Douane 2013-kaderprogramma, dat samenwerkingsactiviteiten tussen de lidstaten en de Commissie financiert. De werkgroep houdt zich voornamelijk bezig met de verbetering van de gegevensuitwisseling, de harmonisatie van de procedures, de vaststelling van beste praktijken en het creëren van een passend platform waar de autoriteiten van de lidstaten hun standpunten over de uitvoering van de verordening liquidemiddelencontrole kunnen uitwisselen. Met dit doel is ook het handboek met richtsnoeren voor de controle op het vervoer van liquide middelen, dat onlangs door de werkgroep werd goedgekeurd, opgesteld.

De lidstaten en de Commissie zouden baat hebben bij een comitéprocedure, zodat een hoger niveau van harmonisatie zou kunnen worden bewerkstelligd.

Daarnaast werd een specifieke virtuele belangengroep opgericht in een beveiligde extranetomgeving, zodat overheidsdiensten inlichtingen kunnen uitwisselen en aan discussieforums kunnen deelnemen. Hier is ook informatie beschikbaar over de centrale contactpunten van de lidstaten en de contactpunten die de klok rond bereikbaar zijn, zodat een snelle uitwisseling van gegevens tussen de bevoegde autoriteiten mogelijk wordt. De lidstaten moeten deze informatie actueel houden.

Uitwisseling van gegevens tussen de lidstaten

De lidstaten hebben gerapporteerd dat zij met behulp van diverse instrumenten gegevens over controles op het vervoer van liquide middelen uitwisselen. Dit omvat onder meer het informatiesysteem voor fraudebestrijding van OLAF (AFIS), dat is opgezet bij Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften[8]. De lidstaten wisselen ook gegevens over risico's uit via het elektronische risico-informatiesysteem (RIF), dat is opgezet in het kader van het communautaire douanerisicobeheerssysteem van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek[9]. Er is ook melding gemaakt van rechtstreekse contacten via de centrale contactpunten voor de controle op het vervoer van liquide middelen, tussen douanekantoren op het terrein, via inlichtingeneenheden, contactpunten van ordehandhavingsdiensten of het netwerk van verbindingsofficieren voor fiscale misdrijven, en het gebruik van specifieke IT-applicaties van Europol.

In de context van de Groep douanesamenwerking van de Raad organiseren de lidstaten regelmatig gezamenlijke acties. Tijdens het Franse voorzitterschap is een gezamenlijke douaneactie op het gebied van controle op het vervoer van liquide middelen door geldkoeriers uitgevoerd onder de naam "Athena".

Uitwisseling van gegevens met de Commissie

Alle lidstaten verstrekken de Commissie op kwartaalbasis statistische gegevens over de uitvoering van de verordening liquidemiddelencontrole. Deze gegevens worden verwerkt en ter beschikking gesteld van alle lidstaten.

De lidstaten verstrekken de Commissie via AFIS de gegevens over gevallen waarin er aanwijzingen zijn dat de liquide middelen betrekking hebben op de opbrengsten van misdrijven of andere onwettige activiteiten ten nadele van de financiële belangen van de EU. In de DIS-module, die deel uitmaakt van het AFIS-systeem, zullen de lidstaten gegevens kunnen invoeren over in bewaring genomen, in beslag genomen of geconfisqueerde liquide middelen. In het Referentiebestand van onderzoeksdossiers op douanegebied (FIDE) van het AFIS-systeem moet informatie over door de douane ingeleide onderzoeken worden ingevoerd zodat kan worden nagegaan of er in een lidstaat een strafrechtelijk onderzoek is gevoerd naar een persoon (of bedrijf). In FIDE zijn maar weinig gevallen ingevoerd en de DIS-module is nog niet actief.

Statistieken over uitwisseling van gegevens

Voor gevallen waarin er aanwijzingen bestaan dat de aangegeven of ontdekte liquide middelen verband houden met onwettige activiteiten ter zake van het vervoer van die liquide middelen, kunnen de lidstaten gegevens uitwisselen overeenkomstig artikel 6 van de verordening liquidemiddelencontrole. De lidstaten hebben slechts weinig gevallen gemeld en de Commissie erop gewezen dat deze moeilijk te kwantificeren zijn omdat de gegevens gewoonlijk worden uitgewisseld op ad-hocbasis via rechtstreekse contacten tussen handhavingsambtenaren waarvan de centrale diensten niet in kennis worden gesteld. Gezien het belang van een adequate gegevensuitwisseling heeft de Commissie met de lidstaten een projectgroep opgericht om de uitwisseling van gegevens te versterken.

Uitwisseling van gegevens met derde landen

De verordening liquidemiddelencontrole verplicht niet tot uitwisseling van gegevens met derde landen. De lidstaten hebben gegevens uitgewisseld op basis van internationale overeenkomsten inzake wederzijdse bijstand, bilaterale verdragen, rechtstreekse contracten met centrale contactpunten in derde landen, het douanenetwerk voor fraudebestrijding CEN en het netwerk van verbindingsofficieren voor fiscale misdrijven. Er is ook melding gemaakt van gegevensuitwisseling via de nationale FIE.

De Commissie heeft algemene informatie over de beschikbare mechanismen verspreid in het kader van de FATF.

Met de VS zijn beste praktijken en ervaringen uitgewisseld op een bijzondere EU-/VS-bijeenkomst van de Douane 2013-werkgroep liquidemiddelencontrole in april 2008.

Vertrouwelijkheid/gegevensbescherming/veiligheid

In alle lidstaten is de volgende wetgeving van toepassing:

Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[10], en

Besluit van de Commissie van 29 november 2001 (2001/844/EG, EGKS, Euratom). Dit besluit bevat de voorschriften voor de rubricering van gegevens met het oog op de veiligheid ervan[11].

Algemene bepalingen inzake vertrouwelijkheid / bepalingen inzake beroepsgeheim

De meeste lidstaten (AT, BG, CY, CZ, DE, EL, ES, FI, FR, EE, HU, IE, IT, LV, MT, PL, RO, SE, SL en VK) hebben gerapporteerd dat zij specifieke maatregelen inzake gegevensbescherming hebben genomen in verband met de gegevensuitwisseling over het vervoer van liquide middelen. Voor BE, LU en PT is geen informatie beschikbaar. In de realiteit passen de meeste lidstaten algemene maatregelen betreffende de bescherming van persoonsgegevens toe. Voorts hebben zeer weinig lidstaten gemeld dat zij maatregelen hebben genomen voor de rubricering van gegevens met het oog op de veiligheid ervan. Vier lidstaten (DK, LT, NL en SK) hebben aangegeven dat de algemene gegevensbeschermings-, gegevensbeveiligings- en vertrouwelijkheidsmaatregelen ook van toepassing zijn op de gegevens in verband met het vervoer van liquide middelen.

Er kan worden geconcludeerd dat de meeste lidstaten zorgen voor een algemeen minimumniveau van vertrouwelijkheid of bescherming van de persoonsgegevens in de informatie over het vervoer van liquide middelen. Slechts weinig lidstaten hebben specifieke maatregelen inzake liquidemiddelencontrole genomen om de bescherming van de desbetreffende persoonsgegevens te garanderen, of hebben de gegevens die bij liquidemiddelencontroles worden verzameld, gerubriceerd om de veiligheid ervan te garanderen.

Sancties

Alle lidstaten hebben voorschriften vastgesteld die voorzien in sancties indien niet aan de aangifteplicht wordt voldaan. De sancties van de meeste lidstaten kunnen worden beschouwd als evenredig, afschrikkend en doeltreffend, behalve bij een paar lidstaten waar het bedrag van de bestuurlijke sanctie ontoereikend lijkt om een afschrikkend effect te hebben. De Commissie heeft deze lidstaten verzocht dit euvel snel te verhelpen.

Achttien lidstaten kunnen andere sancties toepassen dan de louter bestuurlijke sancties zoals bepaald in artikel 9 van de verordening liquidemiddelencontrole. Deze sancties omvatten het inbeslagnemen of vasthouden van liquide middelen wanneer er een vermoeden van onwettige activiteiten bestaat, (hogere) boetes, opsluiting of confiscatie van de liquide middelen.

De lidstaten hebben geen verplichting om de Commissie statistieken over de opgelegde sancties toe te zenden. De beschikbare ad-hocinformatie bevestigt evenwel dat de meeste lidstaten daadwerkelijk sancties hebben opgelegd.

CONCLUSIES

De door de lidstaten verstrekte informatie toont een over het algemeen bevredigend beeld van de recente tenuitvoerlegging van de verordening liquidemiddelencontrole. De lidstaten hebben bevoegde autoriteiten aangewezen om ervoor te zorgen dat passagiers aan hun aangifteplicht voldoen, aangiften inzake vervoer van liquide middelen worden verwerkt en controles worden uitgevoerd op passagiers, bagage en vervoersmiddelen. De lidstaten hebben ook een systeem voor sancties en/of inbewaringneming van liquide middelen opgezet voor de gevallen waarin de aangifteverplichting niet wordt nageleefd. Zij hebben de nodige maatregelen getroffen om ervoor te zorgen dat de gegevens die bij de aangifte worden verkregen, ter beschikking worden gesteld van de nationale FIE. In voorkomend geval wisselen ze gegevens uit met andere lidstaten, de Commissie en derde landen, met inachtneming van de normen inzake vertrouwelijkheid en gegevensbescherming. Gelet op de verschillen tussen de lidstaten op het vlak van ontvangen aangiften en uitgevoerde controles is het zaak nauw op hen toe te zien om een sterkere harmonisatie in de tenuitvoerlegging van de verordening liquidemiddelencontrole te bewerkstelligen. Waar nodig zal van de lidstaten worden verlangd dat zij corrigerende maatregelen nemen.

Bij een aantal lidstaten zijn enkele tekortkomingen vastgesteld op het gebied van de vastlegging, verwerking en terbeschikkingstelling van controlegegevens en op het gebied van de invoering van nationale sancties. De Commissie neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de EU-wetgeving betreffende liquidemiddelencontrole in alle lidstaten juist ten uitvoer wordt gelegd.

AANBEVELINGEN

Op basis van de ervaring met de praktische tenuitvoerlegging van de verordening liquidemiddelencontrole kan worden geconcludeerd dat een grondige herziening van de verordening NIET nodig is.

Wel kan worden overwogen om het regelgevingskader voor liquidemiddelencontrole op enkele punten aan te passen:

- herziening van artikel 3 van de verordening liquidemiddelencontrole om een oplossing te bieden voor de praktische problemen van de lidstaten met de controle van transitpassagiers;

- invoering van een gemeenschappelijk EU-aangifteformulier inzake vervoer van liquide middelen, op basis van het gemeenschappelijk aangifteformulier dat thans door de meeste lidstaten wordt gebruikt, ten behoeve van een verdere harmonisatie van de verzamelde gegevens, een sterkere bewustmaking van de reizigers en een eventuele automatisering;

- invoering van verplichte (kwartaal-)rapportage aan de Commissie van de door de lidstaten verzamelde statistieken, om te garanderen dat kan worden toegezien op de doeltreffendheid van de verordening liquidemiddelencontrole. De rapportage is thans gebaseerd op vrijwillige akkoorden;

- invoering van een voorlichtingsverplichting in verband met de aangifteplicht bij het vervoer van liquide middelen. Momenteel gebeuren alle voorlichtingsacties op vrijwillige basis;

- instelling van een comitéprocedure om de discussies met de lidstaten over het beheer van de verordening liquidemiddelencontrole te institutionaliseren;

- eventuele vaststelling van een uitvoeringsverordening van de Commissie voor technische elementen zoals het formaat van het gemeenschappelijke aangifteformulier of de inhoud van de rapportagevereisten.

Een grotere harmonisatie zou al kunnen worden bereikt door beste praktijken uit te wisselen en de procedures sterker te harmoniseren met behulp van "soft law", zoals richtsnoeren of technische overeenkomsten tussen de lidstaten, via de werkgroep liquidemiddelencontrole.

Voor een volledige harmonisatie van de controles op het vervoer van liquide middelen die de EU binnenkomen en verlaten, zou een wijziging van de verordening liquidemiddelencontrole vereist zijn.

BIJLAGE 1:

Samenvattende statistieken van aangiften en vastleggingen van vervoer van liquide middelen- alle lidstaten -Q3 2007 – Q2 2009

[pic]

IT, PL en GR hebben voor Q3 en Q4 2007 geen gegevens inzake liquidemiddelencontroles verstrekt.BE heeft voor Q3 2007 geen gegevens verstrekt.

BIJLAGE 2:

Aantal aangiften inzake vervoer van liquide middelen- alle lidstaten -Q3 2007 tot Q2 2009

[pic]

IT, PL en GR hebben voor Q3 en Q4 2007 geen gegevens inzake liquidemiddelencontroles verstrekt.BE heeft voor Q3 2007 geen gegevens verstrekt.

BIJLAGE 3:

Ontwikkeling van het aantal aangiften inzake vervoer van liquide middelen– totalen –Q3 2007 tot Q2 2009

[pic]

IT, PL en GR hebben voor Q3 en Q4 2007 geen gegevens inzake liquidemiddelencontroles verstrekt.BE heeft voor Q3 2007 geen gegevens verstrekt.

BIJLAGE 4:

Ontwikkeling van de aangiften inzake vervoer van liquide middelen uitgedrukt in de daarmee overeenkomende bedragen in euro's– totalen –Q3 2007 tot Q2 2009

[pic]

IT, PL en GR hebben voor Q3 en Q4 2007 geen gegevens inzake liquidemiddelencontroles verstrekt.BE heeft voor Q3 2007 geen gegevens verstrekt.

BIJLAGE 5:

Aantal vastleggingen inzake vervoer van liquide middelen- alle lidstaten -Q3 2007 tot Q2 2009

[pic]

IT, PL en GR hebben voor Q3 en Q4 2007 geen gegevens inzake liquidemiddelencontroles verstrekt.BE heeft voor Q3 2007 geen gegevens verstrekt.

BIJLAGE 6:

Verhouding tussen vastleggingen en het totale aantal aangiften inzake vervoer van liquide middelen- alle lidstaten -Q3 2007 tot Q2 2009

[pic]

IT, PL en GR hebben voor Q3 en Q4 2007 geen gegevens inzake liquidemiddelencontroles verstrekt.BE heeft voor Q3 2007 geen gegevens verstrekt.

BIJLAGE 7:

Ontwikkeling van het aantal vastleggingen inzake vervoer van liquide middelen– totalen –Q3 2007 – Q2 2009

[pic]

IT, PL en GR hebben voor Q3 en Q4 2007 geen gegevens inzake liquidemiddelencontroles verstrekt.BE heeft voor Q3 2007 geen gegevens verstrekt.

BIJLAGE 8:

Ontwikkeling van de vastleggingen inzake vervoer van liquide middelen uitgedrukt in de daarmee overeenkomende bedragen in euro's– totalen –Q3 2007 – Q2 2009

[pic]

IT, PL en GR hebben voor Q3 en Q4 2007 geen gegevens inzake liquidemiddelencontroles verstrekt.BE heeft voor Q3 2007 geen gegevens verstrekt.

[1] PB L 309 van 25.11.2005, blz. 9-12.

[2] Alle antwoorden zijn binnengekomen uiterlijk 25 februari 2009, behalve van België, dat niet heeft geantwoord. De informatie in het verslag is derhalve gebaseerd op de informatie van 26 lidstaten. In de statistieken betreffende de liquide middelen zijn alle lidstaten opgenomen.

[3] PB L 309 van 25.11.2005, blz. 15-36.

[4] PB L 345 van 8.12.2006, blz. 1-9.

[5] De in dit verslag verstrekte informatie over de controles op het vervoer van liquide middelen binnen de EU loopt niet vooruit op een standpunt dat de Commissie mogelijkerwijs kan innemen over de verenigbaarheid van deze nationale maatregelen met artikel 65 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

[6] PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1 – 766.

[7] Deze overeenkomst voorziet erin dat de lidstaten statistieken over de liquide middelen verstrekken waarin geen gegevens zijn opgenomen over aangiften en controles inzake het vervoer van liquide middelen binnen de EU.

[8] PB L 82 van 22.3.1997, blz. 1-16.

[9] PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1-50.

[10] PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31-39.

[11] PB L 317 van 3.12.2001, blz. 1.