Bijlagen bij COM(2006)794 - In overeenstemming met artikel 19, lid 1, van richtlijn 2003/96/EG (ambulante verkopers)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage II bij de energiebelastingrichtlijn. Deze machtiging vervalt eind 2006.

In haar mededeling van juni 2006 " Evaluatie van de derogaties in bijlage II en III bij Richtlijn 2003/96/EG van de Raad die eind 2006 vervallen " (hierna "de mededeling van 2006" genoemd)[4] gaf de Commissie een overzicht van de breed opgezette flexibiliteit waarin de energiebelastingrichtlijn voorziet, en concludeerde zij dat er geen verdere maatregelen nodig zijn wanneer de communautaire wetgever bij de vaststelling van de richtlijn al rekening heeft gehouden met de onderliggende doelstellingen van sommige derogaties. Voor derogaties in verband met doelstellingen waaraan de algemene bepalingen van de richtlijn niet tegemoetkomen, werd daarentegen geconcludeerd dat wanneer individuele lidstaten van oordeel zijn dat een derogatie uit specifieke beleidsoverwegingen nodig blijft en verenigbaar kan zijn met de doelstellingen van de richtlijn - dat wil zeggen de in artikel 19, lid 1, derde alinea, genoemde belangen en beleidsvormen -, zij overeenkomstig de procedure van dat artikel een daartoe strekkend verzoek bij de Commissie moeten indienen.

4. Evaluatie door de Commissie

Ten aanzien van de specifieke beleidsoverwegingen die Frankrijk aanvoert, merkt de Commissie op dat zij betrekking hebben op nationale beleidsdoelstellingen met een hoofdzakelijk regionaal karakter, die voor een lidstaat inderdaad een rechtvaardiging voor overheidssteun kunnen vormen. De derogatie is evenwel nooit aangemerkt als een instrument van dergelijk beleid.

Voorts is de Commissie van oordeel dat het specifieke karakter van de bedoelde situaties en de daarmee samenhangende aangevoerde beleidsoverwegingen niet in verhouding staan tot het algemene karakter van het beoogde belastingvoordeel. Het voordeel is immers niet beperkt tot dienstverlening in gebieden waar dit specifiek nodig is, maar wordt verleend aan alle ambulante verkopers met een vaste inrichting in een kleine gemeente voor de brandstof die zij bij hun ambulante verkoop verbruiken. Bovendien, en meer in het algemeen, kunnen de bedoelde situaties doeltreffender worden aangepakt met instrumenten die verenigbaar zijn met het Gemeenschapsrecht en die beter aansluiten bij de specifieke diensten die door de handelaren in kwestie worden verleend, in tegenstelling tot een vrijstelling voor belastingen die uitsluitend het gevolg zijn van consumptie. In dit verband moet worden benadrukt dat de extra kosten voor de personen die deze specifieke activiteit verrichten, niet uitsluitend worden veroorzaakt door het brandstofverbruik. Daarom lijkt een doelgerichter instrument beter te zijn geschikt voor de verwezenlijking van de door Frankrijk genoemde doelstellingen.

Bij de vormgeving van de maatregel (volledige vrijstelling van belasting binnen de grenzen van een jaarlijks quotum) is onvoldoende rekening gehouden met de doelstellingen van de energiebelastingrichtlijn, met name het bieden van stimulansen voor energie-efficiency en milieubescherming. In dit verband is de Commissie van oordeel dat de in artikel 19, lid 1, derde alinea, genoemde belangen en beleidsvormen zich verzetten tegen het verlenen van een dergelijke machtiging.

5. Conclusie

De argumenten van Frankrijk ter rechtvaardiging van de derogatie hebben betrekking op nationale beleidsdoelstellingen met een hoofdzakelijk regionaal karakter, die voor een lidstaat inderdaad een rechtvaardiging voor overheidssteun kunnen vormen. Er bestaan echter veel betere middelen om die doelen te ondersteunen, zowel wat aard als reikwijdte betreft, zonder dat de bovengenoemde communautaire belangen in het gedrang komen door een afwijkende vrijstelling van geharmoniseerde belastingen.

Bijgevolg doet de Commissie geen voorstel tot het verlenen van de verzochte machtiging .

Deze conclusie belet Frankrijk evenwel niet buiten het kader van de geharmoniseerde accijns en in volledige[5] overeenstemming met het Gemeenschapsrecht instrumenten vast te stellen, die geen betrekking hebben op accijnsrechten en dezelfde doeleinden beter en effectiever zouden dienen dan de beoogde derogatie.

[1] Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (PB L 283 van 31.10.2003 blz. 51). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijnen 2004/74/EG en 2004/75/EG (PB L 157 van 30 april 2004, blz. 87 en blz.100).

[2] Op 16 oktober 2006.

[3] Richtlijn 92/81/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op minerale oliën (PB L 316 van 31.10.1992). Deze richtlijn is, samen met Richtlijn 92/82/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de onderlinge aanpassing van de accijnstarieven voor minerale oliën, met ingang van 31 december 2003 ingetrokken bij Richtlijn 2003/96/EG van de Raad.

[4] COM(2006) 342 van 30 juni 2006 Evaluatie van de derogaties in bijlage II en III bij Richtlijn 2003/96/EG van de Raad die eind 2006 vervallen .

[5] Met inbegrip van de staatssteunregels.