Bijlagen bij COM(1998)471 - Uitvoering van het programma Douane 2000

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(1998)471 - Uitvoering van het programma Douane 2000.
document COM(1998)471 NLEN
datum 24 juli 1998
bijlage).

De concrete resultaten van die acties moeten over een bepaald tijdsverloop worden beoordeeld. Verschillende acties hebben het mogelijk gemaakt moeilijkheden betrefFende de toepassing van de douanerecht voor zowel de administraties als de ondernemingen te omschrijven, en waren aldus aanleiding voor de Commissie tot het voorstellen dan wel laten bestuderen van wijzigingen in het bestaande recht (bijvoorbeeld: het douanetoezicht op de communautaire vrije zones; bewijs van de communautaire status van goederen

vervocrd onder de rcgding voor het maritiem douanevervoer) of hebbcn waardevolle gcgevens opgeleverd voor dc uitwerking van wctsvoorstcllcn, bijvoorbccld op bet gebied van dc hervorming van dc douancvcrvoerregelingen of de modernisering van de economische douancregelingen.

Andere acties waren minder op rechtsontwikkelingen gericht maar hebben bijgedragen tot het verbeteren van de door de administrates in het kader van de toepassing van de voorschriften gebruikte werkmethoden. Dergelijke verbeteringen konden op verschillende gebieden worden vastgesteld (bijvoorbeeld: de controle van handbagage in de luchthavens, de toepassing van de voorschriften inzake facultatieve zekerheidstellingen en actieve veredeling).

Verder doet de monitoring het besef toenemen dat de activiteiten van de douanediensten een Europese dimensie hebben, omdat het onderhouden van contacten tussen de op de verschillende bestudeerde gebieden verantwoordelijke Europese douaneambtenaren erdoor wordt bevorderd.

Het ontvangen van onvoldoende gegevens over eventuele follow-up-acties in de lidstaten heeft evenwel tot gevolg dat de echte invloed van de monotoring-acties op de werking van de douaneadministraties niet voldoende kan worden geevalueerd.

3.2. Annniocdiging tot het gecoordineerd uitwerken en toepassen van nieuwe werkmethoden.

Het gecoordineerd uitwerken van nieuwe werkmethoden is bevorderlijk voor aanpassingen van de douanediensten aan de zich ontwikkelende economische omstandigheden, omdat de homogeniteit en de samenhang van het douaneoptreden binnen de Gemeenschap erdoor toeneemt.

Voor de vijf in de Bcschikking genoemde gebieden heeft de tenuitvoerlegging geleid tot de volgende acties:

3.2. L Organisatie van douanecontmles op basis van risicoanalyses

Een aantal lidstaten heeft zich speciaal beziggehouden met het gebruik van risicoanalyses als basis voor het organiseren van de door de douaneadministraties uit te voeren controles, zodat die zich in de eerste plaats richten op situaties welke inzake onregelmatigheden of een slechte toepassing van de communautaire voorschriften een groot aantal risicofactoren vertonen.

De gecoordineerde ontwikkeling van die analysetechnieken in alle lidstaten op basis van gemeenschappelijke criteria is nodig om op alle plaatsen van het douanegebied van de Gemeenschap tot, inzake niveau en doeltreffendheid, vergelijkbare controles te komen.

Uitgaande daarvan heeft de Commissie in samenwerking met de lidstaten een eerste gemeenschappelijke methodologische aanpak uitgewerkt waaraan concrete vorm werd gegeven in een “gids voor risicoanalyse bij de douane”, waarvan de publicatie en de verspreiding van 4200 exemplaren in alle douanediensten op dit ogenblik bezig is.

Bovendien werd in overeenstemming met artikel 9, lid 1, van de Beschikking betreffende Douane 2000 besloten een modelproject op te zetten dat betrekking heeft op de omschrijving van risicoprofielen op communautair niveau. Dit modelproject wordt opgestart in 1998 en zal voortbouwen op de resultaten van de voorbereidende studie welke in de loop van 1997 met de lidstaten werd uitgevoerd, evenals op de ecrste resultaten welke werden besproken op het Matthaeus-seminarie van oktober 1997 te Namcn in Belgie. Het wordt een gezamenlijk project van de Commissie en de lidstaten.

3.2.2.    Het gebruik van auditlechnieken voor het verifiiiren van de rekeningen van ondernemingen

In 1995 werd een ad-hoc-groep opgericht die belast is met het opstellen van de richtsnoeren inzake financiele controle. Na een eerste fase waarin gegevens over de in de lidstaten bestaande praktijken en werkzaamheden werden verzameld en geanalyseerd, en met name gebruik werd gemaakt van de resultaten van een te Athene (GR) in juni 1997 gehouden Matthaeus-seminarie over de financiele controle bij ondernemingen met het oog op de ontwikkeling van een gemeenschappelijke aanpak, is de groep begin dit jaar effectief met zijn werkzaamheden gestart. De voltooiing van die werkzaamheden wordt verwacht tegen april 1999.

3.2.3.    Convenanten tu.ssen de douane het bedrijfsleven

Een vertrouwensklimaat tussen de douane en het bedrijfsleven moet in een ongedwongen sfeer kunnen tot stand komen maar moet ook de mogelijkheid creeren om een aantal gezamenlijke initiatieven te nemen op het gebied van het beheer van de douaneregelingen en -procedures. In verband hiermee werd de sluiting van convenanten met het bedrijfsleven zeer sterk aanbevolen door het Europees Parlement, dat met betrekking daartoe een door het Economisch en Sociaal Comite zeer gunstig onthaald amendement van artikel 9 van de Beschikking opstelde. Een in het “actieprogramma voor het douanevervoer in Europa” opgenomen maatregel heeft hierop eveneens betrekking6.

Met inachtneming van de verrichte werkzaamheden voor het uitwerken van een convenant met het bedrijfsleven in het kader van de vernieuwde douanevervoerregelingen wordt dit thema in de loop van 1998 nog verder onder de loep genomen door een ad-hoc-groep die zal proberen in samenwerking met de douaneadministraties en het bedrijfsleven een model voor een convenant tussen douane en bedrijfsleven op te stellen. Bedoelde groep wordt in haar opdracht geinitieerd op een “Douane 2000”-seminarie waarop de juridische problemen, de concrete voordelen en de in de lidstaten tot stand gekomen praktijken worden besproken.

3.2.4.    Vereenvoudiging van dc douanepmcedurcs

De Raad heefl op 25 oktobcr 1996 een resolutie aangenomen over de vereenvoudiging van de douaneprocedures en het Europees Parlement heefl tijdens de debatten betreffende de Beschikking gewezen op het belang van die vereenvoudiging. Die vereenvoudiging is in overeenstemming met de ruimere maatregelen welke worden besproken in het kader van de G7, de “Transatlantische Dialoog” en de ASEM, waar de Commissie het standpunt van de Gemeenschap coordineert en vertolkt.

De invoering van vereenvoudigde procedures in de EU stelt de Gemeenschap eveneens in staat een progressief standpunt in te nemen bij de besprekingen over het vergemakkelijken van de handel in het kader van de WHO.

In het kader van Douane 2000 vormt zij de basisgedachte van alle door de Commissie ingediende voorstellen tot wijziging van het communautair douanewetboek.

De Commissie heefl dan ook een voorstel ingediend dat gericht is op de invoering bij de douaneadministraties van een algemene vereenvoudigde procedure voor het in het vrije verkeer brengen van goederen. Met betrekking tot dit voorstel werd in het kader van het programma Douane 2000 in oktober 1997 te Brighton (VK) een seminarie gehouden. Dit voor het bedrijfsleven toegankelijke seminarie heefl het mogelijk gemaakt alle aspecten van een dergelijke procedure ondcr de loop te nemen en door gedachtenwisseling tusscn de verschillende partijen tot mecr duidelijkheid te komen. In verband met deze procedure worden in een aantal lidstaten in de loop van 1998 modelprojecten met geiiiteresseerde ondcrncmingen opgezet.

Het vereenvoudigingsdoel maakt eveneens deel uit van de voorstellen tot wijziging van het wetboek en van de uitvoeringsvoorschriflen gericht op de modernisering en vereenvoudiging van de economische douaneregelingen en het douanevervoer evenals van het eenvormig maken van de toepassing van de preferentiele-oorsprongregels die op 1 juli 1997 in werking zijn getreden voor een dertigtal landen (EG - EVA - LMOE - Malta - Slovenie) en de mediterrane landen.

DG XXI heefl bovendien alle afdelingen van het Douanewetboek-comite verzocht na te gaan welke voorschriflen en procedures op belangrijke wijze kunnen worden vereenvoudigd zonder dat daardoor afbreuk wordt gedaan aan de doeltreflendheid van de controles. De Commissie heefl in verband hiermee eveneens een studie gefinancierd die tot doel heefl de economische gevolgen te onderzoeken van de vervanging van de “costs - insurance - freight”(cif)- door de “free on board”(fob)-voorwaarden als basis voor het berekenen van de invoerwaarde.

3.2.5.    Rationed gehmik van de middelen: douanelaboratoria

Op grond van artikel 12 van de Beschikking werd een werkgroep belast met een onderzoek van de voorwaarden voor samenwerking tussen de douanelaboratoria van de lidstaten met het oog op de totstandbrenging van een echt Europees netwerk van douanelaboratoria waarvan de prestaties en de

8

doeltreflendheid te vcrgelijken zijn met die van een groot geintegreerd laboratorium. De/.e werkgroep heefl zijn werkzaamheden in april 1998 beeindigd en deed naar aanleiding daarvan voorstellen die betrekking hebben op:

- de instelling van een groep voor de coordinate van laboratoriumwerkzaamheden (GCL);

- de totstandbrenging van een gemeenschappelijk gegevensbank inzake analysemethoden en -procedures;

- de uitwerking en toetsing van analysemethoden en -procedures;

- de invoering van kwaliteitscontrole- en erkenningsregelingen voor de laboratoria.

Dezc door de Commissie aan liet comite Douanebeleid in april 1998 voorgelcgdc aanbevelingen wcrdcn door de bevoegde instances van de nationale administrates aanvaard en worden tegen eind 2000 ten uitvoer gelegd.

3.2.6.    Een gemeenschappelijke aanpak van het heheer: resnltaatmeiingen

Artikel 4 van de Beschikking voorziet in “een toepassing van het Gemeenschapsrecht die op alle plaatsen van het douanegebied van de Gemeenschap gelijkwaardige resultaten waarborgt”. Met het oog op de verwezenlijking van deze doelstelling werd een project opgezet waarbij alle lidstaten betrokken zijn. Op de uitvoering ervan wordt toegezien door een stuurgroep waarin 6 lidstaten en de Commissie zijn vertegenwoordigd. In de eerste fase, tijdens de herfst van 1997, werden de in de lidstaten bestaande meetsystemen onderzocht en uit dal onderzock bleek dat die systemen meer aan nationale dan aan communautaire behoeften beantwoorden. De tweede fase is daarom gericht op het uitwerken van een communautair meetsysteem, ten aanzien waarvan voorstellen werden opgesteld en uitvoerig werden besproken op een studiebijeenkomst voor alle lidstaten in juni 1998. Verwacht wordt dat thans opdracht zal worden gegeven tot het uitvoeren van een aantal voorbereidende studies voor het uittesten van de meethypothesen.

3.2.7.    De gecoordineerde opzet van een computerverxverkingssysteem voor de donaneprocedures

Met het oog op zowel de toename van het handelsverkeer - en derhalve van de met beperkte middelen te bekostigen douaneverrichtingen - als van de behoefte aan informatie- en gegevensuitwisseling tussen de douaneadministraties van de Gemeenschap in het kader van de eengemaakte markt, is het nodig dat op gecoordineerde wijze wordt voorzien in de voor de vereiste gegevensverwerking en communicatie geschikte computerapparatuur. Dit element is eveneens belangrijk met betrekking tot de samenhang van het beheer van de douane-unie.

Dit is niet alleen een prioriteit in hct kader van Douane 2000 maar werd als zodanig eveneens opgenomen in hct IDA-programma7, waarin op douanegebied een aantal informaticaprojecten worden erkend als “beantwoordend aan een specifieke behoefte en door de Gemeenschap moetende worden gesteund om in de gehele Gemeenschap operationeel te kunncn worden”.

De eerste fase van het IDA-programma (1995-1997) omvatte acht projecten betreffende douaneaangelegenheden, te weten de projecten VIES, TRANSIT, QUOTA, de EBTI, TARIC, SCENT-SID/FISCAL, SEED-EXCISE CONTROL, en CCN/CSI. IDA wordt voortgezet zonder douaneprojecten, maar de douaneprojecten worden thans gegroepeerd in de programma’s FISCALIS (VIES, SCENT) en Douane 2000 (het douanevervoer en de rest).

De begroting voor het voormalige IDA-programma werd, op basis van de toewijzing van 1997, zo verdeeld dat van de oorspronkelijke 39,3 miljoen ecu 23,6 miljoen ecu naar IDA 2 en 15,7 miljoen ecu naar de douaneprojecten gaat.

Voor de financiering van de douaneprojecten werd vooraf een totaal bedrag vastgelegd dat bovengenoemd bedrag van 15,7 miljoen ecu plus de van andere begrotingslijnen overgeschreven kredieten omvat. Deze totale toewijzing van 22 miljoen ecu in 1997 werd in 1998 verhoogd tot 27,9 miljoen ecu (waarvan 20,5 miljoen ecu naar Douane 2000 gaat) en de Commissie stelt voor 1999 29,8 miljoen ecu voor (waarvan 22,4 miljoen ecu naar Douane 2000 zou gaan), hetgeen overeenkomt met een netto verhoging van 35% in twee jaar en de haalbaarheid van de douaneprojecten waarborgt.

Omdat het IDA-programma afliep, en met het oog op de doorzichtigheid, werden alle informaticakredieten voor de douane vanaf 1 januari 1998 door de begrotingsautoriteit op de voor de financiering van activiteiten in het kader van Douane 2000 bedoelde lijn B5-3030 samengebracht. Met grootste gedeelte van het bedrag op de op Douane 2000 bctrekking hebbende begrotingslijn gaat daardoor naar de computerisering (16,4 miljoen ecu op een totaal van 20,4 miljoen ecu in 1998).

• Het belangrijkste gedeelte van die middelen (bijna de helft van de kredieten voor automatisering in 1998) gaat naar projecten die bijdragen tot de op de douanevervoerregelingen betrekking hebbende computerisering:

- Het Douanevervoerprogramma (New Computerised Transit Sytem -NCTS) heeft vertragingen opgelopen waarvan het Europees Parlement en de Raad in kennis werden gesteld. De Commissie heeft een nieuwe, in februari 1998 door de deelnemende landen goedgekeurde, strategic uitgewerkt waardoor het mogelijk moet worden vanaf het einde van het le kwartaal van 1999 de belangrijkste in het kader van dit programma tot stand komende diensten operationeel te maken.

- Het project “ Common Communication Network/Common System Interface (CCN/CSI)” heeft tot doel een gemeenschappelijk platform voor de douanc- en belastingadministratics van de lidstatcn en de diensten van de Commissie te creeren, zodat het mogelijk wordt snel en met de grootse zekerheid grote hoeveelheden economische gegevens snel uit te wisselen. De financiering ervan is gekoppeld aan die van het FISCALIS-programma, dat betrekking heeft op de indirecte belastingen (met name het VIES-systeem voor de uitwisseling van gegevens betreffende de BTW), en het platform wordt gebruikt in het kader van het douanevervoerprogramma vanaf het eerst kwartaal van 1999 maar ook in het kader van andere douanesystemen, zoals dat voor de uitwisseling van gegevens over fraude (AFIS), de bindende tariefinlichtingen (EBTI), het geautomatiseerd geintegreerd tarief (TAR1C) of QUOTA (beheer van de tariefcontingenten), waar het reeds in gebruik is of zal worden genomen in de loop van het laatste kwartaal van 1998.

- De automatisering maakt het mogelijk een gemeenschappelijk architectuur voor de berichtenuitwisseling te gebruiken en zal dus bijdragen tot de standaardisering van de douanegegevens. De Commissie concentreert haar activiteiten op de specificering van een uniform model voor administratieve berichten - de computerversie van het huidige “Enig Document” - dat zal worden gebruikt in het kader van de in- en uitvoerregelingen, alsook in het kader van de computerisering van het douanevervoer zodra die in de loop van het le kwartaal van 1999 operationeel wordt.

De belangrijkste andere uitgewerkte of in voorbereiding zijnde projecten gericht op gevensuitwisseling tussen de lidstaten onderling evenals tussen de lidstaten en de Commissie in het kader van het beheer van de douane-unie, hebben betrekking op de volgende toepassingen:

• Tarifaire-gegevensbases.

- Het QUOTA-systeem wordt gebruikt voor het beheer van de tariefcontingenten en van de onder toezicht op Unie-niveau staande invoer van goederen.

- Het TARIC-systeem voorziet de douaneadministraties van de lidstaten continu van bijgewerkte gegevens betreffende alle communautaire maatregelen in het kader van de in- en uitvoer van goederen.

Het bindende-tariefinlichtingensysteem (BT1) voorziet in de real-time centralisatie van de door de lidstaten ten behoeve van het bedrijfsleven genomen besluiten betreffende indelingen in het gemeenschappelijk douanetarief (GDT). Tegen bedoelde door de administratie van een lidstaat genomen indelingsbesluiten kan namelijk door de andere administrates van de Unie gedurende een termijn van 6 jaar niet worden ingegaan. Dit systeem helpt een gelijke behandeling garanderen voor alle ondernemingen, ongeacht de plaats die zij voor hun vrijmakingsverrichtingen kiezen, en de vergissingen of onregelmatigheden corrigeren die te wijten zijn aan een slechte toepassing van liet GDT. Deze applicatie licel't reeds veel succes geoogst bij de ondernemingen, die jaarlijks gcmiddeld 20 000 verzoeken indienen (de gegevensbank bevat op dit ogenblik 120 000 beschikbare BT1).

- Een vergelijkbare applicatie met inlichtingen betretTende de oorsprong (ORNET) bevindt zich op dit ogenblik nog in het ontwikkelingsstadium en wordt in de loop van het le kwartaal van 1999 operationeel.

• Systemen in ontwikkeling of uitbreiding welke door de Commissie worden gebruikt voor het verbeteren van de ofTiciele publicaties, zoals met name:

- Het bcheersysteem voor de regelgeving betreflende de gecombineerde nomenclatuur, dat werd ontwikkeld met het oog op de verbetering van het beheer van de publicatie van de voorschriften betreflende de gecombineerde nomenclatuur. Dit project is in het prototype-stadium en zou binnenkort operationeel moeten worden.

- Het tariefschorsingensysteem ter ondersteuning van de onderhandelingen over en de publicatie van de voorschriften inzake autonome tariefschorsingen. Dit sedert 1996 operationeel systeem werd op verzoek van de gebruikers in 1997 verbeterd en met een aantal functies uitgebreid.

• Fraudebestrijding

Op fraudebestrijdingsgebied voorziet de computerisering de gespecialiseerde diensten van de Commissie en de lidstaten van applicaties voor het snel uitwisselen van vertrouwelijke en gevoelige gegevens (gevallcn van fraude, illegale handel, gevoelige producten).

De belangrijkste met de technische architectuur van de Anti-fraud Information Systems (AF1S) verband houdende en daarin gei'ntegreerde applicaties zijn het “Early Warning System” (EWS, gebruikt in het kader van het douanevervoer in afwachting van de ontwikkeling van de NCTS-applicatie), dat weliswaar operationeel is in het kader van het douanevervoer maar nog niet algemeen wordt geexploiteerd, het Douane-informatiesysteem (SID) dat in het tenuitvoerleggingsstadium verkeert, en het “System for Customs Enforcement Network” (SCENT 3).

3.3. Versterking van het gemeensclinppelijk opleidingsbeleid, ontwikkeld in het kader van het Matthaeiis-programina voor de totstandbrenging van een “gemecnschappelijk basisprogranuna voor opleiding” ten behoeve van de doelstellingen van het douanebcleid.

Opleiding staat centraal in de modernisering van de douaneadministratie en de aanpassing daarvan aan nieuwe en efliciente werkmethoden en controletechnieken. Op communautair niveau worden de gemeenschappelijke opleidingsacties uitgevoerd en ontwikkeld in het kader van het Matthaeus-programma. Dit programma staat derhalve centraal in het door Douane 2000 ingestelde dispositief.

Sedert 1996 worden de opleidingsacties van het Matthaeus-programma gepland met inachtneming van de voor het douanebeleid vastgestelde prioriteiten. In dit verband neemt het Matthaeus-programma de “component opleiding” van Douane 2000 voor zijn rekening.

Ter uitvoering van artikel 14 van de beschikking Douane 2000 en tegelijk met andere acties die in het kader van het Matthaeus-programma worden uitgevoerd, zijn in 1997 en 1998 de volgende acties ten uitvoer gelegd:

3.3.1.    Totstandhrenging van ecu "net van veranlwoordelijken van de douaneopleidingscentra ” van de lidstaten.

Een eerste bijeenkomst van de verantwoordelijken van de opleidingscentra heeft in februari 1998 in Parijs plaatsgehad en een tweede bijeenkomst is voor november 1998 in Londen gepland.

Doel van dit net, het embryo van een “academie voor de communautaire douanediensten” is de praktische organisatie van de uitwisseling van docenten en leerlingen tussen de opleidingscentra van de lidstaten en van pedagogisch materiaal en de voorbereiding van opleidingsseminars voor leidinggevend personeel (followup van het seminar van Elsinore (DK) in juni 1997).

3.3.2.    Ontwikkeling van het gemeenschappelijk opleidingsprogramma

Het oorspronkelijke gemeenschappelijk opleidingsprogramma, vastgesteld bij beschikking van de Commissie van 13 december 1992 (PB L 165 van 23.1.1992, biz. 14), beschrijfl de minimum gemeenschappelijke basisopleiding die aan de douaneambtenaren van de Unie moet worden verstrekt. Dit programma is in samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten in de loop van 1996 en 1997 verdiept om de inhoud daarvan naargelang van de opleidingsbehoeften van het personeel in verband met hun taken te preciseren. Daartoe zijn begin 1998 zestien opleidingsprogramma’s vastgesteld, die vorm geven aan de inhoud en het doel van de verschillende hoofdstukken van het oorspronkelijke gemeenschappelijk opleidingsprogramma en die vanaf 1998 door de nationale opleidingscentra ten uitvoer zijn gelegd.

3.3.3.    Vol/ooiing van de opleidingsprogramma \s voor de nationale opleidingscentra.

Deze lespakketten, bestemd voor de permanente opleiding van douaneambtenaren en die bijdragen tot de totstandbrenging van een gemeenschappelijk basisprogramma voor opleiding, worden in nauwe samenwerking met de nationale administraties samengesteld. Tot dusver zijn er reeds drie opleidingspakketten (namaak, afValbeheer, gemeenschappelijk landbouwbeleid). Verschillende andere pakketten liggen momenteel ter studie of zijn in uitvoering, waaronder een pakket over het douanevervoer.

3.3.4.    Uilbreiding van de opleiding tot de geassocieerde landen

De opleiding van douaneambtenaren in het kader van het Matthaeus-programma is uitgebreid tot de geassocieerde landen op grond van het uit het budget voor Douane 2000 gefmancierd proefproject. Deze landen nemen sedert 1996 deel aan de programma’s voor de uitwisseling van ambtenaren en aan de Matthaeus-seminars en zullen in aanmerking komen voor de gemeenschappelijke opleidingsprogramma’s.

Gezien het succes van dit proefproject, zal de uitbreiding van het programma tot de geassocieerde landen van Midden en Oost-Europa het voorwerp uitmaken van een aanpassing van de beschikking oin hen in staat te stellen overeenkomstig de voorwaarden vastgelegd in de Europa-overeenkomsten of de aanvullende protocollen betrefTende hun deelname aan de communautaire programma’s deel te nemen. Daarnaast zal het programma ook worden uitgebreid tot Cyprus en Turkije voorzover de communautaire wetgeving terzake dat toelaat.

3.4. Verdiepen van de voorlichting en coninuinicatie met de gebruikers van de douane.

De aanpassing van de douane aan de behoeften om de internationale handel is niet mogelijk zonder een nauwe dialoog met de “gebruikers” van de douane, namelijk de deelnemers aan het internationale handelsverkeer.

Parallel met de contacten die de Commissie en de nationale administraties met de ondernemingen onderhouden, is ook gestreefd naar het ontwikkelen van een gestructureerde dialoog ter verbetering van de communicatie en de wederzijdse informatie met de ondernemingen die deelnemen aan het internationale handelsverkeer.

In dit verband zijn diverse acties ondernomen.

- Seminars voor ondernemers:

- Brighton (VK), oktober 1997 over het ontwerp voor een gecentraliseerde vereenvoudigde procedure voor het in het vrije verkeer brengen,

- Praag (CZ), november 1997, over de “evaluatie van een jaar gemeenschappelijk douanevervoer met de Visegrad-landen”.

- Munster (D), april 1998, over de hervorming van de procedures voor overdracht en douanevervoer.

- Steun voor voorlichtingsseminars voor het bedrijfsleven, georganiseerd in de lidstaten: Lissabon (September 1997), lerland (november 1997). Op dit gebied zijn in 1998 diverse andere projecten gepland.

- In het kader van de hervorming van de regelingen voor douanevervoer heeft de Commissie in 1997 een “contactgroep douanevervoer” opgericht waarin de administraties van de tweeentwintig landen die aan deze regelingen deelnemen en het bedrijfsleven, vertegenwoordigd door tweeentwintig Europese beroepsorganisaties, zijn vertegenwoordigd. Deze groep komt tweemaal per jaar bijeen.

In dit verband heeft de Commissie zich beraden over een hervorming van haar procedures voor raadpleging van het bedrijfsleven om effectiviteit daarvan te vergroten en zij heeft daarbij de voorkeur gegeven aan een gericht overleg in functie van de behandelde thema’s. Deze aanpak is met name gevolgd in het kader van de hervorming van de regelingen voor het douanevervoer en bij de organisatie

14

in Brussel in april 1998, tezamcn met het Economisch en Sociaal Comite, van een “hearing” over het “beheer van de prefcrentiele taricfovereenkomsten als handelspolitiek instrument van de Gemeenschap” waaraan door de betrokken kringen van het bedrijfsleven is deelgenomen.

3.5. Bijdmgen tot het ontstann van een inteniationaal (louaneklimaat dat gunstig is voor een optimaal beheer van de buitengrenzen

De snelle ontwikkeling van de internationale toestand sedert het begin van het decennium en de toegenomen liberalisering van het internationale handelsverkeer gaan gepaard met een snelle toename van het gevaar voor fraude en een daarmee gelijklopende mondialisering van de illegale handel op alle gebieden.

Op douanegebied betekent dit dat de samenwerking en technische bijstand tussen de douaneadministraties van de Unie en die van derde landen moet worden vergroot. Dat geldt met name voor de douaneadministraties van de geassocieerde landen in het kader van de voorbereiding op hun toekomstige toetreding tot de Europese Unie.

Sedert begin 1997 zijn de volgende acties ondernomen:

3.5.1.    Steun voor de tenuitvoer/egging van de pretoetredingsstrategie

Op dit gebied hceft het programma Douane 2000 als basis gediend voor maatregelen ter onderstcuning van de voorbereiding van de douaneadministraties van de kandidaat-landen op hun toekomstige toetreding, als aanvulling op maatregelen van meer algemene aard die door het Phare-programma zijn gefmancierd evenals voor maatregelen inzake samenwerking waarbij deze landen en die welke in de toekomst een gemeenschappelijke grens zullen hebben met de uitgebreide Unie worden betrokken. Deze maatregelen hadden hoofdzakelijk betrekking op.

- Opleiding: financiering van het modelproject dat de deelname van de geassocieerde landen aan de opleidingsprogramma’s Matthaeus en Matthaeus Tax mogelijk moet maken;

- Tenuitvoerlegging van de pretoetredingsstrategie in het kader van het partnerschap voor de toetreding en de “road maps”, met name door het oprichten van werkgroepen voor het ontwikkelen van blauwdrukken voor het ondersteunen van de reorganisatie van de douaneadministraties van de LMOE.

- Organiseren van seminars voor de lidstaten en de kandidaat-landen (nieuw systeem van de paneuropese cumulatie van de oorsprongsregels in het kader van de Europa-overeenkomsten -EU, EVA, LMOE, seminars met de douaneadministraties van de oeverstaten van de Oostzee - Tallinn).

3.5.2.    Op de behoeften van derde landen afgeslemde in forma Use ring

- Vergroting van de functionaliteit van de uitwisseling van computergegevens (EDI) in het kader van de automatisering van het douancvervocr voor de derde landen die deelnemcn aan het “communautair douanevervoer” (Visegrad-landen).

- Voorbereidende werkzaamheden met het oog op de uitbreiding van de dienst voor de verspreiding van douanegegevens naar de administraties van derde landen.

3.5.3.    7 echnische hijstand

Ten bchoeve van de douaneadminislraties van derde landen die daarom hebben verzocht zijn talrijke ad hoc acties op het gebied van technische bijstand georganiseerd, met name in het kader van de tenuitvoerlegging van de douanecomponent van de handelsovereenkomsten tussen de Europese Unie en die landen.

Voorts zal in 1998 met de Middellandse-Zeelanden een seminar worden georganiseerd over de toepassing van de oorsprongsregels tussen de landen van het gebied.

3.5.4.    Samenwerking en totstandbrenging van gestructureerde betrekkingen met derde landen en internationale organisaties

De totstandbrenging van een gestructureerde dialoog op hoog niveau tussen de verantwoordelijken van de douane van de EU en van derde landen is nodig om aan deze betrekkingen een structuur te geven die de eftectiviteit daarvan vergroot

In 1997 en 1998 zijn aldus bijeenkomsten georganiseerd met de directeuren-generaal van de douane van de ASEM-landen (Wenen - 1997), en met die van de EVA landen en de LMOE (Reykjavik - 1997). Ook in 1998 zal een vergadering van de directeuren-generaal van de douane van de EU en de LMOE plaatsvinden.

BUDGETTAIRE TENUITVOERLEGGING VAN HET PROGRAMMA

De tenuitvoerlegging heeft het mogelijk gemaakt alle kredieten te gebruiken die in de oorspronkelijke beschikking voor de beschouwde periode waren vastgesteld. Door de late goedkeuring van het besluit konden niet alle kredieten uit hoofde van de herschikking van de kredieten “interne markt” in 1996 (2 miljoen ecu) worden aangewend en zijn zij naar het begrotingsjaar 1997 overgedragen. De voor 1996 uit hoofde van de “automatisering Douane 2000” uitgetrokken kredieten (1 miljoen ecu) daarentegen zijn in de loop van dat begrotingsjaar volledig gebruikt.

Wat de automatisering betreft, heeft de begrotingsautoriteit met het oog op de budgettaire transparantie aanvaard om met ingang van 1 januari 1998 de voor de uitvoering van automatiseringsprojecten op douanegebied toegekende kredieten samen te brengen op begrotingslijn B5-3030 (Douane 2000) om rekening te houden met het verstrijken van het programma IDA op 31 december 1997. De post automatisering is bijgevolg de belangrijkste begrotingspost van het budget

voor Douane 2000 geworden (16,4 miljoen ecu op in totaal 20,5 miljoen ecu uit hoofde van acties in verband met het “intern beleid” voor 1998). Ongeveer de helft van dat bedrag gaat naar de financiering van projecten voor het ontwikkelen en totstandbrengen van de automatisering van het douanevervoer.

De uitgaven in verband met de totstandbrenging en ontwikkcling van informaticatoepassingen die de douaneadministraties van de Unie in staat moeten stellen gegevens en inlichtingen uit te wisselen om hun taken van controle en bescherming van de financiele belangen van de Gemeenschap efficient uit te voeren, lagen over het algemeen iets hoger dan was verwacht. Het relatief kleinere aandeel van de uitgaven voor de financiering van gezamenlijke acties met de lidstaten is vooral het gevolg van het feit dat die acties veel personele en logistieke middelen vergen doch vanuit budgettair oogpunt naar verhouding minder duur zijn.

BALANS

5.1.    Kciimcrkcn van het programma

De eflectiviteit van een actie met een omvang als die van Douane 2000 beoordelen over een zo korte termijn is een lastige taak. Elke soortgelijke actie moet worden gezien als een investering in de toekomst waarvan de resultaten slechts op middellange of lange termijn kunnen worden geevalueerd.

Wat betreft het einddoel, namelijk de verbetering van de werking van de douane-unie, kan de bij de tenuitvoerlegging van het programma opgedane ervaring nog niet worden geevalueerd. Daarvoor moeten bepaalde criteria zoals de tevredenheid van particulieren en ondernemers, bijvoorbeeld gemeten aan de hand van de evolutie van het aantal door de lidstaten en op communautair niveau behandelde geschillen,en een betere invordering van de eigen middelen, bijvoorbeeld vastgesteld via controles van de Rekenkamer van de Gemeenschap, worden geanalyseerd. Een en ander is op dit ogenblik uiteraard nog niet mogelijk.

Dit programma maakt het wel mogelijk om de sterke en zwakke punten van het huidige programma vast te stellen. Het biedt bovendien ook de gelegenheid om denkpistes voor te stellen om de effectiviteit daarvan in de toekomst te vergroten.

5.2.    Douane 2000 en de subsidiariteit

In de douanediensten is de juridische integratie onbetwist het verst gevorderd en dit komt tot uiting in het gemeenschappelijk douanetarief en het communautaire douanewetboek.

Afgezien van deze juridische integratie, bemst het succes van de interne markt voor de burgers en de ondernemers op de manier waarop het recht door de administraties van de verschillende lidstaten ten uitvoer wordt gelegd. Om van de voordelen van de interne markt te kunnen profiteren moet er bij de toepassing van het Gemeenschapsrecht voor worden

gezorgd dat de douaneprocedures en -controles over het gehele douanegebied van de Gemeenschap op dezelfde wijze worden toegepast.

Om tot een dergelijke uniforme toepassing van het Gemeenschapsrecht te komen moet de harmonisatie op regelgevinggebied worden gecompleteerd met een versterkte samenwerking tussen de nationale administraties en met het toepassen van gezamenlijk ontwikkelde werkmethoden. Alleen een gezamenlijke actie van de Gemeenschap en de lidstaten kan tot een gedragswijziging leiden en het mogelijk maken dat het optreden van elke nationale administratie past in een kader waarin de communautaire dimensie van de douane is geintegreerd.

Douane 2000 en pnrtnerscliap

De tenuitvoerlegging van het programma stoelt op een nauw partnerschap tussen de Commissie en de lidstaten, dat haar juridische grondslag vindt in artikel 3 van de beschikking. Het instrument van dit partnerschap is het comite douanebeleid, dat bestaat uit de directeuren-generaal van de douane van de lidstaten en tweemaal per jaar bijeenkomt.

Dit comite heeft getoond dat het een bevoorrecht orgaan vormt voor het partnerschap tussen de Commissie en de lidstaten en voor de politieke betrokkenheid van de verantwoordelijken van de douaneadministraties van de Unie bij de uitgevoerde actie. Wat de Commissie betreft, waarborgt het de eerbiediging van de orientaties en doelstellingen van de beschikking Douane 2000 en met name van de “gedragscodes” voor de douane die daarbij zijn ingesteld met het oog op het versterken van de samenhang van het douaneoptreden in de Gemeenschap.

Aan de in het comite vastgestelde orientaties en prioriteiten wordt gestalte gegeven via concrete gemeenschappelijke acties bij de uitvoering waarvan de nationale administraties als echte partners optreden. Het welslagen hiervan hangt af van de mate waarin elk van deze partners actief bij de tenuitvoerlegging is betrokken en daaraan deelneemt. De deelname van de lidstaten is in dit verband zeer groot geweest. Bij de opstelling van de jaarlijkse actieplannen voor 1997 en 1998 zijn bijvoorbeeld ruim 140 projecten ingediend door de nationale administraties, waardoor de Commissie een keuze heeft nioeten maken op basis van criteria die in het comite gezamenlijk zijn aanvaard voor de identificatie van prioritaire acties.

Voor de tenuitvoerlegging van de acties waren belangrijke personele en logistieke middelen nodig. De door de nationale administraties geleverde inspanning toont aan hoeveel belang zij hechten aan het welslagen van dit programma en aan het algemene voordeel dat zij daarvan verwachten.

Bewustwording van de communautaire dimensie van de werkzaamheden van de douane

De tenuitvoerlegging van het programma heeft een intense samenwerking op gang gebracht tussen de douanediensten van de lidstaten onderling en

tussen die diensten en de Commissic. Deze samenwerking op gebieden die van oudsher onder de verantwoordclijkheid van de nationale administraties vielen was reeds ingezet in het kader van liet Matlhacus-programma inzake de oplciding van personeel en draagt sterk bij tot het creeren van gemeenschappelijke werkgewoonten en een echte “communautaire reflex” bij het zoeken naar gemeenschappelijke oplossingen.

De tenuitvoerlegging van het programma heeft aldus over een periode die te kort was om het volledige toepassingsgebied van het programma te bestrijken, bijgedragen tot de bewustwording van de communautaire dimensie bij de uitvoering van de douanetaken, een wens die bij de goedkeuring van de beschikking was geuit. Er is bijgevolg prioriteit gegeven aan thema’s zoals het doelgericht maken van de douanecontroles door gebruik te maken van gemeenschappelijke methoden en criteria (risicoanalyse en accountantscontrole), het gecoordineerd ontwikkelen van instrumentcn, de totstandbrenging op termijn van een echt net van douanelaboratoria in de Gemeenschap en de stmcturcring van het net van oplcidingscentra voor douaneambtenaren.

In deze context worden de lidstaten in de beschikking verzocht te voorzien in een communautair insigne op de uniformen van hun douaneambtenaren. Hoewel deze bepaling geen bindend karakter heeft, hebben verschillende lidstaten dit insigne reeds op de uniformen van hun ambtenaren aangebracht en sommige van hen hebben op de belangrijkste plaatsen waar reizigers de Gemeenschap binnenkomen panelen geplaatst waarop duidelijk het Europees symbool met de twaalf sterren is aangebracht.

5.5.

Noodzakelijke versterking van dc samenhang van het douaneoptreden

Bij de beoordeling van de elTectiviteit van het programma Douane 2000 moet rekening worden gchouden met het feit dat daarnaast ook verschillende andere programma’s, met uiteenlopende oogmerken, op douanezaken betrekking hebben.

- Matthaeus op het gebied van de gemeenschappelijke opleiding,

- Acties ter versterking van de bestrijding van fraude of de georganiseerde misdaad die onder programma’s en begrotingen vallen die door verschillende diensten van de Commissie

worden beheerd (evenals bepaalde acties georganiseerd in het kader van de samenwerking op douanegebied in de zin van Titel VI van het EG-Verdrag),

- Phare, Tacis en Meda op het gebied van externe maatregelen.

Dit grote aantal instrumenten maakt een coordinatie van de steunmaatregelen op verschillende gebieden noodzakelijk om de samenhang van de acties te waarborgen en doublures en verspilling van middelen te voorkomen.

Deze coordinatie vindt in zekere mate plaats in het comite douanebeleid waar de verantwoordelijken van de douaneadministraties ambtshalve

19

zorgen voor de synthese van de juridische acties in het kader van titels II en VI van het Verdrag.

De Commissie is daareniegen van inciting dal er wal de coinnHinaulaire acties betrell ecu grotere rationaiisatie zou kunnen worden hewerkslelligd tussen de opleidingsacties, die onder het Malthaeus-besluit valien, en die waarop de beschikking inzake Douane 2000 van toepassing is.

BELEIDSLIJNEN VOOR DE TOEKOMST

Op grond van de vaststellingen tijdens de periode van daadwerkelijke toepassing van het programma is de Commissie van oordeel dat de actie moet worden voortgezet en ontwikkeld en dat de tenuitvoerlegging van de doelstellingen van de beschikking van 19 december 1996 moet worden verbeterd.

Zoals zij op de vraag van de Commissies van het Euiropees Parlement tijdens de voorbcreidende debatten over het op 3 September 1997 ingedicnde wijzigingsvoorstel, waarmcc een aanpassing van de “bevoorrechte bedragen” en van de financiele nota van de oorspronkelijke beschikking inzake Douane 2000 van 19 december 1996 werd beoogd, heel! geantwoord is de Commissie van plan om binnenkort een nicuw voorstel in te dienen, gebaseerd op de conclusies van onderhavig verslag. In dit voorstel zou bijgevolg voorrang worden gegeven aan de volgende beleidslijnen:

6.1. Meer eensgezindheid in het douaneoptreden

Het optreden van de Gemeenschap hangt op dit ogenblik af van verschillende juridische instrumenten met elk hun eigen beheersmodaliteiten.

Het samenbrengen van al dez.e acties in ecu enkel besluit heefl het voordecl dat een coherente aanpak van het douaneoptreden wordt gccrcecrd naar het voorbeeld van wat op het gcbied van de indirecte belastingen met het programma F1SCALIS tot stand is gebracht, en heel! tot gevolg dat:

- men over een duidelijke juridische grondslag beschikt die voldoende zekerheid biedt om informaticaprojecten die over verschillende begrotingsjaren zijn gespreid tot een goed einde te brengen.

- een grotere homogeniteit ontstaat bij het uitvoeren van de acties op douanegebied, het gebruik van de beschikbare instrumenten wordt gerationaliseerd en meer voordeel kan worden gehaald uit de tussen die instrumenten bestaande synergieen en complementariteit

(bijvoorbeeld: toezicht, werkmethoden, opleiding/voorlichting).

- tegemoet wordt gekomen aan de wensen van de lidstaten om in talrijke gevallen de acties in het kader van Douane 2000 te onderscheiden van die in het kader van het Matthaeus-programma, die naargelang van de programma’s en de overeenkomstige begroting onder verschillende diensten ressorteren.

Dit juridisch instrument zou in een algemene aanpak alle aeties rnoeten omvatten in verband met:

- informatiscring, die tot dusver ten dele door Douane 2000 en door het eerste programma IDA werden bestreken,

- gezamenlijke aeties met de lidstaten voor het onlwikkelen van nieuwe werkmethoden, die onder de huidige beschikking Douane 2000 vallen,

- opleidingsacties die op dit ogenblik onder het Matthaeus-programma vallen,

- de openstelling voor derde landen door aeties inzake samenwerking en technische bijstand op douanegebied.

6.2.    Versterking van het partnerschap

Het succes van het programma berust op de actieve deelname van de nationale administraties aan de gemeenschappelijke aeties. De inzet van de nationale administraties is concreet tot uiting gekomen in het comite douanebeleid, zowel in zijn rol van stuur- en evaluatiecomite als orn de naleving van de gedragslijnen van het in de beschikking vastgestelde douanebeleid te verzekeren.

Naast het comite douanebeleid zou een institutioneel comite de Commissie rnoeten bijstaan bij de concrete tenuitvoerlegging van de richtsnoeren die voor de verschillende gebieden van de gewijzigde beschikking zijn vastgesteld. Dit comite van beheer zou in de plaats komen van het huidige, bij het Matthaeus-besluit ingestelde comite van beheer waarvan de rol beperkt is tot opleidingsacties. De instelling van dit nieuwe comite zou bijdragen tot het versterken van de beheersstructuur en effectiviteit van het programma.

6.3.    Duur

Het nieuwe voorstel moet crop zijn gericht de continuiteit van de in het kader van Douane 2000 ingezette actie te verzekeren. Daarnaast moet de uitvoeringstermijn daarvan voldoende lang zijn om de effectiviteit van de voorgestelde hervorming te kunnen aantonen.

Het nieuwe voorstel zal bijgevolg een langere toepassingsperiode voorstellen dan die van de beschikking Douane 2000, namelijk van 1 januari 1999 tot 31 december 2002. Hierdoor zal men:

- over een voldoende lange termijn beschikken om de nieuwe beschikking ten uitvoer te kunnen Ieggen;

- een echte “glijdende programmering” van de aeties kunnen invoeren waardoor de continuiteit van de ingezette actie voor de modernisering van de douane in de Gemeenschap wordt verzekerd.

BESLU1T

7.

De actie die in een eerste fase op communautair niveau met het Matthacus-programma is ingezet cn die met het programma Dounnc 2000 is ontwikkcld en vervolledigd, beeft bcwczen dat er een eclitc communaulairc dynamiek op douanegebied aanwezig is.

Uit de met de toepassing van de beschikking Douane 2000 opgedane ervaring kunnen geen definitieve conclusies worden getrokken ten aanzien van het effect van dit programma op de dagelijkse realiteit van de tenuitvoerlegging van het Gemeenschapsrecht door de douaneadministratics en er kunnen evenmin meetbare resultaten in verband met de doeltrelfendheid van de controles uit worden afgeleid.

Wat wel blijkt hieruit is hoe sterk die administraties zich inzetten voor de ondernomen actie alsook liun wil om hun actie in te passen in een versterkt communautair kader.

Bijlage

Acties inzake monitoring

In hct kadcr van het procfproject zijn tussen 199-1 en 1996 10 acties inzake monitoring

georganiseerd over do volgende under werpcn:

- vrije zones (2 fasen: mei-juli 1994/april-juni 1995),

- maritieme buitengrens (2 fasen: mei-juli 1994/april-juni 1995),

- douaneprocedures en -controles op textielgebied (TAFI): november 94-maart 95,

- luchthavens: oktober-december 1994,

- actieve veredeling: april-juli 1995,

- douanevervoer (centralisatiekantoren):    november 1995-februari 1996,

- vereenvoudigde procedures: oktober 1995-februari    1996,

- preferentiele oorsprong: april-september 1996,

- douane-entrepots: mei-juli 1996,

- douanevervoer (werking van de regeling in het algemeen): oktober 1996-februari

1997.    "

Sedert de aanneming van de beschikking zijn de volgende acties ondernomen:

- bindende tariefmlichtingen (2 acties): januari-april 1997,

- actieve veredeling (2e lase) februari-april 1997,

- toepassing van de oorsprongsregcls: mei-oktober 1997,

- systeem voor het beheer van de tariefcontingenten en toezicht op de invoer

(QUOTA): februari-mei 1998.    ^

Voor de periode tussen juli 1998 en december 1999 zijn de volgende acties gepland:

- douane-entrepots (fase 2): September 1998-januari    1999,

- inventaris van de uitrusting voor fysieke controle aan de buitengrenzen: tenuitvoerlegging van fiche 4.3.5 van het actieplan voor het douanevervoer in Europa (aanbeveling nr 8 van de parlementaire enquetecommissie over het douanevervoer): september-december 1998,

- voorwaarden voor de afgifte van vergunningen voor vereenvoudigde aangiften en voor het gebruik van de domicilieringsprocedure: januari-april 1999,

- toepassing van verordening 338/97 van de Raad inzake de grenscontroles voor de in de CITES-overeenkomst vermelde soorten: april-juli 1999,

- controles op de overeenstemming van uit derde landen ingevoerd speelgoed met de veiligheidsvoorschriften (tenuitvoerlegging van verordening 339/93 van de Raad): juli-oktober 1999.

ISSN 0254-1513

COM(98) 471 def.
DOCUMENTEN

NL

01 02 06

Catalogusnummer : CB-CO-98-481-NL-C

ISBN 92-78-38488-7

Bureau voor offieielc publikalies tier Europese Gemecnschappcn L-2985 Luxemburg

1

   Beschikking nr. 210/97/EG van 19 december 1996. PB nr. L 33 van 4.2.1997, biz. 24.

2

   - Medcdcling van de Commissie aan de Raad: ‘ Ecu optiinale benutting van de door de interne markt geboden kansen”: strategisch programma, van 22.12.1993, COM(93) 632 definitief;

- Mededcling van de Commissie aan het Europees Parlement de Raad over de ontwikkcling van de administratieve samenwerking bij de tenuitvoerlegging en het toc/.iclu op de naleving van de gemeenschapswctgeving in de interne markt. van 16.2.1994, COM(94) 29 definitief.

3

   Vcrordcning (EG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oklobcr tot vaststclling van het communautair douanewetboek, PB L 302 van 19.10 1992. biz I

4

Beschikking nr. 91/341/GEE van 20 juni 1991. PB nr. L 187 van 13.7.1991. biz. 41.

5

Beschikking nr. 210/97/EG, zesde overweging.

6

Mededcling van dc Commissie aan hcl Europees Parlcmcnl en de Raad van 30.4.1997 : «Een actieprogramma voor het douanevervoer in Europa - Een nicuw douancbclcid », COM(97) 188 defmitief, PB nr. C 176 van 10.6.1997. Fichc nr. 4.1.2.

7

Bcsluit nr. 95/468/EG van dc Raad van 6 novcmbcr 1995 betreffende de communautairc bijdragc aan tclcmatischc gcgcvcnsuitwisscling tussen ovcrhcidsdicnstcn in dc Gemeenschap (IDA), PB nr. L 269 van 1 1.11.1995, biz. 23.