Bijlagen bij COM(1995)394 - Indiening door de lidstaten van statistieken over de aquicultuurproduktie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage I van deze verordening aangegeven vorm binnen negen maanden na het einde van het kalenderjaar waarop zij betrekking hebben, bij de Commissie in, met inbegrip van de door de Lid-Staten ingevolge hun wetgeving of praktijken op het gebied van de statistische geheimhouding vertrouwelijk verklaarde gegevens, overeenkomstig de bepalingen van Verordening (Euratom, EEG), nr. 1588/90 van de Raad van 11 juni 1990 betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen (2).

De gegevens kunnen worden ingediend op een magnetische gegevensdrager waarvan het formaat door de Lid-Staten en de Commissie (Eurostat) is overeengekomen.


Artikel 3

Definities

De voor de indiening van de gegevens te gebruiken definities zijn vermeld in bijlage II. Indien door de nationale praktijken of administratieve procedures een strikte toepassing van deze definities niet mogelijk is, stelt de Lid-Staat de Commissie (Eurostat) op de hoogte van de in gebruik zijnde definities.


Artikel 4

Opstelling van gegevens

De Lid-Staten kunnen voor de produktie van gegevens over de belangrijkste bestanddelen van de aquicultuurproduktie gebruik maken van steekproefenquêtes of van andere relevante bronnen, terwijl voor de overige bestanddelen schattingen kunnen worden gemaakt.

Lid-Staten met een totale jaarproduktie van minder dan 1 000 ton kunnen schattingen voor de totale produktie indienen.

De Lid-Staten verschaffen gegevens voor elk van de in bijlage III genoemde soorten afzonderlijk. De produktie van soorten waarvan het gewicht niet meer dan 1 000 ton bedraagt en die afzonderlijk niet meer dan 10 % van het gewicht van de totale produktie uitmaakt, mag evenwel worden geschat en geaggregeerd.


Artikel 5

Overgangsperiode en derogaties

1. Indien een Lid-Staat niet aan de eisen van deze verordening kan voldoen, kan de Commissie een overgangsperiode van maximaal drie jaar, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening, vaststellen, gedurende welke alle in deze verordening vastgestelde maatregelen dienen te worden verwezenlijkt. Tijdens deze overgangsperiode kan een Lid-Staat toestemming worden verleend om tijdelijk van de bepalingen van deze verordening af te wijken. De Commissie brengt alle Lid-Staten van de bijzonderheden van dergelijke afwijkingen op de hoogte.

2. In gevallen waarin het meerekenen van een bepaalde sector van de aquicultuurindustrie de nationale overheden problemen zou opleveren die niet in verhouding staan tot het belang van die sector voor het desbetreffende land, kan overeenkomstig de procedure van artikel 7 een afwijking worden toegestaan, waarbij de betrokken Lid-Staat toestemming krijgt om gegevens voor die sector bij indiening van de nationale gegevens buiten beschouwing te laten.

3. De ingevolge lid 2 toegestane afwijkingen worden toegestaan voor een periode van ten hoogste drie jaar, maar deze periode kan telkens met drie jaar worden verlengd. Bij het indienen van een verzoek om verlenging doet de Lid-Staat de Commissie de resultaten van een steekproefenquête toekomen, waaruit blijkt welke problemen zich bij de toepassing van de verordening voordoen. Het verzoek wordt vervolgens overeenkomstig de procedure van artikel 7 afgehandeld.


Artikel 6

Comité

De regelingen voor de tenuitvoerlegging van deze verordening, zoals wijzigingen in het formaat van de ingediende gegevens (bijlage I), de definities (bijlage II) en de lijst met soorten (bijlage III), worden vastgesteld door de Commissie na raadpleging, volgens de procedure van artikel 7, van het Permanent Comité voor de landbouwstatistiek.


Artikel 7

Procedure

1. Wanneer de procedure van dit artikel moet worden gevolgd, wordt de kwestie door de voorzitter, hetzij op diens initiatief, hetzij op verzoek van de vertegenwoordiger van een Lid-Staat, aan het Permanent Comité voor de landbouwstatistiek (hierna "het comité" genoemd) voorgelegd.

2. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het Comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij stemming in het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

3. De Commissie stelt maatregelen vast die onmiddellijk van toepassing zijn. Indien deze maatregelen echter niet in overeenstemming zijn met het advies dat het comité heeft uitgebracht, worden zij onverwijld door de Commissie ter kennis van de Raad gebracht. In dat geval stelt de Commissie de toepassing van de maatregelen waartoe zij heeft besloten, uit voor een termijn die in ieder besluit van de Raad zal worden vastgesteld, maar in geen geval voor meer dan drie maanden na de datum van kennisgeving.

De Raad kan binnen de voorgaande alinea genoemde termijn met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen.


Artikel 8

Slotbepalingen

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.


Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 1996.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

(1) PB nr. L 179 van 7. 8. 1972, blz. 1.

(2) PB nr. L 151 van 11. 6. 1990, blz. 1.


BIJLAGE I

>RUIMTE VOOR DE TABEL>


BIJLAGE II


Definities

Onderstaande definities moeten in principe door de Lid-Staten worden gebruikt bij de uitvoering van deze verordening.

"Aquicultuur" is de teelt van aquatische organismen, met inbegrip van vis, week- en schaaldieren en waterplanten. Het woord teelt impliceert een vorm van ingrijpen in het groeiproces, teneinde de produktie door middel van bij voorbeeld het regelmatig aanvullen van de visbestanden, voederen en beschermen tegen roofdieren te stimuleren. Teelt impliceert ook de volle eigendom of mede-eigendom van de gekweekte visbestanden. Voor statistische doeleinden worden aquatische organismen die gedurende de groeiperiode eigendom waren van een individu of een coöperatie en door deze worden geoogst, tot de aquicultuurproduktie gerekend, terwijl aquatische organismen die door het publiek, al dan niet met een vergunning, als gemeenschappelijk eigendom worden geëxploiteerd, tot de visserijproduktie worden gerekend.

"Zoet water" is het water van rivieren, beken, meren, vijvers en waterreservoirs en dergelijke, waar het water steeds een verwaarloosbaar zoutgehalte heeft.

"Overig water" is water dat niet gehele jaar een verwaarloosbaar zoutgehalte heeft. Het zoutgehalte kan steeds hoog zijn (b.v. zeewater) of periodiek variëren (b.v. door getijdewerking of door seizoensinvloeden).

"Zeewater" is water met een hoog zoutgehalte dat nauwelijks onderhevig is aan veranderingen.

"Brak water" is water met een aanzienlijk, doch niet altijd even hoog zoutgehalte. Het zoutgehalte kan sterk variëren door de instroom van zoet water of zeewater.

"Aquicultuurproduktie" is de voor finaal verbruik bestemde produktie, inclusief de produktie van waterplanten voor industriële doeleinden. Kwekerijprodukten die ook daarna nog in de aquicultuur worden gebruikt, blijven buiten beschouwing. De produktie wordt opgetekend in tonnen levend gewicht voor dierlijke produkten en in nat gewicht voor waterplanten.


BIJLAGE III


Aquicultuurprodukten waarvoor produktiestatistieken moeten worden ingediend

>RUIMTE VOOR DE TABEL>