Bijlagen bij COM(2015)219 - Stand van de natuur in de EU - Verslag over de staat van en trends voor typen habitats en soorten die onder de habitat- en de vogelrichtlijn vallen, in de periode 2007-2012

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage I en de soorten genoemd in bijlage II van de richtlijn, waarvoor SAC's worden aangewezen. Om de dekking door Natura 2000 te correleren aan staten en trends, zijn de beoordelingen in drie groepen verdeeld op basis van de mate waarin de habitattypen en soorten in Natura 2000 zijn vertegenwoordigd, d.w.z. een dekking van meer dan 75 % (hoog), 35-75 % (gemiddeld) en minder dan 35 % (laag) (zie figuur 12).




Figuur 12 — Trends in de staat van instandhouding van in bijlage I opgenomen habitats die door de lidstaten als ongunstig zijn beoordeeld (voor habitats met meer dan 75 %, 35-75 % en minder dan 35 % van hun oppervlak bestreken door Natura 2000)


De algemene staat van instandhouding van habitats en soorten kan niet worden toegeschreven aan de dekking van het Natura 2000-netwerk. Voor zowel habitats als soorten met een ongunstige staat hangt de trend in de staat van instandhouding 20 echter nauw samen met de dekking van het Natura 2000-netwerk. Het aandeel van de beoordelingen met een verslechterende staat is hoger in situaties met een lage dekking (0-35 %) dan waar er een hoge (75-100 %) dekking is. Degene met een relatief hogere Natura 2000-dekking hebben daarentegen relatief vaker een stabiele beoordeling. Dit onderstreept de cruciale rol van het netwerk in het stabiliseren van de staat van instandhouding.

Een interessant voorbeeld is te vinden in Polen, waar 80-90 % van het bedreigde grasland op kalkhoudende bodem, type habitat 6210, door het netwerk wordt bestreken. Dit type habitat werd in het verleden vaak opgegeven of slecht beheerd. Recent is de staat van deze habitat verbeterd, dankzij de tenuitvoerlegging van instandhoudingsmaatregelen in Natura 2000-gebieden, waaronder verwijdering van struikgewas, maaien en in sommige gevallen extensieve begrazing. Deze acties, die grotendeels werden gefinancierd door het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, hebben geleid tot een geleidelijke toename van het oppervlak van deze graslandhabitat en tot vermindering van de fragmentatie. Dit heeft op zijn beurt het herstel van de inheemse gevlekte soeslik Spermophilus suslicus geholpen, waarvan de populatie zich vrijwel volledig in Natura 2000-gebieden bevindt. Dit is een duidelijk voorbeeld van de manier waarop menselijke activiteiten, ook met een economisch doel, gunstig kunnen zijn voor de instandhouding van habitats en soorten, mits de activiteiten op duurzame wijze worden uitgevoerd. 

6.2. Trends voor soorten die afhankelijk zijn van het SPA-netwerk (vogelrichtlijn)

Van de vogelsoorten die in bijlage I voorkomen, waarvoor de aanwijzing van SPA's de belangrijkste maatregel is, vertoont een groter deel een toenemende trend in broedpopulaties (figuur 13) dan het geval is voor soorten die niet in deze bijlage voorkomen. Dit wijst erop dat gerichte instandhoudingsacties voor deze soorten, in het bijzonder het beheer van SPA's, een positief effect hebben op de populaties ervan. De in bijlage I opgenomen soorten en ondersoorten waarvoor actieplannen voor de individuele soort zijn ontwikkeld en die prioriteit hebben bij de financiering uit hoofde van het LIFE-programma, laten een nog groter aandeel met een toenemende populatietrend zien.

Ongeveer 35 % van de in bijlage I opgenomen soorten die over de lange periode zijn afgenomen, vertoont een toenemende of stabiele trend over de korte periode. Dit is een duidelijk teken van stabilisering en in enkele gevallen van verbetering van de staat. Toch neemt 45 % van de soorten die zijn afgenomen over de lange periode, ook af over de korte periode, wat erop wijst dat nog steeds aanzienlijke aandacht en inspanning vereist is om deze afnames te keren.





Figuur 13 — Broedpopulatietrend over de lange periode (sinds 1980) (%) per bijlage


De kraanvogel Grus grus, een emblematische in bijlage I opgenomen soort, waarvan de broed-, roest- en overwinteringsgebieden speciale bescherming van Natura 2000 genieten en die voorwerp is van veel gerichte instandhoudingsacties, heeft sinds de inwerkingtreding van de vogelrichtlijn aan het begin van de jaren tachtig een opmerkelijk herstel in aantal en verspreiding beleefd.


7. Conclusies

Dit is de tweede beoordeling van de staat van instandhouding in het kader van de habitatrichtlijn, waardoor een eerste vergelijkende beoordeling op EU-niveau kan worden gemaakt. Een bijkomend voordeel is dat de kennis van de staat van en trends voor beschermde soorten en habitats sinds de vorige verslagperiode aanzienlijk is verbeterd. Bovendien heeft in het kader van de vogelrichtlijn een vergelijkbare verslaglegging plaatsgevonden, waardoor voor het eerst een allesomvattende beoordeling kan worden gemaakt van de staat van en trends voor alle soorten die onder de natuurwetgeving van de EU vallen.

Sommige van de onder de wetgeving vallende soorten en habitats vertonen tekenen van herstel, zoals succesverhalen uit verschillende delen van Europa illustreren. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat het Natura 2000-netwerk een grote rol speelt in het stabiliseren van habitats en soorten met een ongunstige staat, vooral waar de noodzakelijke instandhoudingsmaatregelen op toereikende schaal worden uitgevoerd.

De algemene staat van soorten en habitats in de EU is in de periode 2007-2012 echter niet substantieel gewijzigd. Veel habitats en soorten hebben een ongunstige staat, en de staat van een aanzienlijk deel hiervan verslechtert nog steeds. Er zijn dus veel krachtigere instandhoudingsinspanningen nodig om streefdoel 1 van de EU voor de biodiversiteit in 2020 te halen. Sommige soortengroepen, zoals zoetwatervissen, en habitats, zoals graslanden en wetlands, geven in het bijzonder aanleiding tot zorg. Aanzienlijke belastingen en bedreigingen door veranderingen in de bedrijfsvoering in de landbouw en voortdurende veranderingen in de hydrologische omstandigheden, alsook overexploitatie en verontreiniging van het mariene milieu moeten worden aangepakt om deze trends te keren.

Het effectieve beheer en herstel van de Natura 2000-gebieden is van cruciaal belang voor het bereiken van de doelstellingen van de richtlijnen. Hoewel met het opzetten van het netwerk vorderingen zijn gemaakt, is dat nog onvoldoende het geval waar het gaat om het invoeren van instandhoudingsdoelstellingen en -maatregelen die volledig zijn afgestemd op de behoeften van de beschermde habitats en soorten. Voor slechts 50 % van de gebieden werd gerapporteerd dat zij eind 2012 uitvoerige beheersplannen hadden. De EU-financieringsinstrumenten, die mogelijkheden bieden om het beheer en herstel van Natura 2000-gebieden te ondersteunen, werden onvoldoende benut 21 .

De staat van instandhouding van soorten en habitats kan worden verbeterd door gerichte acties, zoals is aangetoond door bijvoorbeeld het programma LIFE-Natuur en door op maat gesneden milieumaatregelen in de landbouw die zijn medegefinancierd door het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling. De Commissie werkt met de lidstaten en belanghebbenden op Europees biogeografisch niveau samen om de uitwisseling van ervaringen en goede praktijken op het gebied van beheer en herstel te bevorderen. Met deze verbeteringen zullen aanmerkelijke economisch voordelen behaald blijven worden uit de uitgebreide ecosysteemdiensten die het Natura 2000-netwerk verschaft. De voordelen, die alleen al voor terrestrische gebieden worden geraamd op 200 tot 300 miljard EUR, omvatten koolstofopslag, matiging van de gevolgen van natuurrampen, waterzuivering, gezondheid en toerisme 22 . Deze zouden verdere investeringen in het netwerk moeten blijven aanmoedigen. 

In het kader van Refit (het programma van de Commissie voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving) heeft de Commissie onlangs de aanzet gegeven tot een "geschiktheidscontrole" van de natuurrichtlijnen om te beoordelen of deze richtlijnen geschikt zijn voor hun doel. Bij de geschiktheidscontrole zal naar een breed scala van punten worden gekeken die verband houden met de effectiviteit, efficiëntie, coherentie en relevantie van de wetgeving en de toegevoegde waarde ervan voor de EU. Dit verslag over de stand van de natuur zal belangrijke informatie verschaffen voor de geschiktheidscontrole, in het bijzonder over de effectiviteit van de wetgeving. De resultaten zullen tevens worden ingebracht in de tussentijdse evaluatie van de biodiversiteitsstrategie.

(1) Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Verstandig gebruik en behoud van wetlands, COM(1995) 189 def. van 29.5.1995.
(2) Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand.
(3) Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna.
(4) Te downloaden van het Biodiversity Data Centre van het Europees Milieuagentschap (http://www.eea.europa.eu/themes/biodiversity/dc).
(5) EEA-rapport nr. 2/2015 — State of nature in the EU: Results from reporting under the nature directives 2007-2012.
(6) Een type habitat of soort gedijt (kwalitatief en kwantitatief) goed en heeft goede vooruitzichten om dat ook in de toekomst te doen.
(7) Er is een verandering in het beheer nodig om het type habitat of de soort weer in een gunstige staat te brengen, maar er is in de nabije toekomst geen gevaar voor uitsterven.
(8) De staat van een type habitat of de soort is verre van goed of het type habitat of de soort loopt zelfs ernstig gevaar uit te sterven (ten minste regionaal).
(9) Het verslag heeft betrekking op de EU27, omdat de verslagperiode vóór de toetreding van Kroatië tot de EU lag.
(10) Er is met de lidstaten een trendperiode van twaalf jaar overeengekomen, omdat een periode van zes jaar te kort is om betekenisvolle populatietrends te ontdekken.
(11) Korte trendperiode: 2001-2012, lange trendperiode: 1980-2012.
(12) BirdLife International (2004) Birds in the European Union: a status assessment. Wageningen, Nederland: BirdLife International.
(13) Zie EEA-rapport nr. 2/2015 — State of nature in the EU: Results from reporting under the nature directives 2007-2012 voor meer details.
(14) Inclusief de beoordelingen die onbekend bleven.
(15) De lidstaten moesten het belang van elk van de gerapporteerde bedreigingen/belastingen indelen als hoog, gemiddeld of laag.
(16) Zie de mededeling van de Commissie - Een blauwdruk voor het behoud van de Europese wateren, COM(2012) 673 final, en de mededeling van de Commissie - De kaderrichtlijn water en de overstromingsrichtlijn: acties om de "goede toestand" van EU-wateren te bereiken en overstromingsrisico's te beperken, COM(2015) 120 final.
(17) http://biodiversity.europa.eu/maes   
(18)

Gebieden uit hoofde van de habitatrichtlijn worden door de lidstaten voorgesteld en werden aanvankelijk aangeduid als gebieden van communautair belang (Sites of Community Importance, SCI's) voordat ze formeel werden aangeduid als SAC's — de gegevens in dit verslag hebben betrekking op beide.

(19)

Financing Natura 2000 — Investing in Natura 2000: Delivering benefits for nature and people, SEC(2011) 1573 final, 12.12.2011.

(20) En ook de populatietrend voor soorten over de korte periode.
(21)

Financing Natura 2000 — Investing in Natura 2000: Delivering benefits for nature and people, SEC(2011) 1573 final, 12.12.2011.

(22) Estimating the Overall Economic Value of the Benefits provided by the Natura 2000 Network, IEEP (december 2011).