Bijlagen bij COM(2013)410 - Implementatie van het gemeenschappelijk Europees luchtruim (recast) - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2013)410 - Implementatie van het gemeenschappelijk Europees luchtruim (recast). |
---|---|
document | COM(2013)410 |
datum | 11 juni 2013 |
è1 EISEN VOOR GEKWALIFICEERDE ENTITEITEN çè2 De gekwalificeerde entiteit: çmoet met documenten kunnen onderbouwen een ruime ervaring te hebben in de beoordeling van publieke en private entiteiten in de luchtvervoerssectoren, met name van verleners van luchtvaartnavigatiediensten, en in andere vergelijkbare sectoren op één of meer van de onder deze verordening vallende gebieden;
– moet beschikken over uitgebreide regels en voorschriften voor de periodieke beoordeling van de bovengenoemde entiteiten, die worden gepubliceerd en voortdurend worden aangepast en verbeterd door middel van onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma's;
ê 1070/2009 Art. 2, lid 13, onder b)
– mag niet worden gecontroleerd door verleners van luchtvaartnavigatiediensten, beheersinstanties van luchthavens of anderen die commercieel zijn betrokken bij de verlening van luchtvaartnavigatiediensten of bij luchtvervoersdiensten;
– moet beschikken over het nodige technische, leidinggevende, ondersteunende en onderzoekspersoneel dat in overeenstemming is met de uit te voeren taken;.
ê 552/2004
- 6. De instantie moet beschikken over een aansprakelijkheidsverzekering, tenzij de aansprakelijkheid ervan krachtens nationaal recht door de lidstaat wordt overgenomen of wanneer de lidstaat zelf rechtstreeks verantwoordelijk is voor de inspecties.
7. Het personeel van de instantie is uit hoofde van zijn beroep verplicht tot geheimhouding met betrekking tot alle informatie die het verkrijgt bij de uitvoering van zijn taken ingevolge de verordening.
ê 552/2004 (aangepast)
ð nieuw
BIJLAGE V
AANGEMELDE INSTANTIES
-1 De instantie ð gekwalificeerde entiteit ï , de directeur daarvan en het met de controles belaste personeel mogen noch rechtstreeks, noch als gemachtigden betrokken zijn bij het ontwerp, de fabricage, de marketing of het onderhoud van de onderdelen of systemen of bij het gebruik ervan. Dit sluit niet uit dat technische informatie tussen de fabrikant of de bouwer en die instantie kan worden uitgewisseld.
-2. De instantie en het personeel dat met de controles is belast, ð De gekwalificeerde entiteit ï moeten de controles met de grootst mogelijke beroepsintegriteit en technische bekwaamheid uitvoeren; zij moeten vrij zijn van elke druk en beïnvloeding, met name van financiële aard, die hun Ö haar Õ oordeel of de uitkomst van hun Ö haar Õ inspectie kan beïnvloeden, met name door personen of groepen die belang hebben bij de resultaten van de controles.
3. De instantie moet beschikken over het personeel en de middelen om de aan de controles verbonden technische en administratieve taken op een adequate wijze te kunnen vervullen; tevens moet de instantie toegang hebben tot het nodige materiaal voor bijzondere controles.
ê 552/2004 (aangepast)
ð nieuw
-4. Het personeel ð van de gekwalificeerde entiteit ï dat met de inspectie is belast, moet beschikken over:
– een gedegen technische en beroepsopleiding;
– voldoende kennis van de eisen die aan de door hen uit te voeren inspecties worden gesteld, en voldoende ervaring met dergelijke opdrachten;
– de vereiste vaardigheid om de verklaringen, testrapporten en verslagen waarmee wordt aangetoond dat de inspecties werden uitgevoerd, op te stellen.
- 5. De ð gegarandeerde ï onpartijdigheid van het personeel dat met de inspectie is belast, moet gewaarborgd zijn. Hun Ö De Õ bezoldiging Ö van het personeel Õ mag niet afhangen van het aantal gehouden inspecties, noch van de resultaten van die inspecties.
ê 1070/2009 Art. 2, lid 13, onder b)
ð nieuw
– moet op zodanige wijze worden beheerd en bestuurd dat de vertrouwelijkheid van de voor het bestuur vereiste informatie gewaarborgd is;
– moet bereid zijn de betrokken nationale toezichthoudende instantie relevante informatie te verstrekken;
– moet zijn beleid en doelstellingen inzake kwaliteit en betrokkenheid daarbij hebben gedefinieerd en met documenten hebben onderbouwd en ervoor gezorgd hebben dat dit beleid op alle niveaus van de organisatie begrepen wordt, wordt uitgevoerd en wordt nageleefd;
– moet een doelmatig intern kwaliteitssysteem hebben ontwikkeld, geïmplementeerd en naleven, dat gebaseerd is op toepasselijke onderdelen van internationaal erkende kwaliteitsnormen en dat in overeenstemming is met EN 45004 (keuringsinstanties) en EN 29001, als vertolkt door de IACS Quality System Certification Scheme Requirements;
– moet zijn kwaliteitssysteem laten certificeren door een onafhankelijke auditinstantie die erkend wordt door de autoriteiten van de lidstaat waar deze gevestigd is.
ê 550/2004
ð nieuw
BIJLAGE II
VOORWAARDEN DIE AAN CERTIFICATEN MOETEN WORDEN VERBONDEN
1. Op de certificaten wordt vermeld:
a) de nationale toezichthoudende instantie die het certificaat afgeeft,
b) de aanvrager (naam en adres),
c) de gecertificeerde diensten,
d) een verklaring ertoe strekkende dat de aanvrager voldoet aan de in artikel 6 ð 8 ter van Verordening (EG) nr. 216/2008 ï bedoelde gemeenschappelijke eisen,
e) de datum van afgifte en de geldigheidsduur van het certificaat.
2. Aanvullende voorwaarden die aan de certificaten verbonden zijn kunnen in voorkomend geval betrekking hebben op:
a) niet-discriminerende toegang tot diensten voor luchtruimgebruikers en het vereiste prestatieniveau, met inbegrip van veiligheids- en interoperabiliteitsniveau;
b) de operationele specificaties voor de afzonderlijke diensten;
c) de datum waarop de diensten moeten worden verleend;
d) de verschillende bedieningsapparatuur die in de specifieke dienst(en) moet worden gebruikt;
e) scheiding van of beperking in het uitvoeren van een dienst of van diensten die geen betrekking heeft of hebben op de verlening van luchtvaartnavigatiediensten;
f) met de dienst(en) verband houdende overeenkomsten, akkoorden of andere regelingen tussen de dienstverlener(s) en een derde partij;
g) verstrekking van informatie die redelijkerwijs vereist is voor het toezicht op het voldoen van de dienst(en) aan de gemeenschappelijke eisen, inclusief plannen, financiële en operationele gegevens, en belangrijke wijzigingen in het soort en/of de reikwijdte van de aangeboden luchtvaartnavigatiediensten;
h) andere wettelijke voorwaarden die niet specifiek zijn voor luchtvaartnavigatiediensten, zoals voorwaarden voor de opschorting of intrekking van het certificaat.
ê 552/2004
BIJLAGE I
LIJST VAN SYSTEMEN VOOR LUCHTVAARTNAVIGATIEDIENSTEN
Ten behoeve van deze verordening wordt het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging onderverdeeld in acht systemen.
1. Systemen en procedures voor het luchtruimbeheer.
2. Systemen en procedures voor de regeling van luchtverkeersstromen.
3. Systemen en procedures voor luchtverkeersdiensten, met name vluchtgegevensverwerkingssystemen, plaatsbepalingsgegevensverwerkingssystemen en mens/machine-interfacesystemen.
4. Communicatiesystemen en -procedures voor communicatie van grond-tot-grond, lucht-tot-grond en lucht-tot-lucht.
5. Navigatiesystemen en -procedures.
6. Plaatsbepalingssystemen en -procedures.
7. Systemen en procedures voor luchtvaartinlichtingendiensten.
8. Systemen en procedures voor het gebruik van meteorologische informatie.
BIJLAGE II
ESSENTIËLE EISEN
Deel A: Algemene eisen
Eisen voor het gehele netwerk die algemeen van toepassing zijn op alle in bijlage I genoemde systemen.
1. Naadloze werking
De luchtverkeersbeveiligingssystemen en de onderdelen daarvan worden, met inachtneming van de toepasselijke en goedgekeurde procedures, op een zodanige wijze ontworpen, gebouwd, onderhouden en geëxploiteerd dat te allen tijde en voor alle vluchtfasen kan worden gezorgd voor de naadloze werking van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging. Naadloze werking kan met name worden uitgedrukt in termen van het delen van informatie, waaronder relevante informatie over de operationele status, een gemeenschappelijke interpretatie van informatie, vergelijkbare verwerkingsprestaties en de bijbehorende procedures, die gemeenschappelijke operationele prestaties mogelijk maken die zijn overeengekomen voor het geheel of voor delen van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging.
2. Ondersteuning van nieuwe operationele concepten
ê 1070/2009 Art. 4, lid 4, onder a)
Het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging en de systemen en de onderdelen daarvan bieden op gecoördineerde wijze ondersteuning aan nieuwe overeengekomen en goedgekeurde operationele concepten die de kwaliteit, de duurzaamheid en de doeltreffendheid van luchtvaartnavigatiediensten verbeteren, met name wat betreft veiligheid en capaciteit.
ê 552/2004
Het potentieel van nieuwe concepten, zoals besluitvorming in samenwerkingsverband, toenemende automatisering en alternatieve methoden voor het delegeren van de verantwoordelijkheid inzake separatie, wordt bestudeerd, waarbij op passende wijze rekening wordt gehouden met de technologische ontwikkeling en met de veilige implementatie van die nieuwe concepten, nadat ze zijn goedgekeurd.
3. Veiligheid
De systemen en operaties van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging moeten overeengekomen hoge veiligheidsniveaus bereiken. Daartoe worden overeengekomen veiligheidsbeheers- en rapportagemethoden tot stand gebracht.
Met betrekking tot geschikte grondsystemen of delen daarvan worden deze hoge veiligheidsniveaus verbeterd door veiligheidsnetwerken waarvoor overeengekomen, gemeenschappelijke prestatiekenmerken zijn vastgesteld.
Er wordt een geharmoniseerd samenstel van veiligheidseisen vastgesteld voor ontwerp, implementatie, onderhoud en gebruik van systemen en de onderdelen daarvan, zowel onder normale als onder gedegradeerde operationele omstandigheden, teneinde de overeengekomen hoge veiligheidsniveaus voor alle vluchtfasen en voor het gehele Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging te kunnen bereiken.
De systemen worden zodanig ontworpen, gebouwd, onderhouden en gebruikt dat de taken die aan de verkeersleiders worden opgedragen, compatibel zijn met de menselijke capaciteiten, zowel onder normale als onder gedegradeerde operationele omstandigheden, en consistent zijn met de vereiste veiligheidsniveaus.
De systemen worden, met inachtneming van de juiste en goedgekeurde procedures, zodanig ontworpen, gebouwd, onderhouden en gebruikt dat schadelijke hinder in een normale operationele omgeving uitgesloten is.
4. Civiel-militaire coördinatie
Voorzover dat nodig is voor een efficiënt beheer van het luchtruim en de regeling van luchtverkeersstromen en het veilige en efficiënte gebruik van het luchtruim door alle gebruikers, ondersteunen het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging en de systemen en onderdelen daarvan de toenemende invoering van civiel-militaire coördinatie, door toepassing van het concept van het flexibele gebruik van het luchtruim.
Om die doelen te bereiken moeten het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging en de systemen en onderdelen de tijdige uitwisseling van correcte en consistente informatie, in alle vluchtfasen, tussen de civiele en de militaire partijen ondersteunen.
Er moet rekening gehouden worden met nationale beveiligingseisen.
5. Milieuvoorwaarden
Bij systemen en operaties in het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging wordt rekening gehouden met de noodzaak om in overeenstemming met de communautaire wettelijke voorschriften de milieu-effecten zoveel mogelijk te beperken.
6. Beginselen inzake de logische architectuur voor systemen
De systemen worden ontworpen en in toenemende mate geïntegreerd om binnen het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging een coherente en steeds beter geharmoniseerde, evolutionaire en goedgekeurde logische architectuur te creëren.
7. Beginselen inzake de bouw van systemen
De systemen worden ontworpen, gebouwd en onderhouden op basis van gezonde engineeringbeginselen, met name die welke betrekking hebben op modulariteit, waardoor onderdelen kunnen worden uitgewisseld en een grote beschikbaarheid en redundantie en foutentolerantie van kritieke onderdelen mogelijk wordt.
Deel B: Specifieke eisen
Dit zijn eisen die specifiek zijn voor elk systeem en die een aanvulling op of een verfijning van de algemene eisen vormen.
1. Systemen en procedures voor het luchtruimbeheer
1.1. Naadloze werking
De informatie met betrekking tot pretactische en tactische aspecten van de beschikbaarheid van het luchtruim wordt op een correcte wijze, tijdig, aan alle betrokken partijen verstrekt, teneinde te zorgen voor een efficiënte toewijzing en gebruik van het luchtruim door alle luchtruimgebruikers. Hierbij wordt rekening gehouden met nationale beveiligingseisen.
2. Systemen en procedures voor de regeling van de luchtverkeersstromen
2.1. Naadloze werking
De systemen en procedures voor de regeling van de luchtverkeersstromen ondersteunen de uitwisseling van correcte, samenhangende en relevante strategische, pretactische en, voorzover van toepassing, tactische vluchtinformatie met betrekking tot alle vluchtfasen en bieden dialoogmogelijkheden met het oog op een optimaal gebruik van het luchtruim.
3. Systemen en procedures voor de luchtverkeersdiensten
3.1. Vluchtgegevensverwerkingssystemen
3.1.1. Naadloze werking
De vluchtgegevensverwerkingssystemen zijn interoperabel wat betreft de tijdige uitwisseling van correcte en consistente informatie en een gemeenschappelijke operationele interpretatie van die informatie, teneinde te zorgen voor een samenhangend en consistent planningsproces en voor een efficiënt gebruik van hulpbronnen bij de tactische coördinatie in het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging gedurende alle vluchtfasen.
Teneinde te zorgen voor een veilige, vloeiend verlopende en snelle verwerking in het gehele Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging, zijn de prestaties van de verwerking van de vluchtgegevens equivalent en geschikt voor een bepaalde omgeving (grond, naderingsluchtverkeersleidingsgebied, en-route), die bekende verkeerskenmerken heeft en gebruikt wordt binnen een overeengekomen en goedgekeurd operationeel concept, met name wat betreft de nauwkeurigheid en foutentolerantie van de verwerkingsresultaten.
3.1.2. Ondersteuning van nieuwe operationele concepten
ê 1070/2009 Art. 4, lid 4, onder b)
De vluchtgegevensverwerkingssystemen moeten geschikt zijn voor de toenemende implementatie van geavanceerde, overeengekomen en goedgekeurde operationele concepten voor alle vluchtfasen, met name zoals voorzien in het masterplan inzake luchtverkeersbeveiliging.
ê 552/2004
De kenmerken van de intensief van automatisering gebruikmakende hulpmiddelen moeten zodanig zijn dat zij een samenhangende en efficiënte pretactische en tactische verwerking van de vluchtinformatie in delen van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging mogelijk maken.
De systemen op de grond en in de lucht en de onderdelen daarvan die nieuwe, overeengekomen en goedgekeurde operationele concepten ondersteunen, worden zodanig ontworpen, gebouwd, onderhouden en gebruikt dat zij, met inachtneming van de juiste en goedgekeurde procedures, interoperabel zijn wat betreft de tijdige uitwisseling van correcte en consistente informatie en beschikken over een gemeenschappelijke interpretatie van de actuele en de voorspelde operationele situatie.
3.2. Systemen voor de verwerking van plaatsbepalingsgegevens
3.2.1. Naadloze werking
De systemen voor de verwerking van plaatsbepalingsgegevens worden zodanig ontworpen, gebouwd, onderhouden en gebruikt dat, met inachtneming van de juiste en goedgekeurde procedures, wordt voorzien in de vereiste prestaties en kwaliteit van de dienstverlening binnen een bepaalde omgeving (grond, naderingsluchtverkeersleidingsgebied, en-route) met bekende verkeerskenmerken, met name wat betreft de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de berekende resultaten en de juistheid, integriteit, beschikbaarheid, continuïteit en tijdige beschikbaarheid van de informatie op de werkplaats van de verkeersleider.
De systemen voor de verwerking van plaatsbepalingsgegevens voorzien in de tijdige onderlinge uitwisseling van relevante, accurate, consistente en samenhangende informatie teneinde te zorgen voor een optimaal verloop van de operaties in de verschillende delen van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging.
ê 1070/2009 Art. 4, lid 4, onder b)
3.2.2. Ondersteuning van nieuwe operationele concepten
De systemen voor de verwerking van plaatsbepalingsgegevens voorzien in de toenemende beschikbaarheid van nieuwe bronnen van plaatsbepalingsinformatie, op een zodanige wijze dat de algehele kwaliteit van de dienstverlening wordt verbeterd, met name zoals voorzien in het masterplan inzake luchtverkeersbeveiliging.
ê 552/2004
3.3. Mens/machine-interfacesystemen
3.3.1. Naadloze werking
De mens/machine-interfaces van de grondluchtverkeersbeveiligingssystemen worden, met inachtneming van de juiste en goedgekeurde procedures, zodanig ontworpen, gebouwd, onderhouden en gebruikt dat zij alle verkeersleiders een steeds beter geharmoniseerde werkomgeving bieden, ook wat betreft de functies en de ergonomie, waarbij wordt voorzien in de vereiste prestaties binnen een bepaalde omgeving (grond, naderingsluchtverkeersleidingsgebied, en-route) met bekende verkeerskenmerken.
3.3.2. Ondersteuning van nieuwe operationele concepten
De mens/machine-interfacesystemen voorzien in de toenemende invoering van nieuwe, overeengekomen en goedgekeurde operationele concepten en een toenemende automatisering, op een zodanige wijze dat de taken die aan de verkeersleiders zijn opgedragen, compatibel blijven met de menselijke capaciteiten, zowel onder normale als onder gedegradeerde operationele omstandigheden.
4. Communicatiesystemen en -procedures voor grond-tot-grond-, lucht-tot-grond- en lucht-tot-lucht-communicatie
4.1. Naadloze werking
De communicatiesystemen worden, met inachtneming van de juiste en goedgekeurde procedures, zodanig ontworpen, gebouwd, onderhouden en gebruikt dat de vereiste prestaties worden geleverd binnen een bepaald volume luchtruim of voor een specifieke toepassing, met name wat betreft de verwerkingstijd van de communicatie, de integriteit, de beschikbaarheid en de functionele continuïteit.
Het communicatienetwerk in het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging moet zodanig zijn dat wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van de kwaliteit van de dienstverlening, het werkingsgebied en de redundantie.
ê 1070/2009 Art. 4, lid 4, onder b)
4.2. Ondersteuning van nieuwe operationele concepten
De communicatiesystemen ondersteunen de implementatie van geavanceerde, overeengekomen en goedgekeurde operationele concepten voor alle vluchtfasen, met name zoals voorzien in het masterplan inzake luchtverkeersbeveiliging.
ê 552/2004
5. Navigatiesystemen en -procedures
5.1. Naadloze werking
De navigatiesystemen worden, met inachtneming van de juiste en goedgekeurde procedures, zodanig ontworpen, gebouwd, onderhouden en gebruikt dat de vereiste horizontale en verticale prestaties van de navigatie worden geleverd, met name wat betreft nauwkeurigheid en functionele capaciteit, voor een bepaalde omgeving (grond, naderingsluchtverkeersleidingsgebied, en-route), die bekende verkeerskenmerken heeft en wordt gebruikt onder een overeengekomen en goedgekeurd operationeel concept.
6. Plaatsbepalingssystemen en -procedures
6.1. Naadloze werking
De plaatsbepalingssystemen worden, met inachtneming van de juiste en goedgekeurde procedures, op een zodanige wijze ontworpen, gebouwd, onderhouden en gebruikt dat daarmee de vereiste prestatie wordt geleverd die van toepassing is voor een gegeven omgeving (grond, naderingsluchtverkeersleidingsgebied, en-route) die bekende verkeerskenmerken heeft en wordt gebruikt onder een overeengekomen en goedgekeurd operationeel concept, met name wat betreft nauwkeurigheid, werkingsgebied, reikwijdte en kwaliteit van dienstverlening.
Het plaatsbepalingsnetwerk in het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging voldoet aan de eisen met betrekking tot nauwkeurigheid, actualiteit, werkingsgebied en redundantie. Het plaatsbepalingsnetwerk zorgt ervoor dat plaatsbepalingsgegevens uitgewisseld kunnen worden teneinde de operaties in het gehele Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging te verbeteren.
7. Systemen en procedures voor luchtvaartinlichtingendiensten
7.1. Naadloze werking
Nauwkeurige, tijdige en consistente luchtvaartinlichtingen worden in geleidelijk toenemende mate geleverd in elektronische vorm, op basis van een gemeenschappelijk overeengekomen en genormaliseerd samenstel van gegevens.
Nauwkeurige en consistente luchtvaartinlichtingen, met name met betrekking tot onderdelen of systemen op de grond en in de lucht, worden tijdig beschikbaar gesteld.
7.2. Ondersteuning van nieuwe operationele concepten
In toenemende mate worden nauwkeurige, volledige en actuele luchtvaartinlichtingen tijdig beschikbaar gesteld en gebruikt ter ondersteuning van de voortdurende verbetering in de efficiency van het gebruik van het luchtruim en de luchthavens.
8. Systemen en procedures voor het gebruik van meteorologische informatie
8.1. Naadloze werking
De systemen en procedures voor het gebruik van meteorologische informatie zorgen voor een verbetering van consistentie in en actualiteit van de dienstverlening en de kwaliteit van de presentatie ervan, onder gebruikmaking van een overeengekomen samenstel van gegevens.
8.2. Ondersteuning van nieuwe operationele concepten
De systemen en procedures voor het gebruik van meteorologische informatie zorgen ervoor dat die informatie sneller beschikbaar komt en kan worden gebruikt, zulks ter ondersteuning van de voortdurende verbetering in de efficiency van het gebruik van het luchtruim en de luchthavens.
BIJLAGE III
ONDERDELEN
EG-verklaring
– van conformiteit
– van geschiktheid voor gebruik
1. Onderdelen
De onderdelen worden omschreven in de implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit, overeenkomstig de bepalingen van artikel 3 van de verordening.
2. Werkingssfeer
De EG-verklaring bevat:
– hetzij de beoordeling van de intrinsieke conformiteit van een onderdeel, apart beschouwd, met de communautaire specificaties, waaraan moet worden voldaan,
– hetzij de beoordeling van of een oordeel over de geschiktheid voor gebruik van een onderdeel, beschouwd binnen de luchtverkeersbeveiligingsomgeving ervan.
De beoordelingsprocedures die worden toegepast door de aangemelde instanties in de ontwerp- en productiefasen, worden gebaseerd op de modules die zijn gedefinieerd in Besluit 93/465/EEG, overeenkomstig de voorwaarden die vermeld staan in de relevante implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit.
3. Inhoud van de EG-verklaring
De EG-verklaring van conformiteit of geschiktheid voor gebruik en de bijgaande documenten moeten worden gedateerd en ondertekend.
De verklaring moet worden geschreven in dezelfde taal als de instructies en moet het volgende bevatten:
– verwijzingen naar de verordening;
– de naam en het adres van de fabrikant of van zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde vertegenwoordiger (de handelsnaam en het volledige adres opgeven en, in het geval van een gemachtigd vertegenwoordiger, tevens de handelsnaam van de fabrikant);
– beschrijving van het onderdeel;
– beschrijving van de procedure die is gevolgd om de conformiteit of de geschiktheid voor gebruik vast te stellen (artikel 5 van de verordening);
– alle relevante bepalingen waaraan het onderdeel voldoet en met name de gebruiksvoorwaarden;
– indien van toepassing, de naam en het adres van de aangemelde instantie of instanties die betrokken zijn bij de procedure voor het vaststellen van de conformiteit of geschiktheid voor gebruik, alsmede de datum van het beproevingscertificaat, voorzover van toepassing, samen met de geldigheidsduur en -voorwaarden van het certificaat;
– voorzover van toepassing, verwijzing naar de gevolgde communautaire specificaties;
– aanwijzing van een tot ondertekening gemachtigde persoon die namens de fabrikant of namens diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde vertegenwoordiger verplichtingen mag aangaan.
BIJLAGE IV
SYSTEMEN
EG-verklaring van verificatie van systemen
Verificatieprocedure voor systemen
1. Inhoud van de EG-verklaring van verificatie van systemen
De EG-verklaring van verificatie en de bijgaande documenten moeten worden gedateerd en ondertekend. De verklaring moet worden geschreven in dezelfde taal als het technische dossier en moet het volgende bevatten:
– verwijzingen naar de verordening;
– de naam en het adres van de verlener van luchtvaartnavigatiediensten (handelsnaam en volledig adres);
– een korte beschrijving van het systeem;
– een beschrijving van de procedure die is gevolgd om de conformiteit vast te stellen (artikel 6 van de verordening);
– indien van toepassing, de naam en het adres van de aangemelde instantie die de bij de verificatieprocedure behorende taken heeft uitgevoerd;
– de referenties van de documenten die in het technische dossier zijn opgenomen;
– voorzover van toepassing, verwijzingen naar de communautaire specificaties;
– alle relevante tijdelijke of definitieve bepalingen waaraan de systemen moeten voldoen en met name, voorzover van toepassing, alle eventuele operationele beperkingen of voorwaarden;
– indien tijdelijk: de geldigheidsduur van de EG-verklaring;
– de naam van de ondertekenaar.
2. Verificatieprocedure voor systemen
Verificatie van systemen is de procedure waarmee een verlener van luchtvaartnavigatiediensten controleert en verklaart dat een systeem voldoet aan de verordening en op grond van de verordening in gebruik mag worden gesteld.
Het systeem wordt gecontroleerd op elk van de volgende aspecten:
– het algehele ontwerp,
– de ontwikkeling en integratie van het systeem, inclusief met name de assemblage van onderdelen en algehele aanpassingen,
– de operationele systeemintegratie,
– indien van toepassing, de specifieke bepalingen betreffende het onderhoud van het systeem.
Voorzover volgens de relevante implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit de betrokkenheid van een aangemelde instantie vereist is, stelt deze, na de ingevolge de maatregel voorgeschreven taken uitgevoerd te hebben, een certificaat van conformiteit op met betrekking tot de uitgevoerde taken. Dat certificaat is bestemd voor de verlener van de luchtvaartnavigatiediensten. Deze stelt dan de EG-verklaring van verificatie op ten behoeve van de nationale toezichthoudende instantie.
3. Technisch dossier
Het technische dossier dat de verklaring van verificatie vergezelt, moet alle noodzakelijke documenten bevatten met betrekking tot de kenmerken van het systeem, met inbegrip van de gebruiksvoorwaarden en -beperkingen, alsmede, voorzover van toepassing, de documenten die de conformiteit van onderdelen verzekeren.
De volgende documenten moeten er ten minste in worden opgenomen:
– Een opgave van de relevante onderdelen van de technische specificaties die bij de aankoop werden gebruikt en die zorgen voor nakoming van de van toepassing zijnde implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit, en, voorzover van toepassing, van de communautaire specificaties.
– Een lijst van onderdelen bedoeld in artikel 3 van de verordening.
– Afschriften van de EG-verklaringen van conformiteit of geschiktheid voor gebruik die in overeenstemming met artikel 5 van de verordening bij de hierboven genoemde onderdelen moeten worden geleverd, vergezeld, indien van toepassing, van een afschrift van de verslagen van de tests en proeven die door de aangemelde instanties zijn uitgevoerd.
– Ingeval een aangemelde instantie betrokken is geweest bij de verificatie van het systeem (of systemen), een door die instantie mede ondertekend certificaat dat verklaart dat het systeem voldoet aan deze verordening en waarin alle punten van voorbehoud worden vermeld die tijdens de uitvoering van de activiteiten zijn opgetekend en niet zijn ingetrokken.
– Ingeval geen aangemelde instantie betrokken is geweest, een verslag over de tests en installatieconfiguraties waarvan gebruik is gemaakt om zeker te stellen dat sprake is van nakoming van de essentiële eisen en alle eventuele bijzondere eisen uit de relevante implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit.
4. Indiening
Het technische dossier moet bij de EG-verklaring van verificatie worden gevoegd die de verlener voor luchtvaartnavigatiediensten bij de nationale toezichthoudende autoriteit indient.
Een afschrift van het technische dossier moet worden bewaard door de dienstverlener gedurende de gehele gebruikscyclus van het systeem. Dit moet naar elke andere lidstaat worden gezonden die daarom vraagt.
BIJLAGE III
CONCORDANTIETABEL
Verordening 549/2004 || Verordening 550/2004 || Verordening 551/2004 || Verordening 552/2004 || Deze verordening
Artikel 1, leden 1, 2 en 3 || || || || Artikel 1, leden 1, 2 en 3
|| || Artikel 1, lid 3 || || Artikel 1, lid 4
Artikel 1, lid 4 || || || || Artikel 1, lid 5
|| Artikel 1 || || || --------------
|| || Artikel 1, leden 1, 2 en 4 || || --------------
|| || || Artikel 1 || --------------
Artikel 2, leden 1 tot en met 35 || || || || Artikel 2, leden 1 tot en met 35
|| || || || Artikel 2, leden 36, 37 en 38
Artikel 2, leden 17, 18, 23, 24, 32, 35, 36 || || || || ---------------
Artikel 3 || || || || ---------------
Artikel 4, leden 1 en 2 || || || || Artikel 3, leden 1 en 2
|| || || || Artikel 3, leden 3 en 4
Artikel 4, lid 3 || || || || Artikel 3, lid 5
|| || || || Artikel 3, lid 6
Artikel 3, leden 4 en 5 || || || || Artikel 3, leden 7 en 8
|| || || || Artikel 3, lid 9
|| Artikel 2, lid 1 || || || Artikel 4, lid 1, onder a)
|| || || || Artikel 4, lid 1, onder b) tot en met g)
|| Artikel 2, lid 2 || || || Artikel 4, lid 2
|| || || || Artikel 5, leden 1 en 2
|| Artikel 2, leden 3 tot en met 6 || || || Artikel 5, leden 3 tot en met 6
|| Artikel 3, leden 1 en 2 || || || Artikel 6, leden 1 en 2
|| || || Artikel 8, leden 1 en 3 || Artikel 6, leden 3 en 4
|| || || || Artikel 6, lid 5
|| || || Artikel 8, leden 2 en 4 || -------------
|| Artikel 6 || || || ----------- -
Artikel 10, lid 1 || || || || Artikel 7, lid 1
|| || || || Artikel 7, lid 2
|| Artikel 7, lid 1 || || || Artikel 8, lid 1
|| || || || Artikel 8, lid 2
|| Artikel 7, leden 4 en 6 || || || Artikel 8, leden 3 en 4
|| Artikel 7, leden 2, 3, 5, 7, 8 en 9 || || || -------------
|| Artikel 8 || || || Artikel 9
|| || || || Artikel 10
|| Artikel 9 || || || -------------
Artikel 11 || || || || Artikel 11
|| Artikel 14 || || || Artikel 12
|| Artikel 15 || || || Artikel 13
|| Artikel 16 || || || Artikel 14
|| Artikel 15 bis || || || Artikel 15
|| Artikel 9 bis, lid 1 || || || Artikel 16, leden 1 en 3
|| || || || Artikel 16, lid 2
|| Artikel 9 bis, lid 2, onder i) || || || ------------
|| Artikel 9 bis, lid 2 || || || Artikel 16, lid 4
|| || || || Artikel 16, lid 5
|| Artikel 9 bis, leden 3 tot en met 9 || || || Artikel 16, leden 6 tot en met 12
|| Artikel 9 ter || || || --------------
|| || Artikel 6, lid 1 en lid 2, onder b) || || Artikel 17, lid 1 en lid 2, onder b)
|| || || || Artikel 17, lid 2, onder c) tot en met e)
|| || Artikel 6, lid 3 tot en met lid 4, onder d) || || Artikel 17, lid 3 tot en met lid 4, onder d)
|| || || || Artikel 17, lid 4, onder e)
|| || Artikel 6, lid 4, onder e) en f) || || Artikel 17, lid 4, onder f) en g)
|| || Artikel 6, leden 5 en 7 || || Artikel 17, leden 5 en 6
|| || Artikel 6, leden 8 en 9 || || -------------
|| Artikel 10 || || || Artikel 18
|| || || || Artikel 19
|| Artikel 11 || || || Artikel 20
|| Artikel 12 || || || Artikel 21
|| Artikel 13 || || || Artikel 22
|| || Artikel 3 || || ---------------
|| || Artikel 3 bis || || Artikel 23
|| || Artikel 4 || || ---------- ----
|| || Artikel 7 || || ---------- ----
|| || Artikel 8 || || ---------- ----
|| || || || Artikel 24, leden 1 en 2
|| || || Artikel 3, lid 3 || ---------- ----
|| || || Artikel 2 en artikel 3, lid 2 || -------------
|| || || Artikel 3, lid 4, tot en met artikel 7 || -------------
|| Artikel 17, lid 1 || || || Artikel 25
|| || || || Artikel 26
Artikel 5, leden 1, 2 en 3 || || || || Artikel 27, leden 1, 2 en 3
Artikel 5, leden 4 en 5 || || || || -------------
Artikel 10, leden 2 en 3 || || || || Artikel 28, leden 1 en 2
Artikel 6 || || || || Artikel 29
Artikel 7 || || || || Artikel 30
Artikel 8 || || || || Artikel 31
|| Artikel 4 || || || -------------
|| || || Artikel 9 || -------------
|| Artikel 18 || || || Artikel 32
Artikel 9 || || || || Artikel 33
Artikel 12, leden 2, 3 en 4 || || || || Artikel 34, leden 1, 2 en 3
Artikel 12, lid 1 || || || || -------------
|| Artikel 18 bis || || || ---- --------
|| || Artikel 10 || || ----- -------
Artikel 13 || || || || Artikel 35
Artikel 13 bis || || || || Artikel 36
|| || || Artikel 10 || -------------
|| || || Artikel 11 || Artikel 37
|| Artikel 19, lid 1 || || || Artikel 38
|| Artikel 19, lid 2 || || || -------------
|| Bijlage I || || Bijlage V || Bijlage I
|| || || Bijlage I || -----------
|| Bijlage II || || || Bijlage II
|| || || Bijlage II || ----------
|| || || || Bijlage III
|| || || Bijlage III || ----------
|| || || Bijlage IV || -----------
é
[1] Verordening (EG) nr. 549/2004 tot vaststelling van het kader voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim ("de kaderverordening"); Verordening (EG) nr. 550/2004 betreffende de verlening van luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappelijk Europees luchtruim ("de luchtvaartnavigatiedienstenverordening"); Verordening (EG) nr. 551/2004 betreffende de organisatie en het gebruik van het gemeenschappelijk Europees luchtruim ("de luchtruimverordening"); Verordening (EG) nr. 552/2004 betreffende de interoperabiliteit van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeheer ("de interoperabiliteitsverordening").
[2] Zie bijlage III van SES2 en de effectbeoordeling voor een overzicht van de SES-wetgeving.
[3] Verordening (EG) nr. 216/2008, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1108/2009.
[4] Krachtens het stappenplan van de Commissie voor de tenuitvoerlegging van de Gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad van de EU en de Europese Commissie inzake gedecentraliseerde agentschappen (juli 2012) moeten de namen van alle EU-agentschappen worden gestandaardiseerd volgens hetzelfde formaat, maar om duidelijkheidsredenen wordt in deze toelichting de huidige naam van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (het EASA) gebruikt in de hele tekst. In de tekst van het wetgevingsvoorstel zelf wordt de gestandaardiseerde naam "Luchtvaartagentschap van de Europese Unie" (European Union Agency for Aviation, EAA) gebruikt, overeenkomstig de nieuwe gezamenlijke verklaring en het stappenplan.
[5] Verordening (EG) nr. 219/2007 van de Raad; SESAR (Single European Sky ATM Research Programme) is een technische pijler van het gemeenschappelijk Europees luchtruim – een programma voor de verbetering van het luchtverkeersbeheer dat betrekking heeft op alle luchtvaart.
[6] Verordening (EG) nr. 216/2008 (zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1108/2009), artikel 65 bis.
[7] COM(2012) 573 final.
[8] Verordening (EG) nr. 216/2008.
[9] Zoals eerder gezegd zijn de wijzigingen van de EASA-basisverordening van technische aard. Ze zullen dan ook niet worden geanalyseerd in de effectbeoordeling.
[10] http://ec.europa.eu/governance/impact/planned_ia/roadmaps_2013_en.htm#MOVE.
[11] PB C 103 E van 30.4.2002, blz. 1.
[12] PB C 241 van 7.10.2002, blz. 24.
[13] PB C 278 van 14.11.2002, blz. 13.
[14] PB L 96 van 31.3.2004, blz. 1.
[15] PB L 96 van 31.3.2004, blz. 10.
[16] PB L 96 van 31.3.2004, blz. 20.
[17] PB L 96 van 31.3.2004, blz. 26.
[18] Zie blz. 1 van dit Publicatieblad.
[19] Zie blz. 1 van dit Publicatieblad.
[20] Zie blz. 1 van dit Publicatieblad.
[21] Zie blz. 9 van dit Publicatieblad.
[22] Zie blz. 20 van dit Publicatieblad.
[23] Zie blz. 10 van dit Publicatieblad.
[24] Zie blz. 20 van dit Publicatieblad.
[25] PB C 136 van 4.6.1985, blz. 1.
[26] PB L 225 van 12.8.1998, blz. 27.
[27] PB L 225 van 12.8.1998, blz. 27.
[28] PB L 95van 9.4.2009, blz. 41.
[29] PB L 220 van 30.8.1993, blz. 23.
[30] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
[31] PB C 38 van 6.2.2001, blz. 3.
[32] PB L 187 van 29.7.1993, blz. 52. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).
[33] PB L 95 van 10.4.1997, blz. 16. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2082/2000 (PB L 254 van 9.10.2000, blz. 1).
[34] PB L 254 van 9.10.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 980/2002 (PB L 150 van 8.6.2002, blz. 38).
[35] PB L 79 van 19.3.2008, blz. 1.
[36] PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.
[37] PB L 134 van 30.4.2004, blz. 114.
[38] PB L 134 van 30.4.2004, blz. 1.
[39] PB C 179 van 1.8.2006, blz. 2.
[40] Zie blz. 10 van dit Publicatieblad.
[41] PB L 95 van 9.4.2009, blz. 41.
[42] PB L 64 van 2.3.2007, blz. 1.
[43] Zie blz. 33 van dit Publicatieblad.
[44] Dit verdrag is gewijzigd bij het protocol van 12 februari 1981 en herzien bij het protocol van 27 juni 1997.
[45] Eurocontrol is opgericht bij het International Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart van 13 december 1960, als gewijzigd bij het protocol van 12 februari 1981 en herzien bij het protocol van 27 juni 1997.
[46] Zie blz. 20 van dit Publicatieblad.
[47] Zie blz. 10 van dit Publicatieblad.
[48] Zie blz. 26 van dit Publicatieblad.
[49] PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1.
[50] PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/48/EG (PB L 217 van 5.8.1998, blz. 18).
[51] PB L 79 van 19.3.2008, blz. 1.
[52] PB L 79 van 19.3.2008, blz. 1.