Bijlagen bij COM(1994)401 - Wijziging van Verordening (EEG) nr. 3759/92 houdende een gemeenschappelijke marktordening in de sector visserijprodukten en produkten van de aquacultuur

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage A, lijst II, bij Richtlijn 91/67/EEG, zich voordoen;

- het verdere verloop en de geografische spreiding van de in het eerste streepje bedoelde ziekten te volgen.

2. De bepalingen ter uitvoering van dit artikel, met name de bepalingen voor de opstelling van het in lid 1 bedoelde programma, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 10.


Artikel 5

1. De Lid-Staten zien erop toe dat elke abnormaal hoge sterfte bij tweekleppige weekdieren op bedrijven of op natuurlijke percelen zo spoedig mogelijk bij de officiële dienst wordt gemeld.

2. In het in lid 1 bedoelde geval ziet de officiële dienst van de Lid-Staat erop toe dat:

a) monsters worden genomen voor onderzoek in een erkend laboratorium;

b) in afwachting van de resultaten van het onder a) bedoelde onderzoek geen weekdieren het bedrijf, het getroffen gebied of de natuurlijke percelen verlaten om te worden uitgezet op een ander bedrijf of in het aquatisch milieu, tenzij de officiële dienst daartoe toestemming heeft gegeven.

3. Indien uit het in lid 2 bedoelde onderzoek blijkt dat er sprake is van een ziekte, dient een epizoötiologisch onderzoek te worden verricht om te bepalen op welke wijze de ziekte kan zijn binnengebracht en om na te gaan of van het bedrijf of de natuurlijke percelen afkomstige weekdieren in de aan de geconstateerde sterfte voorafgaande periode elders zijn uitgezet.

4. Indien uit het in lid 2, onder a), bedoelde onderzoek niet blijkt dat er sprake is van een ziekte, worden de in lid 2, onder b), genoemde beperkende maatregelen ingetrokken.

5. De officiële dienst ziet erop toe dat de Commissie en de andere Lid-Staten onverwijld in kennis worden gesteld van abnormaal hoge sterfte in verband met een ziekte, de maatregelen die zijn genomen om de situatie te onderzoeken en de ziekte te bestrijden, en de oorzaak van de sterfte.


Artikel 6

1. Voor de bemonstering en het laboratoriumonderzoek om de oorzaak van de abnormale sterfte bij tweekleppige weekdieren te bepalen, worden de methoden gebruikt die zijn vastgesteld volgens de procedure van artikel 10 van deze richtlijn.

2. Het in lid 1 bedoelde onderzoek wordt uitgevoerd in een door de officiële dienst erkend laboratorium. De officiële dienst van een Lid-Staat kan een erkend laboratorium in een andere Lid-Staat opdracht geven deze tests uit te voeren. Indien nodig en in elk geval indien de oorzaak van de sterfte niet kan worden achterhaald, werkt het erkend laboratorium samen met het in artikel 7 bedoelde communautair referentielaboratorium.

3. De Lid-Staten delen de lijst van erkende laboratoria mede aan de Commissie en aan andere Lid-Staten.


Artikel 7

1. Het communautair referentielaboratorium voor ziekten van tweekleppige weekdieren is vermeld in bijlage A.

2. Onverminderd het bepaalde in Beschikking 90/424/EEG, en met name in artikel 28, zijn de functies en taken van het in lid 1 bedoelde laboratorium die welke in bijlage B zijn vermeld.


Artikel 8

Deskundigen van de Commissie kunnen in samenwerking met de bevoegde autoriteiten controles ter plaatse uitvoeren voor zover de eenvormige toepassing van deze richtlijn dit vereist. De Commissie brengt de Lid-Staten op de hoogte van de uitkomsten van de verrichte controles.

De Lid-Staat op het grondgebied waarvan een controle wordt verricht, geeft de deskundigen alle steun voor de uitvoering van hun taak.

De bepalingen ter uitvoering van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 10.


Artikel 9

De bijlagen bij deze richtlijn kunnen worden gewijzigd volgens de procedure van artikel 10.


Artikel 10

1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij Besluit 68/361/EEG van de Raad (3) ingestelde Permanent Veterinair Comité, hierna "het Comité" genoemd.

2. In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure, zijn de volgende bepalingen van toepassing:

De vertegenwoordiger van de Commissie legt het Comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het Comité brengt binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie, advies uit over dit ontwerp, zo nodig door middel van een stemming.

Het advies wordt in de notulen opgenomen; voorts heeft iedere Lid-Staat het recht te verzoeken dat zijn standpunt in de notulen wordt opgenomen.

De Commissie houdt zoveel mogelijk rekening met het door het Comité uitgebrachte advies. Zij brengt het Comité op de hoogte van de wijze waarop zij rekening heeft gehouden met zijn advies.


Artikel 11

1. De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om vóór 1 juli 1996 aan het bepaalde in deze richtlijn te voldoen.

Wanneer de Lid-Staten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.

2. De Lid-Staten delen de Commissie de tekst mee van de belangrijkste nationale wetsbepalingen die zij binnen de werkingssfeer van deze richtlijn hebben vastgesteld.


Artikel 12

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.


Artikel 13

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.


(1) PB nr. L 46 van 19. 2. 1991, blz. 1.

(2) PB nr. L 175 van 19. 7. 1993, blz. 34.

(3) PB nr. L 255 van 18. 10. 1968, blz. 23.


BIJLAGE A


Communautair referentielaboratorium voor ziekten bij tweekleppige weekdieren

Ifremer

Boîte postale 133

F-17390 La Tremblade.


BIJLAGE B


Functies en taken van het communautair referentielaboratorium voor ziekten bij tweekleppige weekdieren

De functies en taken van het communautair referentielaboratorium zijn:

1. coördinatie, in overleg met de Commissie, van de in de Lid-Staten toegepaste methoden voor de diagnose van de betrokken ziekten bij tweekleppige weekdieren, en met name:

a) aanleg en instandhouding van een verzameling histologische coupes, stammen en isolaten van het desbetreffende pathogene agens, en beschikbaarstelling ervan aan de erkende laboratoria in de Lid-Staten;

b) periodieke organisatie van communautaire vergelijkende tests van de diagnoseprocedures;

c) verzameling en vergelijking van gegevens en informatie inzake de gebruikte diagnosemethoden en de resultaten van de in de Gemeenschap verrichte tests;

d) karakterisering van isolaten van pathogenen aan de hand van de meest geavanceerde en geschikte methoden om een beter inzicht in de epizoötiologie van de ziekte te krijgen;

e) het volgen van de ontwikkelingen, over de gehele wereld, op het gebied van het toezicht op en de epizoötiologie en de preventie van de betrokken ziekte;

f) het op peil houden van deskundigheid met betrekking tot het ziekteverwekkende agens van de betrokken ziekten teneinde een snelle differentiële diagnose mogelijk te maken;

2. actieve steun bij het identificeren van de uitbraken van de ziekte in de Lid-Staten door het onderzoeken van de isolaten van het pathogene agens die worden toegezonden voor bevestiging van de diagnose, karakterisering en epizoötiologisch onderzoek;

3. bevordering van de opleiding en de na- en bijscholing van de deskundigen op het gebied van laboratoriumdiagnose met het oog op de harmonisatie van de diagnosetechnieken in de hele Gemeenschap;

4. samenwerking op het gebied van diagnosemethoden voor exotische ziekten met de bevoegde laboratoria in de derde landen waar die ziekten heersen.