Overwegingen bij COM(2024)610 -

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
dossier COM(2024)610 - .
document COM(2024)610
datum 19 juni 2024
 
(1) Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad3, waarbij de herstel- en veerkrachtfaciliteit werd ingesteld, is op 19 februari 2021 in werking getreden. De herstel- en veerkrachtfaciliteit biedt de lidstaten financiële ondersteuning voor de uitvoering van hervormingen en investeringen, die worden gerealiseerd met budgettaire stimulansen door de EU. In overeenstemming met de prioriteiten van het Europees Semester draagt zij bij tot het economisch en sociaal herstel en de uitvoering van duurzame hervormingen en investeringen, met name om de groene en de digitale transitie te bevorderen en de economieën van de lidstaten veerkrachtiger te maken. Zij helpt ook de overheidsfinanciën te versterken en de groei en werkgelegenheid op middellange en lange termijn te stimuleren, de territoriale cohesie binnen de EU te verbeteren en de verdere uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten te ondersteunen.

(2) De REPowerEU-verordening4, die op 27 februari 2023 is vastgesteld, heeft tot doel de EU geleidelijk onafhankelijker te maken van de invoer van Russische fossiele brandstoffen. Dit zou moeten bijdragen tot energiezekerheid en de diversificatie van de energievoorziening van de EU en tegelijkertijd het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, de opslagcapaciteit voor energie en de energie-efficiëntie vergroten. Frankrijk heeft een nieuw REPowerEU-hoofdstuk toegevoegd aan zijn nationale herstel- en veerkrachtplan om belangrijke hervormingen en investeringen te financieren die de REPowerEU-doelstellingen helpen verwezenlijken.

(3) Op 16 maart 2023 heeft de Commissie een mededeling gepubliceerd met de titel “Concurrentievermogen van de EU op lange termijn: blik op de periode na 2030”5, als basis voor beleidsbeslissingen en met als doel te werken aan een groeibevorderend regelgevingskader. De mededeling schetst het concurrentievermogen rond negen elkaar versterkende aanjagers. Deze aanjagers zijn onder meer de toegang tot particulier kapitaal, onderzoek en innovatie, onderwijs en vaardigheden, en de eengemaakte markt als de belangrijkste beleidsprioriteiten voor hervormingen en investeringen om de huidige productiviteitsuitdagingen aan te pakken en het concurrentievermogen van de EU en haar lidstaten op lange termijn op te bouwen. Na deze mededeling kwam de Commissie op 14 februari 2024 met het jaarverslag over de eengemaakte markt en het concurrentievermogen6. In het verslag worden de sterke en zwakke punten van de eengemaakte markt van Europa op het gebied van het concurrentievermogen beschreven. De ontwikkelingen van het jaar worden gevolgd aan de hand van de negen aanjagers van het concurrentievermogen.

(4) Op 21 november 2023 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 20247 en daarmee de aanzet gegeven tot de cyclus 2024 van het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid. De Europese Raad heeft op 22 maart 2024 zijn goedkeuring gehecht aan de prioriteiten van de analyse rond de vier dimensies van concurrerende duurzaamheid. Op 21 november 2023 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag 2024 aangenomen, waarin zij Frankrijk heeft genoemd als een van de lidstaten die mogelijk door onevenwichtigheden is geraakt of het risico loopt daardoor geraakt te worden, en waarvoor een diepgaande evaluatie nodig zou zijn. Op dezelfde datum heeft de Commissie een advies goedgekeurd over het ontwerpbegrotingsplan 2024 van Frankrijk. De Commissie heeft ook een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone goedgekeurd, die de Raad op 12 april 2024 heeft aangenomen, alsook het voorstel voor het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2024 waarin de uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten wordt geanalyseerd, dat de Raad op 11 maart 2024 heeft aangenomen.

(5) Op 30 april 2024 is het nieuwe EU-kader voor economische governance in werking getreden. Het kader omvat de nieuwe Verordening (EU) 2024/1263 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de doeltreffende coördinatie van het economisch beleid en het multilaterale begrotingstoezicht en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad. Het bevat ook de gewijzigde Verordening (EG) nr. 1467/97 over de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten en de gewijzigde Richtlijn 2011/85/EU over de begrotingskaders van de lidstaten8. De doelstellingen van het nieuwe kader zijn houdbaarheid van de overheidsschuld en duurzame en inclusieve groei door middel van geleidelijke begrotingsconsolidatie, alsmede hervormingen en investeringen. Het bevordert de nationale verantwoordelijkheid en heeft een grotere focus op de middellange termijn, in combinatie met een doeltreffendere en coherentere handhaving. Elke lidstaat moet bij de Raad en de Commissie een nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn indienen. De nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn bevatten de budgettaire, hervormings- en investeringsverbintenissen van een lidstaat, die een planningshorizon van vier of vijf jaar bestrijken, afhankelijk van de normale duur van de nationale zittingsperiode. Het netto-uitgaventraject9 in de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn moet voldoen aan de vereisten van Verordening (EU) 2024/1263, met inbegrip van de vereisten om de overheidsschuld uiterlijk aan het einde van de aanpassingsperiode op een plausibel neerwaarts pad te brengen of te houden of op een prudent niveau onder de 60 % van het bbp te houden en om het overheidstekort op middellange termijn onder de referentiewaarde van 3 % van het bbp te brengen en/of te houden. Wanneer een lidstaat zich overeenkomstig de criteria van Verordening (EU) 2024/1263 verbindt tot een relevante reeks hervormingen en investeringen, kan de aanpassingsperiode met ten hoogste drie jaar worden verlengd. Om de opstelling van die plannen te ondersteunen, zal de Commissie de lidstaten op [21 juni] 2024 richtsnoeren verstrekken over de inhoud van de plannen en de daaropvolgende jaarlijkse voortgangsverslagen die zij moeten indienen, en zal zij hun overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EU) 2024/1263 technische richtsnoeren over de begrotingsaanpassingen toezenden (referentietrajecten en technische informatie, indien van toepassing). Lidstaten moeten hun budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn uiterlijk op 20 september 2024 indienen, tenzij de lidstaat en de Commissie een redelijke verlenging van de termijn overeenkomen. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat hun nationale parlementen daarbij worden betrokken en dat onafhankelijke begrotingsinstellingen, sociale partners en andere nationale belanghebbenden worden geraadpleegd, naargelang het geval.

(6) In 2024 blijft het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid evolueren in overeenstemming met de uitvoering van de herstel- en veerkrachtfaciliteit. De volledige uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen blijft essentieel voor de verwezenlijking van de beleidsprioriteiten in het kader van het Europees Semester, aangezien de plannen daadwerkelijk helpen bij het aanpakken van alle of een aanzienlijk deel van de problemen die zijn aangehaald in de relevante landspecifieke aanbevelingen die in de afgelopen jaren zijn gedaan. De landspecifieke aanbevelingen 2019, 2020, 2022 en 2023 blijven ook van belang voor herstel- en veerkrachtplannen die worden herzien, bijgewerkt of gewijzigd overeenkomstig de artikelen 14, 18 en 21 van Verordening (EU) 2021/241.

(7) Op 28 april 2021 heeft Frankrijk in overeenstemming met artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) 2021/241 zijn herstel- en veerkrachtplan ingediend bij de Commissie. Krachtens artikel 19 van Verordening (EU) 2021/241 heeft de Commissie de relevantie, doeltreffendheid, efficiëntie en samenhang van het herstel- en veerkrachtplan beoordeeld overeenkomstig de beoordelingsrichtsnoeren van bijlage V bij die verordening. Op 13 juli 2021 heeft de Raad zijn besluit betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Frankrijk aangenomen10, dat werd gewijzigd op 14 juli 2023 overeenkomstig artikel 18, lid 2, van Verordening (EU) 2021/241 om de maximale financiële bijdrage voor niet-terugbetaalbare financiële steun bij te werken, en het REPowerEU-hoofdstuk op te nemen11. De tranches worden vrijgegeven als de Commissie overeenkomstig artikel 24, lid 5, van Verordening (EU) 2021/241 besluit dat Frankrijk de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen van het uitvoeringsbesluit van de Raad op bevredigende wijze heeft verwezenlijkt. Onder bevredigende verwezenlijking wordt begrepen dat de verwezenlijking van eerdere mijlpalen en streefdoelen niet is teruggedraaid.

(8) Op 2 mei 2024 heeft Frankrijk zijn nationale hervormingsprogramma 2024 en stabiliteitsprogramma 2024 ingediend, conform artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1466/97. Overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2021/241 weerspiegelt het nationale hervormingsprogramma 2024 ook de halfjaarlijkse verslaglegging van Frankrijk over de vorderingen bij de uitvoering van zijn herstel- en veerkrachtplan.

(9) De Commissie heeft op 19 juni 2024 het landverslag 2024 voor Frankrijk12 gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Frankrijk heeft geboekt bij de uitvoering van de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen die de Raad tussen 2019 en 2023 heeft aangenomen en werd de balans opgemaakt van de uitvoering door Frankrijk van het herstel- en veerkrachtplan. Op basis van deze analyse werden in het landverslag lacunes vastgesteld met betrekking tot de uitdagingen die niet of slechts gedeeltelijk worden aangepakt in het herstel- en veerkrachtplan, alsook nieuwe en opkomende uitdagingen. Ook werd de vooruitgang beoordeeld die Frankrijk heeft geboekt bij de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en bij de verwezenlijking van de kerndoelen van de EU inzake werkgelegenheid, vaardigheden en armoedebestrijding, alsook bij de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN.

(10) De Commissie heeft uit hoofde van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 een diepgaande evaluatie uitgevoerd voor Frankrijk. De belangrijkste bevindingen van de beoordeling door de diensten van de Commissie van macro-economische kwetsbaarheden voor Frankrijk voor de toepassing van die verordening zijn in april 2024 gepubliceerd13. De Commissie heeft op 19 juni 2024 geconcludeerd dat Frankrijk niet meer wordt geconfronteerd met macro-economische onevenwichtigheden. De beleidsmaatregelen hebben met name bijgedragen tot minder kwetsbaarheden van grensoverschrijdend belang in verband met concurrentievermogen in een context van lage productiviteitsgroei, maar de inspanningen moeten worden voortgezet, en er is nog steeds sprake van kwetsbaarheden in verband met de hoge overheidsschuld. Het prijsconcurrentievermogen heeft zich sinds 2021 gunstig ontwikkeld, deels als gevolg van een lagere inflatie dan die bij handelspartners. De resultaten op het vlak van kostenconcurrentievermogen vertonen echter een meer wisselend beeld omdat de arbeidsproductiviteit is afgeremd door tijdelijke factoren in de nasleep van de COVID-19-crisis, waaronder hardnekkige arbeidsoppotting in een aantal belangrijke sectoren, en beleid dat gericht is op meer werkgelegenheid. Dit beleid heeft de afgelopen jaren geleid tot een krachtige groei van de werkgelegenheid. De arbeidsproductiviteit en het concurrentievermogen zullen naar verwachting in de toekomst verbeteren, mede dankzij geplande investeringen en hervormingen, die de schuldafbouw moeten ondersteunen. De schulden van de particuliere sector namen tijdens de pandemie aanzienlijk toe, maar gingen hand in hand met stijgingen van de spaarquote van huishoudens en van het eigen vermogen, alsook met de opbouw van liquiditeitsbuffers in bedrijven die nu worden gebruikt. Ondanks de strengere financiële voorwaarden blijft de kredietverlening voor bedrijfsinvesteringen dynamisch. Met het bbp-herstel sinds 2021 is de overheidsschuldquote enigszins gedaald tot iets meer dan 110 % in 2023. Verwacht wordt dat deze in 2024 nagenoeg stabiel zal blijven, maar in 2025 opnieuw zal toenemen tegen de achtergrond van aanhoudende grote overheidstekorten. De beleidsrespons op de geconstateerde kwetsbaarheden in verband met het concurrentievermogen in een context van lage productiviteitsgroei was over het algemeen passend en moet de komende jaren de productiviteitsgroei ondersteunen, maar de inspanningen moeten worden voortgezet. De uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan zal helpen om de uitdagingen op het gebied van concurrentievermogen verder aan te pakken en tegelijk de productiviteitsgroei te verbeteren. Hoewel er beleidsmaatregelen zijn genomen om de overheidsfinanciën te versterken, zijn er duidelijk meer inspanningen nodig om de hoge overheidsschuld terug te dringen. Het hervormde stabiliteits- en groeipact, met inbegrip van de toepassing van de buitensporigtekortprocedure, biedt een geschikt en sterk toezichtmechanisme om de risico’s voor de budgettaire houdbaarheid aan te pakken.

(11) Volgens door Eurostat gevalideerde gegevens14 is het overheidstekort van Frankrijk van 4,8 % van het bbp in 2022 toegenomen tot 5,5 % in 202315, terwijl de overheidsschuld van 111,9 % van het bbp eind 2022 afnam tot 110,6 % eind 2023. Zoals aangekondigd in de richtsnoeren voor het begrotingsbeleid voor 202416 neemt de Commissie de eerste stap voor het instellen van op tekorten gebaseerde buitensporigtekortprocedures op basis van de begrotingsresultaten voor 2023, in overeenstemming met bestaande wettelijke bepalingen. Op 19 juni 2024 heeft de Commissie een verslag17 op grond van artikel 126, lid 3, VWEU aangenomen. In dat verslag wordt de begrotingssituatie van Frankrijk beoordeeld, aangezien het overheidstekort van het land in 2023 de referentiewaarde van 3 % van het bbp overschreed. Gezien deze beoordeling en na bestudering van het advies van het bij artikel 126, lid 4, van het VWEU ingestelde Economisch en Financieel Comité, is de Commissie voornemens in juli een buitensporigtekortprocedure in te stellen door de Raad aan te bevelen op grond van artikel 126, lid 6, een besluit betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Frankrijk vast te stellen.

(12) Op 12 juli 2022 heeft de Raad aanbevolen18 dat Frankrijk in 2023 een prudent begrotingsbeleid voert, met name door de groei van nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven te beperken tot onder de potentiële-outputgroei op middellange termijn19, rekening houdend met de aanhoudende tijdelijke en gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het meest kwetsbaar zijn voor stijgingen van de energieprijzen, en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. Tegelijkertijd kreeg Frankrijk de aanbeveling klaar te staan om de lopende uitgaven aan te passen aan de veranderende situatie. Frankrijk kreeg ook de aanbeveling om meer overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid te doen, met inachtneming van het REPowerEU-initiatief, onder meer door gebruik te maken van de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere Uniefondsen. Volgens ramingen van de Commissie was de begrotingskoers20 in 2023 contractief (0,5 % van het bbp), in een context van hoge inflatie. De groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde) in 2023 leverde een contractieve bijdrage aan de begrotingskoers van 0,3 % van het bbp en was in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad. In 2023 bedroegen de met subsidies uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen gefinancierde uitgaven 0,4 % van het bbp. De nationaal gefinancierde investeringen bedroegen 4,1 % van het bbp in 2023, een stijging van 0,1 procentpunt ten opzichte van 2022. Frankrijk financierde aanvullende investeringen via de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen. Het deed overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid, bijvoorbeeld voor de ontwikkeling en industriële toepassing van hernieuwbare en koolstofarme waterstofoplossingen, innovatieprojecten in duurzame landbouwsystemen, gerecyclede materialen, innovatieve gebouwen, digitalisering en decarbonisatie van mobiliteit en investeringen voor de thermische renovatie van gebouwen, die gedeeltelijk worden gefinancierd door de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen.

(13) De belangrijkste prognoses van het stabiliteitsprogramma 2024 kunnen als volgt worden samengevat. Het macro-economische scenario dat aan de begrotingsprognoses ten grondslag ligt, gaat uit van een reële bbp-groei van 1,0 % in 2024 en 1,4 % in 2025, terwijl wordt uitgegaan van een CPI-inflatie van 2,5 % in 2024 en 1,7 % in 2025. Het overheidstekort neemt af tot 5,1 % van het bbp in 2024 en 4,1 % van het bbp in 2025, terwijl de overheidsschuldquote toeneemt tot 112,3 % eind 2024 en 113,1 % eind 2025. Het overheidstekort neemt na 2025 geleidelijk af tot 3,6 % van het bbp in 2026 en 2,9 % in 2027. Het overheidssaldo zakt in 2027 dus onder de tekortreferentiewaarde van 3 % van het bbp. Op zijn beurt daalt de overheidsschuldquote na 2025 geleidelijk tot 112,9 % in 2026 en 112,0 % in 2027.

(14) Volgens de voorjaarsprognoses 2024 van de Commissie neemt het reële bbp toe met 0,7 % in 2024 en 1,3 % in 2025 en komt de GICP-inflatie uit op 2,5 % in 2024 en 2,0 % in 2025.

(15) Volgens de voorjaarsprognoses 2024 van de Commissie bedraagt het overheidstekort in 2024 5,3 % van het bbp, terwijl de overheidsschuldquote tegen eind 2024 stijgt tot 112,4 %. De daling van het tekort in 2024 komt met name voort uit de beëindiging van de meeste energiegerelateerde noodmaatregelen en van de in februari doorgevoerde uitgavenbesparingen ten belope van 0,3 % van het bbp, die gedeeltelijk worden gecompenseerd door de verwachte forse stijging van de rentebetalingen op de overheidsschuld tot ongeveer 2,0 % van het bbp, onder invloed van hogere tarieven voor nieuwe emissies. Bovendien is er in de prognoses ook rekening mee gehouden dat een uitzonderlijke belasting voor energieproducenten en op financiële winsten een effect op het bbp had van 0,1 %. De stijging van de schuldquote in 2024 weerspiegelt voornamelijk het effect van een hoog primair tekort en stijgende rentebetalingen, terwijl het schuldverlagende effect van de nominale groei gematigder zou zijn dan in de afgelopen jaren. Op basis van de ramingen van de Commissie is de begrotingskoers in 2024 contractief (1,1 % van het bbp).

(16) Volgens de voorjaarsprognoses 2024 van de Commissie worden in 2024 uitgaven ten belope van 0,2 % van het bbp gefinancierd met niet-terugbetaalbare steun (“subsidies”) uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit, tegenover 0,2 % van het bbp in 2023. Met subsidies van de herstel- en veerkrachtfaciliteit gefinancierde uitgaven zullen hoogwaardige investeringen en productiviteitsverhogende hervormingen mogelijk maken zonder rechtstreekse gevolgen voor het overheidssaldo en de overheidsschuld van Frankrijk.

(17) Op 14 juli 2023 heeft de Raad Frankrijk aanbevolen21 een prudent begrotingsbeleid te voeren, met name door de nominale stijging van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven22 in 2024 te beperken tot 2,3 %. De lidstaten is verzocht er bij het uitvoeren van hun begroting 2023 en het opstellen van hun ontwerpbegrotingsplannen/begroting voor 2024 rekening mee te houden dat de Commissie aan de Raad zou voorstellen om buitensporigtekortprocedures in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023. Volgens de voorjaarsprognoses 2024 van de Commissie nemen de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven van Frankrijk in 2024 toe met 1,8 %23, hetgeen minder dan de aanbevolen maximale groei is. Dit is in overeenstemming met wat de Raad heeft aanbevolen.

(18) Bovendien heeft de Raad Frankrijk aanbevolen om de geldende noodsteunmaatregelen voor energie in 2023 en 2024 zo snel mogelijk af te bouwen, met gebruikmaking van de daarmee samenhangende besparingen om het overheidstekort terug te dringen. De Raad heeft verder aangegeven dat, indien hernieuwde stijgingen van de energieprijzen nieuwe of voortgezette steunmaatregelen vereisen, Frankrijk ervoor moet zorgen dat deze gericht zijn op de bescherming van kwetsbare huishoudens en bedrijven, budgettair haalbaar zijn, en stimulansen voor energiebesparing behouden. Volgens de voorjaarsprognoses 2024 van de Commissie bedragen de netto begrotingskosten24 van de noodsteunmaatregelen voor energie naar raming 0,9 % van het bbp in 2023, 0,2 % in 2024 en 0,0 % in 2025. Met name wordt aangenomen dat in 2024 de plafonnering van gereguleerde elektriciteitsprijzen van kracht blijft door middel van een verlaging van de binnenlandse belasting op het eindverbruik van elektriciteit (Ticfe) en directe subsidies waarmee elektriciteitsleveranciers worden gecompenseerd. Indien de daarmee gepaard gaande besparingen worden gebruikt om het overheidstekort terug te dringen, zoals aanbevolen door de Raad, zouden deze prognoses een begrotingsaanpassing van 0,6 % van het bbp in 2024 impliceren, wat te vergelijken valt met een contractieve bijdrage van nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven25 aan de begrotingskoers van 1,0 % van het bbp in dat jaar. De noodsteunmaatregelen voor energie worden in de prognoses zo snel mogelijk afgebouwd in 2023 en 2024. Dit is in overeenstemming met wat de Raad heeft aanbevolen. De daarmee samenhangende besparingen worden bovendien volledig gebruikt om het overheidstekort terug te dringen. Dit is ook in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad.

(19) Daarnaast heeft de Raad Frankrijk ook aanbevolen nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen in stand te houden en te zorgen voor een doeltreffende absorptie van subsidies uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen, met name om de groene en de digitale transitie te bevorderen. Volgens de voorjaarsprognoses 2024 van de Commissie blijven de nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen stabiel op 4,1 % van het bbp in 2024. Dit is in overeenstemming met wat de Raad heeft aanbevolen. De overheidsuitgaven die worden gefinancierd met inkomsten uit EU-fondsen, met inbegrip van subsidies uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit, blijven stabiel op 0,4 % van het bbp in 2024.

(20) Op basis van de beleidsmaatregelen die op de afsluitdatum van de voorjaarsprognose 2024 van de Commissie bekend waren en de aanname van ongewijzigd beleid, wordt in 2025 een overheidstekort van 5,0 % van het bbp verwacht. De daling van het tekort in 2025 bij ongewijzigd beleid weerspiegelt voornamelijk de verwachte opleving van de groei. De overheidsschuldquote stijgt volgens het plan tot 113,8 % eind 2025. De stijging van de schuldquote is voornamelijk toe te schrijven aan hoge primaire tekorten en stijgende rentebetalingen.

(21) Frankrijk heeft veel belastinguitgaven, die een zware budgettaire last met zich meebrengen. Volgens de begrotingswet voor 2023 bedroegen de begrotingskosten van de 465 vermelde belastinguitgaven in 2022 88 miljard EUR (3,3 % van het bbp), exclusief het effect van het belastingkrediet voor werkgelegenheid en concurrentievermogen (crédit d’impôt pour la compétitivité et l’emploi, CICE), dat in 2019 is ingetrokken. De grootste uitgaven in de begrotingswet 2023 waren met name het belastingkrediet voor onderzoek (crédit d’impôt recherche, ongeveer 7 miljard EUR), het belastingkrediet voor werknemers aan huis (crédit d’impôt pour l’emploi d’un salarié à domicile, 5,7 miljard EUR), de vrijstelling van 10 % voor pensioenregelingen (abattement de 10 % sur les pensions et retraites, 4,4 miljard EUR) en het tarief van 10 % voor opknap-, verbouwings-, inrichtings- en onderhoudswerkzaamheden (taux de 10 % pour les travaux d’amélioration, de transformation, d’aménagement et d’entretien, 4,3 miljard EUR). Ondanks de vele pogingen om de belastinguitgaven in kosten en aantal onder controle te houden, zijn ze sinds 2013 in reële termen met meer dan 16 % gestegen. Hoewel belastinguitgaven kunnen worden ingegeven door economische of sociale beleidsdoelstellingen, zijn ze niet noodzakelijkerwijs het meest kostenefficiënte instrument en kunnen ze in sommige gevallen tot ernstige economische verstoringen leiden. De Franse rekenkamer heeft erop gewezen dat de belastinguitgaven het Franse belastingstelsel minder efficiënt en transparant maken, tot veel complexiteit leiden en, meer in het algemeen, de allocatieve efficiëntie verminderen als gevolg van het verstorende effect op individuele besluiten. Bij de in november 2023 aangenomen wet inzake de meerjarige programmering van de overheidsfinanciën voor 2023-2027 zijn specifieke bepalingen ingevoerd om de budgettaire gevolgen van belastinguitgaven te beperken, dergelijke uitgaven in aantal te beheersen en efficiënter te maken, en tegelijk de transparantie van de communicatie met het parlement in het kader van het jaarlijkse begrotingsproces te verbeteren. Eerdere pogingen om de fiscale complexiteit en de begrotingskosten in verband met belastinguitgaven te beperken, hadden echter weinig succes. Aangezien belastinguitgaven per definitie buiten het toepassingsgebied van de vastgestelde begrotingscontroles op uitgaven vallen, vereist de beheersing ervan een vergelijkbare mate van monitoring, in aanvulling op de uitgaventoetsing die de regering in het kader van het herstel- en veerkrachtplan heeft geïnitieerd.

(22) Met 57,3 % van het bbp in 2023 blijven de overheidsuitgaven van Frankrijk ruim boven het EU-gemiddelde. In de voorjaarsprognose 2024 van de Commissie wordt uitgegaan van een vergelijkbare kloof in 2024 en 2025. De begrotingsconsolidatie in Frankrijk vraagt daarom om doortastende maatregelen op het gebied van overheidsuitgaven. Met het nieuwe uitgaventoetsingsmechanisme, dat samen met de begrotingswet 2023 in het kader van het herstel- en veerkrachtplan is vastgesteld, kan deze consolidatie en vermindering van de overheidsschuld worden ondersteund. Het belangrijkste doel van dit nieuwe mechanisme is regelmatig evaluaties van de overheidsuitgaven uit te voeren om de meest efficiënte uitgaven ter bevordering van groei, sociale inclusie en de groene en de digitale transitie in kaart te brengen, en te besparen op uitgaven wanneer inefficiënties worden vastgesteld. In juli 2023 is een eerste verslag met concrete voorstellen aan het Parlement voorgelegd. Er lijkt echter maar beperkt sprake van omzetting in concrete en gekwantificeerde besparingsmaatregelen in de begrotingswet 2024. In de toekomst zou het met het oog op de begrotingsconsolidatie nuttig zijn om regelmatig gekwantificeerde doelstellingen voor uitgavenbesparingen – die worden vastgesteld in het kader van de uitgaventoetsingen – op te nemen in de jaarlijkse en meerjarige begrotingsplanning.

(23) Overeenkomstig artikel 19, lid 3, punt b), van en criterium 2.2 van bijlage V bij Verordening (EU) 2021/241 bevat het herstel- en veerkrachtplan een uitgebreide reeks elkaar versterkende hervormingen en investeringen die uiterlijk in 2026 moeten zijn uitgevoerd. Daarvan wordt verwacht dat zij helpen bij het doeltreffend aanpakken van alle of een aanzienlijk deel van de uitdagingen die in de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen (LSA’s) zijn vastgesteld. Om het concurrentievermogen van Frankrijk op lange termijn te stimuleren door middel van de groene en de digitale transitie, en tegelijk sociale rechtvaardigheid te waarborgen, is het van essentieel belang om binnen deze krappe termijn snel werk te maken van de doeltreffende uitvoering van het plan, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk. Om de verbintenissen van het plan uiterlijk in augustus 2026 te voltooien, is het cruciaal dat Frankrijk de hervormingen en investeringen voortzet. De systematische betrokkenheid van lokale en regionale autoriteiten, sociale partners, het maatschappelijk middenveld en andere relevante belanghebbenden blijft belangrijk om te zorgen voor een breed draagvlak voor de uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan.

(24) In het kader van de tussentijdse evaluatie van de cohesiebeleidsfondsen moet Frankrijk overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EU) 2021/1060 elk programma uiterlijk in maart 2025 toetsen aan onder meer de uitdagingen zoals benoemd in de landspecifieke aanbevelingen 2024, en zijn nationale energie- en klimaatplan. Deze toetsing vormt de basis voor de definitieve toewijzing van de EU-financiering die in elk programma is opgenomen. Frankrijk heeft vooruitgang geboekt met de uitvoering van het cohesiebeleid en de Europese pijler van sociale rechten, maar er zijn nog een aantal problemen. In 2023 kende Frankrijk een gematigde groei in het hele land, zij het met aanzienlijke aanhoudende verschillen tussen regio’s, waarvan sommige een trage langetermijngroei vertonen. Er bestaan grote verschillen in ontwikkeling tussen ultraperifere en metropolitane regio’s, en tussen stedelijke en niet-stedelijke gebieden. Een snellere uitvoering van de cohesiebeleidsprogramma’s is van cruciaal belang. De in de programma’s overeengekomen prioriteiten blijven relevant. Het is van bijzonder belang de onderzoeks-, ontwikkelings- en innovatieactiviteiten op regionaal niveau te blijven ondersteunen, met name door regionale innovatie-ecosystemen en strategische vaardigheden te stimuleren en talent aan te trekken. Daarnaast moet specifieke aandacht worden besteed aan de noodzaak om de digitaliserings- en innovatiecapaciteit van bedrijven te vergroten, met name in regio’s met een ontwikkelingsval. Prioriteiten die bijdragen tot de groene transitie blijven van cruciaal belang, met bijzondere nadruk op de productie van hernieuwbare energie, de ontwikkeling van slimme energiesystemen en energie-efficiëntiemaatregelen, en de aanpassing aan de klimaatverandering. In de ultraperifere gebieden blijven de drinkwatervoorziening, de behandeling van afvalwater en de inzameling en het beheer van stedelijk afval van fundamenteel belang. De actieve inclusie van kansarme groepen, zoals mensen met een migratieachtergrond, blijft belangrijk, evenals gerichte investeringen in bij- en omscholing die aansluiten bij de behoeften van de arbeidsmarkt, met bijzondere aandacht voor kansarme groepen. Het is ook cruciaal om de maatregelen voor armoedebestrijding en sociale inclusie voort te zetten, met bijzondere aandacht voor kinderen, toegang tot betaalbare huisvesting en preventie van huisuitzettingen. Frankrijk kan ook gebruikmaken van het platform voor strategische technologieën voor Europa om de industriële transformatie te ondersteunen. Het kan met name de benodigde vaardigheden, technologieën en infrastructuur verder ontwikkelen en de betrokkenheid bij nieuwe strategische waardeketens (nettonulindustrie, kritieke grondstoffen, decarbonisatie van energie-intensieve industrieën) stimuleren.

(25) Naast de economische en sociale uitdagingen die in het herstel- en veerkrachtplan en andere EU-fondsen aan bod komen, wordt Frankrijk geconfronteerd met een aantal extra uitdagingen in verband met tekorten aan vaardigheden, ongelijkheden in het onderwijsstelsel, achteruitgaande schoolprestaties, arbeidsomstandigheden en opleiding van leerkrachten, het ondernemingsklimaat, onderzoek en ontwikkeling, innovatie en de groene transitie. Met het aanpakken van deze uitdagingen zou worden bijgedragen tot betere vaardigheden van werknemers en leerresulaten en tot een hogere arbeidsproductiviteit. Het kan ook de efficiëntie van Franse bedrijven verbeteren en zo het concurrentievermogen van de Franse economie vergroten. Door het concurrentievermogen en de arbeidsproductiviteit verder te stimuleren, zou bovendien de houdbaarheid van de overheidsfinanciën worden versterkt.

(26) Het tekort aan geschoolde werknemers is een van de belangrijkste belemmeringen bij aanwerving. In 2022 was dit met name het geval in de industrie, de ICT- en gezondheidssector en beroepen waarvoor vaardigheden voor de groene transitie nodig zijn26. Voorts gaf 45 % van de Franse kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) aan het zeer moeilijk te vinden om personeel met de juiste vaardigheden aan te werven, tegenover 38 % in de EU. 83 % van de Franse bedrijven noemt tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden als een van de belangrijkste belemmeringen voor investeringen, tegenover 81 % in de EU. Daarnaast hindert het gebrek aan adequate vaardigheden de investeringen in de decarbonisatie van de industrie. Ondanks de investeringen in de bij- en omscholing van werknemers, waarvoor ook in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit steun is verleend, blijven er moeilijkheden bestaan, met name om laaggeschoolden27 te bereiken en te zorgen voor meer instroom in opleidingen voor prioritaire sectoren. Uit de evaluatie van eerdere en recente investeringen, zoals het plan voor investeringen in vaardigheden (plan d’investissement dans les compétences), blijkt dat slechts 25 % van de opleidingen betrekking heeft op een prioritaire sector en 20 % van de opleidingen gericht is op beroepen die te kampen hebben met een tekort aan vaardigheden. Ook nam in 2022 slechts ongeveer 25 % van de laaggekwalificeerde volwassenen deel aan leeractiviteiten. De doeltreffendheid van steunmaatregelen voor bij- en omscholing kan verminderen door de afnemende prestaties in het onderwijsstelsel, aangezien basisvaardigheden het fundament vormen voor vervolgonderwijs of -opleiding. Het plan voor investeringen in vaardigheden is weliswaar verlengd tot 2027, maar het heeft minder middelen toegewezen gekregen. 

(27) Ondanks de hoge overheidsuitgaven voor onderwijs heeft het Franse onderwijsstelsel de laatste tijd te maken met duidelijk achteruitgaande prestaties, wat nog verder wordt versterkt door de aanzienlijke impact van de sociaal-economische achtergrond van de leerlingen. Uit de enquête van het Programme for International Student Assessment (PISA) 2022 bleek dat 28,8 % van de 15-jarigen in Frankrijk ondermaats presteerde voor wiskunde, tegenover 29,5 % in de EU, 26,9 % voor lezen, tegenover 26,2 % in de EU, en 23,8 % voor natuurwetenschappen, tegenover 24,2 % in de EU. Dit komt neer op scores rond het EU-gemiddelde, dat eveneens aanzienlijk is verslechterd. Het aandeel zwak presterende leerlingen is sinds 2018 flink toegenomen voor alle drie de vakken. Tegelijk is het aandeel topleerlingen behoorlijk gedaald, met name voor wiskunde en lezen. De afnemende bekwaamheid in basisvaardigheden is uitgesprokener onder kansarme 15-jarige leerlingen, waaronder leerlingen met een migratieachtergrond, die twee keer zo veel risico lopen om ondermaats te presteren als hun autochtone leeftijdsgenoten met autochtone ouders. Het is cruciaal om de prestaties van leerlingen op het gebied van basisvaardigheden te verbeteren, te beginnen vanaf jonge leeftijd. De totale uitgaven voor basisonderwijs in Frankrijk liggen iets lager dan het OESO-gemiddelde28. De afgelopen jaren zijn diverse maatregelen genomen om de ongelijkheden op school te verminderen, zoals halvering van de klasseomvang in “onderwijsvoorrangsgebieden”. Hoewel uit de eerste evaluaties blijkt dat deze maatregel een positief effect heeft op de onderwijsresultaten van leerlingen, komt zij niet ten goede aan 70 % van de kansarme leerlingen, die buiten de voorrangsgebieden wonen. In 2023 heeft het Ministerie van Onderwijs een betere sociale mix op scholen aangemoedigd met een niet-bindende doelstelling om de sociale segregatie op openbare scholen tegen 2027 met 20 % te verminderen, en met een memorandum van overeenstemming met particuliere scholen. De in september 2023 vastgestelde maatregel waarbij voor alle leerlingen één uur per week gedifferentieerd onderwijs in Frans en wiskunde is ingevoerd, kan bovendien de basisvaardigheden versterken. De impact van deze maatregelen op de leerresultaten moet echter nog voelbaar worden, en verdere evaluaties zijn gerechtvaardigd. Door middelen en methoden aan te passen aan de lokale omstandigheden en behoeften van leerlingen, kunnen de prestaties en kansengelijkheid van het onderwijsstelsel verder worden verbeterd.

(28) Hoewel leerkrachten in 2023 een loonsverhoging hebben gekregen, blijft er bezorgdheid bestaan over de aantrekkelijkheid van het beroep, en het tekort aan leerkrachten drukt op de onderwijsresultaten. Frankrijk heeft een van de hoogste leerling-/leerkrachtverhoudingen in de EU. Bovendien kan een grotere afhankelijkheid van tijdelijke leerkrachten met lagere kwalificaties, minder ervaring en een beperktere toegang tot opleidingen dan permanente leerkrachten van invloed zijn op de onderwijskwaliteit. Er zijn maatregelen genomen om de onderwijsomstandigheden te verbeteren, waaronder de versterking van de opleidingen Frans en wiskunde voor leerkrachten in het basisonderwijs. Niettemin is er ruimte om deze maatregelen verder uit te breiden, met name door de basis- en voortgezette opleidingen beter af te stemmen op de veranderende behoeften van alle leerlingen en door leerkrachten en scholen meer autonomie te bieden. Hoewel uit het OESO-verslag29 blijkt dat een hoge mate van autonomie voor scholen (mits gecombineerd met verantwoordingsplicht) een positief effect op de prestaties van leerlingen kan hebben, waarschuwt de rekenkamer ervoor dat hoofdleerkrachten in de praktijk weinig ruimte hebben om zich aan te passen aan de behoeften van leerlingen en de lokale omstandigheden30.

(29) Ondanks diverse hervormingen ter vereenvoudiging van de administratie beschouwen bedrijven in Frankrijk de administratieve lasten nog steeds als zwaar, hetgeen op de innovatie en de productiviteit drukt. Volgens een enquête uit 2022 vindt 49 % van de bedrijven de complexiteit van administratieve procedures “een zeer ernstig probleem” (een van de hoogste percentages in de EU en boven het EU-gemiddelde van 33 %)31. Frankrijk schat dat het buitensporige aantal regels ten minste 3 % van het bbp per jaar kost32. In overeenstemming met de suggestie van belanghebbenden33 om de administratieve lasten te verlichten, kan prioriteit worden gegeven aan het beperken van het aantal in te dienen documenten (“zeg-het-ons-één-keer-beginsel”) en het veralgemenen van de digitalisering van procedures, met behoud van een punt voor direct contact met bestuursinstanties. Er kan ook prioriteit worden gegeven aan ofwel het vervangen van vergunningsregelingen door eenvoudige verklaringen van naleving van de toepasselijke voorwaarden ofwel, voor gevoeligere sectoren, het vereenvoudigen van vergunningen door de beslissingstijd in te korten en, waar dat nog niet is gebeurd, stilzwijgende goedkeuring in te voeren.

(30) Frankrijk verstrekt aanzienlijke overheidsfinanciering om O&O en innovatie in het bedrijfsleven te ondersteunen. Binnen de EU geeft Frankrijk een van de hoogste bbp-percentages uit aan de ondersteuning van O&O in het bedrijfsleven (0,45 % van het bbp in 2021)34. De O&O in het bedrijfsleven stagneert echter en blijft onder het EU-gemiddelde (1,43 % van het bbp in 2022). Volgens de investeringsenquête 2023 van de EIB investeerde slechts 30 % van de Franse bedrijven (waarvan 99,8 % kmo’s) in de ontwikkeling van nieuwe producten, processen en diensten. Dit is een van de laagste percentages in de EU. Tegen de achtergrond van indicatoren die wijzen op stagnerende samenwerking tussen universiteiten en bedrijven35 en afnemende aantrekkelijkheid van academische loopbanen moeten de wet inzake onderzoeksprogrammering en andere aangekondigde maatregelen, waarvan sommige in het herstel- en veerkrachtplan zijn opgenomen, de efficiëntie van het onderzoekssysteem verbeteren door het verband tussen wetenschap en de economie te versterken en onderzoeksloopbanen aantrekkelijker te maken. Het zal echter enige tijd duren voordat het effect van deze maatregelen zichtbaar wordt in de indicatoren. Er bestaat een kostbaar belastingkrediet voor onderzoek, maar de evaluaties daarvan hebben grote tekortkomingen aan het licht gebracht36. Uit de evaluatie die de nationale commissie voor de evaluatie van het innovatiebeleid in 2021 heeft uitgevoerd, bleek dat de regeling geen significante impact heeft gehad op grotere bedrijven, hoewel er steun specifiek op hen was gericht. Deze O&O-regeling kan dus doelgerichter worden gemaakt, zodat de O&O-productie hoger wordt zonder dat de kosten te hoog oplopen. Andere innovatieondersteunende maatregelen hebben een veel beperktere reikwijdte, maar zijn beter afgestemd op kmo’s. Het gaat met name om het belastingkrediet voor innovatie en de status van jonge innovatieve ondernemingen (Jeunes Entreprises Innovantes), die sociale en fiscale voordelen biedt aan start-ups die voldoen aan specifieke criteria inzake intensiteit en groei van O&O.

(31) In de Franse energiemix is het aandeel fossiele brandstoffen in 2022 enigszins toegenomen, terwijl het aandeel hernieuwbare energie laag was (14,6 %). Daarnaast heeft Frankrijk zijn EU-doelstelling voor 2020 inzake hernieuwbare energie bij lange na niet gehaald. Ondanks een toename van de geïnstalleerde capaciteit voor hernieuwbare energie in 2022 dankzij de aanzienlijke toename van zonne-energie, loopt Frankrijk achter met de uitrol van hernieuwbare energie, met name voor elektriciteitsproductie en -verwarming, met het oog op de doelstellingen voor 2030. In een context waarin de bouw van de aangekondigde extra kerncentrales tijd in beslag zal nemen en de elektrificatiebehoeften naar verwachting snel zullen toenemen37, zou een snelle uitrol van hernieuwbare energie bijdragen tot de energiezekerheid van Frankrijk en tegelijk zijn afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verminderen. In maart 2023 heeft Frankrijk een wet aangenomen over de versnelling van de productie van hernieuwbare energie, die bepaalt dat de gemeenten binnen een voorgeschreven termijn de “gebieden voor de versnelde uitrol van hernieuwbare energie” van onderop in kaart moeten brengen. Een snelle uitvoering daarvan is gerechtvaardigd. Medio april 2024 was echter minder dan 20 % van de gemeenten begonnen met het in kaart brengen van deze gebieden. Bovendien is een van de uitvoeringshandelingen waarin de regionale doelstellingen van het meerjarige energieplan (programmation pluriannuelle de l’énergie) moeten worden vastgesteld, nog niet gepubliceerd. De procedures voor aansluiting op het distributienet voor eigen verbruik moeten ook nog worden vereenvoudigd. Verdere investeringen in elektriciteitsnetten en flexibiliteitsoplossingen zoals opslag zijn nodig om grotere volumes hernieuwbare energie te integreren en de voorzieningszekerheid te waarborgen.

(32) Aangezien de economieën van de lidstaten van de eurozone in hoge mate met elkaar zijn verweven en zij collectief bijdragen tot de werking van de economische en monetaire unie, heeft de Raad in 2024 de lidstaten van de eurozone aanbevolen actie te ondernemen, onder meer via hun herstel- en veerkrachtplannen, teneinde uitvoering te geven aan de aanbeveling over het economisch beleid van de eurozone. Voor Frankrijk dragen de aanbevelingen 1, 2, 3 en 4 bij tot de uitvoering van de eerste, tweede, derde en vierde aanbeveling voor de eurozone,

BEVEELT AAN dat Frankrijk in 2024 en 2025 de volgende acties onderneemt:

1. het budgettair-structurele plan voor de middellange termijn tijdig in te dienen; in overeenstemming met de vereisten van het hervormde stabiliteits- en groeipact de groei van de netto-uitgaven38 in 2025 te beperken tot een percentage dat verenigbaar is met de doelstelling om de overheidsschuld op de middellange termijn op een plausibel neerwaarts traject te brengen en het overheidstekort te beperken tot de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3 % van het bbp; het belastingstelsel minder complex te maken door belastinguitgaven doelgerichter in te zetten en de minst efficiënte af te schaffen en het totale begrotingseffect ervan te beperken; inspanningen te blijven leveren om de kwaliteit van de begrotingsmaatregelen te verbeteren, onder meer door in de begrotingsplanning kwantitatieve doelstellingen voor uitgavenbesparingen vast te stellen binnen het vastgestelde kader voor uitgaventoetsingen;

2. door te gaan met de snelle en doeltreffende uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk, en ervoor te zorgen dat de hervormingen en investeringen uiterlijk in augustus 2026 worden voltooid; de uitvoering van de cohesiebeleidsprogramma’s te versnellen; in de context van de tussentijdse evaluatie aandacht te blijven besteden aan de overeengekomen prioriteiten, daarbij de mogelijkheden die het platform voor strategische technologieën voor Europa biedt om het concurrentievermogen te verbeteren, in overweging nemend;

3. tekorten aan vaardigheden verder aan te pakken, onder meer in beroepen in verband met de groene transitie, en deelname aan opleidingen te bevorderen, met name onder laaggeschoolden; de prestaties en kansengelijkheid van het onderwijsstelsel te verbeteren; het beroep van leerkracht te versterken, onder meer door arbeidsvoorwaarden en opleidingen te verbeteren;

4. het ondernemingsklimaat te verbeteren door de administratieve lasten te verminderen; de O&O-intensiteit van het bedrijfsleven te bevorderen, onder meer door steunregelingen van de overheid doelgerichter in te zetten; de energietransitie te versnellen door hernieuwbare energie sneller uit te rollen, onder meer door secundaire wetgeving aan te nemen, de “gebieden voor de versnelde uitrol van hernieuwbare energie” in te stellen en opslagtechnologieën te bevorderen.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De voorzitter

1PB L 2024/1263, 30.4.2024, ELI: data.europa.eu/eli/reg/2024/1263/oj.

2PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25, ELI: data.europa.eu/eli/reg/2011/1176/oj.

3Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17), ELI: data.europa.eu/eli/reg/2021/241/oj.

4Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2021/241 wat betreft REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013, (EU) 2021/1060 en (EU) 2021/1755 en Richtlijn 2003/87/EG (PB L 63 van 28.2.2023, blz. 1), ELI: data.europa.eu/eli/reg/2023/435/oj.

5COM(2023) 168 final.

6COM(2024) 77 final.

7COM(2023) 901 final.

8Verordening (EU) 2024/1264 van de Raad van 29 april 2024 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1467/97 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (PB L, 2024/1264, 30.4.2024, ELI: data.europa.eu/eli/reg/2024/1264/oj) en Richtlijn (EU) 2024/1265 van de Raad van 29 april 2024 tot wijziging van Richtlijn 2011/85/EU tot vaststelling van voorschriften voor de begrotingskaders van de lidstaten (PB L, 2024/1265, 30.4.2024, ELI: data.europa.eu/eli/dir/2024/1265/oj).

9Netto-uitgaven in de zin van artikel 2 van Verordening (EU) 2024/1263 van de Raad van 29 april 2024 (PB L, 2024/1263, 30.4.2024, ELI: data.europa.eu/eli/reg/2024/1263/oj). Netto-uitgaven zijn overheidsuitgaven ongerekend i) rente-uitgaven, ii) discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde, iii) uitgaven voor programma’s van de Unie die volledig met inkomsten uit Uniefondsen worden gefinancierd, iv) nationale uitgaven voor medefinanciering van door de Unie gefinancierde programma’s, v) cyclische elementen van de uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen, en vi) eenmalige en andere tijdelijke maatregelen.

10Uitvoeringsbesluit van de Raad van 13 juli 2021 betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Frankrijk (ST 10162/21; ST 10162/21 ADD 1).

11Uitvoeringsbesluit van de Raad van 14 juli 2023 tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit van 13 juli 2021 betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Frankrijk (ST 11150/23; ST 11150/23).

12SWD(2024) 610 final.

13SWD(2024) 100 final.

14Eurostat-Euro Indicators, 22.4.2024.

15De stijging van het tekort in 2023 was voornamelijk het gevolg van aanzienlijke tegenvallers aan de ontvangstenzijde en, in mindere mate, een groei die lager uitviel dan verwacht.

16COM(2023) 141 final.

17Verslag van de Commissie opgesteld overeenkomstig artikel 126, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, 19.6.2024, COM(2024) 598 final.

18Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 over het nationale hervormingsprogramma 2022 van Frankrijk en met een advies van de Raad over het nationale hervormingsprogramma 2022 van Frankrijk, PB C 334 van 1.9.2022, blz. 79.

19Volgens de voorjaarsprognoses 2024 van de Commissie bedraagt de potentiële-outputgroei op middellange termijn van Frankrijk in 2023 nominaal 6,4 %, op basis van de gemiddelde reële potentiële groei over tien jaar en de bbp-deflator van 2023.

20De begrotingskoers afgemeten aan de jaarlijkse verandering in de onderliggende begrotingssituatie van de overheid. Op basis daarvan wordt de economische impuls beoordeeld die uitgaat van het begrotingsbeleid – zowel het op nationaal niveau gefinancierde beleid als het beleid dat uit de EU-begroting wordt gefinancierd. De begrotingskoers wordt gemeten als het verschil tussen i) het groeipotentieel op middellange termijn en ii) de verandering in de primaire uitgaven ongerekend de discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde (en exclusief de tijdelijke COVID-19-crisismaatregelen), maar inclusief de uitgaven gefinancierd door niet-terugvorderbare steun (subsidies) van de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen. Een negatief (positief) signaal van de indicator duidt op een expansief (contractief) begrotingsbeleid.

21Aanbeveling van de Raad van 14 juli 2023 over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Frankrijk en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2023 van Frankrijk, PB C 312 van 1.9.2023, blz. 86.

22Netto primaire uitgaven worden gedefinieerd als nationaal gefinancierde uitgaven ongerekend i) discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde, ii) rente-uitgaven, iii) cyclische werkloosheidsuitgaven, en iv) eenmalige en andere tijdelijke maatregelen.

23Hierbij wordt rekening gehouden met eenmalige maatregelen van 0,0 % van het bbp in 2024 en -0,1 % van het bbp in 2023 in verband met rechterlijke uitspraken.

24Het cijfer geeft het niveau weer van de jaarlijkse begrotingskosten van die maatregelen, inclusief inkomsten en uitgaven en, in voorkomend geval, exclusief de inkomsten uit belastingen op uitzonderlijke winsten van energieleveranciers.

25Deze bijdrage wordt gemeten als de verandering in primaire overheidsuitgaven ongerekend: i) incrementele begrotingsgevolgen van discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde, ii) eenmalige maatregelen, iii) conjuncturele werkloosheidsuitgaven en iv) uitgaven gefinancierd met niet-terugbetaalbare steun (subsidies) uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen, ten opzichte van de gemiddelde potentiële nominale bbp-groei op middellange termijn (tien jaar), uitgedrukt als een verhouding tot het nominale bbp.

26DARES, “Les tensions sur le marché du travail en 2022”, Dares Resultats n°59, november 2023.

27Personen met hoogstens lager secundair onderwijs (d.w.z. ISCED 0-2).

28https://data.oecd.org/eduresource/education-spending.htm#indicator-chart.

29Lastra-Anadón, C. en Mukherjee, S., “Cross-country evidence on the impact of decentralisation and school autonomy on educational performance”, OECD Working Papers on Fiscal Federalism, No. 26, OECD Publishing, Parijs, 2019, https://doi.org/10.1787/c3d9b314-en.

30Cour des comptes, Mobiliser la communauté éducative autour du projet d’établissement, Rapport public thématique, 2023.

31Europese Commissie, Flash Eurobarometer 507 over de houding van het bedrijfsleven ten aanzien van de EU, verslag, juli 2022, blz. 58.

32Zie het vereenvoudigde actieplan van april 2024, beschikbaar op https://presse.economie.gouv.fr/plan-daction-simplification/, blz. 8.

33Zie het eindverslag van de raadpleging van januari 2024, Entrepreneuses, entrepreneurs : quelles mesures concrètes pour vous simplifier la vie ?, beschikbaar op www.economie.gouv.fr/actualites">https://www.economie.gouv.fr/actualites.

34Berekeningen van de Commissie. De steun is een som van fiscale stimulansen ten belope van 0,28 % van het bbp (OESO-gegevens, laatst bijgewerkt in april 2024) en directe steun (via subsidies enz.) ten belope van 0,16 % van het bbp (Eurostat-gegevens, laatst bijgewerkt op 17 maart 2024).

35Namelijk publiek-private wetenschappelijke copublicaties, als % van het totale aantal publicaties (bron: Science-Metrix, augustus 2023); overheidsuitgaven voor O&O, gefinancierd door bedrijven (nationaal), als % van het bbp (bron: Eurostat, rd_e_gerdfund); en overheidsuitgaven voor O&O, gefinancierd door bedrijven (nationaal), als % van de totale overheidsuitgaven voor O&O (bron: Eurostat).

36OESO, “How effective are R&D tax incentives? New evidence from the OECD microBeRD project”, Directorate for Science, Technology and Innovation, beleidsnota, OESO, Parijs, 2020.

Aghion, P., Chanut, N. en Jaravel, X., “Renforcer l’impact du Crédit d’impôt recherche”, Conseil d’analysis économique, Focus nr. 090-2022, 2022.

37RTE (2023), Bilan prévisionnel 2023, vooruitzichten Frans energiesysteem (https://assets.rte-france.com/prod/public/2023-10/2023-10-02-bilan-previsionnel-2023-principaux-resultats.pdf). Zie met name blz. 31.

38Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) 2024/1263 zijn “netto-uitgaven” de overheidsuitgaven ongerekend rente-uitgaven, discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde, uitgaven voor programma’s van de Unie die volledig met inkomsten uit Uniefondsen worden gefinancierd, nationale uitgaven voor medefinanciering van door de Unie gefinancierde programma’s, cyclische elementen van de uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen en eenmalige en andere tijdelijke maatregelen.

NL NL