Overwegingen bij COM(2024)213 -

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
dossier COM(2024)213 - .
document COM(2024)213
datum 28 juni 2024
 
(1) Bij Verordening (EU) 2024/257 van de Raad27 worden voor 2024, 2025 en 2026 voor bepaalde visbestanden de vangstmogelijkheden vastgesteld die in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn. Die vangstmogelijkheden, met inbegrip van bepaalde maatregelen die functioneel verbonden zijn met die vangstmogelijkheden, moeten worden gewijzigd op grond van de bekendmaking van wetenschappelijk advies en op grond van de uitkomst van het overleg met derde landen en van vergaderingen van regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s).

(2) [Naar aanleiding van de bekendmaking door de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) van zijn advies voor ansjovis (Engraulis encrasicolus) in ICES-sector 9a voor de periode van 1 juli 2024 tot en met 30 juni 2025 op [X], moeten de totale toegestane vangsten (TAC) voor ansjovis in de ICES-deelgebieden 9 en 10 en de wateren van de Unie van sector 34.1.1 van de Visserijcommissie voor het centraal-oostelijk deel van de Atlantische Oceaan (Cecaf) voor die periode worden vastgesteld overeenkomstig dat advies.] [De overweging en de desbetreffende bepalingen zullen worden bijgewerkt na de bekendmaking van het ICES-advies.]

(3) Op 28 maart 2024 heeft het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) zijn advies28 uitgebracht over de sociaal-economische impact van de vaststelling van de TAC voor witte koolvis (Pollachius pollachius) in de ICES-sectoren 8a, 8b, 8d en 8e voor 2024 op het door de ICES aanbevolen niveau29 en met vermelding van het niveau van die TAC dat nodig is om het verschijnsel van “verstikkingssoorten”30 te voorkomen. Daarom moet de definitieve TAC voor 2024 worden vastgesteld, ter vervanging van de bij Verordening (EU) 2024/257 vastgestelde voorlopige TAC voor de periode van 1 januari tot en met 30 juni 2024. Overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) 2019/472 van het Europees Parlement en de Raad31 moet die TAC worden vastgesteld op 959 ton, hetgeen volgens dat advies de vloten in staat zal stellen hun activiteiten tot het vierde kwartaal van het jaar voort te zetten en derhalve zal zorgen voor een vermindering van: i) het verschijnsel van “verstikkingssoorten” en een voortijdige sluiting van de betrokken visserijen; en ii) de daarmee samenhangende sociaal-economische gevolgen voor de visserijsector.

(4) [Van 13 tot en met 29 juni 2023 hebben de Unie en Noorwegen overleg gepleegd over: i) het niveau van de totale vangstmogelijkheden voor Noordse garnaal in de ICES-sectoren 3a en 4a oost voor de periode van 1 juli 2023 tot en met 30 juni 2024; alsook ii) het niveau van de TAC voor Noordse garnaal in ICES-sector 3a. De uitkomst van dat overleg is vastgelegd in goedgekeurde notulen die op 29 juni 2023 zijn ondertekend. De relevante TAC zou derhalve moeten worden vastgesteld op het met het Noorwegen overeengekomen niveau.] [De overweging en de desbetreffende bepalingen zullen worden bijgewerkt na afloop van het overleg tussen de Unie en Noorwegen.]

(5) [Op 12 mei 2023 hebben de Unie, het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen overleg gepleegd over: i) het niveau van de totale vangstmogelijkheden voor sprot (Sprattus sprattus) in de wateren van de Unie en het Verenigd Koninkrijk van ICES-deelgebied 4 en ICES-sector 2a voor de periode van 1 juli 2024 tot en met 30 juni 2025; en de wateren van de Unie en de Noorse wateren van ICES-sector 3a voor dezelfde periode, en ii) het niveau van de TAC voor sprot in die gebieden. De uitkomst van dat overleg is vastgelegd in goedgekeurde notulen die op 16 mei 2023 zijn ondertekend. De TAC’s voor sprot en geassocieerde bijvangsten voor de periode van 1 juli 2023 tot en met 30 juni 2024 in: i) de wateren van de Unie en het Verenigd Koninkrijk van ICES-deelgebied 4 en ICES-sector 2a; en ii) de wateren van de Unie en Noorse wateren van ICES-sector 3a moeten derhalve worden vastgesteld op de met het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen overeengekomen niveaus.] [De overweging en de desbetreffende bepalingen zullen worden bijgewerkt na afloop van het overleg tussen de Unie, het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen.]

(6) [Op 4 mei 2023 hebben de Unie en het Verenigd Koninkrijk overleg gehouden overeenkomstig artikel 498, leden 2, 4 en 6, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds32, over het niveau van de TAC voor sprot in de ICES-sectoren 7d en 7e voor de periode van 1 juli 2023 tot en met 30 juni 2024. De uitkomst van dat overleg is vastgelegd in een schriftelijk verslag dat op 1 juni 2023 is ondertekend. De TAC voor sprot en geassocieerde bijvangsten in de ICES-sectoren 7d en 7e voor die periode moet derhalve worden vastgesteld op het met het Verenigd Koninkrijk overeengekomen niveau.] [De overweging en de desbetreffende bepalingen zullen worden bijgewerkt na afloop van het overleg tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk.]

(7) Om het mogelijk te maken dat de visserij op 1 juli 2024 aanvangt, wordt voorgesteld dat Uniequotum voor roodbaarzen (Sebastes spp.) in de internationale wateren van de ICES-deelgebieden 1 en 2 voor 2024 vast te stellen. Dat Uniequotum moet worden vastgesteld op 6 000 ton, i.e. op hetzelfde niveau als voor 2023, in afwachting van de beschikbaarheid van wetenschappelijk advies, en om het mogelijk te maken de visserijactiviteiten van de Unie voor het bestand in internationale wateren op het historische niveau te handhaven.

(8) Tijdens haar jaarvergadering van 2024 heeft de Commissie voor de visserij in het noordelijke deel van de Stille Oceaan (North Pacific Fisheries Commission — NPFC) maatregelen voor Spaanse makreel (Scomber japonicus) in het NPFC-verdragsgebied gewijzigd en voor het eerst vangstbeperkingen voor dat bestand vastgesteld voor alle verdragsluitende partijen van de NPFC, inclusief de Unie, voor respectievelijk trawlers en ringzegenvaartuigen voor de periode van 1 juni 2024 tot en met 31 mei 2025. Daarnaast heeft de NPFC voor diezelfde periode een extra hoeveelheid van dat bestand voor de Unie vastgesteld. Ook heeft zij bijbehorende inspanningsbeperkingen vastgesteld. Voorts heeft de NPFC maatregelen vastgesteld die functioneel verbonden zijn met die vangstbeperkingen en die extra hoeveelheid, zonder welke: i) die vangstbeperkingen voor alle verdragsluitende partijen bij de NPFC niet hadden kunnen worden vastgesteld; en ii) de vangstmogelijkheden voor Spaanse makreel in het NPFC-verdragsgebied zouden moeten worden verlaagd om de niet-doelsoorten te beschermen. Voorgesteld wordt deze vangstmogelijkheden en functioneel verbonden maatregelen in het Unierecht op te nemen. Wat de vangstbeperkingen en de extra hoeveelheid voor de Unie betreft, wordt voorgesteld deze op Unieniveau toe te wijzen, aangezien de lidstaten in het verleden niet op dat bestand hebben gevist.

(9) Verordening (EU) 2024/897 van het Europees Parlement en de Raad33 wijzigt onder meer artikel 33 van Verordening (EU) 2017/201734 van het Europees Parlement en de Raad35 door in die verordening een nieuwe bepaling op te nemen die Unievaartuigen verbiedt schade te berokkenen aan kortvinmakreelhaaien die in de Atlantische Oceaan ten noorden van 5° NB worden gevangen, en op grond waarvan Unievaartuigen dergelijke kortvinmakreelhaaien onmiddellijk in zee moeten terugzetten, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de veiligheid van de bemanning. Om overlapping tussen bepalingen over hetzelfde onderwerp te voorkomen, moet artikel 27, lid 6, van Verordening (EU) 2024/257 worden geschrapt.

(10) De artikelen 32, 34, 35 en 36 van Verordening (EU) 2017/2017 verbieden Unievaartuigen reeds om delen of volledige karkassen van grootoogvoshaaien (Alopias superciliosus), oceanische witpunthaaien (Carcharhinus longimanus), hammerkophaaien van de familie Sphyrnidae en zijdehaaien (Carcharhinus falciformis) die in het kader van de Iccat-visserijen zijn gevangen, aan boord te houden, over te laden of aan te landen, en schrijven zij voor dat exemplaren ervan ongedeerd in zee moeten worden teruggezet. Om overlapping tussen bepalingen over hetzelfde onderwerp te voorkomen, is het ook passend artikel 27, leden 1, 3, 4 en 5, van Verordening (EU) 2024/257 te schrappen.

(11) [Overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) 2023/2053 van het Europees Parlement en de Raad36 hebben bepaalde lidstaten bij de Commissie herziene jaarlijkse visplannen en jaarlijkse beheersplannen voor de vangstcapaciteit ingediend met verzoeken om een percentage van hun jaarlijkse quotum voor blauwvintonijn (Thunnus thynnus) in de Atlantische Oceaan, ten oosten van 45° WL, en de Middellandse Zee van 2023 naar 2024 over te dragen. Op basis van die herziene plannen heeft de Commissie overeenkomstig artikel 11, lid 5, van Verordening (EU) 2023/2053 op [X] mei 2024 bij het Iccat-secretariaat een herzien jaarplan van de Unie voor 2024 ingediend. Het herziene jaarplan van de Unie voor 2024 is op [X] door de Iccat goedgekeurd. De TAC voor blauwvintonijn in de Atlantische Oceaan ten oosten van 45 °WL, en de Middellandse Zee voor 2024 moet derhalve worden gewijzigd overeenkomstig dat herziene jaarplan van de Unie.] [De overweging en de desbetreffende bepalingen zullen worden bijgewerkt na de goedkeuring van een mogelijk herzien jaarplan van de Unie door de Iccat.]

(12) [Vijf lidstaten hebben overeenkomstig artikel 15, lid 7, van Verordening (EU) 2023/2053 bij de Commissie wijzigingen van hun beheersplan voor de kweek van blauwvintonijn ingediend. Op basis van die herziene plannen heeft de Commissie op 9 mei 2023 bij het Iccat-secretariaat een herzien jaarplan van de Unie voor 2023 ingediend. Het herziene jaarplan van de Unie voor 2023 is op 11 mei 2023 door de Iccat goedgekeurd. De maximale kweekhoeveelheid en -capaciteit van de Unie moeten derhalve worden gewijzigd overeenkomstig dat herziene jaarplan van de Unie.] [De overweging en de desbetreffende bepalingen zullen worden bijgewerkt na de goedkeuring van een mogelijk herzien jaarplan van de Unie door de Iccat.]

(13) Artikel 20, lid 1, en bepaalde TAC-tabellen in de bijlagen IA, deel B, en IK bij Verordening (EU) 2024/257, en artikel 18, lid 1, en bijlage IA, deel D, bij Verordening (EU) 2023/194 van de Raad37 bevatten bepaalde fouten met betrekking tot vangstmogelijkhedenniveaus, soorten, toepassingsgebieden en rapporteringscodes. Die bepalingen moeten derhalve dienovereenkomstig worden gerectificeerd.

(14) De Verordeningen (EU) 2023/194 en (EU) 2024/257 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd en gerectificeerd.

(15) Sommige bepalingen van deze verordening tot rectificatie van de bepalingen van Verordening (EU) 2024/357 betreffende bepaalde vangstmogelijkheden in het Siofa-gebied moeten van toepassing zijn met ingang van 1 december 2023, in overeenstemming met de toepassingsperiode van de gewijzigde bepalingen. Daarnaast moeten de bepalingen van deze verordening tot wijziging of rectificatie van bepalingen van de Verordeningen (EU) 2023/194 en (EU) 2024/257 met betrekking tot: i) witte koolvis in de ICES-sectoren 8a, 8b, 8d en 8e; ii) blauwvintonijn in de Atlantische Oceaan, ten oosten van 45° WL, en de Middellandse Zee; en iii) de rectificaties van fouten van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2024, in overeenstemming met de toepassingsperiode van de betrokken bepalingen. Een dergelijke toepassing met terugwerkende kracht doet geen afbreuk aan de beginselen van rechtszekerheid en bescherming van het gewettigd vertrouwen aangezien het niveau of het toepassingsgebied van de vangstmogelijkheden of kweekbeperkingen worden uitgebreid.

(16) Gezien de urgentie om onderbrekingen in de visserijactiviteiten te voorkomen, moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,