Overwegingen bij COM(2024)150 - Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL establishing the European Defence Industry Programme and a framework of measures to ensure the timely availability and supply of defence products (‘EDIP’)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) De staatshoofden en regeringsleiders van de Unie hebben zich er op 11 maart 2022 in Versailles toe verbonden “de Europese defensievermogens te versterken” in het licht van de niet-uitgelokte en ongerechtvaardigde Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne. Zij kwamen overeen de defensie-uitgaven te verhogen, de samenwerking te intensiveren door middel van gezamenlijke projecten en gemeenschappelijke aanbestedingen van defensievermogens, tekorten te dichten, innovatie te stimuleren en de defensie-industrie van de EU te versterken en te ontwikkelen, onder meer door de vaststelling van een programma voor de Europese defensie-industrie (het “programma”).

(2) De langdurige verslechtering van dreigingsniveaus, zowel regionaal als wereldwijd, vereist een sprongsgewijze aanpassing van de schaal en de snelheid waarmee de Europese technologische en industriële defensiebasis (EDTIB) het volledige spectrum van militaire vermogens kan ontwikkelen en produceren. Dat er opnieuw sprake is van zware oorlogvoering en territoriaal conflict in Europa, heeft negatieve gevolgen voor de veiligheid van de Unie en de lidstaten en vergt een aanzienlijke verhoging van de capaciteit van de lidstaten om hun defensievermogens te versterken.

(3) Op 14 en 15 december 2023 heeft de Europese Raad in zijn conclusies, na de balans te hebben opgemaakt van de werkzaamheden ter uitvoering van de Verklaring van Versailles en het strategisch kompas voor veiligheid en defensie, onderstreept dat er meer moet worden gedaan om de doelstellingen van de Unie inzake het vergroten van de paraatheid op defensiegebied te verwezenlijken. Om een dergelijke staat van paraatheid te bereiken en de Unie te verdedigen, is een sterke defensie-industrie een eerste vereiste; de Europese defensie-industrie moet weerbaarder, innovatiever en concurrerender worden.

(4) De Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid presenteerden op 18 mei 2022 een gezamenlijke mededeling over “de analyse van de lacunes op het gebied van defensie-investeringen en de te volgen koers”, waarin wordt gewezen op het bestaan, binnen de Unie, van financiële, industriële en vermogensgerelateerde lacunes op het gebied van defensie. Op 18 oktober 2023 is Verordening (EU) 2023/2418 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een instrument voor de versterking van de Europese defensie-industrie door middel van gemeenschappelijke aanbestedingen (Edirpa)4 vastgesteld, met als doel de samenwerking tussen de lidstaten in de aanbestedingsfase te ondersteunen om op een coöperatieve manier de meest dringende en kritieke lacunes op te vullen, met name de lacunes die zijn ontstaan als gevolg van de reactie op de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne. Op 20 juli 2023 is Verordening (EU) 2023/1525 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de ondersteuning van de productie van munitie5 (ASAP) vastgesteld, die tot doel heeft het opvoeren van de productiecapaciteit van de Europese defensie-industrie onverwijld te ondersteunen, toeleveringsketens veilig te stellen, efficiënte aankoopprocedures te faciliteren, tekortkomingen in productiecapaciteiten aan te pakken en investeringen te bevorderen.

(5) Edirpa en ASAP zijn ontworpen als noodhulp- en kortetermijnprogramma’s, die allebei in 2025 aflopen (30 juni 2025 voor ASAP en 31 december 2025 voor Edirpa). Het programma moet voortbouwen op de resultaten van Edirpa en ASAP en de logica ervan verlengen tot 2027 door op voorspelbare, continue en tijdige wijze financiële steun te verlenen voor de versterking van de EDTIB op basis van een geïntegreerde aanpak. In het licht van de huidige veiligheidssituatie lijkt het noodzakelijk de steun van de Unie uit te breiden tot een breder spectrum van defensiematerieel, waaronder verbruiksgoederen zoals onbemande systemen die een beslissende rol spelen op het strijdtoneel in Oekraïne.

(6) De Europese Raad heeft tijdens zijn bijeenkomst op 23 juni 2022 besloten de status van kandidaat-lidstaat toe te kennen aan Oekraïne, dat heeft aangegeven vastbesloten te zijn om zijn wederopbouw te koppelen aan hervormingen op zijn Europese traject. In december 2023 besloten EU-leiders toetredingsonderhandelingen met Oekraïne te openen. Op 15 december 2023 verklaarde de Europese Raad dat de Unie en haar lidstaten vastbesloten blijven om, op lange termijn en samen met partners, bij te dragen tot de toezeggingen aan Oekraïne op het gebied van veiligheid, wat het land zal helpen om zichzelf in de toekomst te verdedigen, pogingen tot destabilisering te weerstaan en daden van agressie af te weren. Krachtige steun voor Oekraïne is een centrale prioriteit voor de Unie en een passende reactie op de sterke politieke toezegging van de Unie om Oekraïne zo lang als nodig te steunen.

(7) Door de schade aan de Oekraïense economie, samenleving en infrastructuur als gevolg van de Russische aanvalsoorlog, en met name door de schade aan de technologische en industriële defensiebasis van Oekraïne (de Oekraïense DTIB), is er veelomvattende steun nodig voor de wederopbouw van die basis. Dit is van essentieel belang voor de Oekraïense staat om zijn essentiële functies te kunnen handhaven, en het snelle herstel en de snelle wederopbouw en modernisering van het land mogelijk te maken en de integratie ervan in de Europese markt voor defensie-uitrusting te bevorderen. Een sterke Oekraïense DTIB is van vitaal belang voor de veiligheid van Oekraïne op de lange termijn en voor de wederopbouw van het land.

(8) In dit verband moeten acties ter ondersteuning van de versterking van de technologische en industriële defensiebasis van Oekraïne worden gefinancierd. Dergelijke steun vormt een aanvulling op de steun in het kader van de faciliteit voor Oekraïne en op militaire steun aan Oekraïne in het kader van de Europese Vredesfaciliteit en via bilaterale bijstand van de lidstaten.

(9) Rusland moet volledig ter verantwoording worden geroepen en moet betalen voor de enorme schade die is veroorzaakt door zijn aanvalsoorlog tegen Oekraïne, die een flagrante schending van het Handvest van de Verenigde Naties is. De Unie en haar lidstaten moeten, in nauwe samenwerking met andere internationale partners, blijven ijveren voor dit doel, in overeenstemming met het recht van de Unie en het internationaal recht, rekening houdend met de ernstige schending door Rusland van het verbod op het gebruik van geweld zoals vastgelegd in artikel 2, lid 4, van het Handvest van de Verenigde Naties en het beginsel inzake staatsverantwoordelijkheid voor internationaal onrechtmatige daden, met inbegrip van de verplichting om de veroorzaakte financieel te beoordelen schade te vergoeden. Het is belangrijk dat, onder meer, in overleg met de internationale partners, vooruitgang wordt geboekt met de wijze waarop uitzonderlijke opbrengsten in handen van particuliere entiteiten die rechtstreeks voortkomen uit de geïmmobiliseerde Russische tegoeden kunnen worden bestemd ter ondersteuning van Oekraïne, met inbegrip van de technologische en industriële defensiebasis van dat land, op een wijze die strookt met de toepasselijke contractuele verplichtingen en in overeenstemming met het Unie- en het internationaal recht. Indien de Raad op voorstel van de hoge vertegenwoordiger een GBVB-besluit op grond van artikel 29 VEU zou vaststellen om uitzonderlijke kasmiddelen van centrale effectenbewaarinstellingen die voortvloeien uit de onverwachte en buitengewone inkomsten uit bevroren Russische overheidsactiva aan de Unie over te dragen, zouden deze inkomsten in overeenstemming met de doelstellingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Unie kunnen worden aangewend voor die aanvullende steun.

(10) Er moet een kaderovereenkomst met Oekraïne worden gesloten om de beginselen van de samenwerking tussen de Unie en Oekraïne in het kader van deze verordening vast te stellen. Daarnaast moeten er subsidieovereenkomsten of gezamenlijke aanbestedingen met Oekraïne en in Oekraïne gevestigde juridische entiteiten worden gesloten om de voorwaarden voor het vrijmaken van middelen vast te stellen.

(11) Voor de financiering van de acties die gericht zijn op het versterken van het concurrentie- en reactievermogen en de capaciteit van de EDTIB op basis van artikel 173 VWEU, alsook van de samenwerkingsacties met Oekraïne ter versterking van de Oekraïense DTIB uit hoofde van artikel 212 VWEU, moeten in deze verordening gemeenschappelijke doelstellingen en gemeenschappelijke financiële mechanismen worden vastgesteld, waarbij duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen twee begrotingsonderdelen die overeenstemmen met elk van de nagestreefde doelstellingen, alsmede een programma met de voorwaarden voor financiële steun van de Unie uit hoofde van artikel 173 VWEU en een instrument voor steun aan Oekraïne, waarin de specifieke voorwaarden voor financiële steun van de Unie uit hoofde van artikel 212 VWEU worden vastgesteld.

(12) In deze verordening worden voor de volledige duur van het programma de financiële middelen vastgelegd die voor het Europees Parlement en de Raad in de loop van de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiebedrag vormen in de zin van punt 18 van het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer, alsmede betreffende nieuwe eigen middelen.

(13) De mogelijkheden waarin artikel 73, lid 4, van Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad voorziet, zouden kunnen worden toegepast op voorwaarde dat het project voldoet aan de voorschriften van die verordening en aan het toepassingsgebied van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Europees Sociaal Fonds Plus, zoals uiteengezet in respectievelijk Verordening (EU) 2021/1058 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EU) 2021/1057 van het Europees Parlement en de Raad. Dit kan met name het geval zijn wanneer de productie van relevante defensieproducten te kampen heeft met specifieke tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties op het grondgebied van de lidstaten, met name in kwetsbare en afgelegen gebieden, en die middelen bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma waaruit zij zijn overgedragen. Overeenkomstig artikel 24 van Verordening (EU) 2021/1060 moet de Commissie de door de lidstaat ingediende gewijzigde programma’s beoordelen en haar opmerkingen daarover binnen twee maanden na de datum van indiening van het gewijzigde programma formuleren.

(14) Gezien de noodzaak om beter en gezamenlijk te investeren in de defensievermogens van de lidstaten en geassocieerde landen, alsook in het herstel, de wederopbouw en de modernisering van de industriële defensiebasis van Oekraïne te coördineren, moeten de lidstaten, derde landen, internationale organisaties, internationale financiële instellingen of andere bronnen aan de uitvoering van het programma kunnen bijdragen. Dergelijke bijdragen moeten volgens dezelfde regels en voorwaarden worden uitgevoerd en moeten externe bestemmingsontvangsten vormen in de zin van artikel 21, lid 2, punt a), ii), punt d) en punt e), van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046. Daarnaast moeten de lidstaten gebruik kunnen maken van de flexibiliteit bij de uitvoering van hun toewijzingen in gedeeld beheer die wordt geboden door Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad. Het moet derhalve mogelijk zijn om bepaalde niveaus van financiering over te dragen tussen in gedeeld beheer toegewezen middelen en het programma, onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in de desbetreffende bepalingen van Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad. Niet-vastgelegde middelen kunnen uiterlijk in 2028 op verzoek van de betrokken lidstaat weer naar een of meer van de respectieve bronprogramma’s worden overgedragen, overeenkomstig de voorwaarden van de desbetreffende bepalingen van Verordening (EU) 2021/1060.

(15) Aangezien het programma tot doel heeft het concurrentievermogen en de efficiëntie van de defensie-industrie van de Unie en van Oekraïne te vergroten, moeten de ontvangers van financiële steun juridische entiteiten zijn die in de Unie, in geassocieerde landen of in Oekraïne zijn gevestigd en niet onder zeggenschap staan van niet-geassocieerde derde landen, met uitzondering van Oekraïne, of van entiteiten uit niet-geassocieerde derde landen. Wanneer lidstaten, geassocieerde landen of Oekraïne ontvanger zijn van de financiële steun, met name bij gemeenschappelijke aanbestedingsacties, moeten deze regels van overeenkomstige toepassing zijn op de contractanten of subcontractanten van de aanbestedingscontracten. In die context moet onder “zeggenschap” het vermogen worden verstaan om beslissende invloed op een juridische entiteit uit te oefenen, hetzij direct, hetzij indirect via een of meer intermediaire juridische entiteiten. Daarnaast moeten de voor de actie gebruikte infrastructuur, faciliteiten, activa en middelen van de bij die actie betrokken juridische entiteiten zich op het grondgebied van een lidstaat, een geassocieerd derde land of Oekraïne bevinden, teneinde de bescherming van de essentiële veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten veilig te stellen.

(16) In bepaalde omstandigheden moet kunnen worden afgeweken van het beginsel dat bij een door het programma gesteunde actie betrokken juridische entiteiten niet onder zeggenschap van niet-geassocieerde derde landen of entiteiten uit niet-geassocieerde derde landen staan. In die context mag een in de Unie of in een geassocieerd derde land gevestigde juridische entiteit die onder zeggenschap staat van een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land, als ontvanger deelnemen mits is voldaan aan strikte voorwaarden met betrekking tot de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten, zoals vastgesteld in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid uit hoofde van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), waaronder ook wat betreft de versterking van de Europese technologische en industriële defensiebasis.

(17) Voorts mogen defensieproducten die het voorwerp vormen van door het programma ondersteunde acties niet onderworpen zijn aan zeggenschap of beperkingen door een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land.

(18) Gelet op de specifieke kenmerken van de defensie-industrie, waar de vraag nagenoeg uitsluitend afkomstig is van staten, die ook de zeggenschap hebben over alle aanschaf van defensiegerelateerde producten en technologieën, met inbegrip van de uitvoer daarvan, is de werking van de defensie-industriesector niet onderworpen aan de gebruikelijke regels en bedrijfsmodellen van traditionelere markten. De sector doet daarom geen aanzienlijke investeringen op eigen initiatief, maar alleen als respons op vaste orders. Hoewel vaste orders van de lidstaten een voorwaarde zijn voor elke investering, kan de Commissie ingrijpen door de complexiteit van de samenwerking voor gemeenschappelijke aanbesteding te compenseren en het risico van industriële investeringen te verminderen door middel van subsidies en leningen, en zo een snellere aanpassing aan de huidige structurele veranderingen op de markt mogelijk maken. In de regel moet de steun van de Unie tot 100 % van de directe subsidiabele kosten of tot 100 % van het vastgestelde bedrag dekken voor acties waarbij gebruik wordt gemaakt van de optie van financiering die niet gekoppeld is aan kosten. De steun van de Unie voor acties ter versterking van de industrie moet tot 50 % van de directe subsidiabele kosten dekken om ontvangers in staat te stellen acties zo snel mogelijk uit te voeren, het risico van hun investeringen te verminderen en aldus te zorgen voor een snellere beschikbaarheid van de relevante defensieproducten.

(19) Het programma moet via de middelen waarin Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 voorziet, financiële steun verlenen aan acties die bijdragen tot de tijdige beschikbaarheid en levering van defensieproducten, waaronder samenwerking voor gemeenschappelijke aanbesteding door overheidsinstanties, industriële coördinatie en netwerkactiviteiten, met inbegrip van het reserveren en het aanleggen van voorraden van relevante defensieproducten, toegang tot financiering voor ondernemingen die betrokken zijn bij de productie van relevante defensieproducten, reservering van productiecapaciteit (“voortdurend beschikbare faciliteiten”), industriële processen voor het opnieuw inzetbaar maken van verlopen producten, uitbreiding, optimalisering, modernisering, opwaarderen of herbestemming van bestaande productiecapaciteiten of de totstandbrenging van nieuwe productiecapaciteit op dat gebied, en opleiding van personeel.

(20) Subsidies in het kader van het programma kunnen worden verstrekt als financiering die niet gekoppeld is aan kosten en die gebaseerd is op de prestaties ten opzichte van werkpakketten, mijlpalen of streefdoelen van het gemeenschappelijke aanbestedingsproces, teneinde het nodige stimulerende effect te creëren.

(21) Wanneer de subsidie van de Unie de vorm aanneemt van financiering die niet gekoppeld is aan kosten, moet de Commissie in het werkprogramma de financieringsvoorwaarden voor elke actie vaststellen, met name a) een beschrijving van de actie die samenwerking voor gemeenschappelijke aanbesteding omvat om tegemoet te komen aan de meest dringende en kritieke capaciteitsbehoeften, b) de mijlpalen voor de uitvoering van de actie en c) de maximale bijdrage van de Unie die beschikbaar is.

(22) Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot de vaststelling van werkprogramma’s die moeten bepalen welke de financieringsprioriteiten en de toepasselijke financieringsvoorwaarden zijn. Er moet rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van de defensiesector, met name met de verantwoordelijkheid van de lidstaten, geassocieerde landen of Oekraïne voor het plannings- en aankoopproces. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad.

(23) Overeenkomstig artikel 193, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 kan subsidiëring van reeds begonnen acties slechts worden toegestaan indien de aanvrager kan aantonen dat het noodzakelijk was met de actie te beginnen vóór de ondertekening van de subsidieovereenkomst. Kosten die vóór de datum van indiening van de subsidieaanvraag zijn gemaakt, zijn echter niet subsidiabel, tenzij in naar behoren gemotiveerde uitzonderlijke gevallen. Om de continuïteit van de financieringsperspectieven te waarborgen voor acties die met financiering uit hoofde van ASAP en Edirpa voor 2024 hadden kunnen worden ondersteund, moet het mogelijk zijn om in het financieringsbesluit in financiële bijdragen voor acties te voorzien die betrekking hebben op een periode vanaf 5 maart 2024.

(24) Bij de beoordeling van door aanvragers ingediende voorstellen moet de Commissie bijzondere aandacht besteden aan de mate waarin zij bijdragen tot het bereiken van de doelstellingen van het programma. De voorstellen moeten met name worden beoordeeld in het licht van hun bijdrage tot de verbetering van de paraatheid van de defensie-industrie en vooral tot de vergroting van de productiecapaciteit en het wegwerken van knelpunten. Zij moeten ook worden beoordeeld aan de hand van hun bijdrage tot de bevordering van de weerbaarheid van de defensie-industrie, aan de hand van overwegingen zoals tijdige beschikbaarheid en levering op alle locaties, versterking van de voorzieningszekerheid in de hele Unie, met inbegrip van de lidstaten die het sterkst zijn blootgesteld aan het risico dat gevolg wordt gegeven aan conventionele militaire dreigingen. De beoordelingen moeten ook betrekking hebben op de bijdrage aan industriële samenwerking op defensiegebied door middel van daadwerkelijke samenwerking op het gebied van bewapening tussen de lidstaten, geassocieerde landen en Oekraïne en de ontwikkeling en operationalisering van grensoverschrijdende samenwerking tussen ondernemingen die actief zijn in de betrokken toeleveringsketens, met name en in aanzienlijke mate tussen kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) en kleine middelgrote beursgenoteerde ondernemingen (kleine midcaps) .

(25) Bij het ontwerpen, toekennen en uitvoeren van financiële steun van de Unie moet de Commissie er in het bijzonder op letten dat dergelijke steun geen negatieve gevolgen heeft voor de mededingingsvoorwaarden op de interne markt.

(26) Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 en de latere wijzigingen daarvan zijn van toepassing op dit programma. Die verordening bevat regels betreffende de uitvoering van de begroting van de Unie, met inbegrip van de regels inzake subsidies, prijzen, aanbestedingen, indirecte uitvoering en financiële instrumenten.

(27) Overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2018/1046, Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad en Verordeningen (EG, Euratom) nr. 2988/95, (Euratom, EG) nr. 2185/96 en (EU) 2017/1939 van de Raad moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd door middel van evenredige maatregelen, onder meer maatregelen met betrekking tot preventie, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden, waaronder fraude, met betrekking tot terugvordering van verloren gegane, ten onrechte betaalde of onjuist bestede financiële middelen en, waar passend, met betrekking tot het opleggen van administratieve sancties. Met name heeft het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) overeenkomstig de Verordeningen (Euratom, EG) nr. 2185/96 en (EU, Euratom) nr. 883/2013 de bevoegdheid administratief onderzoek, daaronder begrepen controles ter plaatse en inspecties, te verrichten om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten die de financiële belangen van de Unie schaden. Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) is overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 bevoegd tot het onderzoeken en vervolgen van strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in de zin van Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad. Personen of entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, moeten overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 volledig meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, de Rekenkamer en ten aanzien van de lidstaten die deelnemen aan de nauwere samenwerking op grond van Verordening (EU) 2017/1939, het EOM, en ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van financiële middelen van de Unie, gelijkwaardige rechten verlenen.

(28) Derde landen die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER), kunnen aan programma’s van de Unie deelnemen in het kader van de samenwerking die is ingesteld uit hoofde van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, waarin is bepaald dat de programma’s worden uitgevoerd op basis van een uit hoofde van die overeenkomst vastgesteld besluit. Er moet een specifieke bepaling in deze verordening worden opgenomen om die derde landen ertoe te verplichten de verantwoordelijke ordonnateur, OLAF en de Rekenkamer de nodige rechten en toegang te verlenen zodat deze hun respectieve bevoegdheden ten volle kunnen uitoefenen. Krachtens artikel 85 van Besluit (EU) 2021/1764 van de Raad (18) komen in landen en gebieden overzee gevestigde natuurlijke personen en instanties en organisaties in aanmerking voor financiering, overeenkomstig de voorschriften en doelstellingen van het programma en eventuele regelingen die van toepassing zijn op de lidstaat waarmee het desbetreffende land of gebied overzee banden heeft.

(29) Onder meer voortbouwend op de opgedane ervaring met de eigenvermogensfaciliteit voor defensie, die in de context van het Europees Defensiefonds is ingericht als een blendingverrichting in het kader van InvestEU, moet de Commissie als onderdeel van het programma een specifieke faciliteit opzetten, die wordt aangeduid als het “Fonds voor de versnelling van de transformatie van de toeleveringsketen op defensiegebied (FAST: Fund for the Acceleration of Defence Supply Chain Transformation)”. Het FAST moet in indirect beheer worden uitgevoerd. Het FAST zal, als blendingverrichting die steun verleent in de vorm van vreemd en/of eigen vermogen, de investeringen aantrekken die nodig zijn om de productiecapaciteit op defensiegebied van in de EU gevestigde kmo’s en kleine midcaps te vergroten, en zal de risico’s van die investeringen verminderen en ze versnellen. Het FAST moet in nauwe samenwerking met de uitvoerende partners worden opgezet als een blendingverrichting, onder andere in het kader van het bij Verordening (EU) 2021/523 van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde InvestEU-fonds.

(30) Het FAST moet in overeenstemming met de mix van vreemd en eigen vermogen een bevredigend multiplicatoreffect tot stand brengen en bijdragen tot het aantrekken van zowel publieke als private financiering. Om bij te dragen aan de algemene doelstelling om het concurrentievermogen van de EDTIB te versterken, moet het FAST ook steun verlenen aan kmo’s (met inbegrip van start-ups en scale-ups) en kleine midcaps in de hele EU die defensietechnologie en -producten produceren, alsook aan ondernemingen die daadwerkelijk of potentieel deel uitmaken van de toeleveringsketen van de defensie-industrie, wanneer zij moeilijkheden ondervinden bij de toegang tot financiering. Het FAST moet ook de investeringen op het gebied van de productie van defensietechnologie en -producten versnellen en aldus de voorzieningszekerheid van de waardeketens van de defensie-industrie van de Unie versterken.

(31) Samenwerkingsprogramma’s op het gebied van bewapening in de Unie staan voor grote uitdagingen, aangezien zij voornamelijk op ad-hocbasis worden opgezet en worden geplaagd door complexiteit, vertragingen en kostenoverschrijdingen. Om deze situatie te verhelpen en ervoor te zorgen dat de lidstaten gedurende de gehele levenscyclus van defensievermogens betrokken blijven, is een meer gestructureerde aanpak op EU-niveau vereist. Daartoe moet de Commissie de inspanningen van de lidstaten ondersteunen door een nieuw rechtskader beschikbaar te stellen — de “structuur voor een Europees bewapeningsprogramma” (SEAP: Structure for European Armament Programme) — teneinde de samenwerking op defensiegebied te ondersteunen en te versterken. De in dit kader ondernomen acties en die welke in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB), en met name in het kader van het vermogensontwikkelingsplan (CDP) en de PESCO, worden uitgevoerd, moeten elkaar versterken.

(32) In het kader van deze structuur voor een Europees bewapeningsprogramma moeten de lidstaten gebruik kunnen maken van gestandaardiseerde procedures voor het opzetten en beheren van samenwerkingsprogramma’s op defensiegebied. Samenwerking uit hoofde van dit kader moet de lidstaten ook in staat stellen onder bepaalde voorwaarden gebruik te maken van een verhoogd financieringspercentage, vereenvoudigde en geharmoniseerde aanbestedingsprocedures en, indien de lidstaten gezamenlijk eigenaar zijn van de aangekochte uitrusting, een btw-vrijstelling. De status van internationale organisatie moet de lidstaten ook in staat stellen desgewenst obligaties uit te geven om het financieel plan voor de lange termijn voor bewapeningsprogramma’s te waarborgen. Hoewel de Unie niet aansprakelijk zou zijn voor de uitgifte van schuldpapier door de lidstaten, kunnen bijdragen uit hoofde van het EDIP ten behoeve van het functioneren van de SEAP de voorwaarden verbeteren voor de financiering door de lidstaten van bewapeningsprogramma’s die in aanmerking komen voor steun van de Unie.

(33) Omwille van een efficiënte procedure voor het oprichten van een SEAP moeten de lidstaten, geassocieerde landen of Oekraïne, wanneer zij een SEAP willen opzetten, een aanvraag indienen bij de Commissie, die moet beoordelen of de voorgestelde statuten van het bewapeningsprogramma in overeenstemming zijn met deze verordening. Een dergelijke aanvraag moet een verklaring van de gastlidstaat bevatten dat hij de SEAP voor de toepassing van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde en Richtlijn (EU) 2020/262 van de Raad van 19 december 2019 houdende een algemene regeling inzake accijns, vanaf het tijdstip van oprichting erkent als een internationale instelling.

(34) Ten behoeve van de transparantie moet de beschikking tot oprichting van een SEAP worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Om dezelfde reden moeten de essentiële elementen van haar statuten bij die beschikking worden gevoegd.

(35) Opdat een SEAP haar taken zo doeltreffend mogelijk kan uitoefenen, moet zij vanaf de dag waarop de beschikking tot oprichting ervan in werking treedt, rechtspersoonlijkheid hebben en over een zo ruim mogelijke rechtsbevoegdheid beschikken. Om te kunnen bepalen welk recht van toepassing is, moet zij een statutaire zetel hebben op het grondgebied van een lid van die SEAP dat een lidstaat of een geassocieerd land is.

(36) Van een SEAP moeten ten minste drie lidstaten lid zijn; ook geassocieerde landen en Oekraïne kunnen lid worden.

(37) Met het oog op de implementatie van de SEAP moeten in de statuten nadere regelingen worden vastgesteld die de Commissie in staat moeten stellen te onderzoeken of een verzoek in overeenstemming is met de in deze verordening neergelegde regels.

(38) Er moet worden bewerkstelligd dat een SEAP over voldoende flexibiliteit beschikt om haar statuten te kunnen wijzigen maar ook dat bepaalde essentiële elementen, met name die welke noodzakelijk waren voor de erkenning van de statuten van de SEAP, door middel van een noodzakelijke controle op het niveau van de Unie behouden blijven. Wanneer een wijziging betrekking heeft op een essentieel onderdeel van de aan de beschikking tot oprichting van de SEAP gehechte statuten, kan deze wijziging pas effect sorteren na te zijn goedgekeurd bij een besluit van de Commissie dat wordt aangenomen volgens dezelfde procedure als die welke voor de oprichting van de SEAP geldt. Andere wijzigingen moeten ter kennis worden gebracht van de Commissie, die bezwaar moet kunnen aantekenen indien zij van mening is dat de wijziging in strijd is met deze verordening.

(39) Een SEAP moet een aanbestedingsagent kunnen benoemen die in eigen naam handelt. Een SEAP moet namens zichzelf of namens haar leden defensieproducten kunnen aankopen. In het geval de SEAP namens zichzelf aankopen doet, moet zij worden beschouwd als een internationale organisatie die aankopen doet voor eigen doeleinden in de zin van artikel 12, punt c), van Richtlijn 2009/81/EG, in overeenstemming met de staatssteunregels. Wanneer de SEAP namens haar leden aankopen doet, moet zij in afwijking van Richtlijn 2009/81/EG haar eigen aanbestedingsregels kunnen vaststellen, om ervoor te zorgen dat de lidstaten voldoende worden gestimuleerd om samen te werken in het kader van de SEAP. Deze regels moeten de naleving waarborgen van de beginselen van het primaire recht van de EU die van toepassing zijn op aanbestedingen, met name die inzake transparantie, non-discriminatie en mededinging.

(40) Een SEAP zou in aanmerking kunnen komen voor financiering conform titel VI van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046. Ook financiering in het kader van het cohesiebeleid zou mogelijk kunnen zijn conform de toepasselijke Gemeenschapswetgeving.

(41) Opdat de SEAP haar taken zo doeltreffend mogelijk kan uitoefenen en als logisch uitvloeisel van haar rechtspersoonlijkheid, moet zij aansprakelijk zijn voor haar schulden. Om de leden in staat te stellen passende oplossingen voor hun aansprakelijkheid te vinden, moet de mogelijkheid worden geboden om in de statuten verschillende aansprakelijkheidsregelingen op te nemen die verder gaan dan de tot de bijdrage van elk lid beperkte aansprakelijkheid.

(42) Aangezien een SEAP is opgericht op grond van het recht van de Unie, moet zij behalve aan het recht van de staat waar zij haar statutaire zetel heeft, ook aan het recht van de Unie onderworpen zijn. De SEAP kan echter ook in een andere staat een plaats van bedrijfsuitoefening hebben. Voor de in de statuten van de SEAP omschreven specifieke punten moet het recht van die andere staat gelden. Voorts moet een SEAP onderworpen zijn aan uitvoeringsvoorschriften die in overeenstemming zijn met de statuten.

(43) Om op adequate wijze te kunnen controleren of deze verordening wordt nageleefd, moet een SEAP de Commissie en de betrokken overheidsinstanties haar jaarverslag toezenden, alsook alle informatie over omstandigheden die de uitvoering van haar taken ernstig in gevaar dreigen te brengen. Indien de Commissie, door lezing van het jaarverslag of anderszins, over aanwijzingen komt te beschikken dat de SEAP een ernstige inbreuk op deze verordening of andere toepasselijke wettelijke voorschriften pleegt, moet zij de SEAP en/of haar leden verzoeken om uitleg te verschaffen en/of maatregelen te nemen. In extreme gevallen en wanneer geen corrigerende maatregelen zijn genomen, kan de Commissie het besluit tot oprichting van de SEAP intrekken; dat heeft de ontbinding van de SEAP tot gevolg.

(44) Na de vaststelling van de verordening betreffende de ondersteuning van de productie van munitie (ASAP) hebben het Europees Parlement en de Raad de Commissie verzocht te overwegen een rechtskader voor te stellen voor het waarborgen van de voorzieningszekerheid (gezamenlijke verklaring van 11 juli 2023). Deze gezamenlijke verklaring van de medewetgevers sloot aan bij de conclusies van de Europese Raad van december 2013 waarin werd opgeroepen tot een integrale regeling voor EU-brede voorzieningszekerheid, en bij de aanbeveling van het Europees Parlement van 8 juni 2022 waarin de Commissie werd opgeroepen om onverwijld een dergelijke regeling voor te stellen.

(45) De huidige crisis, die het gevolg is van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne, niet alleen tekortkomingen in de defensie-industriesector van de Unie en van Oekraïne aan het licht gebracht, maar ook uitdagingen gecreëerd voor de werking van de interne markt voor defensieproducten. De aanhoudende verslechtering van de geopolitieke context heeft immers al geleid tot een aanzienlijke toename van de vraag, die van invloed kan zijn op de werking van de interne markt voor de productie en verkoop, in de Unie, van bepaalde defensieproducten en de componenten daarvan. Hoewel sommige lidstaten omwille van de nationale veiligheid maatregelen hebben genomen of waarschijnlijk zullen nemen om hun eigen voorraden in stand te houden, ondervinden andere lidstaten moeilijkheden bij de aanvoer van de relevante defensieproducten. Soms worden hele productieketens belemmerd door een probleem met de aanvoer van één grondstof of een bepaalde component. Om de werking van de interne markt onder alle omstandigheden te waarborgen en ervoor te zorgen dat zij bestand is tegen alle mogelijke schokken, moeten op gecoördineerde wijze geharmoniseerde regels worden vastgesteld om de voorzieningszekerheid op het gebied van defensieproducten te verhogen. Die maatregelen moeten gebaseerd zijn op artikel 114 VWEU.

(46) Om de algemene publieke beleidsdoelstelling van veiligheid na te streven, moeten faciliteiten voor de productie van relevante defensieproducten zo snel mogelijk worden opgezet, en moeten de administratieve lasten daarvan tot een minimum worden beperkt. Daarom moeten de lidstaten aanvragen voor de planning, de bouw en de exploitatie van fabrieken en installaties voor de productie van relevante defensieproducten zo snel mogelijk afhandelen. Dergelijke aanvragen moeten voorrang krijgen bij het afwegen van juridische belangen in individuele gevallen.

(47) Gezien de doelstelling van deze verordening, de noodsituatie en de uitzonderlijke context van de vaststelling ervan, moeten de lidstaten per geval overwegen om gebruik te maken van defensiegerelateerde vrijstellingen uit hoofde van het nationale en toepasselijke recht van de Unie, indien zij van oordeel zijn dat het gebruik van dergelijke vrijstellingen de verwezenlijking van die doelstelling zou vergemakkelijken. Dat zou met name kunnen gelden voor het recht van de Unie op het gebied van milieu, gezondheid en veiligheid, dat onontbeerlijk is om de menselijke gezondheid en het milieu beter te beschermen en een duurzame en veilige ontwikkeling tot stand te brengen. De uitvoering van dat recht zou echter ook belemmeringen op regelgevingsgebied kunnen opwerpen die het potentieel van de defensie-industrie van de Unie om de productie en levering van relevante defensieproducten op te voeren, bemoeilijken. Het is een collectieve verantwoordelijkheid van de Unie en haar lidstaten om met spoed na te gaan welke acties zij zouden kunnen ondernemen om de negatieve gevolgen van eventuele belemmeringen te verzachten. Dergelijke acties op Unie-, regionaal of nationaal niveau mogen het milieu, de gezondheid of de veiligheid niet in gevaar brengen.

(48) Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad heeft tot doel de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten op defensie- en veiligheidsgebied te harmoniseren, zodat kan worden voldaan aan de veiligheidseisen van de lidstaten en de uit het VWEU voortvloeiende verplichtingen waaraan moet worden voldaan. Die richtlijn bevat met name specifieke bepalingen waarin dringende situaties als gevolg van een crisis worden geregeld, in het bijzonder kortere termijnen voor de ontvangst van inschrijvingen en de mogelijkheid om gebruik te maken van de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking van een aanbestedingsbericht. In bijzonder dringende omstandigheden, met name tijdens voorzienings- en veiligheidscrises, zouden deze regels echter zelfs met die bepalingen onverenigbaar kunnen zijn wanneer twee of meer lidstaten voornemens zijn tot een gemeenschappelijke aanbesteding over te gaan. In sommige gevallen kunnen de veiligheidsbelangen van die lidstaten alleen gewaarborgd worden door het openstellen van een bestaande raamovereenkomst voor aanbestedende diensten van lidstaten die er oorspronkelijk geen partij bij waren, ook al was in die mogelijkheid niet voorzien in de oorspronkelijke raamovereenkomst.

(49) Overeenkomstig de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie moeten wijzigingen van een overheidsopdracht strikt beperkt blijven tot hetgeen in de gegeven omstandigheden absoluut noodzakelijk is, waarbij de beginselen van non-discriminatie, transparantie en evenredigheid zoveel mogelijk in acht worden genomen. In dat verband moet het mogelijk zijn om van Richtlijn 2009/81/EG af te wijken door de in de raamovereenkomst vastgestelde hoeveelheden te verhogen en deze voor aanbestedende diensten van andere lidstaten open te stellen. Wat die extra hoeveelheden betreft, moeten voor die aanbestedende diensten dezelfde voorwaarden gelden als voor de oorspronkelijke aanbestedende dienst die de oorspronkelijke raamovereenkomst heeft gesloten. In dergelijke gevallen moet de oorspronkelijke aanbestedende dienst ook elke marktdeelnemer toestaan die aan de voorwaarden van de aanbestedende dienst voldoet die oorspronkelijk waren vastgesteld in de aanbestedingsprocedure voor de raamovereenkomst, met inbegrip van de eisen voor kwalitatieve selecties als bedoeld in de artikelen 39 tot en met 46 van Richtlijn 2009/81/EG, om aan die raamovereenkomst deel te nemen. Daarnaast moeten passende transparantiemaatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat alle potentieel geïnteresseerde partijen op de hoogte worden gebracht.

(50) Hoewel de EU en haar lidstaten snel en doortastend hebben gereageerd op de onmiddellijke uitdagingen van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne, is het tijd dat de EU overschakelt van noodmaatregelen naar het opbouwen van haar paraatheid voor de lange termijn. Weerbaarheid is een eerste voorwaarde voor de paraatheid en het concurrentievermogen van de EDTIB. De EU heeft al instrumenten en kaders ontwikkeld om de paraatheid en weerbaarheid van de industrie te vergroten teneinde toekomstige crisissituaties aan te kunnen pakken. Dergelijke maatregelen zijn echter niet beschikbaar voor de ondersteuning van de EDTIB.

(51) Het is daarom nodig een modulaire en geleidelijke regeling voor voorzieningszekerheid in de EU vast te stellen om te zorgen voor een grotere solidariteit en doeltreffendheid in reactie op spanningen in de toeleveringsketens of op veiligheidscrises, en om potentiële knelpunten tijdig in kaart te kunnen brengen. Een dergelijke regeling moet de EU en haar lidstaten in staat stellen te anticiperen en te reageren op de gevolgen van voorzieningscrises, wanneer tekorten aan civiele componenten of componenten voor tweeërlei gebruik, of aan grondstoffen, de tijdige beschikbaarheid en levering van defensieproducten ernstig in gevaar brengen, alsook op de gevolgen van voorzieningscrises die rechtstreeks verband houden met een veiligheidscrisis binnen de Unie of in haar buurlanden en die leiden tot tekorten aan bepaalde defensieproducten.

(52) Om te kunnen anticiperen op potentiële tekorten, moeten de nationale bevoegde instanties de Commissie inlichten als zij kennis krijgen van een risico op ernstige verstoring van de levering van in een crisis relevante producten of als zij beschikken over concrete en betrouwbare informatie over andere desbetreffende risicofactoren of gebeurtenissen die zich voordoen. Met het oog op een gecoördineerde aanpak moet de Commissie, wanneer zij kennis krijgt van een risico van ernstige verstoring van de levering van defensieproducten of beschikt over concrete of betrouwbare informatie over andere desbetreffende risicofactoren of gebeurtenissen die zich voordoen, een buitengewone vergadering van het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie bijeenroepen om de ernst van de verstoringen en het eventueel inleiden van de procedure voor het activeren van een voorzieningscrisistoestand te bespreken, en na te gaan of het passend, noodzakelijk en evenredig kan zijn dat de lidstaten een dialoog aangaan met belanghebbenden voor de vaststelling, voorbereiding en mogelijke coördinatie van dergelijke preventieve maatregelen. De Commissie moet in voorkomend geval overleggen en samenwerken met betrokken derde landen om verstoringen van de toeleveringsketen gezamenlijk aan te pakken, overeenkomstig de internationale verplichtingen en onverminderd de procedurele vereisten.

(53) In het licht van de complexiteit van de toeleveringsketens op defensiegebied en het risico van tekorten in de nabije toekomst, moet deze verordening in instrumenten voorzien voor een gecoördineerde aanpak van het inventariseren en monitoren van de toeleveringsketens van bepaalde defensieproducten en een doeltreffende, evenredige aanpak van mogelijke marktverstoringen.

(54) Het inventariseren van de toeleveringsketens op defensiegebied van de Unie moet tot doel hebben een analyse te maken van hun sterke en zwakke punten om de voorzieningszekerheid en weerbaarheid te waarborgen. Daartoe moet de Commissie vaststellen welke producten, componenten en grondstoffen van cruciaal belang worden geacht voor de levering van defensieproducten die van bijzonder belang zijn voor de defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten (in een crisis relevante producten), op basis van de input en het advies van het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie. De inventarisatie moet gebaseerd zijn op openbaar en commercieel beschikbare gegevens en, indien nodig, op gegevens die zijn verkregen via vrijwillige informatieverzoeken aan ondernemingen, in overleg met het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie.

(55) Om toekomstige verstoringen van de verschillende stadia van de toeleveringsketens op defensiegebied van de Unie en de handel in de Unie te kunnen voorspellen en erop voorbereid te zijn, moet de Commissie, bijgestaan door het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie en op basis van de resultaten van de inventarisatie, een lijst van indicatoren voor vroegtijdige waarschuwing vaststellen en ontwikkelen. Dergelijke indicatoren kunnen onder meer betrekking hebben op atypische toenames van de aanlooptijd, de beschikbaarheid van de nodige grondstoffen en halffabricaten en het nodige menselijke kapitaal voor de productie van in een crisis relevante producten, geschikte productieapparatuur, de voorspelde vraag, prijsstijgingen die normale prijsschommelingen overstijgen, de gevolgen van veiligheidscrises, ongevallen, aanvallen, natuurrampen of andere ernstige gebeurtenissen, het effect van handelsbeleid, tarieven, uitvoerbeperkingen, handelsbelemmeringen en andere handelsgerelateerde maatregelen, en het effect van bedrijfssluitingen, bedrijfsmigratie of overnames van cruciale marktpartijen. De monitoringactiviteiten van de Commissie moeten gericht zijn op deze indicatoren voor vroegtijdige waarschuwing.

(56) Om de lasten voor ondernemingen die aan dit toezicht meewerken tot een minimum te beperken en ervoor te zorgen dat de verkregen informatie zinvol wordt verwerkt, moet de Commissie voorzien in gestandaardiseerde en veilige middelen voor het verzamelen van informatie. Deze middelen moeten ervoor zorgen dat alle verzamelde informatie vertrouwelijk wordt behandeld, waarbij het zakengeheim en de cyberbeveiliging worden gewaarborgd.

(57) Op basis hiervan moet de Commissie een lijst opstellen van de in een crisis relevante defensieproducten, grondstoffen of componenten daarvan die gevoelig zijn voor verstoringen of potentiële verstoringen van de werking van de eengemaakte markt en de toeleveringsketens daarvan die tot aanzienlijke tekorten leiden. De Commissie moet deze lijst regelmatig bijwerken om ervoor te zorgen dat de aandacht beperkt blijft tot mogelijke verstoringen of knelpunten die van invloed zijn op de voorzieningszekerheid op het gebied van relevante defensieproducten en grondstoffen en componenten daarvan.

(58) Aangezien het besluit om de voorzieningscrisistoestand of de veiligheidsgerelateerde voorzieningscrisistoestand te activeren en de mogelijke naar aanleiding daarvan getroffen maatregelen gevoelige materie zijn, onder meer gezien de mogelijk aanzienlijke gevolgen van dergelijke maatregelen voor private ondernemingen in de Unie, moet aan de Raad de bevoegdheid worden verleend om een uitvoeringshandeling vast te stellen tot activering, verlenging en beëindiging van dergelijke toestanden.

(59) Indien de voorzieningscrisistoestand of de veiligheidsgerelateerde voorzieningscrisistoestand is geactiveerd, moet de Commissie, in overleg met de lidstaat van vestiging, van ondernemingen die met deze producten, grondstoffen of componenten daarvan omgaan de informatie kunnen vragen die nodig is om ervoor te zorgen dat in een crisis relevante producten tijdig beschikbaar zijn. Dergelijke informatie moet als basis dienen voor het besluit van de Commissie over passende maatregelen uit hoofde van deze verordening om mogelijke verstoringen of knelpunten aan te pakken die van invloed zijn op de voorzieningszekerheid op het gebied van relevante defensieproducten alsook van relevante grondstoffen en componenten.

(60) Een dergelijk mechanisme voor identificatie, inventarisatie en continue monitoring moet een bijna-realtimeanalyse mogelijk maken van de productiecapaciteit in de Unie, de kritieke factoren die van invloed zijn op de voorzieningszekerheid op het gebied van relevante defensieproducten en de stand van de voorraden. Het moet de Commissie ook in staat stellen noodmaatregelen te ontwikkelen voor bestaande of verwachte tekorten.

(61) Preventie van tekorten aan relevante defensieproducten is van essentieel belang voor het behoud van de doelstelling van algemeen belang van de veiligheid van de Unie en haar lidstaten en rechtvaardigt, waar nodig, evenredige uitholling van de grondrechten van ondernemingen die in een crisis relevante producten aanbieden, zoals de vrijheid van ondernemerschap overeenkomstig artikel 16 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (“het Handvest”) en het recht op eigendom overeenkomstig artikel 17 van het Handvest, onverminderd artikel 52 van het Handvest. Dergelijke uitholling kan met name gerechtvaardigd zijn wanneer verscheidene lidstaten zich specifiek hebben ingespannen om de vraag te consolideren door middel van gezamenlijke aanbestedingen, waardoor wordt bijgedragen aan de verdere integratie en soepele werking van de interne markt voor relevante defensieproducten.

(62) Als laatste middel om te waarborgen dat kritieke sectoren tijdens een crisis kunnen blijven opereren en uitsluitend als dit daartoe noodzakelijk en evenredig is, zouden relevante ondernemingen door de Commissie kunnen worden verplicht om bestellingen van in een crisis relevante producten te aanvaarden en voorrang te geven. Het besluit over een als prioritair aangemerkte bestelling moet worden genomen overeenkomstig alle toepasselijke wettelijke verplichtingen van de Unie, rekening houdend met de omstandigheden van het geval. De prioriteringsverplichting moet voorrang krijgen op elke privaatrechtelijke of publiekrechtelijke prestatieverplichting, behalve wanneer die rechtstreeks verband houden met militaire orders, maar er moet rekening worden gehouden met de legitieme doelstellingen van de ondernemingen en met de nodige kosten en inspanningen voor elke verandering in de productiesequentie. Elke als prioritair aangemerkte bestelling moet worden geplaatst tegen een billijke en redelijke prijs, waarbij rekening wordt gehouden met de alternatieve kosten van de onderneming ten opzichte van bestaande opdrachten. 

(63) De verplichting om voorrang te geven aan de productie van bepaalde producten, mag de vrijheid van ondernemerschap en de contractvrijheid (artikel 16 van het Handvest) en het recht op eigendom (artikel 17 van het Handvest) niet onevenredig aantasten. Elke beperking van die rechten moet, overeenkomstig artikel 52, lid 1, van het Handvest, bij wet worden gesteld, de wezenlijke inhoud van die rechten en vrijheden eerbiedigen en in overeenstemming zijn met het evenredigheidsbeginsel.

(64) Wanneer op basis van de beoordeling door de Commissie, ondersteund door de hoge vertegenwoordiger, de veiligheidsgerelateerde voorzieningscrisistoestand geactiveerd, moeten ook de in het kader van de voorzieningscrisistoestand beschikbare maatregelen beschikbaar zijn. Daarnaast moet de Raad de maatregelen activeren die hij passend acht voor de crisis. Daartoe moet de Raad er met name op letten dat een hoog niveau van veiligheid van de Unie, de lidstaten en de Europese burgers moet worden gewaarborgd.

(65) Wanneer de veiligheidsgerelateerde voorzieningscrisistoestand wordt geactiveerd, moet de Raad, om gevallen aan te pakken waarin een lidstaat ernstige moeilijkheden ondervindt of kan ondervinden bij het plaatsen van een bestelling of bij de uitvoering van een contract voor de levering van defensieproducten als gevolg van tekorten of ernstige risico’s op tekorten aan in een crisis relevante producten, maatregelen op het niveau van de Unie kunnen activeren die erop gericht zijn de beschikbaarheid van in een crisis relevante goederen te waarborgen, zoals als prioritair aangemerkte verzoeken, teneinde de goede werking van de interne markt en de toeleveringsketens op defensiegebied te waarborgen.

(66) Als laatste redmiddel moeten als prioritair aangemerkte verzoeken gericht zijn op het aanpakken van situaties waarin de productie of levering van in een crisis relevante producten die defensieproducten zijn, niet met andere maatregelen kan worden bereikt. Het als prioritair aangemerkte verzoek moet gebaseerd zijn op objectieve, feitelijke, meetbare en onderbouwde gegevens. Het moet rekening houden met de legitieme belangen van de ondernemingen en met de kosten en inspanningen die vereist zijn voor een eventuele wijziging van de productiesequentie. Wanneer de verplichting tot uitvoering van het als prioritair aangemerkte verzoek wordt aanvaard, moet deze voorrang hebben op elke privaatrechtelijke of publiekrechtelijke prestatieverplichting. Elk als prioritair aangemerkt verzoek moet tegen een billijke en redelijke prijs worden geplaatst.

(67) Ter ondersteuning van de Commissie bij de uitvoering van deze verordening moet een Europees Comité voor paraatheid van de defensie-industrie worden opgericht, bestaande uit de Commissie, de hoge vertegenwoordiger/het hoofd van het Agentschap en de lidstaten. Daarnaast zullen de hoge vertegenwoordiger/het hoofd van het Agentschap en de Commissie buiten het kader van de huidige verordening op eigen initiatief vergaderingen van de leden in het kader van het Comité bijeenroepen en voorzitten om de gezamenlijke programmerings- en aanbestedingsfunctie uit te oefenen en strategische sturing en advies te verstrekken ten behoeve van het verbeteren van de industriële paraatheid van de EDTIB op defensiegebied in overeenstemming met de strategie voor de Europese defensie-industrie.

(68) Deze verordening moet van toepassing zijn onverminderd de mededingingsregels van de Unie, met name de artikelen 101 tot en met 109 VWEU en de rechtshandelingen die uitvoering geven aan die artikelen.

(69) Overeenkomstig artikel 41, lid 2, VEU moeten beleidsuitgaven die voortvloeien uit titel V, hoofdstuk 2, VEU ten laste komen van de begroting van de Unie, met uitzondering van uitgaven die voortvloeien uit operaties die gevolgen hebben op militair of defensiegebied.

(70) Deze verordening moet van toepassing zijn onverminderd het specifieke karakter van het veiligheids- en defensiebeleid van bepaalde lidstaten.