Overwegingen bij COM(2023)645 - Voorkoming van het verlies van kunststofpellets om verontreiniging door microplastics te verminderen - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2023)645 - Voorkoming van het verlies van kunststofpellets om verontreiniging door microplastics te verminderen. |
---|---|
document | COM(2023)645 |
datum | 16 oktober 2023 |
(2) In een advies getiteld “Environmental and health risks of microplastic pollution” oordeelde de groep van wetenschappelijke hoofdadviseurs van de Commissie dat er “reële redenen zijn tot bezorgdheid die het nodig maken voorzorgsmaatregelen te treffen”19.
(3) Het verlies van kunststofpellets vormt de op twee na grootste bron van microplastics die onbedoeld in het milieu terechtkomen in de Unie en is te wijten aan slechte hanteringspraktijken in alle stadia van de toeleveringsketen, waaronder productie, verwerking, distributie, vervoer, ook over zee, en andere logistieke handelingen. Daarom is een benadering die is toegespitst op de volledige toeleveringsketen essentieel om ervoor te zorgen dat alle economische actoren die betrokken zijn bij de hantering van kunststofpellets zich inzetten om verlies te voorkomen. Sinds 2015 voert de Europese kunststofproducerende industrie geleidelijk het internationale Operation Clean Sweep®-programma (OCS) in als vrijwillige toezegging. In het kader van dit programma erkennen de bedrijven die pellets maken of hanteren het belang om het verlies van pellets tot nul terug te dringen en verbinden zij zich ertoe om beste praktijken toe te passen. Hoewel dergelijke praktijken over het algemeen goed worden begrepen door de ondertekenaars van het OCS-programma, werden zij niet op grote schaal ingevoerd. De invoering van het programma door de kunststofindustrie blijft beperkt.
(4) De effecten van de verontreiniging door microplastics op het milieu en mogelijk ook op de menselijke gezondheid hebben in de meeste delen van de wereld aanleiding gegeven tot bezorgdheid. Sommige lidstaten hebben specifieke maatregelen vastgesteld of voorgesteld. Een lappendeken van nationale beperkingen kan echter de werking van de interne markt belemmeren.
(5) In een poging om de verontreiniging door kunststoffen aan te pakken, heeft de Commissie in januari 2018 een mededeling vastgesteld met de titel “Een Europese strategie voor kunststoffen”20 waarin zij de risico’s van microplastics erkende en opriep tot innovatieve oplossingen die gericht zijn op de verschillende bronnen van microplastics. Deze toezegging werd hernieuwd met de vaststelling van de Europese Green Deal in december 2019, het nieuwe actieplan voor de circulaire economie21 in maart 2020 en het actieplan om alle verontreiniging tot nul terug te dringen22 in mei 2021. Een van de doelstellingen voor 2030 in dat laatste plan is het terugdringen van de hoeveelheid microplastics die in het milieu terechtkomt met 30 %.
(6) Verordening (EU) 2023/205523 van de Commissie pakt de verontreiniging door microplastics aan door een beperking op te leggen op het in de handel brengen van microplastics die opzettelijk aan producten worden toegevoegd (de “beperking”), aangezien er sprake is van aanzienlijke verontreiniging door microplastics als gevolg van het gebruik van synthetische polymeermicrodeeltjes, als zodanig of opzettelijk aanwezig in producten, en de verontreiniging een onaanvaardbaar risico voor het milieu vormt.
(7) In 2021 hebben de partijen bij het Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (Ospar) de niet-bindende Aanbeveling 2021/0624 vastgesteld om het verlies van kunststofpellets in het mariene milieu te verminderen door het bevorderen van de tijdige ontwikkeling en uitvoering van doeltreffende en consistente normen en certificeringsregelingen ter voorkoming van het verlies van pellets voor de gehele kunststoftoeleveringsketen. Maatregelen voor het tot een minimum beperken van de risico’s van het vervoer van kunststofpellets over zee worden momenteel onderzocht door de Internationale Maritieme Organisatie.
(8) In de bijdrage van de Unie aan het Milieuprogramma van de Verenigde Naties met het oog op de tweede zitting van het intergouvernementeel onderhandelingscomité voor een juridisch bindend instrument inzake verontreiniging door kunststoffen (INC-2)25 benadrukten de Unie en haar lidstaten dat het toekomstige instrument maatregelen moet bevatten om het onbedoeld vrijkomen van microplastics te verminderen.
(9) Ondanks wetgeving van de Unie met betrekking tot de preventie van afval, verontreiniging, zwerfvuil op zee en chemische stoffen zijn er geen specifieke regels van de Unie om het verlies van pellets als bron van verontreiniging door microplastics in de hele toeleveringsketen te voorkomen. Richtlijn 2008/98/EG26 van het Europees Parlement en de Raad legt de basisbeginselen voor afvalbeheer vast en legt de lidstaten algemene verplichtingen op om maatregelen te nemen om de productie van afval te voorkomen. Deze algemene verplichtingen moeten worden aangevuld met specifieke aspecten en vereisten voor de zorgvuldige hantering van kunststofpellets om te voorkomen dat zij afval worden.
(10) Terwijl de productie van polymere materialen op industriële schaal onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2010/75/EU27 van het Europees Parlement en de Raad valt, vallen andere activiteiten zoals de verwerking, het vervoer of de opslag van pellets, gewoonlijk uitgevoerd door kleine en middelgrote ondernemingen, niet onder die richtlijn. Bovendien wordt in het referentiedocument over de beste beschikbare technieken voor de productie van polymeren van augustus 200728, dat is opgesteld krachtens Richtlijn 96/61/EG29 van de Raad inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging, niet ingegaan op de specifieke kwestie van het verlies van pellets.
(11) Richtlijn 2008/56/EG30 van het Europees Parlement en de Raad heeft betrekking op de monitoring en beoordeling van de gevolgen van microafval, waaronder microplastics, in kustgebieden en mariene milieus. Er wordt gewerkt aan een update van de eerste leidraad voor de monitoring van zwerfvuil op zee met het oog op geharmoniseerde methoden, waaronder de monitoring van de aanwezigheid en verspreiding van kunststofpellets langs de kustlijn. Richtlijn 2008/56/EG bevat echter geen specifieke vereisten om het verlies van pellets aan de bron te voorkomen of te verminderen.
(12) In Verordening (EU) 2023/2055 van de Commissie worden verliezen van synthetische polymeermicrodeeltjes voor gebruik op industrielocaties, d.w.z. kunststofpellets, behandeld als vermijdbaar. Voor het vrijkomen van deze deeltjes wordt een rapportageverplichting ingevoerd voor de geraamde hoeveelheid microplastics die op jaarbasis in het milieu terechtkomt. Hoewel het ontbreekt aan een methode om de verliezen te ramen, zal er dankzij deze vereiste meer informatie over het verlies van pellets worden verzameld en zal de verzamelde informatie van betere kwaliteit zijn om de risico’s van deze microplastics in de toekomst te beoordelen.
(13) Om ervoor te zorgen dat in alle stadia van de toeleveringsketen veilig en verantwoord met kunststofpellets wordt omgegaan, zodat verliezen in het milieu worden voorkomen, moeten er vereisten worden vastgesteld voor de hantering van kunststofpellets in de volledige toeleveringsketen: productie, master-dosering en menging, verwerking, afvalbeheer, met inbegrip van recycling, distributie, herverpakking, vervoer, opslag en tankreiniging bij reinigingsstations.
(14) Bij dergelijke vereisten moet rekening worden gehouden met internationaal aanbevolen goede hanteringspraktijken en met bestaande voorschriften voor het hanteren van kunststofpellets die door de industrie in de Unie zijn vastgesteld.
(15) De marktdeelnemers, vervoerders uit de EU en vervoerders buiten de EU moeten de vereisten voor de hantering van kunststofpellets invoeren door een naar prioriteit gerangschikte volgorde van maatregelen te respecteren met als hoogste prioriteit het voorkomen dat pellets in het milieu terechtkomen. Daarom moet het voorkomen van het morsen van kunststofpellets uit de primaire houder tijdens routinematige hantering de eerste stap zijn om zo het risico op morsen tot het laagst mogelijke niveau te beperken, onder andere door onnodige hantering te vermijden (bijvoorbeeld door het aantal overslagpunten te beperken) en door punctiebestendige verpakkingen te gebruiken, gevolgd door het insluiten van gemorste pellets zodat zij niet verloren gaan in het milieu, en uiteindelijk door het opruimen na het morsen of verlies als laatste stap.
(16) Hoewel het doel er voor alle marktdeelnemers, vervoerders uit de EU en vervoerders buiten de EU in bestaat om het verlies van kunststofpellets in het milieu te voorkomen, moeten de verplichtingen voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen worden aangepast om de last voor hen te verlichten.
(17) De registratie van installaties waarin kunststofpellets worden gehanteerd en van de vervoerders die deze pellets vervoeren, is noodzakelijk voor de traceerbaarheid van de kunststofpellets die in elke lidstaat worden gehanteerd en vervoerd en om de bevoegde autoriteiten in staat te stellen de nalevingscontroles op efficiënte wijze uit te voeren.
(18) Om het verlies van kunststofpellets te voorkomen, moeten marktdeelnemers zorgen voor het opstellen, uitvoeren en te allen tijde bijgewerkt houden van een risicobeoordelingsplan, waarin het risico op morsen en verlies wordt beschreven en waarin met name specifieke apparatuur en procedures worden gedocumenteerd voor het voorkomen, insluiten en opruimen van het verlies van pellets, rekening houdend met de omvang van de installatie en de schaal van de activiteiten.
(19) Om de bevoegde autoriteiten in staat te stellen te controleren of aan de vereisten van het risicobeoordelingsplan is voldaan, moeten marktdeelnemers het risicobeoordelingsplan dat zij hebben uitgewerkt, samen met een eigen verklaring van conformiteit, aan de bevoegde autoriteit verstrekken.
(20) De marktdeelnemers moeten kunnen kiezen welke specifieke apparatuur zij willen installeren of welke procedures zij willen uitvoeren. Niettemin moeten de bevoegde autoriteiten, wanneer zij de naleving controleren, van de marktdeelnemers kunnen verlangen dat zij het risicobeoordelingsplan wijzigen, onder meer door binnen een bepaalde termijn een van de in deze verordening genoemde maatregelen te nemen zodat de vereisten van deze verordening naar behoren worden uitgevoerd.
(21) Om de geschiktheid van het risicobeoordelingsplan voor elke installatie te kunnen beoordelen, moeten marktdeelnemers een raming bijhouden van de hoeveelheid pellets die per jaar in het milieu vrijkomt, samen met het totale verwerkte volume. Om de lasten voor de marktdeelnemers te beperken, kan de informatie over de ramingen van vrijgekomen hoeveelheden worden gebruikt in het kader van de rapportageverplichting uit hoofde van Verordening (EU) 2023/2055 van de Commissie.
(22) Vanwege de kenmerken van hun activiteit mogen vervoerders niet worden verplicht om een risicobeoordelingsplan uit te voeren. In plaats daarvan moeten zij verplicht worden tastbare maatregelen te nemen om morsen en verlies te voorkomen, in te sluiten en aan te pakken. Deze maatregelen moeten door de bevoegde autoriteiten worden geverifieerd, in de eerste plaats tijdens het vervoer.
(23) De succesvolle uitvoering van de maatregelen die nodig zijn om het verlies van kunststofpellets te voorkomen, vereist de volledige medewerking en inzet van de werknemers van de marktdeelnemers, de vervoerders uit de EU en de vervoerders buiten de EU. Marktdeelnemers en vervoerders uit de EU moeten worden verplicht hun personeel op te leiden afhankelijk van de specifieke taken en verantwoordelijkheden van hun werknemers, zodat zij de apparatuur kennen en kunnen gebruiken en de procedures kunnen uitvoeren die nodig zijn om de naleving van de in deze verordening vastgestelde vereisten te waarborgen. Van marktdeelnemers en vervoerders uit de EU moet ook worden geëist dat zij toezicht houden op en registers bijhouden van alle relevante maatregelen om de in deze verordening vastgestelde vereisten uit te voeren, bijvoorbeeld de plaatsing van nieuwe opvangvoorzieningen. Waar nodig moeten zij corrigerende maatregelen nemen, waaronder de eventuele verbetering van de apparatuur en procedures.
(24) In middelgrote en grote ondernemingen met installaties waar kunststofpellets in hoeveelheden van meer dan 1 000 ton worden verwerkt, kan het risico op het verlies van pellets in het milieu groter zijn. Daarom moeten deze ondernemingen verplicht worden om voor elke installatie extra maatregelen uit te voeren, zoals een jaarlijkse interne beoordeling en de invoering van een opleidingsprogramma dat gericht is op specifieke opleidingsbehoeften en -modaliteiten. Bovendien moeten deze ondernemingen de naleving van de in deze verordening vastgestelde vereisten aantonen door het verkrijgen en vernieuwen van een certificaat dat door een certificeerder is afgegeven. Deze certificeerder kan ofwel een geaccrediteerde conformiteitsbeoordelingsinstantie, ofwel een milieuverificateur zijn, met een vergunning om verificaties en valideringen uit te voeren overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1221/200931 van het Europees Parlement en de Raad inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS). Het certificaat moet worden opgesteld overeenkomstig een uniek formaat om te garanderen dat de verstrekte informatie homogeen is.
(25) Micro- en kleine ondernemingen, en middelgrote en grote ondernemingen met installaties waar kunststofpellets in hoeveelheden van minder dan 1 000 ton worden verwerkt, moeten worden verplicht een eigen verklaring van conformiteit af te geven. Zij moeten ook voldoende tijd krijgen om hun naleving aan te tonen.
(26) Om de bevoegde autoriteiten in staat te stellen de naleving van deze verordening op efficiëntere wijze te controleren, moeten de certificeerders de bevoegde autoriteiten in kennis stellen van het resultaat van hun beoordelingen. De certificaten mogen niet vooruitlopen op de beoordeling van de naleving door de bevoegde autoriteiten.
(27) Om een EMAS-registratie te verkrijgen, moeten marktdeelnemers voldoen aan de milieuwetgeving, waaronder deze verordening. Bijgevolg worden marktdeelnemers met een EMAS-registratie geacht aan de vereisten van deze verordening te voldoen op voorwaarde dat een milieuverificateur heeft geverifieerd dat de vereisten van deze verordening in hun milieubeheersysteem zijn opgenomen en worden toegepast. Deze marktdeelnemers moeten daarom, wanneer zij hun eigen verklaringen en risicobeoordelingen vernieuwen, worden vrijgesteld van de verplichtingen inzake certificering en kennisgeving aan de bevoegde autoriteiten.
(28) De bevoegde autoriteiten moeten nagaan of de marktdeelnemers, vervoerders uit de EU en vervoerders buiten de EU de uit deze verordening voortvloeiende verplichtingen naleven, indien passend aan de hand van de informatie die is verstrekt in het kader van de certificering of als eigen verklaringen, gebaseerd op ofwel milieu-inspecties, ofwel op andere controlemaatregelen, aan de hand van een op risico gebaseerde aanpak. De inspecties moeten waar mogelijk worden gecoördineerd met de inspecties die krachtens andere wetgeving van de Unie vereist zijn. De bevoegde autoriteiten moeten de Commissie informatie verstrekken over de uitvoering van deze verordening.
(29) Om de gevolgen van een eventueel verlies tot een minimum te beperken, moeten de marktdeelnemers, vervoerders uit de EU en vervoerders buiten de EU de nodige maatregelen nemen om de conformiteit te herstellen. De vereiste corrigerende maatregelen moeten in verhouding staan tot de geconstateerde inbreuk en de verwachte schadelijke gevolgen ervan voor het milieu. Wanneer de bevoegde autoriteiten een inbreuk op deze verordening vaststellen, moeten zij de marktdeelnemer, de vervoerder uit de EU of de vervoerder buiten de EU in kennis stellen van de vastgestelde inbreuk en eisen dat er corrigerende maatregelen worden genomen om de naleving te herstellen.
(30) De bevoegde autoriteiten moeten beschikken over een minimumpakket aan inspectie- en handhavingsbevoegdheden om de naleving van deze verordening te waarborgen, sneller en efficiënter met elkaar samen te werken en marktdeelnemers, vervoerders uit de EU en vervoerders buiten de EU te ontmoedigen deze verordening te overtreden. Deze bevoegdheden moeten toereikend zijn om de uitdagingen met betrekking tot handhaving aan te pakken en om te voorkomen dat marktdeelnemers die zich niet aan de wet houden, gebruikmaken van tekortkomingen in het handhavingssysteem door zich in lidstaten te vestigen waar de bevoegde autoriteiten niet over voldoende middelen beschikken om onrechtmatige praktijken aan te pakken.
(31) De bevoegde autoriteiten moeten in het kader van hun inspectie alle feiten en omstandigheden van de zaak als bewijsmateriaal kunnen gebruiken.
(32) Micro-, kleine en middelgrote ondernemingen in de toeleveringsketen voor pellets moeten voldoen aan de relevante verplichtingen die zijn vastgelegd in deze verordening, maar zij kunnen worden geconfronteerd met verhoudingsgewijs hogere kosten en moeilijkheden wanneer zij aan sommige van de verplichtingen willen voldoen. De Commissie moet marktdeelnemers en vervoerders beter bewust maken van de noodzaak om het verlies van pellets te voorkomen. Daarnaast moet de Commissie opleidingsmateriaal ontwikkelen om hen te helpen hun verplichtingen na te komen, vooral met betrekking tot de vereisten van de risicobeoordeling. De lidstaten moeten toegang verlenen tot informatie en bijstand met betrekking tot de naleving van de verplichtingen en de vereisten inzake risicobeoordeling. De ondersteuning van de lidstaten kan technische en financiële steun omvatten, evenals gespecialiseerde opleidingen voor kleine en middelgrote ondernemingen. De lidstaten moeten deze maatregelen nemen in overeenstemming met de geldende staatssteunregels.
(33) Om een gemeenschappelijk kader voor het ramen van het verlies van kunststofpellets in het milieu te vergemakkelijken, is een gestandaardiseerde methode nodig die wordt beschreven in een geharmoniseerde norm die is vastgesteld overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1025/201232 van het Europees Parlement en de Raad.
(34) Verordening (EU) nr. 1025/2012 voorziet in een procedure voor bezwaren tegen geharmoniseerde normen die niet volledig aan de eisen van deze verordening voldoen.
(35) Om ervoor te zorgen dat de doelstellingen van deze verordening worden verwezenlijkt en dat de vereisten ervan doeltreffend worden gehandhaafd, moeten de lidstaten bevoegde autoriteiten aanwijzen die verantwoordelijk zijn voor de toepassing en handhaving van deze verordening. In gevallen waarin er op hun grondgebied meer dan één aangewezen bevoegde autoriteit is, en om de doeltreffende uitoefening van de taken van de bevoegde autoriteiten te waarborgen, moeten de lidstaten zorgen voor nauwe samenwerking tussen alle aangewezen bevoegde autoriteiten.
(36) Om naleving te garanderen, moeten de bevoegde autoriteiten ook de nodige maatregelen nemen, zoals inspecties en hoorzittingen op basis van relevante informatie waarover zij beschikken, waaronder concrete klachten van derden. Derden die een klacht indienen, moeten kunnen aantonen dat zij voldoende belang hebben of kunnen stellen dat er inbreuk is gemaakt op een recht.
(37) De lidstaten moeten ervoor zorgen dat er tegen de maatregelen die hun bevoegde autoriteiten krachtens deze verordening nemen, doeltreffende voorzieningen in rechte openstaan overeenkomstig artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie33. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, staat het aan de rechterlijke instanties van de lidstaten om de rechterlijke bescherming te waarborgen van de rechten die een persoon ontleent aan het Unierecht. Voorts verplicht artikel 19, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie de lidstaten om te voorzien in toereikende rechtsmiddelen om daadwerkelijke rechtsbescherming op de onder het recht van de Unie vallende gebieden te verzekeren. In dit verband moeten de lidstaten ervoor zorgen dat het publiek, met inbegrip van natuurlijke of rechtspersonen overeenkomstig deze verordening, toegang heeft tot de rechter, overeenkomstig de verplichtingen waarmee de lidstaten, als partij bij het Verdrag van 25 juni 1998 betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden van de Economische Commissie van de VN voor Europa (VN/ECE) (“het Verdrag van Aarhus”), hebben ingestemd34.
(38) Om ervoor te zorgen dat de niet-naleving van de vereisten in deze verordening door marktdeelnemers op doeltreffende wijze wordt ontmoedigd, moeten de lidstaten regels inzake sancties voor inbreuken op deze verordening vaststellen en ervoor zorgen dat die regels worden toegepast. Die sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. Om een consistentere toepassing van sancties mogelijk te maken, moeten gemeenschappelijke criteria worden vastgesteld voor het bepalen van de soorten sancties die in geval van een inbreuk moeten worden opgelegd en voor het bepalen van de hoogte van die sancties. Die criteria moeten onder meer de aard en de ernst van de inbreuk omvatten, alsook de uit de inbreuk voortvloeiende economische voordelen, zodat de verantwoordelijken die voordelen worden ontnomen.
(39) Wanneer zij sancties en maatregelen voor inbreuken vaststellen, moeten de lidstaten er, rekening houdend met de ernst van de inbreuk, voor zorgen dat het niveau van de geldboeten marktdeelnemers, vervoerders uit de EU en vervoerders buiten de EU die de regels niet naleven, daadwerkelijk het economische voordeel ontneemt van de niet-naleving van de uit deze verordening voortvloeiende verplichtingen, ook in geval van herhaalde inbreuken. De ernst van de inbreuk moet het belangrijkste criterium zijn bij het bepalen van de door de handhavingsautoriteiten te nemen maatregelen. Het maximumbedrag van de boeten moet, in het geval van een inbreuk begaan door een rechtspersoon, ten minste 4 % van de economische jaaromzet in de betrokken lidstaat bedragen.
(40) Wanneer er schade aan de menselijke gezondheid is toegebracht als gevolg van een inbreuk op deze verordening, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de getroffen personen vergoeding van die schade kunnen eisen en verkrijgen van de betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen en, in voorkomend geval, van de betrokken bevoegde autoriteiten die voor de inbreuk verantwoordelijk zijn. Dergelijke regels over schadeloosstelling dragen bij tot het nastreven van de doelstellingen van behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu en de bescherming van de gezondheid van de mens, zoals vastgelegd in artikel 191 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Zij liggen ook ten grondslag aan het recht op leven, menselijke integriteit en gezondheidsbescherming, dat is neergelegd in de artikelen 2, 3 en 35 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en aan het recht op een doeltreffende voorziening in rechte, dat is neergelegd in artikel 47 van het Handvest. Bovendien geeft Richtlijn 2004/35/EG35 van het Europees Parlement en de Raad particulieren geen recht op schadevergoeding vanwege milieuschade of een onmiddellijke dreiging van dergelijke schade.
(41) Om ervoor te zorgen dat personen hun rechten kunnen verdedigen tegen gezondheidsschade als gevolg van inbreuken op deze verordening en daardoor de doeltreffendere handhaving ervan kan worden gewaarborgd, moeten niet-gouvernementele organisaties die de bescherming van de menselijke gezondheid of het milieu bevorderen, met inbegrip van organisaties die de bescherming van consumenten bevorderen en voldoen aan alle vereisten van de nationale wetgeving, als leden van het betrokken publiek de bevoegdheid krijgen om, als de lidstaten daartoe besluiten, namens of ten behoeve van slachtoffers in een procedure het recht van verweer uit te oefenen, onverminderd de nationale procedureregels betreffende vertegenwoordiging en verdediging in rechte. De lidstaten beschikken gewoonlijk over procedurele autonomie om een doeltreffende voorziening in rechte tegen schendingen van het recht van de Unie te waarborgen, mits de beginselen van gelijkwaardigheid en doeltreffendheid worden geëerbiedigd. De ervaring leert echter dat, hoewel er overweldigend epidemiologisch bewijs bestaat voor de negatieve effecten van verontreiniging op de volksgezondheid, met name wat de lucht betreft, het voor de slachtoffers op grond van de in de lidstaten algemeen toepasselijke procedurele regels inzake de bewijslast moeilijk is om een causaal verband tussen de geleden schade en de schending aan te tonen. Daarom moet de toepasselijke bewijslast voor dergelijke situaties worden aangepast. Wanneer een particulier voldoende overtuigend bewijs kan leveren om aan te nemen dat de schending van deze verordening ten grondslag ligt aan de schade die aan de gezondheid van een particulier is toegebracht, of daartoe in aanzienlijke mate heeft bijgedragen, moet het aan de verweerder zijn om dat vermoeden te weerleggen teneinde aan zijn aansprakelijkheid te ontkomen.
(42) Teneinde rekening te houden met de technische vooruitgang en wetenschappelijke ontwikkelingen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen tot wijziging van de bijlagen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven36. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.
(43) Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend in verband met de rapportering van informatie over de uitvoering van deze verordening.
(44) Om marktdeelnemers, vervoerders uit de EU en vervoerders buiten de EU voldoende tijd te geven om zich aan te passen aan de eisen van deze verordening, moet de toepassing ervan worden uitgesteld,