Overwegingen bij COM(2023)262 - Wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de btw-regels voor belastingplichtigen die afstandsverkopen van ingevoerde goederen faciliteren en de toepassing van de bijzondere regeling voor afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde landen ingevoerde goederen en van de bijzondere regeling voor de aangifte en de betaling van btw bij invoer

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Artikel 14 bis, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad3 voorziet in de “regeling gelijkgestelde leverancier”. Overeenkomstig dat artikel wordt de belastingplichtige die via het gebruik van een elektronische interface afstandsverkopen van uit een derdelandsgebied of een derde land ingevoerde goederen faciliteert, geacht die goederen zelf te hebben geleverd.

(2) De toepassing van de regeling “gelijkgestelde leverancier” is momenteel beperkt tot afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde landen ingevoerde goederen in zendingen met een intrinsieke waarde van niet meer dan 150 EUR. Om de nalevingslasten voor handelaren die via elektronische interfaces (zoals marktplaatsen) verkopen, te verminderen en één btw-registratie in de Unie te ondersteunen, moet de beperking van 150 EUR worden geschrapt. Bijgevolg moet de regeling gelijkgestelde leverancier gelden voor alle afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde landen in de Unie ingevoerde goederen, ongeacht de waarde ervan.

(3) In titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 4, van Richtlijn 2006/112/EG is een bijzondere regeling voor afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde landen ingevoerde goederen vastgelegd: het éénloketsysteem voor invoer (IOSS). Belastingplichtigen die ervoor kiezen zich voor het IOSS te registreren, hoeven zich niet te registreren voor de btw in elke lidstaat waar zij in aanmerking komende leveringen van goederen voor consumenten invoeren. In plaats daarvan kan de over deze leveringen verschuldigde btw via het IOSS in één lidstaat worden aangegeven en betaald. De bijzondere regeling van het IOSS is echter beperkt tot afstandsverkopen van ingevoerde goederen in zendingen met een intrinsieke waarde van niet meer dan 150 EUR. Om één btw-registratie in de Unie te ondersteunen, moet de drempel van 150 EUR worden geschrapt, zodat belastingplichtigen die afstandsverkopen verrichten van uit derdelandsgebieden of derde landen in de Unie ingevoerde goederen van meer dan 150 EUR, niet verplicht zijn zich te registreren voor de btw bij invoer in elke lidstaat van bestemming van de goederen.

(4) In titel XII, hoofdstuk 7, van Richtlijn 2006/112/EG is de bijzondere regeling voor de aangifte en de betaling van de btw bij invoer vastgesteld. Wanneer aan bepaalde voorwaarden is voldaan, biedt de bijzondere regeling postaanbieders, koeriersdiensten, douane-expediteurs en andere marktdeelnemers die voor rekening van de klant de invoeraangiften voldoen, de mogelijkheid om de bij bepaalde invoer geïnde btw op maandbasis aan te geven en af te dragen. De bijzondere regeling is beperkt tot ingevoerde goederen in zendingen met een intrinsieke waarde van niet meer dan 150 EUR, met uitzondering van accijnsproducten. Om de nalevingslast en de kosten in verband met ingevoerde goederen in zendingen met een intrinsieke waarde van meer dan 150 EUR te verminderen, moet de drempel van 150 EUR derhalve worden geschrapt.

(5) Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken4 hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken gerechtvaardigd.

(6) Aangezien de doelstelling van deze richtlijn, namelijk het bevorderen van één btw-registratie in de Unie, alleen op het niveau van de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie volgens het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(7) Richtlijn 2006/112/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.